VOORSTEL AAN HET ALGEMEEN BESTUUR AGENDAPUNT 4 Onderwerp: Handhavingsvisie en buiten werking stellen eerder beleid. Nummer: 768535 In D&H: In Cie: S. Aalbers (030) 634 57 97 Vergunningverlening en Handhaving In AB: Portefeuillehouder: Steller: Telefoonnummer: Afdeling: BMZ 25 februari 2014 SKK 26 maart 2014 Van der Maat Geheim: ja nee Voorstel gelet op het Algemeen Handhavingsbeleid Milieu- en Waterstaatswetgeving Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 1999 (besluit 99.059, d.d. 9 juni 1999); en gelet op artikel 8.1 Waterwet, de artikelen 7.1 en 7.2 Besluit Omgevingsrecht, artikel 5.3 Wabo, artikel 61 Waterschapswet en artikel 4:81 Awb Stelt het college u voor om 1) De "Handhavingsvisie " vast te stellen. 2) Het Algemeen Handhavingsbeleid Milieu- en Waterstaatswetgeving Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 1999 in te trekken, met ingang van de datum dat het door het college vast te stellen Handhavingsbeleid van kracht wordt. Advies commissie BMZ SKK Reactie college op advies commissie 768535 -1- INLEIDING Het handhavingsbeleid moet worden herzien vanwege aanpassingen in wet- en regelgeving. Een belangrijk gegeven is dat met het Besluit omgevingsrecht is bepaald dat het handhavingsbeleid wordt vastgesteld door het college. Dit is een andere situatie dan in 1999, toen het algemeen bestuur het handhavingsbeleid nog heeft vastgesteld. Een ander feit is dat in het Besluit Omgevingsrecht wettelijke kwaliteitseisen voor handhavingsbeleid zijn opgenomen. Ons beleid zal hierop moeten worden aangepast. Om deze herziening te realiseren vinden wij het wenselijk dat door u de richtinggevende Handhavingsvisie cq. het beleidskader voor toezicht en handhaving wordt vastgesteld, net als u dat voor het opstellen van de nieuwe Keur en legger hebt gedaan. Op basis daarvan zal ons college het handhavingsbeleid vorm geven, waarmee het college prioritering en uitvoeringsstrategie voor toezicht en handhaving vastlegt. In de geformuleerde visie wordt gelijktijdig rekening gehouden met de conclusies en aanbevelingen van de Rekenkamercommissie, zoals verwoord in het onderzoeksrapport “De keur gekeurd”. Wanneer ons college na vaststelling van uw Handhavingsvisie, het handhavingsbeleid uitwerkt en vaststelt, dienen de eerder vastgestelde beleidsdocumenten ten aanzien van handhaving komen te vervallen. Op dit moment is het handhavingsbeleid in drie verschillende documenten vastgelegd. - Op 9 juni 1999 heeft het Algemeen Bestuur het handhavingsbeleid vastgesteld. Dit is vastgelegd in het Algemeen Handhavingsbeleid Milieu- en Waterstaatswetgeving Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 1999 (besluit 99.059, d.d. 9 juni 1999). - Op 8 juli 2002 heeft het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden een verder uitwerking van dit handhavingsbeleid vastgesteld. Dit is vastgelegd in de Nadere uitwerking Handhavingsbeleid 2002 (besluit WBV / 02.085, d.d. 8 juli 2002) - Op 18 november 2004 heeft het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden een specificatie van het handhavingsbeleid vastgesteld voor activiteiten, die onder de toen geldende Wet verontreiniging oppervlaktewateren vielen. Dit is vastgelegd in Handhavingsstrategie 2004-2008 (besluit WBV / 04.195; d.d.19 november 2004). Aangezien het Algemene Handhavingsbeleid 1999 door het algemeen bestuur is vastgesteld, is het wenselijk dat u met de vaststelling van de handhavingsvisie ook een besluit neemt over het buiten werking stellen van dit eerdere handhavingsbeleid. De andere twee aanvullende beleidsnota’s uit 2002 en 2004 zullen door ons college worden ingetrokken. Om geen gat te laten vallen, zal uw “oude” beleid pas buiten werking worden gesteld op het moment dat ons “nieuwe” beleid van kracht wordt. ARGUMENTEN Het college wil de wijze waarop toezicht en handhaving wordt uitgevoerd vastleggen in één integraal opgestelde set documenten, die voldoet aan de huidige wettelijke vereisten en bovendien van toepassing is op alle door het waterschap uit te voeren taken. Met de door u vast te stellen Handhavingsvisie en het door het college vast te stellen handhavingsbeleid voor de uitvoering van toezicht en handhaving wordt aan drie punten voldaan: - 768535 Het handhavingsbeleid is aangepast aan de verandering in wetgeving en daaruit volgende wijzigingen van