Jurisprudentieoverzicht mei 2014

NIEUWSBRIEF
- PLANSCHADE JURISPRUDENTIE
mei 2014
Haute Equipe houdt u graag op de hoogte van recente ontwikkelingen binnen het
planschaderecht. In deze nieuwsbrief treft u een overzicht van de recent gewezen
jurisprudentie op dit gebied. De volledige uitspraken kunt u nalezen op www.rechtspraak.nl.
» ABRS d.d. 14-05-2014, zaaknr. 201311454/1/A2, inzake gemeente Stein «
(ECLI:NL:RVS:2014:1780)
Mededeling van verschuldigdheid recht ex artikel 6.4 Wro dient expliciet te gebeuren nádat
de schriftelijke aanvraag om tegemoetkoming is ontvangen. Een voorgedrukte mededeling
op het standaard aanvraagformulier is in dezen dan ook onvoldoende.
r.o. 2: Bij formulier, ondertekend op 15 mei 2012, heeft [appellante] verzocht om een
tegemoetkoming in planschade. Bij brief van 6 juni 2012 heeft het college de ontvangst van
de aanvraag bevestigd. Daarbij is er op gewezen dat [appellante] door middel van het
ondertekenen van het aanvraagformulier heeft verklaard binnen vier weken na
ondertekening een recht te betalen, maar dat dit recht nog niet is ontvangen. Indien binnen
de gestelde termijn geen betaling wordt ontvangen zal het verzoek niet-ontvankelijk worden
verklaard, aldus het college. Het college heeft aan het besluit van 21 juni 2012 [waarbij het
de aanvraag om tegemoetkoming in planschade niet-ontvankelijk heeft verklaard /WvE] ten
grondslag gelegd dat [appellante] het voor de behandeling van de aanvraag
verschuldigde recht niet tijdig heeft voldaan.
r.o. 3: [appellante] betoogt dat […] het college niet heeft voldaan aan het bepaalde in
artikel 6.4, tweede lid, van de Wro, […].
r.o. 3.1: Het college stelt een standaardformulier ter beschikking dat kan worden gebruikt om
een tegemoetkoming wegens planschade aan te vragen. Op dat formulier staat een
voorgedrukte verklaring, waarbij de indiener van een aanvraag, door ondertekening van het
formulier, verklaart om binnen vier weken na ondertekening, € 500,- aan griffierecht te zullen
storten op het daar genoemde rekeningnummer van de gemeente, waardoor de aanvraag
ontvankelijk is.
Hoewel uit de tekst en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6.4, tweede
lid, van de Wro niet volgt dat de wetgever aan de in dat artikel bedoelde mededeling
vormvoorschriften heeft willen verbinden, volgt uit artikel 6.4, tweede lid, van de Wro wel dat
het college, nadat bij hem een aanvraag om een tegemoetkoming wegens planschade is
ingediend, aan de indiener van die aanvraag de mededeling zendt dat hij een recht
verschuldigd is en het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending
van de mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente dan wel op
www.haute-equipe-ruimte.nl
Frederikspark 1, 2012 DA Haarlem
Tel. 023 - 547 19 13
www.haute-equipe-ruimte.nl
de aangegeven plaats dient te zijn gestort. Met het opnemen van vorenbedoelde
mededeling in het door het college gebruikte standaardformulier is dit niet gebeurd. Dit
betekent dan ook dat […] het college niet aan het bepaalde in artikel 6.4, tweede lid, van
de Wro heeft voldaan.
r.o 3.2: Niet in geschil is dat de brief van 6 juni 2012 een mededeling is als bedoeld in artikel
6.4, tweede lid, van de Wro. Evenmin is in geschil dat het door [appellante] verschuldigde
recht voor het in behandeling nemen van haar verzoek […] binnen vier weken na verzending
van de bij brief van 6 juni 2012 gedane mededeling, op de rekening van de gemeente is
bijgeschreven. Gelet hierop is het door [appellante] verschuldigde recht tijdig betaald en
heeft het college […] de aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
» ABRS d.d. 28-05-2014, zaaknr. 201304568/1/A2, inzake gemeente Vught «
(ECLI:NL:RVS:2014:1864)
Beginsel van planmaximalisatie: de eigendomssituatie betreft een feitelijkheid, die voor de
toepasselijkheid van de voorschriften van een bestemmingsplan niet van belang is.
r.o. 5: De rechtbank heeft geoordeeld dat het college het advies van [de adviseur] aan zijn
besluitvorming ten grondslag mocht leggen, voor zover [de adviseur] in haar advies is
uitgegaan van een maximale invulling van het oude bestemmingsplan. In dat verband heeft
de rechtbank overwogen dat, hoewel het Ministerie van Defensie wellicht reeds in 1992
plannen had om het militaire terrein af te stoten, niet met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid uitgesloten kan worden geacht dat de bestemming "Militaire doeleinden
A" nog kon worden gerealiseerd. […].
r.o. 6: [Appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college het advies
van [de adviseur] niet aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen, omdat de daarin
vervatte planvergelijking onjuist is. Daartoe stellen zij dat het militaire terrein sedert begin
jaren ’90 niet meer als zodanig in gebruik is en uitgesloten moest worden geacht dat dit
alsnog - opnieuw - zou gebeuren. In dat verband wijzen zij onder meer op de begroting van
het ministerie van 1992, waaruit het voornemen blijkt om het militaire terrein af te stoten.
[…]
r.o. 6.2: Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 juli 2006, in zaak nr.
200509976/1) dient, in een geval als het thans voorliggende, de beweerdelijk schadeveroorzakende maatregel te worden vergeleken met het voordien geldende regime. Daarbij
is niet de feitelijke situatie van belang, maar hetgeen op grond van het voordien geldende
regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht of verwezenlijking daadwerkelijk heeft
plaatsgevonden. Hiervan kan slechts worden afgeweken, indien realisering van de maximale
mogelijkheden met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten.
De stukken waar [appellanten] in het hogerberoepschrift naar verwijzen behelzen een
beleidsvoornemen tot het afstoten van het militaire terrein. Uit de nadere stukken blijkt voorts
dat onderhandelingen hebben plaatsgevonden tussen onder andere het ministerie en het
www.haute-equipe-ruimte.nl
Frederikspark 1, 2012 DA Haarlem
Tel. 023 - 547 19 13
www.haute-equipe-ruimte.nl
college. Deze hebben geresulteerd in de verkoop van het militaire terrein aan de gemeente
in 2005. Deze omstandigheden betreffen de feitelijke situatie en de eigendomssituatie, die,
zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 november 2011, in zaak nr.
201102648/1/H2), voor de toepasselijkheid van de voorschriften van het bestemmingsplan
niet van belang zijn. Dat, in ieder geval na de verkoop van het militaire terrein, niet
aannemelijk was dat het ministerie het nog als zodanig zou gebruiken, betekent nog niet dat
dit met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kon worden uitgesloten. […]. Het
betoog faalt.
Hebt u naar aanleiding van deze nieuwsbrief vragen of opmerkingen?
Neemt u dan geheel vrijblijvend contact op met:
mr. W.M. van Eeuwen (Wessel), senior adviseur,
via: [email protected] of 06 - 215 09 819,
of met een van onze andere adviseurs van het team Ruimte &
Planschade, via: 023 - 547 1913
Wilt u deze nieuwsbrief niet langer ontvangen? Mail naar: [email protected].
www.haute-equipe-ruimte.nl