RU Honours Essay diplomademocratie (pdf, 282 kB)

int er disciplinair honour sprogr amma 2012-2014
Diplomademocratie
Over de groeiende afstand tussen lager- en hogeropgeleiden
colofon
Uitgever: Radboud Honours Academy 2014
Vormgeving en opmaak: gloedcommunicatie
Druk: Van Eck & Oosterink
Radboud Honours Academy
Erasmusplein 1
Postbus 9103
6500 HD Nijmegen
T. 024 361 59 55
[email protected]
Voorwoord
De Radboud Honours Academy biedt getalenteerde en gemotiveerde studenten de mogelijkheid om naast hun reguliere onderwijs deel te nemen aan een honoursprogramma. Binnen
het Interdisciplinaire honoursprogramma volgen bachelorstudenten in twee jaar tijd vier
cursussen in de avonduren. Ook nemen zij een jaar lang zitting in een interdisciplinaire
denktank, waarin zij op hun geheel eigen wijze een opdracht uitwerken, die zij hebben
­ontvangen van een partner van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Voor u ligt in essayvorm het resultaat van de denktank Diplomademocratie. Deze denktank
kreeg van de Wiardi Beckman Stichting (PvdA) en van het Wetenschappelijk Instituut
voor het CDA de opdracht te onderzoeken of het mogelijk is de kloof tussen hoger- en
lager­opgeleiden te versmallen. Het is al jaren een tendens dat steeds minder lageropgeleiden
deelnemen aan politieke en maatschappelijke processen en dat de posities, waar het gaat
om politieke verantwoordelijkheid, worden bezet door hogeropgeleiden. Nederland wordt
een diplomademocratie.
De denktank koos ervoor om de opdracht vanuit twee perspectieven te benaderen. De
ene subdenktank koos voor het politieke perspectief, de andere voor het sociale. Het eerste
essay laat aan de politiek een aantal mogelijkheden zien, die lageropgeleiden zouden kunnen
­motiveren tot een actievere houding. Die mogelijkheden worden stuk voor stuk zorgvuldig
onder de loep genomen. De bijdrage van de subdenktank die werkte vanuit het sociaal-­
culturele perspectief, schreef geen traditioneel essay. In een min of meer fictieve context
krijgt u als lezer een indruk, hoe groot de verschillen in de Nederlandse samenleving zijn.
Begeleid door dr. Koen Vossen, historicus, publicist en docent (o.a. aan de Radboud
­Universiteit) hebben de studenten hard gewerkt. Hun denktank begint met een memo­
rabele reis naar Berlijn in mei 2013. Nu – in juni 2014 – zijn ze klaar. Jonge aankomende
­academici – hogeropgeleiden, dus – bieden een frisse en interdisciplinaire op de
­Nederlandse samen­leving.
Mijn dank gaat uit naar de beide wetenschappelijke bureaus en naar alle andere personen
en instanties, die hebben bijgedragen aan dat wat wij het denktankproces noemen.
Ik wens u veel leesplezier.
Han Rouwenhorst
Interdisciplinair honoursprogramma
5
Onze bevindingen zijn gebaseerd op vele interviews en literatuurstudies. Voor een uitvoerige auteurs­rechtelijke
en methodologische verantwoording verwijzen wij naar ons uitgebreide rapport, op aanvraag als pdf te verkrijgen
bij Han Rouwenhorst - [email protected]
6
int er disc ipl inair h o n o ur sp ro gr a mm a 2014
Diplomademocratie:
kunnen we de politieke kloof verkleinen?
Het lidmaatschap van een politiek orgaan is één van de weinige betaalde functies waarvoor geen minimum opleidingsniveau vereist is. Dit is ook terug te vinden in het vierde
artikel van onze Grondwet: iedere Nederlander heeft gelijkelijk recht tot lid van algemeen
vertegenwoordigende organen te worden verkozen. Het gemiddelde opleidingsniveau van
politiek functionarissen is de afgelopen eeuw echter aanzienlijk gestegen. De formele
en informele politieke arena’s worden vandaag de dag overheerst door hoger opgeleide
burgers. Dit verschijnsel is een onderdeel van wat Mark Bovens en Anchrit Wille
bestempelen als de ‘diplomademocratie’: “Een diplomademocratie is een democratie
waarin burgers meer politieke invloed hebben naar gelang hun opleidingsniveau,
gemeten in termen van hun hoogst behaalde diploma, hoger is. Minder academisch
uitgedrukt: in een diplomademocratie is de macht aan de burgers met de hoogste
diploma’s. In de moderne informatiemaatschappij zijn kennis en informatie de belangrijkste kapitaalgoederen en bestaat de politieke oligarchie niet meer uit adel, patriciaat
of industriëlen, maar uit hoogopgeleide professionals.”
De diplomademocratie is breder dan alleen onevenredige politieke vertegenwoordiging.
De politieke kloof gaat gepaard met een sociaal-culturele kloof. Hoger en lager opgeleiden
vervreemden van elkaar en komen elkaar fysiek steeds minder tegen. Wij richten ons
in dit essay op de politieke dimensie van de diplomademocratie.
Het feit dat politieke organen gedomineerd worden door hoger opgeleiden kan een
oorzaak zijn voor een gevoel van ondervertegenwoordiging en kan leiden tot politieke
onvrede onder lager opgeleiden. Iedere bevolkingsgroep heeft zijn eigen belangen en
dat kan problematisch zijn als de democratie gedomineerd wordt door hoger opgeleiden.
Een goed voorbeeld is de Europese eenwording. Voor hoger opgeleiden bieden open grenzen
kansen, zoals een vergrote arbeidsmarkt: Europa is hun speeltuin. Lager opgeleiden
e­r varen echter sterker de nadelen, zoals een toegenomen concurrentie op de arbeidsmarkt:
er is schaarste op de Nederlandse arbeidsmarkt, dus waarom moeten de beschikbare banen
ook nog gedeeld worden met gelukszoekers uit heel Europa? Ook op het gebied van
d i p lo m a d em o cr a t i e: k un n e n w e de pol it ie k e kl oof v e r kl e ine n?
7
c­ riminaliteitsbestrijding, toelating van asielzoekers en integratie lopen de opvattingen
tussen de opleidingsniveaus uiteen.
In het onderzoek naar de politieke dimensie van de diplomademocratie zijn wij op zoek
gegaan naar manieren om deze kloof te verkleinen. Wij zijn uiteindelijk uitgekomen op zes
mogelijke manieren om deze verkleining te bewerkstelligen. In dit essay zullen wij deze
manieren kort aanhalen en de belangrijkste voor- en nadelen daarvan bespreken. Vervolgens zullen wij een advies uitbrengen over welke manieren wij geschikt achten en daar
onze redenen voor geven. Wij sluiten dit essay af met een aantal persoonlijke noten.
Vertegenwoordigd zijn en voelen
Het begrip diplomademocratie is nog niet wijdverspreid ingeburgerd en er is ruimte
voor discussie over het begrip. Wij hebben besloten om ons te richten op het vraagstuk
hoe lager opgeleide burgers beter gerepresenteerd kunnen worden door en in de politiek.
Deze vraag hebben wij genuanceerd door niet alleen te onderzoeken hoe burgers beter
vertegenwoordigd kunnen worden, maar ook te onderzoeken hoe zij zich beter vertegenwoordigd kunnen voelen. Het vertegenwoordigd zijn is volgens ons niet het hele verhaal.
Het gaat er ook om dat de lager opgeleide burger het gevoel heeft dat de politici zijn of
haar belangen behartigen Uiteindelijk zijn we tot de volgende vraagstelling gekomen:
‘Op welke manier kunnen betere communicatie, burgerjury, burgerschapsvorming,
kiesdrempel, opkomstplicht en referenda bijdragen aan het beter gerepresenteerd ‘voelen’
en ‘zijn’ van lager opgeleide burgers in de Nederlandse politiek?’ Wij gaan eerst kort in
op de zes mogelijkheden die wij onderzocht hebben.