taken en bevoegdheden. Het is wenselijk een richtinggevende handhavingsvisie te hebben waarop ons college het handhavingsbeleid kan baseren. In de handhavingsvisie zijn gelijktijdig de aanbevelingen van de Rekenkamercommissie meegenomen. -2- RELATIE MET ORGANISATIEMISSIE, COLLEGEPROGRAMMA OF ANDERE BELEIDSDOCUMENTEN Met toezicht- en handhaving worden waterkwaliteit, -kwantiteit en de waterinfrastructuur beschermd tegen nalatig en schadelijk gedrag vanuit de omgeving. Daarmee dragen deze activiteiten direct bij aan de missie van het waterschap. Toezicht- en handhavingsactiviteiten bepalen mede het concrete gezicht en imago van het waterschap. De wijze van invulling van deze activiteiten dragen bij aan de gewenste burgergerichte oriëntatie van het waterschap. De (kwaliteit van) regelgeving manifesteert zich bij het toepassen ervan – naast vergunningverlening – bij toezicht en handhaving. De ervaringen bij het uitvoeren van toezicht en handhaving zijn van belang voor de vitaliteit van de regelgeving en kunnen in het bijzonder bijdragen aan het succes van de Keur-filosofie ‘Ja, mits’ FINANCIËLE CONSEQUENTIES (niet van toepassing) KANTTEKENINGEN (niet van toepassing) UITVOERING Uw Handhavingsvisie wordt door het college verder geconcretiseerd in het handhavingsbeleid. Het college is voornemens nadat u de visie hebt vastgesteld, het handhavingsbeleid – zoals bedoeld en voorgeschreven in het Besluit omgevingsrecht – definitief te formuleren, vast te stellen en via de commissie ter kennisneming aan het algemeen bestuur te zenden. COMMUNICATIE (niet van toepassing) BIJLAGE(N) nee ja, namelijk - Handhavingsvisie (DM 752408) - Wettelijke bepalingen voor handhavingsbeleid (DM 780453) TER INZAGE nee ja, namelijk Dijkgraaf en hoogheemraden, dijkgraaf, P.J.M. Poelmann secretaris-directeur, J. Goedhart 768535 -3- BIJLAGE 768535 -4- Handhavingsvisie (toezicht en handhaving Waterwet en Keur) Inleiding en context In de Waterschaps- en Waterwet zijn de taken en bevoegdheden van het waterschap vastgelegd. Voor een goed beheer van de waterkeringen, de watersystemen en de waterkwaliteit stelt ook het waterschap, naast de landelijke wetgeving die er is, regels op voor inwoners, bedrijven, overheden en landeigenaren. Voor de veiligheid en kwaliteit van leven is het belangrijk dat men zich aan deze regels houdt. Daarom geeft de Waterwet aan het dagelijks bestuur, als beheerder van waterkeringen, watersystemen en waterkwaliteit, de taak om zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving. De handhavingsbevoegdheid van het dagelijks bestuur is niet vrijblijvend. Rechterlijke uitspraken hebben meer dan eens bevestigd dat áls er regels zijn, deze ook moeten worden gehandhaafd. Ook moet het waterschap voor de uitvoering van handhaving voldoen aan nationale wetgeving. Er worden kwaliteitseisen gesteld aan de organisatie van de handhaving, aan de kwaliteit en "kritieke massa" 1 ) van de bemensing en aan de samenwerking met alle andere handhavingsinstanties, zowel bestuurs- als strafrechtelijk. De provincie is aangewezen als coördinerend orgaan en voor het uitoefenen van interbestuurlijk toezicht. Conform artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht moet beleid worden vastgesteld door het bestuursorgaan voor de hem toekomende bevoegdheid. Sinds de inwerkingtreding van het Besluit omgevingsrecht is het dagelijks bestuur aangewezen om het handhavingsbeleid vast te stellen, met daarin een aantal verplichte onderdelen. Dit handhavingsbeleid dan kan na publicatie zonder nadere motivering per individueel geval dienen voor onderbouwing van de gekozen handhavingsaanpak 2 ). Het college bereidt hiertoe de vaststelling van het handhavingsbeleid voor. Voorheen gebeurde dat door het Algemeen Bestuur. Het college vindt het wenselijk, hoewel dat niet wettelijk verplicht is, dat het AB, net als dat bij de Keur en de legger is gebeurd, vooraf een visie op handhaving geeft, die het college dan verder kan uitwerken. Het handhavingsbeleid zal gebaseerd zijn op de in dit document geformuleerde visie van het algemeen bestuur voor het toezicht en de handhaving voor de waterbeheerdoelen en voor de in te zetten ontwikkelingen voor toezicht en handhaving bij het waterschap. Deze beleidsvisie is geformuleerd in het besef van de ontwikkeling van de handhavingspraktijk bij overheden c.q. andere waterschappen en van het grotere maatschappelijke krachtenveld, zoals de vorming van Regionale Uitvoerings Diensten, samenwerking van alle waterbeheerders in het kader van het Bestuursakkoord Water, de inzet van het Rijk op algemene regels in plaats van vergunningplicht, de komende Omgevingswet (2018) en de dereguleringstrends met tegelijkertijd de sterker wordende inzet op strakke(re) handhaving en toenemende sanctionering bij herhaald overtreden. 