Mara Veltkamp

Kunnen wij ons verplaatsen in iemand uit de oorlog?
Wij leven nu mooi en vrij,
met onze geliefden aan onze zij.
We dromen over morgen,
en hebben kleine zorgen.
We hebben het zo goed,
Weten we wel hoe dat verplaatsen moet?
Ik ga het proberen,
Ik ga het doen,
Ik stap in een verzetsstrijders schoen.
Ik ben Jonas Willems van de verzetsgroep,
Ik ben slager van beroep.
Ik ga vannacht weer de duisternis in,
zorgen voor dat hulpeloze joodse gezin.
Ik sluip naar buiten. De schuur is niet ver meer,
En toch, toch twijfel je keer op keer.
Ik trek de schoen uit,
Ik kijk overdonderd in het rond, en zie dan:
Die schoen, … nee dat was nooit zijn plan.
Ik ben Klaas Schipper. Ik ken Jonas al jaren.
Beste vrienden, maten, dat is wat we waren.
Ik zag hem lopen gister, lang na de avondklok.
Nee, er is geen kans dat ik hem verjok.
Ik kijk weer eens naar buiten,
en zie niks dan de beslagen ruiten.
Ik zak weg in mijn gedachten.
Dit is niet wat ik van hem verwachtte.
Ik hoor geschreeuw, ik hoor mijn vrouw gillen.
Dit was waarom ik steeds heb zitten rillen.
Ze komen binnen, een geweer in mijn gezicht.
Ik haat mezelf, ik ben onder de druk gezwicht.
Gauw gooi ik die schoen uit. Dit kan toch niet!
Je verraadt de man die je als beste vriend en maat ziet.
Daar links staat nog een schoen,
Wat heeft die wel niet moeten doen?
Ik ben Edwein Hansburg, Duitse militair.
Toen Hitler oprukte werd ik gedwongen het leger in te gaan.
Dit is zeker alles behalve mijn droombaan.
Ik moet mijn spullen pakken. We weten nu genoeg.
Die arme man en die onderduikers worden straks opgepakt door mijn ploeg.
Ik ram de deur open, geweer gericht,
zo in een hulpeloos kindergezicht.
Nee, niet verder dan dit.
Nu snap ik wat een verdriet er in deze schoen zit.
Dat meisje, ik zie haar nog steeds, die gele ster, die koude voetjes in de roze
slippers.
De slippertjes, daar!
Nu het verhaal van haar.
Ik ben Sara van 8, maar nu heet ik Kim,
Ik woon in de schuur van een slager en zijn gezin.
Zijn zoon is heel aardig. Stiekem, niemand mag het natuurlijk weten,
hebben we laatst samen een worstje gegeten.
Zijn vader kwam erachter en voor zijn veiligheid
ben ik nu iedereen waarvan ik hield kwijt.
Ik ben bang, wil mijn moeder vastpakken en huilen, helemaal leeg,
Ik wou dat ik nog een keer die kans kreeg.
Ik wil frisse lucht en wat licht,
Ik kruip naar de deur en dan…. Een geweer in mijn gezicht.
Alle schoenen hebben een verhaal,
Maar wat zij heeft meegemaakt, en op die leeftijd allemaal.
Die jongen, ik moet het weten,
Is hij haar gewoon vergeten?
Ik ben Thijs, de zoon van Jonas.
Ik weet al een tijdje dat er mensen in de schuur wonen,
maar sinds kort is Kim erbij gekomen.
Ik ging wel eens een worstje met haar eten,
dat was een moment om alles even te vergeten.
Toen mijn vader erachter kwam deed hij echt rot,
Hij maakte alles zomaar kapot.
Laatst moest ik mijn spullen pakken en moesten we weg,
We waren verraden. En Kim… had maar pech.
Ik leg de schoen naast de slipper neer,
De een van plastic de ander van leer.
Dochter van een jood en zoon van een hoge pief.
Zo verschillend en zo lief.
De oorlog was voor niemand te doen,
Het doet pijn, nu en toen.
Laten we ervan leren,
En er voor zorgen dat zo’n oorlog nooit meer terug kan keren.