Betere communicatie: normaal Nederlands
Veelgehoorde kritiek op de politiek is dat de taal die gebruikt wordt lastig te begrijpen is
voor niet-politici en specifiek voor lager opgeleide burgers. De politiek zou toegankelijker
gemaakt zijn als politici eenvoudiger taal gebruiken. Nadeel van eenvoudiger taal­gebruik
is dat nuances en uitdrukkingskracht verloren kunnen gaan. Daarnaast is het de vraag
of (lager opgeleide) burgers politici überhaupt zo vaak aan het woord horen. Toch zijn er
momenten waarop politici voor een breder publiek spreken, bijvoorbeeld in interviews
en debatten. Op deze momenten zou het mooi zijn als politici in hun taalgebruik rekening
houden met dit bredere publiek. Verplichtingen rond taalgebruik lijken ons niet haalbaar
en ook niet wenselijk. Wel raden wij politici aan om, zeker op deze openbare momenten,
voor een zo breed mogelijk publiek begrijpelijk te zijn.
Politici komen vooral in contact met burgers vlak voor de verkiezingen, onder andere
via televisiedebatten. Nu blijkt uit ons onderzoek dat slechts weinig lager opgeleide
8
int er disc ipl inair h o n o ur sp ro gr a mm a 2014
burgers deze verkiezingsdebatten bekijken. Zij vinden deze debatten te ingewikkeld.
Om die reden pleiten wij voor een nieuw en aantrekkelijker debatformat. Bij dit nieuwe
debat is er een jury aanwezig, die een doorsnede van de samenleving weerspiegelt. Deze
jury krijgt de mogelijkheid om op momenten dat het debat niet begrepen wordt, het debat
te onderbreken door op een buzzer te drukken. Op het moment dat dit gebeurt, krijgt de
betreffende politicus enerzijds strafpunten en anderzijds de gelegenheid om dat wat niet
begrepen werd te verhelderen.
Een ander middel van communicatie tussen politici en burgers zijn verkiezingsprogramma’s. Het blijkt echter dat weinig mensen deze programma’s lezen, bijvoorbeeld omdat
zij hier geen tijd of interesse voor hebben. De laatste tijd zijn flyers met daarop de belang­
rijkste standpunten van de betreffende partij in opkomst. Dit is een ontwikkeling die wij
aanmoedigen. Met zo’n kort overzicht kunnen burgers met een minimale tijds­investering
toch de belangrijkste punten van alle partijen tot zich nemen.
Burgerjury: de burger als adviseur
Bij een burgerjuryproces worden burgers uitgenodigd om zich te buigen over een vraagstuk.
Dit kan een lokaal probleem zijn zoals het wel of niet toelaten van een outlet­centrum in
de gemeente of een probleem op landelijk niveau zoals het immigratiebeleid. De burgerjury
kan de expertise van deskundigen gebruiken en krijgt toegang tot relevante literatuur.
Het idee achter een burgerjury is dat, door een representatief deel van de bevolking uit
te nodigen om mee te spreken over beleid, het democratisch proces verbeterd kan worden.
Ook zouden mensen door deel te nemen meer betrokken worden bij de politiek en daardoor een positiever beeld van de politiek krijgen. Zij voelen zich beter gehoord. Dit ­positieve
effect wordt ook bereikt doordat burgers weten dat medeburgers deelnemen aan een jury
en er geluisterd wordt naar deze burgers. Burgerjury’s kunnen dus zowel bijdragen aan
het zich beter vertegenwoordigd voelen als aan het beter vertegenwoordigd zijn van de
lager opgeleide burger.
Uit de interviews met beleidsmakers kwam naar voren dat een belangrijke voorwaarde
voor het succes van een burgerjury is dat er ook daadwerkelijk iets met de resultaten van
het proces gedaan wordt. Een groot deel van de geïnterviewde lager opgeleiden gaf aan
weinig vertrouwen in de politiek te hebben, omdat ze van mening zijn dat de beloften
die in verkiezingstijd gedaan worden niet nagekomen worden. De geïnterviewden
hebben het idee dat er met het advies van de burgerjury uiteindelijk ook weinig gedaan
zal worden. Ook gaven lager opgeleiden soms aan bang te zijn onder de tafel gepraat
te worden door hoger opgeleiden.
d i p lo m a d em o cr a t i e: k un n e n w e de pol it ie k e kl oof v e r kl e ine n?
9
Uit de literatuur en de praktijkvoorbeelden blijkt verder dat het lastig is om een volledig
representatief beeld te krijgen via een burgerjury. Er zullen altijd concessies gedaan
moeten worden om een juiste balans te vinden tussen een werkbaar aantal deelnemers
enerzijds en een voldoende mate van representatie anderzijds. Op gemeentelijk niveau
hoeft een burgerjury minder mensen te vertegenwoordigen. Om deze reden denken
wij dat burgerjury’s vooral op gemeentelijk niveau een goede toevoeging kunnen zijn.
Dit idee wordt versterkt door het feit dat een redelijk deel van de respondenten van
onze enquête aangaf meer bij de wijk betrokken te willen zijn en meer van de politiek
te willen horen. Dat lager opgeleiden voornamelijk geïnteresseerd zijn in hun wijk­­
omgeving kwam ook naar voren in verschillende interviews met beleidsmakers.
Burgerschapsvorming: rekenen, taal en politiek
Een van de oorzaken van de politieke kloof is dat lager opgeleide burgers minder vaak
gaan stemmen dan hoger opgeleiden. Zij stellen zich ook minder vaak verkiesbaar. De
reden hiervan kan zijn dat men te weinig van het politieke systeem af denkt te weten om
te kunnen participeren. Een gebrek aan basiskennis kan leiden tot politieke desinteresse.
Om te zien of deze veronderstelling klopt hebben wij onderzocht of een grotere rol voor
burgerschapsvorming kan bijdragen aan het verkleinen van de kloof.
Burgerschapsvorming is het vormen van burgers door hen democratische waarden bij
te brengen en hen te leren participeren in de maatschappij. Met burgerschapsvorming
wordt kennis bijgebracht over het Nederlandse politieke systeem en over de democra­
tische beginselen waar dat op gebaseerd is, maar ook over de manieren waarop van de
burger verwacht wordt hieraan bij te dragen. Burgerschapsvorming is een proces dat
voortdurend doorloopt en wordt gevoed door verschillende instituties: school, sportclubs, media, kerk, et cetera. De focus op burgerschapsvorming ligt bij het onderwijs:
dit is de fase waarin de overheid de meeste invloed heeft op het vormen van haar
burgers. Dit lijkt controversieel, omdat de overheid haar eigen normen oplegt, maar
dit blijkt op geen enkele school tot frictie te leiden. Een reden hiervoor is dat scholen
zeer vrij worden gelaten in hun invulling van burgerschapsvorming.
Wanneer men door burgerschapsvorming meer kennis over politiek heeft, zou men
kunnen verwachten dat dit resulteert in een hogere opkomst onder lager opgeleiden
en actievere participatie. Dit kan de politieke kloof verkleinen wanneer het ertoe leidt
dat lager opgeleiden zich vaker verkiesbaar stellen en zich door de opgedane politieke
kennis beter vertegenwoordigd voelen.
10
int er disc ipl inair h o n o ur sp ro gr a mm a 2014
Het grote nadeel van burgerschapsvorming in het onderwijs is dat het tijd kost die maar
één keer besteed kan worden. Dit probleem kan verminderd worden door burgerschapsvorming meer te integreren, waarbij dat inhoudelijk mogelijk is. Vormen van burger­
schaps­vorming buiten het onderwijs zoals met reclamespotjes kosten veel geld, terwijl
niet ­duidelijk is in hoeverre deze politieke interesse versterken.
Burgerschapsvorming zal er op lange termijn voor kunnen zorgen dat burgers meer
politiek betrokken raken. Het gaat er niet per se om dat er meer tijd wordt besteed
aan burgerschapsvorming, maar dat het schoolklimaat democratischer wordt. Zolang
scholen er in slagen zelf een democratische leeromgeving te bieden, kan verwacht
worden dat leerlingen ook gesocialiseerd worden in een democratische politieke cultuur.
Kiesdrempel: simpel, maar hard
In veel Europese landen, waaronder België en Duitsland, bestaat een kiesdrempel.
Een kiesdrempel houdt in dat er een minimum aantal stemmen gehaald moet worden,
voordat een partij toegang krijgt tot zetels in een politiek orgaan. Officieel kent Nederland
geen kiesdrempel. Om één zetel te krijgen moet een partij echter wel minimaal het aantal
stemmen krijgen, dat nodig is voor een kiesdrempel. Een kiesdrempel zou door inkrimping van het aantal partijen de keuze voor een bepaalde partij voor burgers gemakkelijker
en overzichtelijker te maken.