1 ) kritieke massa: een activiteit komt voldoende vaak voor om de kennis en ervaring, die nodig is voor kwalitatief goed toezicht en handhaving, op het vereiste peil te houden. 2 ) uitspraak ABRvS van 12 december 2012, zaaknummer 201201857/1/A3 DM 752408 Visie 1. handhaving moet gebaseerd zijn op duidelijke, handhaafbare en uitlegbare regels. Het bestuur gaat uit van een goede regelgeving als basis voor toezicht en handhaving. De nationale wetgeving is een gegeven. Voor de door het waterschap te bepalen en te vernieuwen Keur gaat de regelgeving vorm krijgen vanuit de filosofie ´Ja, mits´. Alleen regels die noodzakelijk zijn voor de bescherming van het betrokken belang zijn opgenomen, met de daaruit voortkomende zorg- of vergunningsplichten, geboden en verboden. Deze hebben geen grotere uitwerking, dan die nodig is om de vereiste bescherming te bieden. De kans op naleving is het grootst wanneer: voor een ieder duidelijk is of een activiteit wel of niet toelaatbaar is. regels eenduidig, dus niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn de noodzaak en het doel van de regels duidelijk zijn en bij de handhaving duidelijk gemaakt kunnen worden Dit vraagt van de handhaver een adequaat kennisniveau om de goede uitleg te geven, anderzijds vraagt dit om duidelijk beschreven zorgplichten, geboden en verboden, waarbij symboolregelgeving vermeden wordt. De ervaringen van en terugkoppeling door handhavers over de werking in de praktijk, zijn belangrijk voor de vitaliteit van de regelgeving. 2. de maatlat moet voor iedereen gelijk zijn en transparant zijn. Het doel van toezicht en handhaving is dat iedereen de gestelde verplichtingen nakomt en geboden en verboden naleeft binnen de daarvoor gestelde termijnen. Dit geldt voor particulieren, voor bedrijven, instellingen en voor overheden. Wel kan het zijn dat ogenschijnlijk gelijke situaties wettelijk anders geregeld zijn, of dat voor overheden andere wettelijke regels gelden. Ook de feiten en omstandigheden zullen per overtreding verschillen, waardoor de wijze waarop de naleving alsnog gerealiseerd wordt anders kan zijn. Een andere aanpak kan echter alleen vanuit de verwachting dat het te bereiken doel, de naleving van de voorschriften, zo snel mogelijk en binnen de gestelde termijn wordt gerealiseerd. 3. het bestuur bepaalt kaders en beleid; handhaving handelt overtredingen af. Verordeningen, algemene regels en beleidsregels voor vergunningverlening worden bestuurlijk vastgesteld. Daarmee ligt vast welke ingrepen of activiteiten in de omgeving van water en waterinfrastructuren wel of niet toelaatbaar zijn. Bij het vaststellen ervan zijn nut en noodzaak van deze plichten, geboden en verboden afgewogen. Dan is toezicht en handhaving vanzelfsprekend. Niet naleven doet immers afbreuk aan de bescherming van water en waterinfrastructuren. Het is niet meer de vraag of we moeten handhaven, maar hoe we gaan handhaven. Het college stelt in het handhavingsbeleid vast op welke wijze toezicht en handhaving worden uitgevoerd en bovendien wanneer het college geïnformeerd of betrokken moet worden. Binnen die twee kaders beoordelen handhavers de individuele gevallen van overtreding. De overtredingen worden ambtelijk afgehandeld, waarbij geen ruimte is voor opportunistische herinterpretatie van de regelgeving. In bestuurlijk sensitieve cq. mediagevoelige zaken wordt het college zoveel mogelijk vooraf geïnformeerd over handhavingsmaatregelen. Ongewenste uitwerking van regelgeving in de praktijk wordt verholpen met aanpassing van beleid of regels. DM 752408 4. de beïnvloeding van naleving begint met voorlichting en eindigt met sanctionering. Om te zorgen dat verplichtingen worden nagekomen en regels worden nageleefd is sanctioneren niet het enige instrument. Wanneer de regels en nut en noodzaak onbekend zijn, dan moeten deze worden uitgelegd. Wanneer