1. De em - Lana Grossa

1. Dezemb
LONGBEANIE IN FESTEN MASCHEN
MIT STREIFEN · Mille II
Kopfumfang ca. 56 cm, Mützenhöhe ca.
30 cm ohne Bommel, Mützenumfang ca.
46 cm
Material: Lana Grossa-Qualität „Mille
II“ (50 % Schurwolle (Merino extrafine),
50 % Polyacryl, waschmaschinenfest,
LL = ca. 55 m/50 g): ca. 100 g Rohweiß
(Fb. 17) und ca. 50 g Royal (Fb. 28); 1
Wollhäkelnadel Nr. 8; evtl. 1 Pompon-Set
von Lana Grossa.
Fadenring: Den Anfangsfaden 2x
von vorn nach hinten um den Daumen
schlingen. Die Schlingen vom Daumen
nehmen und um die Schlingen 1 Kettmasche ausführen, die die Schlingen
zusammenhält.
Feste Maschen: In Spiralrunden häkeln. Dafür am Rundenübergang keine
Luftmaschen häkeln und die Runden
nicht mit 1 Kettmasche schließen, sondern spiralförmig über den Rundenübergang hinweg häkeln. Da es keinen sichtbaren Übergang gibt, den Rundenbeginn
markieren. Bei den festen Maschen den
Faden nicht wie üblich durchholen [dabei liegt die Nadel normalerweise unter
dem Faden], sondern den Faden mit
dem Haken von oben nach unten ergreifen und durch das Abmaschglied ziehen,
dabei verkreuzen sich die 2 Schenkel der
durchgeholten Schlinge und es ergibt ein
anderes Maschenbild als üblich.
1 Masche verdoppeln: In 1 Masche
der Vorrunde 2 Maschen häkeln.
Streifenfolge: Je 1 Runde Royal und
Rohweiß im Wechsel häkeln. Beim Farbwechsel die letzte Masche der einen
Farbe schon in der neuen Farbe abmaschen, damit ein exakter Farbübergang
entsteht.
Maschenprobe: 10 feste Maschen und
11 Runden mit Häkelnadel Nr. 8 = 10
x 10 cm.
Ausführung: Beginne an der Mützenspitze und häkle nach unten zum unteren
Mützenrand. Führe dafür 1 Fadenring in
Rohweiß aus und häkle in 1. Runde 6
feste Maschen in den Ring. Die Runde
schließt du mit 1 Kettmasche. Das Fadenende ziehst du an, damit sich der Anfangsring schließt. Ab 2. Runde arbeitest
du nur feste Maschen in Spiralrunden
weiter ohne Kettmaschen am Rundenende. Markiere dir aber den Rundenbeginn, damit du die Zunahmestellen
besser erkennst. In 2. Runde häkelst du
in jede Masche 2 feste Maschen = 12
feste Maschen. In 3. Runde verdoppelst
du 3x jede 4. Masche = 15 feste Maschen. In 4. Runde verdoppelst du 3x
jede 4. Masche und 1x die 3. Masche =
19 feste Maschen. In 5. Runde verdoppelst du 4x jede 4. Masche und 1x die 3.
Masche und arbeitest ab hier gleichzeitig
in der Streifenfolge = 24 feste Maschen.
In 6. Runde verdoppelst du 6x jede 4.
Masche = 30 feste Maschen. In 7. Runde verdoppelst du 7x jede 4. Masche =
37 feste Maschen. In 8. Runde verdoppelst du 9x jede 4. Masche = 46 feste
Maschen. Nun häkelst du gerade ohne
Zunahmen über je 46 feste Maschen in
der Runde weiter. Nach insgesamt 30
cm = 33 Runden ab Anschlag beendest
du die Arbeit [sie endet mit 1 Runde Royal] und schließt die letzte Runde mit 1
Kettmasche.
Ausarbeiten: Am besten ziehst du den
Anfangsfaden nochmal an und vernähst
alle Fäden sorgfältig auf der Innenseite.