Duitsland heeft sinds 1953 een kiesdrempel. Het doel hiervan is om versplintering van
het partijensysteem tegen te gaan, extremistische partijen de toegang tot het parlement
te bemoeilijken en de coalitievorming onder de overgebleven partijen te vergemakkelijken.
Een dergelijke praktische reden voor invoering ziet men ook in België: door de verschillende
talen en de daaruit voortkomende versnippering van partijen moet er hoe dan ook coalitie­
vorming plaatsvinden. Dit zou makkelijker te doen zijn als het aantal partijen beperkt
wordt door een kiesdrempel.
Het grote voordeel van een kiesdrempel is dat daardoor een einde kan komen aan
de versnippering van het politieke systeem. Door het grote aantal partijen dat de
­Nederlandse politieke organen kennen, is het vaak lastig om een college of coalitie
te vormen. Een kiesdrempel verkleint het aantal partijen en vergroot de werkbaarheid
binnen deze organen. Hier moet wel een kanttekening bij worden gemaakt: pas een
­kiesdrempel van tien procent zou een grote verandering in het aantal partijen veroorzaken.
Uit ons onderzoek blijkt dat er meerdere nadelen kleven aan het invoeren van een kiesdrempel. In een stelsel met een kiesdrempel loop je als kiezer het gevaar dat de partij
d i p lo m a d em o cr a t i e: k un n e n w e de pol it ie k e kl oof v e r kl e ine n?
11
van jouw voorkeur de kiesdrempel niet haalt. De mogelijkheid van ‘verloren stemmen’
brengt met zich mee dat mensen eerder op safe zullen spelen en kiezen voor een partij
die niet hun directe voorkeur heeft, maar wel meer kans maakt de kiesdrempel te halen.
Daarnaast zouden in Nederland kleine partijen kunnen verdwijnen, die een signaalfunctie hebben. Een kiesdrempel heeft tot gevolg dat partijen minder snel hoeven in
te spelen op nieuwe, kleine partijen en zich daarom minder snel zullen aanpassen aan
een veranderend politiek klimaat.
Volgens ons draagt een kiesdrempel weinig bij aan de verkleining van de politieke kloof.
Motieven om een kiesdrempel in te voeren zijn vooral bestuurlijk van aard. Wat betreft
het oplossen van onevenredige vertegenwoordiging zal een kiesdrempel juist averechts
werken: er bestaat een risico dat jouw voorkeurspartij het politieke orgaan niet haalt en
jou niet kan vertegenwoordigen. Dit kan leiden tot strategisch stemmen of zelfs afzien
van stemmen.
Opkomstplicht: boete of cadeaubon
Een opkomstplicht houdt in dat elke burger wettelijk verplicht is om zich bij een stem­
bureau te melden wanneer er verkiezingen worden gehouden. De gang naar de stembus
is geen vrijblijvende activiteit, maar wordt naast een morele verplichting een formele
verplichting. Het stemmen zelf is niet verplicht. De opkomstplicht is een effectieve
methode om de opkomst bij verkiezingen te verhogen en een betere afspiegeling van
de bevolking onder de stemmers te realiseren.
Het blijkt dat de opkomst tien tot zestien procent hoger ligt wanneer er een opkomstplicht geldt. Hier zijn twee verklaringen voor. Om te beginnen gaan mensen stemmen
om een sanctie te ontlopen. In landen met een opkomstplicht hanteert men vaak een
geldboete, als men niet komt opdagen. In België is het echter algemeen bekend dat de
handhaving niet strikt is en men waarschijnlijk geen boete zal ontvangen, wanneer men
thuis blijft. Toch is de opkomst daar aanzienlijk hoger dan in Nederland. Dit kan verklaard worden door een tweede effect van de opkomstplicht: een versterking van de sociale
druk achter het stemmen. Een opkomstplicht kan, door van de gang naar de stembus
een wettelijke verplichting te maken, de morele plicht om te gaan stemmen versterken.
Een opkomstplicht kan bijdragen aan de oplossing van de diplomademocratie door
een meer evenredige representatie te bevorderen. Met een opkomstplicht zouden de
lager opgeleiden meer representatief vertegenwoordigd zijn onder de stemmers. Daarnaast kan ook het gerepresenteerd voelen verbeterd worden door een opkomstplicht in
te voeren. Partijen zullen door de grotere diversiteit van hun electoraat waarschijnlijk
12
int er disc ipl inair h o n o ur sp ro gr a mm a 2014
hun plannen beter gaan afstemmen op een breder publiek. Dit kan gunstig zijn voor het
gevoel van vertegenwoordiging op de langere termijn, omdat de belangen van de lager
opgeleiden dan beter behartigd worden.
Een liberaal tegenargument, dat ook veel in de afgenomen interviews met lager opgeleiden
terugkomt, is dat stemmen een recht is en geen plicht. De waarde van de extra stemmen
wordt ook betwijfeld, omdat afgedwongen stemmen wellicht minder goed geïnformeerd
en overwogen zijn.
Ons advies is om de opkomstplicht ondanks sommige weerstand – niet alleen bij hoger,
maar ook bij lager opgeleiden – toch in te voeren voor de verkiezingen op alle vier de
­niveaus (gemeente, provincie, Rijk en Europa). Om de weerstand te verminderen, kan
er eventueel geëxperimenteerd worden met het houden van meerdere verkiezingen op
één dag. De gemeentelijke en provinciale verkiezingen zou men bijvoorbeeld op één dag
kunnen houden om de tijd en energie die de burger in de stembusgang moet steken
te beperken. Ook voor de overheid zou dit kosteneffectiever zijn dan het organiseren
van aparte verkiezingen. De verschillende programma’s van partijen voor verschillende
bestuurslagen zijn echter een aanzienlijke complicerende factor, omdat keuze voor twee
keer dezelfde partij in de hand gewerkt wordt.
Een alternatief voor sancties is het geven van een beloning. Gebleken is dat spellen
en spelgeoriënteerde activiteiten bij democratische participatievormen ervoor kunnen
zorgen dat het leuk wordt om actief deel te nemen aan het democratische proces. Een
praktische uitvoering is het organiseren van een loterij met diverse prijzen waarvoor
men bij het stemmen een lot krijgt. Uit de afgenomen enquête bleek echter dat lager
opgeleiden dit soort beloningen vooral verspilling van belastinggeld vinden. Een bruikbaar idee dat naar voren kwam uit de enquête en waarnaar meer onderzoek gedaan zou
kunnen worden, is het instellen van een gemeenschappelijke beloning op wijkniveau als
er een bepaalde opkomst gehaald wordt. Deze beloning zou de vorm kunnen aannemen
van de renovatie van het buurthuis of de aanleg van extra speelvoorzieningen.
Referenda: ja of nee
Één van de meest directe vormen van representatie is het houden van een referendum.
Tijdens een referendum kan iedereen zijn of haar mening over een bepaald onderwerp
geven. Deze directe vorm zorgt voor een hele sterke representatie. De overheid laat
zich adviseren door de opinie onder de bevolking. Een belangrijke voorwaarde is dat
de uitkomst van het referendum ook gebruikt wordt. Wanneer dit niet gebeurt zal een
referendum juist een negatieve invloed hebben op het gevoel van politieke invloed.
d i p lo m a d em o cr a t i e: k un n e n w e de pol it ie k e kl oof v e r kl e ine n?
13
Een groot nadeel van een referendum is dat de juiste vragen gesteld moeten worden.
Een referendum heeft de vorm van een ja/nee-vraag, daarom is het voor stemmers niet
mogelijk om nuance aan te brengen in de mening over het voorgelegde voorstel. Een
ander nadeel van referenda in het kader van diplomademocratie is dat bij verkiezingen
lager opgeleide burgers een lager opkomstpercentage hebben. Als dit ook zo is bij referenda,
dan is het de vraag of de representatie van lager opgeleiden wel echt verbeterd wordt,
of dat het voornamelijk de invloed van burgers in het algemeen is die uitgebreid wordt.
Een belangrijke observatie is dat lager opgeleide burgers veel interesse hebben in de
directe woonomgeving en daarover misschien wel beter mee kunnen praten dan over
algemene problematiek. Om die reden is het aan te bevelen om te kijken of het een goed
idee is om op gemeentelijk, of zelfs wijkniveau, referenda te houden. Uit ons onderzoek
blijkt dat een groot deel van de lager opgeleide burgers enthousiast is over referenda.