kennis van de te nemen maatregelen ontbreekt, kan hierover worden geadviseerd. Ook dit maakt onderdeel uit van het werkgebied toezicht en handhaving (figuur 1: samenspel van regelgeving, educatie en handhaving). Figuur 1: samenspel Ook het vooraf uitvoerig aankondigen van gebiedsgerichte of thematische inspecties en het handig in de publieke spotlights zetten van enkele aansprekende sanctioneringen, zal alleen al daardoor een positief effect hebben op de naleving (zie figuur 2). Figuur 2: Invloed van communicatie op de pakkansbeleving Naast oordeelsvaardigheid vanuit waterbeheerkennis en een stevige kennis van de juridische aspecten van het vak, is het kiezen van de passende ‘tone of voice’ een belangrijke competentie voor handhaving. Het uitgangspunt van het bestuur om naleving te bereiken, is dat - om te beginnen - het minst zware middel wordt toegepast. Maar tegelijk wordt dit wel zo uitgevoerd dat escalatie en sanctionerend optreden altijd mogelijk blijft als dit geboden is. 5. bestuursrechtelijke handhaving is en blijft het voorkeursinstrument. In de Waterwet wordt de zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving als taak opgedragen aan de beheerder van oppervlaktewatersystemen, in casu het college. Het past dan om bestuursrecht als eerste in te zetten bij toezicht en handhaving om de overtredingen te beëindigen. Voor de bevordering van naleefgedrag is dit echter niet in alle gevallen toereikend, bijvoorbeeld wanneer een overtreding is voltooid met onherstelbare schade. Ook kan het zijn dat het handelen of nalaten van de overtreder het toezicht belemmert of onmogelijk maakt. Aanvullend optreden kan dan geboden zijn, waarvoor het strafrecht mogelijkheden biedt. Om die reden zijn de toezichthouders allen opgeleid en beëdigd als buitengewoon opsporingsambtenaar. Ook heeft het college eerder besloten gebruik te maken van het instrument “bestuurlijke strafbeschikking”, waar dat mogelijk en passend is. (zie ook “situationeel handhaven”, punt 8). Deze instrumenten kunnen worden ingezet naast het bestuursrechtelijk optreden. 6. de ingezette ontwikkeling naar risicogericht toezicht moet door gaan. Omdat op alle werkvelden in het waterbeheer voldoende toezicht gehouden moet worden en de capaciteit eindig is, worden er keuzes gemaakt in de capaciteitsbesteding. Het bestuur kiest er voor om de capaciteit steeds gericht in te zetten daar waar de grootste risico’s zijn. Het bestuur volgt hiermee een landelijke trend van risicogericht en informatie gestuurd toezicht. De ontwikkeling van stuurmechanismen hiervoor is al ingezet en wordt voortgezet om toezicht en handhaving efficiënt en effectief te laten verlopen. Zo wordt voorkomen dat de aandacht alleen uitgaat naar zaken die zich dagelijks als urgent aandienen, waardoor belangrijkere zaken, met meer risico, zouden blijven liggen. DM 752408 Naast en binnen de risicogerichte inzet wordt de effectiviteit gediend met thematische en/of gebiedsgerichte campagnes. Ook hiervoor wordt in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma Handhaving capaciteit ingepland. Binnen elk van de werkvelden in het waterbeheer zal bij voorbaat, risico gestuurd, worden bepaald voor welke categorieën van activiteiten of ingrepen standaard geen toezicht wordt ingepland. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma handhaving wordt een indicatie gegeven van die categorieën. Het toezicht beperkt zich dan tot de gevallen die door surveillance of meldingen onder de aandacht komen. 7. de ontwikkeling van de prestatie indicator "overtredingsdruk" wordt voortgezet. De bestaande indicator “naleefgedrag” is door de (landelijke) ontwikkeling naar risicogericht toezicht niet meer representatief voor de werkelijkheid. Het toezicht wordt niet meer periodiek en aselect uitgevoerd, maar daar waar de risico's het grootst zijn. Met de nieuw te implementeren indicator overtredingsdruk wordt over een periode het aantal opgespoorde overtredingen per ingezette capaciteitseenheid gerapporteerd, gewogen naar de zwaarte van de overtreding. Deze overtredingsdruk helpt ook in de dynamische toedeling van capaciteit. Het toezicht op werkvelden waar handhaving een hoge overtredingsdruk waarneemt, kan worden versterkt met capaciteit uit werkvelden waar de overtredingsdruk laag is. De benadering werkt ook omgekeerd: