BEPAALD EN ONBEPAALD ARTIKEL A) Vul het juiste bepaald artikel in: ‘DE’ of ‘HET’. 1. de zin 11. _____ maanlicht 21. _____ begin 2. _____ werk 12. _____ muziek 22. _____ straat 3. _____ discipline 13. _____ meisje 23. _____ lente 4. _____ vraag 14. _____ oefening 24. _____ ingang 5. _____ voetbal 15. _____ bord 25. _____ regen 6. _____ bibliotheek 16. _____ katoen 26. _____ boek 7. _____ centrum 17. _____ lerares 27. __ openbaar vervoer 8. _____ ijsje 18. _____ hockey 28. _____ televisie 9. _____ betekenis 19. _____ antwoord 29. _____ verveling 20. _____ situatie 30. _____ moeilijkheid 10. _____ schilderij 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. Je moet het papier nog ondertekenen. _____ kennis van _____ Latijn is heel beperkt. Ik hou van _____ opening van _____ film. Voor _____ winter is _____ gebouw klaar. _____ optimisme van de analist verbaast me. _____ man spreekt geen Nederlands maar _____ kind wel. Ik drink _____ biertje op. _____ berichten die hij me stuurde, gingen verloren. We bezoeken vandaag _____ tante Anna. Ik ga naar _____ museum. _____ datum klopt niet. Zij spelen met _____ bal. Hij neemt haar mee naar _____ bal. Die man heeft geen _____ huis. Waar liggen _____ sigaren? _____ blik van die man is droevig. Geef me _____ blik met koekjes eens. _____ chef straft _____ agent. Ik ga op reis naar _____ Oeralgebergte. _____ restaureren van _____ monument in _____ bibliotheek duurt lang. Nederlandse Academie 02/218 47 07 B1 BEPAALD EN ONBEPAALD ARTIKEL B) De of het? 1. gezondheid van de kinderen is het allerbelangrijkste. 2. verhaal kon mij niet echt boeien. 3. Er stond een prachtige draaimolen op podium. 4. Veel mensen antwoordden dat kinderen hen zouden beletten om volop van leven te genieten. 5. eigenaar van het restaurant begeleidde de klanten naar een geschikte tafel. 6: Mannen gaan meer naar 7. Ik las gisteren 8. 9. kapper dan vrouwen. verslag van de wedstrijd. verdediging speelde echt heel slecht. Ik zit op een terras in 10. centrum van de stad. Schelde stroomt door Antwerpen. C) Vul 'de' of 'het' in. 1. 2. deelnemer van de loopwedstrijd kwam te laat aan de start. Ken je geheim van dit spookhuis? 3. wielrennen is een prachtige sport. 4. ligging van dit huis is echt ideaal. 5. Dit is 6. Is moment waarop hij het woord zal nemen. bakkerij open vandaag? 7. verstand komt met de jaren. 8. ontbijt smaakte heerlijk. 9. bloemkool ziet er heel goed uit. 10. leven kan toch mooi zijn! Nederlandse Academie 02/218 47 07 B1 BEPAALD EN ONBEPAALD ARTIKEL D) Vul 'de' of 'het' in. 1. stichter van de sekte is ervan overtuigd dat er juridisch geen enkel probleem is. 2. Slechts een fractie van het geld voor ontwikkelingshulp komt bij de arme bevolking in zuiden terecht. 3. Over de toekomst van 4. wielrennen wordt nu druk gespeculeerd. verontwaardiging over de agressieve tussenkomst van de politie was groot. 5. De zon schijnt, de bloemetjes bloeien. lente is eindelijk gestart. 6. Arnout pleit voor niveau. 7. Wegens de uitbraak van een ziekte mag het biggetje 8. Ruth Handler is 9. Soms wordt behoud van België, met bevoegdheden op het juiste federale centrum voorlopig niet verlaten. ontwerpster van Barbie. Lange Wapper voorgesteld als een brug over 10. Ik kan praten, lezen en zingen in Schelde. Nederlands. E) Vul het juiste onbepaald artikel in: een of ø 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. Moeder zal ……………….. nieuwe jurk kopen. Het kind krijgt ……………….. mooie geschenken voor zijn verjaardag. Hij leest ……………….. boek over beroemde architecten. De directeur zal ……………….. hele week afwezig zijn. De kinderen luisteren naar ……………….. muziek. Er hangt ……………….. jas aan de haak. Els eet graag ……………….. appels. Is er nog ……………….. fles melk in de koelkast? Moeder zal me ……………….. nieuwe broek kopen. Jan schrijft ……………….. lange brief aan zijn moeder. Hij is ……………….. professor. Ze drinkt ……………….. bier. Gisteren hebben we ……………….. bezoek gebracht aan tante Lies. Wat ……………….. lawaai! Hij viel als ……………….. held. Neem je ……………….. zout met je frieten? Ze moet ……………….. voorbeeld nemen aan haar broer. Wat ……………….. mensen overal! Nederlandse Academie 02/218 47 07 B1 BEPAALD EN ONBEPAALD ARTIKEL F)Vul het juiste artikel in: de, het, een of ø 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. Alle kinderen gaan naar ……………….. school. Hij moet ……………….. kaas, ………………..melk en ………………..wijn kopen. Op ……………….. einde van ………………..jaar vertrekt hij naar ……………….. Verenigde Staten. Ze gaan met ……………….. vakantie naar ……………….. Ierland. Dit huis is ……………….. mooiste van alle ……………….. huizen in deze straat. Hij leest ……………….. nieuwe boek van die schrijver. Vader heeft dat in ……………….. krant gelezen. ……………….. Azië is het grootste werelddeel. ………………..België van vroeger was een paradijs. Boudewijn ……………….. Eerste trouwde in 1960. ……………….. Dokter van Gaal verzorgt onze tante. Ze is dikwijls in ……………….. zwart gekleed. In ……………….. herfst vallen ………………..bladeren van ……………….. bomen. ……………….. oom Rik komt vanavond op bezoek. ……………….. koffie maakt me zenuwachtig ……………….. melk is gezond. Hij woont in ……………….. Astridlaan, niet ver van ………………..Leeuwstraat Ze koopt drie flessen ……………….. rode wijn. De leerlingen gaan naar ……………….. school; daarom nemen ze ……………….. tram 4. Hij is student in ……………….. rechten. Hij is op ……………….. grond gevallen. Ze moet alles in ……………….. Frans vertalen. Nederlandse Academie 02/218 47 07 B1
© Copyright 2024 ExpyDoc