Het lijkt er dus op dat het houden van referenda, mits de uitslag gebruikt wordt, in ieder
geval voor een beter gevoel van representatie kan zorgen.
Conclusie
Voor we het essay afsluiten met een eindoordeel over de oplossingen, gaan we eerst kort
terug naar het begrip diplomademocratie en onze onderzoeksvraag. Diplomademocratie
is de term die gebruikt wordt voor de dominantie van hoger opgeleiden in de politiek.
Deze situatie is problematisch wanneer lager opgeleiden zich niet goed vertegenwoordigd
voelen en er een kloof in de politiek ontstaat met opleidingsniveau als onderscheidende
factor. Ons onderzoek heeft zich gericht op de vraag hoe lager opgeleide burgers beter
­gerepresenteerd kunnen zijn in de politiek, maar ook op hoe zij zich beter gerepresenteerd
kunnen voelen. Zowel de manier waarop lager opgeleiden beter vertegenwoordigd kunnen
worden in de politiek, als de manieren om hen een gevoel te geven dat ze beter vertegenwoordigd zijn, zijn onderzocht. Om de politieke kloof tussen hoger en lager opgeleiden
te verkleinen hebben we zes oplossingen onderzocht en gepresenteerd in dit essay:
betere communicatie, burgerjury’s, burgerschapsvorming, kiesdrempel, opkomstplicht
en referenda.
Wij concluderen dat een kiesdrempel en referenda minder geschikt zijn om de kloof
tussen lager en hoger opgeleiden te verkleinen. De kiesdrempel kan, doordat stemmen
verloren gaan, ervoor zorgen dat de vertegenwoordiging nog onevenrediger wordt.
Sommige van de lager opgeleiden zullen op partijen stemmen die een kiesdrempel niet
halen. Wanneer ze geen alternatieve voorkeur – voor een partij die de kiesdrempel wel
lijkt te kunnen gaan halen – hebben, kunnen ze besluiten af te zien van stemmen.
­Referenda hebben alleen effect als er geluisterd wordt naar het advies van de bevolking.
14
int er disc ipl inair h o n o ur sp ro gr a mm a 2014
Om deze reden is het aan te bevelen dit instrument alleen in te zetten wanneer het
mogelijk is naar de uitkomst van het referendum te handelen. Verder is het aannemelijk
dat het bij referenda ook vooral de hoger opgeleiden zijn die naar de stembus gaan.
Wel zou op gemeentelijk niveau met referenda geëxperimenteerd kunnen worden,
omdat lager opgeleiden zich over het algemeen betrokken voelen bij wat er zich in
hun buurt afspeelt.
Betere communicatie, burgerschapsvorming, burgerjury en opkomstplicht kunnen
in onze optiek bijdragen aan het verbeteren van de representatie van lager opgeleiden.
Voor het beter gerepresenteerd zijn van lager opgeleiden denken wij dat opkomstplicht
een goede oplossing is. Met een opkomstplicht kan op korte termijn gerealiseerd worden
dat er onder de stemmers een betere vertegenwoordiging van lager opgeleiden komt.
Betere communicatie en burgerschapsvorming kunnen lager opgeleiden aanmoedigen
om meer te participeren, omdat ze beter zullen begrijpen waar politici het over hebben
en omdat ze het als burgerverantwoordelijkheid gaan zien om deel te nemen aan het
politieke proces. Het veranderen van deze opvattingen en houdingen kost echter tijd.
Enerzijds kan een opkomstplicht als gevolg hebben dat stemmers minder geïnformeerd
zijn wanneer ze hun stem uitbrengen, maar anderzijds is nagenoeg de hele bevolking
vertegenwoordigd bij de verkiezingen. Burgerschapsvorming en betere communicatie
kunnen naast opkomstplicht ingezet worden om ook de interesse en betrokkenheid
te verbeteren. Nadeel van de opkomstplicht is dat deze slechts effect heeft op de
verkiezingen en weinig doet aan de onderrepresentatie van lager opgeleiden in andere
politieke arena’s, zoals inspraakavonden.
Wanneer het gaat om het zich gerepresenteerd voelen denken we dat het meest
effectieve resultaat op de korte termijn geboekt kan worden door het verbeteren van de
communicatie. Deze strategie is in tegenstelling tot een burgerjury op elk schaalniveau
inzetbaar. Verder heeft het verbeteren van de communicatie ook effect op de groepen
in de bevolking die niet meer beïnvloed kunnen worden door burgerschapsvorming in
het onderwijs, omdat ze hun opleiding al afgerond hebben.
Ons advies aan de politiek om de kloof tussen lager en hoger opgeleiden in de politiek
te verkleinen is om te kijken naar de mogelijkheden die een opkomstplicht en betere
communicatie bieden. Er zouden op lokale schaal proeven gedaan kunnen worden om
te kijken of de verwachte gunstige effecten ook daadwerkelijk optreden. Verder hebben
burgerschapsvorming, burgerjury en referenda ook zeker hun voordelen. Burgerjury’s
en referenda kunnen vooral op lager schaalniveau ingezet worden om de bevolking te
betrekken bij lokale vraagstukken.
d i p lo m a d em o cr a t i e: k un n e n w e de pol it ie k e kl oof v e r kl e ine n?
15
Tijdens ons onderzoek kwam een aantal algemene aspecten naar voren, onder andere
de enquêtes, die niet specifiek onder de hiervoor besproken oplossingen te vangen zijn.
De juiste verhouding: Zijn de oplossingen niet te groot en ingrijpend
voor het probleem?
De door ons gepresenteerde oplossingen zouden zeker bij kunnen dragen aan een
betere representatie van lager opgeleiden in de politiek. Een belangrijke vraag is echter
in hoeverre deze oplossingen niet te ingrijpend zijn. Stel je schrijft een patiënt met
hoofdpijn morfine voor, dan weet je zeker dat de hoofdpijn weggaat, maar kun je wel
sterke bijwerkingen op andere terreinen verwachten. Bij het merendeel van de gepresenteerde oplossingen hoort in ieder geval een relatief groot kostenplaatje. Daarnaast is het
de vraag in hoeverre mensen echt actief betrokken moeten worden bij de politiek, of
zelfs verplicht betrokken moeten worden bij de politiek. Misschien onderschatten we
het zelfherstellende vermogen van de democratie en heeft de diplomademocratie geen
interventie van bovenaf nodig.
Mogelijkheden gebruiken: Gaat het eigenlijk niet gewoon best goed?
Lager opgeleiden zijn minder betrokken bij de politiek. Dit lijkt echter geen kwestie
te zijn van een gebrek aan mogelijkheden, het probleem is voornamelijk dat de huidige
mogelijkheden niet gebruikt worden. Iedereen heeft de gelegenheid om tijdens
­ver­kiezingen richting te geven aan de politiek. Daarnaast blijkt het dat politici beter
bereikbaar zijn dan algemeen wordt gedacht. Zeker de lokale politiek is vaak bereid
om te luisteren. Hier zou meer gebruik van gemaakt kunnen worden.
Een deel van de ondervraagden blijkt in onze enquête simpelweg geen interesse te
hebben in de politiek. Het is de vraag of dat iets is wat verbeterd zou moeten worden
vanuit de politiek, of dat dit de eigen verantwoordelijkheid is van de burger. Misschien
wordt het wel gewoon vanzelfsprekend gevonden dat veel dingen relatief goed gaan in
Nederland in vergelijking met andere landen. De burger die momenteel toeschouwer
is, heeft de mogelijkheid om van de tribune af te komen door te gaan stemmen,
politici aan te spreken, of zelfs campagne te voeren voor zaken die hem nauw
aan het hart liggen.
Beloften nakomen: Is gewoon luisteren geen oplossing?