kiezen voor minder intensief toezicht wanneer goede naleving gebleken is. 8. “situationeel handhaven” is het leidende principe voor sanctionering. Niet alle overtredingen zijn het gevolg van moedwillig handelen, niet altijd zijn er grote gevolgen en de overtredingen ernstig. Het bestuur wil bij de handhaving recht doen aan de verschillen in gedrag, intentie en gevolgen. Iemand die per ongeluk iets verkeerd doet en dit onmiddellijk herstelt verdient een andere behandeling dan iemand die berekenend en opzettelijk een overtreding pleegt, omdat dit goedkoper is dan de verplichte maatregelen nemen. Ook het herhaaldelijk plegen van overtredingen en strafbare feiten (recidive) vraagt om een zwaardere sanctie. Het bestuur wil de handhavingspraktijk ontwikkelen van toenemend sterker sanctioneren volgens het principe "situationeel handhaven". Dit principe is verbeeld in figuur 3. Figuur 3: situationeel handhaven Het bestuur volgt hiermee de landelijke vakinzichten en een praktijk zoals die ook bij een aantal waterschappen en andere overheden al zichtbaar is. De verwachting is dat het bijdraagt aan maatschappelijk draagvlak voor handhaving, doordat het aansluit op het rechtvaardigheidsgevoel dat velen hebben. De verwachting is dat -naast groei door het beschikbaar komen van de bestuurlijke strafbeschikking- het aantal strafrechtelijke afhandelingen (proces-verbaal of bestuurlijke strafbeschikking) hierdoor zal toenemen. 9. de ingezette ontwikkeling van schouw op het watersysteem wordt doorgezet. De schouw is een bijzondere, projectmatige vorm van toezicht. Het waterschap heeft daarin een vaste relatie, soms zelfs levenslang, met de eigenaar van een perceel aan het water. Het ligt dus voor de hand om bondgenootschap op te zoeken vanwege het gezamenlijk belang. DM 752408 Voor de aanwonenden geldt een specifieke zorgplicht: de onderhoudsverplichting. “Niets doen” is een overtreding van deze onderhoudsplicht. Dit geldt voor eigenaren met een enkel perceel, voor particulieren, voor organisaties die veel grond bezitten en voor overheden in gelijke mate. De uitvoering van de schouw is aan veranderingen onderhevig. Een verdere ontwikkeling is noodzakelijk, op twee aspecten. Het eerste aspect is meer flexibiliteit voor onderhoudsplichtigen voor de wijze en spreiding van onderhoud en het combineren van waterbelang met bijvoorbeeld natuurbelang of kosteneffectiviteit in de bedrijfsvoering. Het tweede aspect is de doorontwikkeling van “achteraf controleren” naar “vertrouwen in plaats van schouwen” op basis van planmatig onderhoud en afspraken vooraf. Het benadrukken van de collectieve belangen en het bij de aanwonende laten van verantwoordelijkheid voor de eigen onderhouds- en zorgplichten staat hierbij voorop. Het relatiebeheer, IT-systemen en de uitvoering van schouw zullen flexibel mee moeten bewegen. In 2006 is de basis gelegd voor verschillende soorten schouw. Vanuit die basis heeft dat zich ontwikkeld tot wat nu schouwformules genoemd kunnen worden. De eerste is de najaarsschouw op de gewone onderhoudsplicht. Er wordt geschouwd op primaire watergangen en op een selectie (risicogericht) van andere watergangen. Het onderhoud daarvan is van operationeel en functioneel belang voor de aan- en afvoer in dat gebied in natte perioden. In het voorspelbare, jaarlijkse ritme kan gehandhaafd worden met korte termijnen, snelle handhaving en bestuurlijke strafbeschikking bij herhalende nalatigheid. Deze lijn zal doorontwikkeld worden, kijkend naar de "best practices" van de omringende waterschappen. Figuur 4: digitale schouw De diepte- / profielschouw (op buitengewoon onderhoud) is een schouwformule die werkt tegen verlies van systeemcapaciteit door verlanding, profielverlies en/of bagger en het dient als vangnet voor nalatig gewoon onderhoud bij andere dan de schouwsloten. Ook de waterkwaliteit is hiermee gediend. Deze schouw vindt in elke regio één maal per vier jaar plaats. Er is meer ruimte voor communicatie vooraf met aangelanden en langere perioden om het onderhoud uit te voeren. Naast de schouw op watergangen is er ook de dijkschouw. Op primaire- en regionale keringen worden drie maal per jaar ambtelijk controles uitgevoerd, met bestuurlijke betrokkenheid bij de schouw van de primaire waterkeringen. Deze schouw wordt uitgevoerd op de staat van onderhoud van