Nun stellst du dir noch eine Bommel mit
7 cm Ø her in beiden Farben und nähst
sie auf die Mützenspitze. Fertig!
Mehr unter www.lanagrossa.de
1 demb
GESTREEPTE LONGBEANIE, IN
VASTEN GEHAAKT . MILLE II
Hoofdomvang ca. 56 cm, mutshoogte
ca. 30 cm zonder pompon, mutsomvang
ca. 46 cm
Materiaal: „Mille II“ (50% scheerwol
(merinoswol extrafijn), 50% polyacryl,
machinewasbaar, ll. = ca. 55 m/50 g)
van Lana Grossa:
ca. 100 g natuurwit (kl. 17) en ca. 50 g
royal (kl. 28), 1 haaknaald nr. 8; eventueel 1 pomponset van Lana Grossa.
Draadring: De begindraad 2x van voor
naar achter om de duim slaan. De lussen
van de duim nemen en om de lussen 1
halve vaste haken, hiermee worden de
lussen gefixeerd.
Vasten: In spiraalvormige toeren haken. Hiertoe aan de overgang van de
toer geen lossen haken en de toeren
niet met 1 halve vaste sluiten, maar
gewoon spiraalvormig over de toerovergang verder haken. Daar de overgang
zo niet zichtbaar is, wordt het begin van
de toer met een contrastkleurig draadje gemarkeerd. Bij de vasten de draad
niet zoals gewoonlijk doorhalen [daarbij
ligt de naald normaal onder de draad],
maar de draad met het haakje van boven
naar onder grijpen en door de steeklus
halen, daarbij kruisen de 2 draadjes van
de doorgehaalde lus en er ontstaat een
ander stekenbeeld.
1 steek verdubbelen: In 1 steek van de
voorgaande toer 2 steken haken.
Strepenvolgorde: Telkens afwisselend
1 toer royal en natuurwit haken. Bij het
wisselen van kleur de laatste steek van
de ene kleur reeds met de nieuwe kleur
doorhalen, zo ontstaat een exacte kleurovergang.
Stekenproef: 10 vasten en 11 toeren
met haaknaald nr. 8 = 10 x 10 cm.
Uitvoering: Je begint aan de punt van
de muts en haakt naar beneden naar
de onderste mutsrand. Maak een draadring in natuurwit en haak in de 1e toer
6 vasten in de ring. De toer sluit je met
een halve vaste. Het einde van de draad
straktrekken, zo wordt de beginlus gesloten. Vanaf de 2e toer haak je alleen
vasten in spiraalvormige toeren zonder
halve vasten aan het einde van de toer.
Markeer echter het begin van de toer,
zodat je de meerderplaatsen beter herkent. In de 2e toer haak je in elke steek
2 vasten = 12 vasten. In de 3e toer verdubbel je 3x elke 4e steek = 15 vasten.
In de 4e toer verdubbel je 3x elke 4e
steek en 1x de 3e steek = 19 vasten. In
de 5e toer verdubbel je 4x elke 4e steek
en 1x de 3e steek en haakt vanaf hier
tegelijkertijd volgens de strepenvolgorde
= 24 vasten. In de 6e toer verdubbel je
6x elke 4e steek = 30 vasten. In de 7e
toer verdubbel je 7x elke 4e steek = 37
vasten. In de 8e toer verdubbel je 9x elke
4e steek = 46 vasten. Nu haak je verder
zonder meerderingen met 46 vasten in
elke toer. Na in totaal 30 cm = 33 toeren
vanaf de opzet beëindig je het werk [je
eindigt met een toer royal] en sluit de
laatste toer met een halve vaste.
Afwerken: De begindraad het beste
nog een keer straktrekken en alle draden
zorgvuldig aan de binnenkant instoppen.
Maak een pompon van 7 cm ø in beide
kleuren en naai hem op de punt van de
muts. Klaar!
meer via www.lanagrossa.com