Een belangrijk onderdeel van de kloof tussen de politiek en de burger is een gebrek
aan vertrouwen in de politiek, van met name de niet-stemmers. Veel geënquêteerden
gaven aan dat de politiek volgens hen niet te vertrouwen is, omdat beloften die in
16
int er disc ipl inair h o n o ur sp ro gr a mm a 2014
v­ erkiezingstijd gedaan worden, niet worden waargemaakt. Dit lijkt een groot onderliggend probleem te zijn. Hoewel onze oplossingen zeker kunnen bijdragen aan het beter
­representeren van lager opgeleiden, is het de vraag in hoeverre dit goed werkt zolang
er geen verbetering komt in het vertrouwen in de politiek. Dit vertrouwen is geschaad
door het niet nakomen van beloften. Het lijkt daarom logisch om een oplossing voor
dit vertrouwen te zoeken in het nakomen van beloften. Enerzijds zouden politici bij
het maken van verkiezings­beloften na moeten gaan in hoeverre deze nagekomen
­kunnen worden, anderzijds is het de vraag hoe realistisch de verwachtingen van de
lager opgeleiden over het nakomen van verkiezingsbeloften zijn.
De denktank Diplomademocratie-politiek werd gevormd door
Bas van Berkel
~ Kunstmatige Intelligentie
Kim van Broekhoven
~ Sociologie
Dré Hendriks
~ Informatiekunde
Willem van den Heuvel
~ Geneeskunde
Tom Hudepohl
~ Economie en Bedrijfseconomie
Kristofoor Leeuwenberg ~ Geneeskunde
Thijs Molenaar
~ Geschiedenis
Inge Oortgiesen
~ Geografie, Planologie en Milieu
Suzanne Oostra
~ Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies
Joep Reijers
~ Geneeskunde
Julia Uitvlugt
~ European Law School
Patrick Verleg
~ Informatica
Esther van der Waal
~ Geografie, Planologie en Milieu
d i p lo m a d em o cr a t i e: k un n e n w e de pol it ie k e kl oof v e r kl e ine n?
17
18
int er disc ipl inair h o n o ur sp ro gr a mm a 2014
De volgende halte
De busreis met lijn 10 vanaf Nijmegen Centraal naar halte Erasmusgebouw is kort en
verloopt meestal voorspoedig. Vandaag is het echter bijzonder druk op de Nijmeegse
wegen, en de bus zit overvol. Bij Heyendaal remt de bus af. Ik zie iedereen in de bus
opschrikken: daar komen ze. Als eerste stapt Johnny (spreek uit: zjonnie) in. Vandaag
heeft hij zijn hooliganpetje met de klep op half twee staan, met de muts van zijn sweater
er nog eens overheen. Het regent niet. Na Johnny stapt Anita de bus binnen, luid kakelend
met haar vriendin door haar met diamantjes ingelegde Sony. Ze heeft het over de opening
van de Primark, of zoiets, ik kan haar plat Groesbeeks dialect niet heel goed verstaan.
Wie er daarna binnenstapt zie ik niet; Johnny staat naast me en kijkt me aan met een
blik die het midden houdt tussen brutaliteit en domheid. ‘Ook goedemorgen’, zeg ik,
en ik schuif op. Johnny gaat naast me zitten, zijn benen zo wijd dat ik de mijne tegen
het raam aan moet drukken.
Einsicht ist der erste Schritt zur Besserung. Het Duitse gezegde schiet door mijn hoofd.
Het ligt voor de hand dat we alleen iets kunnen veranderen wanneer we ons daar
bewust van zijn. Als wij dus vinden dat er een maatschappelijk probleem in Nederland
is, dan is het belangrijk dat we hier een bewustzijn voor scheppen. En dat probleem is er.
‘Besef je wel dat wij jou niet mogen?’ vraag ik aan Johnny. Hij reageert niet. Ik vraag
het nog eens. ‘Heb je door dat ik jou niet zou moeten mogen?’ Johnny grijpt onder zijn muts, haalt zijn koptelefoon van zijn oren en laat deze op zijn
schouders rusten. ‘Wat?’
‘Een paar jaar geleden brachten politiek filosoof Mark Bovens en politicoloog Anchrit
Wille het boek Diplomademocratie uit. Ooit van gehoord? Vast niet. Zij betogen hierin
dat, hoewel politieke ambten vrijwel de enige functies in Nederland zijn waar je geen
papieren voor nodig hebt, dit in Nederland niet het geval is. Ons land wordt bestuurd
door de mensen met de hoogste diploma’s, door mensen zoals ik. Zo worden alle formele
en informele politieke arena’s gedomineerd door hoogopgeleiden. Denk maar eens aan
het kabinet, of aan inspraakavonden.
de vol ge nde hal t e
19
‘Cultuurhistoricus van Reybrouck schrijft in zijn manifest Pleidooi voor Populisme uit
2011 over een groeiende kloof tussen hoog- en laagopgeleiden. Volgens hem bracht de
verzuiling vroeger laagopgeleiden in contact met hoge cultuur. Cultuureducatie werd
gezien als de kerntaak van elke zuil, met volksverheffing als ultiem doel. Door de opkomst
van het cultuurrelativisme eind vorige eeuw is dit streven verloren gegaan. Een vervelende
bijkomstigheid hiervan is natuurlijk dat hoog- en laagopgeleiden elkaar niet meer tegenkomen, zoals jij en ik nu bij uitzondering wel doen. De zuilen hadden eigen organisaties
zoals jeugdbewegingen, vrijetijdsbewegingen en vakbonden, waar hoog en laag elkaar in
levenden lijve ontmoetten. Nu zit de maatschappij met een scherpe tweedeling. Ik ben
een hoogopgeleide kosmopoliet die vertrouwensvol naar de toekomst kijkt. Jij bent een
wantrouwend, cynisch en xenofoob aanhanger van de populistische partijen.’
Ik heb geen idee waarom ik dit doe. Johnny heeft zijn koptelefoon toch al weer opgezet.
Maar ik weet van geen ophouden. Het verhaal van diplomademocratie is een verhaal
van maatschappelijk belang. Inmiddels draait Anita haar in panterlegging gewurmde
achterwerk op het klapstoeltje dat bestemd is voor gehandicapten. Haar gezicht, zo zie
ik nu, is gestuct met een dikke laag foundation. Ik buig me over de reling voor de stoel
in haar richting.
‘Bovens en Wille zoeken de oplossing voor de diplomademocratie in politieke her­
vormingen. Ook andere voorstellen, zoals die van oud-Kamervoorzitter Gerdi Verbeet,
die ervoor pleitte dat meer laagopgeleiden in de Tweede Kamer zouden moeten zitten,
richten zich vooral op veranderingen in en rond Den Haag. De vraag is of hier daad­
werkelijk het probleem zijn oorsprong en eventuele oplossing erbij vindt.
‘Zijn wij niet totaal verschillend? Het is toch geen probleem dat alleen in Den Haag kan
worden opgelost? Reikt het niet veel verder – namelijk tot in de wortels van onze samen­
leving – en moet daar niet naar een oplossing worden gezocht? Wat vind jij, Anita?’
Anita fronst haar getatoeëerde wenkbrauwen, waarbij een stofwolk van foundation
loskomt van haar voorhoofd. ‘Anita? Tegen wie heb jij het? Ik heet Priscilla hoor.’
Ik ben verrast. ‘Sorry, je ziet er laagopgeleid uit dus ik nam aan dat je Anita heet. Oké,
misschien ga ik te snel. Je bent het wellicht niet met me eens dat er überhaupt sprake
is van een probleem. Immers, het verschil tussen hoge en lage cultuur is zo oud als
Methusalem. Net als het verschil tussen hoog- en laagopgeleiden. We zouden juist
kunnen concluderen dat het ons eindelijk is gelukt om Plato’s ideaal van bestuur door
de verstandigsten te bereiken. Niets mis mee, laten zo. Juist als universitaire student
zou ik deze ontwikkeling moeten toejuichen. En jij ook, want wij weten beter hoe we
jou kunnen besturen dan jijzelf. Ik weet bijvoorbeeld dat het voor Johnny beter zou
zijn die muziek uit te zetten, want dat ding staat veel te hard. Zo heeft hij binnen de
kortste keren Tinnitus Aurium.’
20
int er disc ipl inair h o n o ur sp ro gr a mm a 2014
Ik stoot Johnny aan en gebaar dat hij zijn koptelefoon af moet zetten. Johnny zit al
enige tijd argwanend het gesprek met zijn ogen te volgen.
‘Hij staat al uit man, wat jij zegt is bullshit, waar de f*ck bemoei je je mee? Beter doe
je gewoon normaal en laat je ons gewoon ’s. Waarom praat je al die dure woorden?
Je weet best dat wij die niet begrijpen. Doe eens normaal man!’