de keringen en op activiteiten die daar plaats vinden. Ook de staat van onderhoud van kweldammen en hoogwatervoorzieningen moeten met enige regelmaat geschouwd worden, omdat deze een grotere werking hebben dan voor een aanwonende alleen. Vanuit de oorsprong en ontwikkeling van het waterschap werd geschouwd in landelijk gebied. Op onderhoud in de hoogwatervoorzieningen in lintbebouwing c.q. in stedelijk gebied is hoogstens incidenteel geschouwd. Een inhaalslag lijkt nodig vanuit de sensitiviteit dat sommige aangelanden zich niet bewust zijn van hun onderhoudsplicht. Hiervoor zal in de komende periode een passende (communicatie-) aanpak en mogelijk eigen schouwformule worden ontwikkeld. DM 752408 10. de op synergie gerichte samenwerking VTH West wordt voortgezet. In 2013 heeft het college ingezet op synergie door samenwerking tussen de afdelingen vergunningverlening en handhaving van de vier waterschappen: Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden, Hoogheemraadschap van Rijnland, Hoogheemraadschap van Delfland en Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Deze samenwerking versterkt het vermogen om blijvend aan de wettelijke VTH-criteria 3 ) te voldoen en versterkt de positie van de waterbeheerders, om van daaruit een goede samenwerking met de Regionale Uitvoeringsdiensten te realiseren. Door de samenwerking kunnen kennis en kwaliteit worden gedeeld en benut, terwijl de kwetsbaarheid kan afnemen. Handhavingsbeleid: voor de uitvoering van toezicht en handhaving. Vanuit de bovenstaande visie zal het college – conform het Besluit omgevingsrecht - het handhavingsbeleid vaststellen en ter kennisneming aan het algemeen bestuur sturen. De set documenten voor het handhavingsbeleid omvat de volgende verplichte onderdelen: een analyse van de problemen, inzicht in de prioriteiten, strategie om doelen te bereiken, inzicht in afspraken met andere overheden, aanpak van overtredingen van de eigen dienst en andere overheden (artikel 7.2 lid 2 t/m 6 Bor). Daarnaast zijn in hoofdstuk 7 van het Besluit omgevingsrecht en in hoofdstuk 10 van de Regeling omgevingsrecht nog specifieke kwaliteitseisen opgenomen, waaraan het handhavingsbeleid en de handhavingsorganisatie moet voldoen. Sturing op handhavingsdoelen. Binnen het handhavingsbeleid geeft het college uitvoering en sturing aan handhaving door jaarlijks een uitvoeringsprogramma Handhaving vast te stellen. Daarin worden bestuurlijke prioriteiten en samenwerkingsafspraken verwerkt, landelijk of provinciaal gecoördineerde thema´s, evenals de bijdrage van toezicht en handhaving voor waterschapsbrede thema’s en programma’s. Jaarlijks wordt deze inzet geëvalueerd en gerapporteerd in de vorm van het (verplichte) jaarverslag van het college over toezicht over en handhaving. Het college stuurt dit ter kennisneming aan het bestuur en aan de interbestuurlijk toezichthouder (Provincie Utrecht). In iedere voorjaarsnota zijn doelen opgenomen voor veilige dijken, droge voeten en schoon water, uitgewerkt in de begroting tot thema's en doelstellingen. Ook voor toezicht en handhaving worden in de jaarlijkse begroting doelstellingen opgenomen en wordt op prestatie indicatoren gerapporteerd. Vanuit het verleden is de bijdrage van toezicht en handhaving in de rapportage exclusief op waterkwaliteit betrokken. De bijdrage aan het beschermen van de waterinfrastructuur voor oppervlaktewater en keringen heeft in deze rapportage nooit een plek gehad. De set aan prestatie indicatoren is ook daarom - naast de transitie van naleving naar overtredingsdruk – aan herijking toe. Met ingang van 2015 zal worden gerapporteerd met een set prestatie-indicatoren over het gehele werkveld van toezicht en handhaving. Inzet op nieuwe en verbeterde automatisering en informatievoorziening. Nieuwe vereisten voor rapportages stellen hogere eisen aan ICT binnen het VTH-domein. Tegelijkertijd is duidelijk geworden dat Het Waterschapshuis stopt met de ondersteuning van IRIS (met ook de module V&H), waarmee er een noodzaak ontstaat het applicatielandschap te vervangen. Het bestuur heeft goede verwachtingen van de ingezette toepassing van nieuwe (mobiele) technologieën (op basis van ArcGis) en de door HDSR omarmde ‘service georiënteerde architectuur’. Daarmee kan de komende jaren een verbeterslag gemaakt worden in de bedrijfsvoering