‘Exactement!’, roep ik uit, ‘Wij spreken een taal die jullie helemaal niet begrijpen.
Dat is precies waar Foucault het over heeft in zijn discourstheorie. Ik en mijn vrienden,
de hoogopgeleiden, praten in veel verfijnder taal dan jij en Anita.
‘Daarmee sluit Foucault eigenlijk aan op Bourdieu, een andere Franse socioloog. In La
distinction stelt hij dat smaak en stijl in onze moderne samenleving belangrijke markeringen zijn van sociale klasse. Cultureel kapitaal vormt tegenwoordig een distinctie­
mechanisme, in plaats van je banksaldo of bezit. Het probleem met cultureel kapitaal
is alleen dat het, net als financieel kapitaal, overdraagbaar is. Volgens Bourdieu gebruikt
de hogere klasse bewust of onbewust strategieën om haar klassenpositie te behouden.
Waar dit vroeger eenvoudig met een titel of geld kon, is nu het cultureel kapitaal belangrijk. Ouders uit Oud-Zuid in Amsterdam, de Kwakkenberg in Nijmegen en andere elitewijken voeden hun kinderen op met de normen en waarden die passen bij de elite.
Wij hebben cultureel kapitaal – jullie niet. Denk aan het spreken met twee woorden
en beschaafde tafelmanieren, maar ook aan vaardigheden die de schoolcarrière gemakkelijker maken. Om over een gezonde afkeer jegens jullie maar te zwijgen. Dankzij ons
cultureel kapitaal mogen we jullie niet.’
Het belooft een lastige kluif te worden om Johnny bij de discussie te betrekken. Hij lijkt
meer interesse te hebben in zijn gesprekspartner op WhatsApp dan in Bourdieu’s briljante theorieën betreffende distinctiemechanismen. Anita, daarentegen, kijkt me met
grote ogen aan, opzichtig smakkend met haar kauwgom. De muffige geur van namaakaardbei waait me tegemoet. Ik vraag me af of Anita echt geïnteresseerd is in de verhalen
die ik vertel of dat ze het graag eens met een intellectueel wil proberen. Ik besluit maar
van het eerste uit te gaan.
‘Wauw jij bent echt f*cking slim volgens mij’, zegt ze. ‘Hoe weet jij al die dingen dan?’
Ik glimlach. ‘Ach, het is niets. Op de universiteit heb je een speciaal programma, het
honoursprogramma, speciaal voor excellente studenten zoals ik. Als honoursstudent
volg ik een programma over diplomademocratie. Met twaalf uitblinkende studenten
doen wij uitvoerig literatuuronderzoek naar de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden
en hebben wij een aantal professionals uit het werkveld geïnterviewd. Dat allemaal in
opdracht van de wetenschappelijke bureaus van het cda en de PvdA.’
‘Honours’, ‘excellent’, ‘uitblinkend’. Ik zie dat de woorden indruk maken op Anita.
‘Maar laat ik teruggaan naar waar ik gebleven was. Waarom is er sprake van een
de vol ge nde hal t e
21
probleem als wij niet met elkaar om kunnen gaan? Ik zal je vertellen wat wij denken.
Neem bijvoorbeeld het bedrijfsleven. Wacht!’
Ik wend me tot Johnny. In een opwelling besluit ik hem weer in het gesprek te betrekken.
‘Heb jij een bijbaantje?’
‘Ja, schoonmaker en vakkenvuller bij de Appie. Wat dan?’
‘Hoe heet de Algemeen Directeur van de Albert Heijn? En wat is de naam van de
ceo van Ahold, de multinational waar de Albert Heijn toe behoort?’
Johnny haalt zijn schouders op. ‘Weet ik het.’
Ik knik, een minzame glimlach met moeite onderdrukkend.
‘Precies, zo gaat dat in een machinebureaucratie. De verschillende lagen van de orga­
nisatie hebben nauwelijks contact met elkaar. Jij weet welke taken je moet uitvoeren,
maar je hebt geen idee hoe de complete organisatie er uitziet. Je bent een radartje in
de machine die Ahold heet, Johnny.’
‘Ik heet Glenn’, reageert Johnny vlak.
Ik ga verder. ‘Johnny, zo’n verschil in arbeidsmarktpositie heeft natuurlijk ook invloed
op je inkomen. Terwijl ik over dertig jaar als bijzonder hoogleraar twee keer modaal
verdien, zul jij met je monteursdiploma amper boven het minimumloon uitkomen.’
Het lijkt me beter om Johnny’s beledigde blik te negeren. ‘Met jouw lage inkomen kun
je natuurlijk niet veel meer veroorloven dan sociale huur, of een betaalbare koopwoning,
een rijtjeshuis in Arnhem Zuidoost bijvoorbeeld. Dat terwijl ik een leuk negentiendeeeuws pand in Bottendaal of Nijmegen-oost kan betrekken. Fijn: dan hoef ik jou en
Anita ook niet meer op straat tegen te komen. Zien jullie waar ik heen wil?’
Johnny en Anita zwijgen.
‘Tracht de kloof in ogenschouw te nemen als je vergelijkt op welke manier we zijn opgegroeid. Al vanaf groep acht worden wij van elkaar gescheiden. Met Cito 550 nam ik de
afslag Gymnasium/universiteit, terwijl jullie het moesten zien te redden tussen de andere
troebele geesten. En dan te bedenken dat de leeftijdsgenoten waar je mee omgaat, de
peer group, zo’n grote invloed heeft op je normen en waarden! Het is niet gek dat er dan
een groot verschil ontstaat, toch? Wij hebben als denktank bijvoorbeeld gekeken naar
verschillen in opvattingen over de rechtspraak. Anita, zeg eens, wat vind jij van de
rechtspraak in Nederland? Vind jij dat de rechters het goed doen?’
Anita haalt haar schouders op. ‘Nou, meestal denk ik wel van: is dat alles? Dat je echt
een moord hebt gepleegd en dat je dan echt al na vijf jaar ofzo al vrijkomt, dan heb ik
echt wel zoiets van: Tjezus. Dat is echt stom toch?’
Johnny knikt heftig. ‘Zo’n verkrachter of pedo moet gewoon een kogel door z’n kop krijgen.’
‘Dat vind ik niet’, zeg ik stellig. ‘Maar ik heb dan ook veel meer institutioneel vertrouwen
dan jullie.’
22
int er disc ipl inair h o n o ur sp ro gr a mm a 2014
Anita’s ogen pupillen verwijden zich en een zacht kreuntje ontsnapt uit haar rode mond.
‘Da’s ook weer een kloof!’
‘Goed opgemerkt, Anita. Wij geleerde mensen hebben een groot vertrouwen in instituties,
omdat we de processen die erachter schuil gaan begrijpen. Jullie zijn echter afhankelijk
van voorlichting en media, en die geven vaak een negatief beeld van de gang van zaken.
‘In de rechtsgeleerdheid speelt de punitiviteitskloof een belangrijke rol. Deze vertrouwenskloof is het verschil in hoogte van straffen die door de Nederlandse bevolking wordt opgelegd, en de hoogte van straffen die rechters opleggen. Hoogopgeleiden vinden over het
algemeen dat er lagere gevangenisstraffen moeten worden opgelegd dan laagopgeleiden.
De punitiviteitskloof wordt beschouwd als een belangrijk onderdeel van het vertrouwen
in de rechtspraak. Rechtspraak is één van de drie staatsmachten en is doordrenkt van de
hoogopgeleiden. Er kunnen bij het functioneren van de rechtspraak vraagtekens worden
geplaatst als deze minder vertrouwen geniet van laagopgeleiden. Het belangrijkste dat
achter deze kloven schuilt is dat ze worden gereproduceerd. Volgens Bourdieu zullen
laagopgeleide ouders hun kinderen minder stimuleren om door te leren omdat zij ook
geen hoger onderwijs gevolgd hebben. Lager onderwijs is korter, waardoor jongeren
sneller op de arbeidsmarkt geraken en een vast inkomen vergaren. Door de langere duur,
bijkomende kosten en meer kans op uitval is hoger onderwijs een groter financieel risico
dan lager onderwijs. Met de hedendaagse onzekere banenmarkt is een vaste baan en
economische zekerheid een deugd. Daarnaast beschikken hoogopgeleide ouders over
betere financiële middelen om hun kinderen te ondersteunen tijdens de studie.
‘Ik ben of word zoveel rijker dan jullie. Niet alleen in geld, maar ook in kennis en
cultuur. Het komt erop neer dat ik veel meer cultureel kapitaal aan mijn kinderen zal
willen en kunnen doorgeven dan jullie, waardoor de kloof tussen onze soorten steeds
groter zal worden. Nu kunnen we nog samen in de bus zitten, maar zal dit in de nabije
toekomst ook het geval blijven? Nu al zie je dat de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden
in bijvoorbeeld het onderwijs toeneemt. Straks leven we in Nederland met twee volledig
langs elkaar heen levende groepen mensen. Zeg eens, hoe vaak maken jullie mee dat
een beschaafde hoogopgeleide als ik zomaar tegen jullie begint te praten?’
Johnny en Anita kijken elkaar aan.
‘Ik weet niet’, stamelt Anita. ‘Af en toe wel als ik word versierd in een kroeg door zo’n
bal ofzo. Maar dan gaan we meestal alleen een beetje tongen en niet echt praten.’
Dan komt Johnny met een nuttige bijdrage aan de conversatie.
‘Ja joh, zo’n vroegere maat van mij, van de basisschool, die heeft ook vwo gedaan enzo,
die studeert nu ook bedrijfscommunicering. Maar man, die gast was vroeger vet relaxt
en is nu ook zo’n dikke bal. Ze zijn echt allemaal hetzelfde man, al die studenten op de
universiteit.’
‘Zie je?’ Triomfantelijk leun ik achterover. ‘Jullie hebben geen contact met mensen zoals
de vol ge nde hal t e
23
ik, en ik niet met jullie. Tenzij ik tegen jullie begin te praten in de bus, ogenschijnlijk
zonder goede reden. Vertel me eens, Johnny. Hoe komt het dat de vriend waar je net
over sprak zo is geworden? Waarom zijn jullie zo uit elkaar gegroeid?’
Johnny denkt even na voordat hij antwoordt.
‘Ja weetje, hij had gewoon van die dikke nerd-vrienden. Die gasten voelden zich echt
te f*cking goed, dus ja, nu voelt hij zich ook te goed voor mij.’
Ik knik hem bemoedigend toe. ‘Oké, en sinds wanneer ging hij met die vrienden van
hem om?’
‘Ja, toen hij naar vwo ging tussen alle nerds.’
‘Dus daar gaat iets mis!’, roep ik. ‘Voor het vwo kon je wel met hem omgaan, maar
daarna ineens niet meer. Bizar, nietwaar? Wat nou als het vwo helemaal niet zou
bestaan? Dat je allemaal in één grote klas samen zat? Zouden jullie dan ook zo uit
elkaar groeien? Wat denk jij, Anita?’
Anita schrikt op. ‘Maar, dat kan niet toch? Want bij hullie is alles echt veel moeilijker
als bij ons.’
‘Dan laat je leerlingen toch gewoon kiezen welke vakken ze op welk niveau doen?’, werp
ik tegen. ‘Vakken waarbij je niet op niveau hoeft te onderscheiden, zoals gym, Levens­
beschouwing en Nederlands – wat betreft spelling en grammatica – kun je op de middelbare school gewoon met z’n allen volgen.’
Johnny is sceptisch. ‘Hoe zit het dan met de taal? Ik bedoel, als ik een politiek programma
zie zoals De Wereld Draait Door snap ik er de ballen van. Ik denk dat ik die gemeenschappelijke vakken ook niet zou kunnen volgen.’
‘Maak van taal geen grens!’ Omstanders, wiens bestemming duidelijk halte Erasmus­
gebouw betreft, blijken mee te luisteren en knikken instemmend. Ik krijg preekaspiraties.
‘Wij, de hoogopgeleiden, moeten ook ons best doen om jullie te bereiken. Zolang we
steeds maar ons eigen discours blijven gebruiken, wordt het voor jullie lastig om aan te
haken en ons niveau te begrijpen. We moeten ons bewust zijn van de dynamiek van taal,
en dat het vinden van een middenweg tussen onze taalgemeenschappen essentieel is.
Dan kunnen jullie tenminste ook De Wereld Draait Door kijken, en luisteren naar de
o zo breed geïnteresseerde Mathijs van Nieuwkerk.’
Dan voel ik een tik op mijn schouder. Ik draai me om. Achter ons zit een rechtenstudent.
Tenminste, ik ga er van uit dat hij rechten studeert: hij draagt een smetteloos zwart pak
en in zijn strak gekamde vette haar pronkt een kaarsrechte scheiding. Als hij begint te
spreken, weet ik het zeker: het is een rechtenstudent, een Pleitbezorger.
‘Hé, jij daar. Je had het net over het vertrouwen in de rechtspraak en de punitiviteitskloof. Nou, ik geloof niet dat deze twee proleten (hij legt overdreven veel nadruk op het
woord proleten, pleiten gaat deze student blijkbaar goed af) ook maar enige vertrouwen
24
int er disc ipl inair h o n o ur sp ro gr a mm a 2014
in instituties hebben, laat staan in de rechtspraak. Zelf heb ik ook weinig vertrouwen.
Weinig vertrouwen in het feit dat de punitiviteitskloof gedicht kan worden, welteverstaan!’
Op dat moment klinkt er een doffe knal en de bus stopt abrupt. Fietsers stappen af en
werpen boze blikken op de buschauffeur. Ik realiseer me dat onze bus op de gevaarlijkste
rotonde van Nijmegen – pal voor het Erasmusgebouw – een fietser heeft aangereden. Johnny kijkt Anita aan. ‘Wat gebeurt hier allemaal? Wat is dit voor een busrit? Godver,
de halte is echt honderd meter verder en nu komen we verdomme nog te laat. Straks
moeten we de sporthallen met z’n tweeën gaan schoonmaken.’
Ik draai me van De Pleitbezorger naar Johnny en Anita. ‘Interessant, toch? Wat denken
jullie? Is de punitiviteitskloof inderdaad niet te dichten?’
De Pleitbezorger maakt wat vreemde handgebaren en neemt brutaal het woord.
‘Laagopgeleiden worden negatief gelouterd door pulpmedia als Hart van Nederland
en WNL, die alle criminelen en verdachten in een kwaad daglicht stellen. Kranten,
De Telegraaf voorop, berichten veelal negatief over de rechtspraak. Het aantal berichten
over rechtspraak is de afgelopen twintig jaar sterk toegenomen. De grote hoeveelheid
negatieve berichten werkt in de hand, dat de rechtspraak wordt gezien als een instituut
dat louter slecht functioneert. Berichten op internet en televisie zijn echter nog nega­
tiever. Zij geven een korter en nog ongenuanceerder beeld van de werkelijkheid. De serie
De Rechtbank en krantenrubrieken doen tenminste uitgebreid verslag van een rechtszaak, net als de rubriek De Uitspraak in het NRC en Rechtspraak. Naast de verrijking aan
informatie wordt ook duidelijk uitgelegd hoe bijvoorbeeld een rechter tot zijn oordeel
komt. Als jullie plebs nu eens fatsoenlijke media zouden consumeren, dan zou er
helemaal geen probleem zijn.’
‘Wacht eens even’, onderbreek ik het betoog van De Pleitbezorger. ‘Laat eerst hen eens
het woord voeren voor je jouw hoogopgeleide visie uiteenzet. Wie weet hebben ze zelf
een interessante inzicht op deze kwestie.’
‘Weet je?’, Anita neemt het woord, ‘die moeilijke media enzo, dat is echt niet nodig
voor mij. Als nou gewoon een beetje de leuke televisie en websites ons gewoon eens
goed uitleggen hoe het zit, nouja, dan hebben we al die moeilijke dingen niet nodig joh.’
‘Inderdaad’, vervolgt Johnny, ‘laat ons gewoon onze programma’s kijken, maar zorg dan
gewoon dat ze de zaak ook van de andere kant laten zien. Zo ontstaat er een middenweg,
wat ook een goed idee was bij de taalgemeenschappen.’
Ik kijk naar de De Pleitbezorger, die halve woorden en handbewegingen stamelt maar
geen duidelijk weerwoord heeft.
‘Wel, dit pleit lijkt me beslecht.’
Johnny en Anita glunderen van trots, en zelf krijg ik steeds meer het gevoel dat het ons
gaat lukken. Ik heb twee laagopgeleiden al zover gekregen dat ze de kloof herkennen en
de vol ge nde hal t e
25
zelfvertrouwen hebben dat ze hem zelf kunnen dichten.