en informatievoorziening. Synchroon binnen het samenwerkingsverband 3 ) VTH-criteria: kwaliteitscriteria voor Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. DM 752408 VTH West wordt gewerkt aan deze transitie van ‘de situatie met een snel verouderend IRIS V&H zonder zaaksysteem’ naar ‘een situatie met een burgergericht zaaksysteem en de aanvullend benodigde modules voor het VTH-werkveld’ Als eerste zal het proces voor het melden van incidenten (waterklachten en overtredingen) in de eerste helft van 2014 vernieuwd worden, met afhandeling in het zaaksysteem. Daarmee is het (interne) meldingsgedrag te verbeteren, de opvolging beter te waarborgen en de gegevensverzameling verbeterd. Relatie met het rapport ‘De keur gekeurd’. In 2012 heeft de Rekenkamercommissie onderzoek gedaan naar de vraag: “hoe scoort het keurkwartet en het daarbij behorende uitvoeringsproces wat betreft doelmatigheid en doeltreffendheid, bezien vanuit het waterschap en de ingelanden”. Dit rapport getiteld “De keur gekeurd” (DM 613660), is op 3 juli 2013 in de vergadering van het AB behandeld. De conclusies en aanbevelingen in het rapport zijn door het AB overgenomen. Een deel van de conclusies en aanbevelingen die betrekking hebben op de keur, is reeds verwerkt in de evaluatie van de keur en in het plan van aanpak om te komen tot een nieuwe keur. Daarbij is nadrukkelijk aangegeven dat op een later moment zal worden ingegaan op de conclusies en aanbeveling die betrekking hebben op handhaving. Het onderhavige beleidsvisiedocument is daarvoor de geschikte plek. Ten aanzien van handhaving heeft de Rekenkamercommissie geconcludeerd dat: Conclusie 3: Het waterschap is door niet volledige registraties van overtredingen en klachten, nog onvoldoende in staat tot informatiegestuurd handhaven. Er zijn signalen dat het schort aan de acceptatie van de keurregels en dat er bij ingelanden strenger wordt gehandhaafd dan bij medeoverheden. Vanuit deze conclusie komt de Rekenkamercommissie tot de volgende aanbevelingen: Aanbeveling 3: zorg voor de noodzakelijke randvoorwaarden voor informatie gestuurd handhaven. Door: - klachten en overtredingen eenduidig te registreren in één database zodat goed inzicht ontstaat over het aantal en de aard ervan. Dit maakt analyse en lering trekken mogelijk. - meer gebruik te maken van moderne middelen bij het handhaven zoals GIS-applicaties en luchtfoto’s. - de vorderingen met betrekking tot deze aanbevelingen te noemen in bestuursrapportages. Aanbeveling 4: Besteed in de nieuwe keur gericht aandacht aan de acceptatie van de keurregels en de beeldvorming over de handhaving. Door: - gerichte communicatie voor mede-overheden en ingelanden over de doelen van de regels, de gebiedsspecifieke eisen en de daarop afgestemde werkwijze van het waterschap. Deze aanbevelingen worden door ons onderschreven. Hiermee is in dit visiedocument rekening gehouden. Verdere concretisering krijgt plaats in het door het college vast te stellen handhavingsbeleid en in informatiseringplannen en -projecten. DM 752408 Wettelijke bepalingen voor het vaststellen van handhavingsbeleid Besluit omgevingsrecht Artikel 7.1. Definitie bestuursorgaan In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bestuursorgaan: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, van de wet. Artikel 7.2. Handhavingsbeleid 1. Het bestuursorgaan stelt het handhavingsbeleid vast in een of meer documenten waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Het bestuursorgaan beziet regelmatig, maar in elk geval naar aanleiding van de evaluatie, bedoeld in artikel 7.7, tweede lid, of dit beleid moet worden aangepast en past het zonodig aan. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat dit beleid en het handhavingsbeleid van de andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Artikel 5.3 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden in het belang van een doelmatige handhaving regels gesteld. De maatregel bevat geen regels met betrekking tot activiteiten als bedoeld in artikel 2.2. 2. Bij de maatregel worden in ieder geval regels gesteld met betrekking tot een strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de handhavingsbevoegdheden door de bestuursorganen die belast zijn met de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten en van het toezicht op de naleving door de onder hun gezag werkzame toezichthouders. Waterwet Artikel 1.1 1. 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder: a. beheer: de overheidszorg met betrekking tot een of meer afzonderlijke watersystemen of onderdelen daarvan, gericht op de in artikel 2.1 genoemde doelstellingen; b. beheerder: het bevoegde bestuursorgaan van het overheidslichaam dat belast is met beheer; Artikel 8.1 2. De beheerder heeft tot taak: a. zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bij of krachtens de hoofdstukken 5 en 6 of krachtens artikel 10.1 bepaalde, voor zover betrekking hebbend op de door hem beheerde watersystemen en de daarbij behorende beschermingszones en van het bij of krachtens titel 12.3 van de Wet milieubeheer bepaalde met betrekking tot het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam; b. gegevens die met het oog op de uitoefening van de onder a bedoelde taak van belang zijn, te verzamelen en te registreren; c. klachten te behandelen die betrekking hebben op de naleving van de in onderdeel a bedoelde voorschriften. 3. Met de beheerder worden voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld gedeputeerde staten, ter zake van handelingen als bedoeld in artikel 6.4. DM 780453 Waterschapswet Artikel 56 1. Het waterschapsbestuur is bevoegd tot regeling en bestuur ter behartiging van de taken die het waterschap in het reglement zijn opgedragen. 2. Regeling en bestuur kunnen van het waterschapsbestuur worden gevorderd bij wet, bij algemene maatregel van bestuur of bij provinciale verordening. Artikel 61 1. Het waterschapsbestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang. 2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het dagelijks bestuur, indien oplegging van een last onder bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het waterschapsbestuur uitvoert. 3. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt evenwel uitgeoefend door de voorzitter indien deze met gebruikmaking van de in artikel 96 omschreven bevoegdheid maatregelen neemt in gevallen van dringend of dreigend gevaar. 4. Indien aan de voorzitter bevoegdheden zijn toegekend of overgedragen, bezit hij de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot het binnentreden van een woning slechts indien ook die bevoegdheid uitdrukkelijk is toegekend of overgedragen. Artikel 77 De in artikel 56 omschreven bevoegdheid tot regeling en bestuur berust bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens reglement dan wel bij wet of bij algemene maatregel van bestuur is toegekend aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter. Artikel 84 1. Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse aangelegenheden van het waterschap. 2. Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht. 3. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de beslissingen van het algemeen bestuur, tenzij bij het reglement de voorzitter hiermede is belast. Algemene wet bestuursrecht Artikel 4:81 1. Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. 2. In andere gevallen kan een bestuursorgaan slechts beleidsregels vaststellen, voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Artikel 4:82 Ter motivering van een besluit kan slechts worden volstaan met een verwijzing naar een vaste gedragslijn voor zover deze is neergelegd in een beleidsregel. DM 780453 ECLI:NL:RVS:2012:BY5872 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Raad van State 12-12-2012 12-12-2012 201201857/1/A3 Overweging: Ingevolge artikel 4:81, eerste lid, van de Awb kan een gemeenteraad geen beleidsregels vaststellen voor de uitoefening van een bevoegdheid die aan het college toekomt. Dat, zoals de gemachtigde van het college ter zitting bij de Afdeling desgevraagd heeft verklaard, de Handhavingsnota niet is bekendgemaakt, doet derhalve niet ter zake, nu de nota reeds gezien het vorenstaande niet als beleidsregel van het college kan worden beschouwd. Hoewel het college de Handhavingsnota niet zelf heeft vastgesteld, mag het het daarin neergelegde handhavingsbeleid als vaste gedragslijn toepassen, mits de keuze daarvoor bij ieder individueel besluit opnieuw wordt gemotiveerd. Opm.:Het is niet helemaal zeker of deze uitspraak 1:1 geldt voor waterschappen in verband met het verschil in monisme-dualisme. DM 780453
© Copyright 2024 ExpyDoc