‘Laten we nog eens verder kijken’, stel ik voor. ‘Uit een onderzoek van het Sociaal en
Cultureel Planbureau uit 2013 blijkt dat er een nivelleringswens bestaat onder de
Nederlandse bevolking. Wij willen graag dat de inkomensverschillen in ons land
kleiner worden. Dan zouden jullie ook makkelijker hoger onderwijs voor jullie kinderen
kunnen betalen.
‘Met twee overheidsingrepen zou de nivelleringswens bewerkstelligd kunnen worden. Ten
eerste met de geleidelijke afschaffing van de hypotheekrenteaftrek. Nu
kunnen belastingbetalers met een hypotheek op hun koopwoning de hypotheekrente
aftrekken van hun inkomen waarover belasting betaald moet worden. Hierdoor betalen
mensen met een hypotheek dus minder belasting dan wanneer ze deze niet zouden
hebben. De geleidelijke afschaffing van de hypotheekrenteaftrek zou ervoor zorgen dat de
inkomensverschillen kleiner worden. Ten tweede zou er meer belasting geheven kunnen
worden op vermogen. Vermogen is de waarde van alle bezittingen die iemand heeft, minus
de waarde van de op dat moment bestaande schulden. Zo voorkom je dat geld zich bij
ons opstapelt en kun je het herinvesteren in algemene zaken.’
‘Ja lekker hoor’, verweert Johnny zich. ‘Maar ik wil gewoon nu een baan hebben, anders
kom ik nog nergens. Straks komt er weer een of andere Pool of Roemeen die mijn baan
inpikt. Lekker veel ga ik dan verdienen.’
Ik haal mijn schouders op. ‘Er is geen bewijs van het race to the bottom-effect; de notie
dat delen van de productie die eerst in Nederland plaatsvonden, verplaatst worden naar
goedkopere, bijvoorbeeld Oost-Europese, landen. Dat wil niet zeggen dat ik me niets kan
voorstellen bij het idee dat buitenlanders onze banen inpikken. Het ligt voor de hand om
dan een Europees minimumloon in te stellen, dan heeft het voor die Polen ook geen zin
om jouw baan in te pikken. ‘Wat ik belangrijker vind, is dat laagopgeleiden een lagere
levensverwachting kennen dan hoogopgeleiden. Dit komt vanwege een ongezondere levensstijl. Denk aan jullie eetgewoontes, het roken, het minder bewegen, plus dat jullie
directe woonomgeving ongezonder is.’
Johnny interrumpeert. ‘Wij zijn gewoon druk met werk, alles is al hartstikke duur door
die bezuinigingen en dan is vet eten gewoon het handigst.’
‘Klopt, jullie zijn dan ook het slachtoffer’, antwoord ik. ‘Jullie gezonder laten eten
kan gerealiseerd worden met bijvoorbeeld campagnes, voorlichting en een fat tax; een
belasting op vet eten. Hierdoor wordt het duurder om vet eten te kopen en kunnen de
opbrengsten van deze belasting gaan dienen als subsidie voor gezond eten. Deze fat tax
brengt ook bewustwording met zich mee, op het moment dat mensen meer geld moeten
gaan betalen voor vet eten, en de gezondere producten goedkoper worden, gaan ze
nadenken over waarom dat zo is.’
26
int er disc ipl inair h o n o ur sp ro gr a mm a 2014
‘Sorry hoor’, valt Anita in de rede, ‘maar mijn werk is al zo verschrikkelijk eentonig en
altijd maar hetzelfde. Denken aan dat eten is waar ik de dag mee door kom. Ik zie altijd
maar dezelfde mensen en moet op werk altijd dezelfde taak doen. Het zou veel schelen
als er gewoon, weet je, wat afwisseling zou zijn ofzo.’
Extase vult me. De timing van Anita om over haar laagopgeleide baan te beginnen is
perfect.
‘Grondlegger van de moderne sociotechniek in Nederland Ulbo de Sitter dacht er net
zo over als jij, Anita. Bedrijven zouden bijvoorbeeld kunnen denken aan een Team
diversiteit. Er worden teams ontwikkeld waarbij collega’s met verschillende opleidings­
niveau’s en opleidingsachtergronden samenkomen. De Sitter hield zich ook bezig met
het ontwerpen van taken. Hij veronderstelt dat de taken die medewerkers dienen uit
te voeren zowel een uitvoerende als een regelende taak moeten omvatten. Wanneer
medewerkers beide taken mogen uitvoeren zal het contact tussen verschillende medewerkers groeien. In bijvoorbeeld een fabriek zal een medewerker zich dus niet louter
bezighouden met het maken van een tafelblad, maar ook met de beslissingen die gaan
over het creëren van een bijpassende tafelpoot. Hierdoor is overleg nodig met andere
medewerkers zodat het contact toeneemt. Tot slot speelt de huisvesting ook een rol.
Wanneer je om het half jaar rouleert van werkplek zul je telkens met andere collega’s
komen te werken. Op kantoor bieden flexplekken daar ook uitkomst voor. Alle gegevens
worden opgeslagen op de computers zodat vaste werkplekken verdwijnen. Belangrijk
hierbij is dat managers ook gebruik maken van deze flexplekken, zo komen hoog- en
laagopgeleid ‘onder elkaar’.’
De aanrijding is blijkbaar niet ernstig. Omstanders maken de weg vrij en de bus trekt
nog een laatste sprint.
‘Snappen jullie het nu?’, vraag ik.
Anita en Johnny knikken – een beetje voorzichtig nog.
‘Maar wat ik niet snap’, zegt Anita, ‘is dat je hierover nergens wat hoort ofzo.
Niemand heeft het erover. Dat vind ik echt vreemd.’
‘Juist’, antwoord ik. ‘Kennen jullie dat Duitse gezegde, Einsicht ist der erste Schritt zur
Besserung?’ Anita en Johnny schudden van nee. Ik knipoog. ‘Maakt niet uit, zolang jullie
dat inzicht maar wel hebben. Dan moeten wij ervoor zorgen dat de slimme mensen er
ook oog voor krijgen.’
De verkenningstocht door de kloof van hoog- en laagopgeleid is ten einde. Piepend komt
de bus tot stilstand bij het Erasmusgebouw. Ik check uit, zwaai naar de chauffeur en stap
samen met Johnny en Anita de bus uit. Blijkbaar poetsen ze beiden in het Sportcentrum.
In het voorbijgaan raakt Anita me aan.
‘Ik vond het leuk om met je te praten. Wat fijn dat er zoiets is als een groep, bestaand
de vol ge nde hal t e
27
uit alleen hoogopgeleiden, die twee jaar lang nadenkt over de problemen die wij als
laagopgeleiden blijkbaar hebben. Zullen we telefoonnummers uitwisselen?’
Ik knik. Natuurlijk geef ik haar een verkeerd nummer. Ik date niet met een laagopgeleide.
Wat zouden mijn medestudenten wel niet denken?
Ik keer mij tot Johnny. ‘Tot kijk, Johnny. Waar de werelden van hoog- en laagopgeleiden
voor een kort moment samensmolten, scheiden hier onze wegen. Niet getreurd echter;
elk afscheid is namelijk de geboorte van een nieuwe herinnering.’
Johnny staart me aan. ‘Mijn naam is Glenn.’
‘Tot ziens Johnny’, herhaal ik en loop richting de Ivoren Toren. Zonnestralen schijnen
op mijn gezicht. Ofschoon ik nog geen stap heb gezet in de ub of het Erasmusgebouw,
heb ik het gevoel dat ik zojuist twee jaar werk heb verricht.
Namens de denktank schreven Mickey Steijaert en Tjerk Eeken dit verhaal, dat gebaseerd is op
mogelijk ware gebeurtenissen. De namen van Johnny en Anita zijn fictief, maar representatief.
De denktank Diplomademocratie-cultuur werd gevormd door
Rian Bobbink ~ Rechtsgeleerdheid
Jip J. Dekker ~ Informatica
Calou Demmink ~ Bedrijfskunde
Tjerk Eken
~ Geschiedenis
Carine Kleine Haar
~Religiestudies
Myrthe Martinot
~ Economie en Bedrijfseconomie
Julia Norget
~Psychologie
Geert Remmelink ~Geschiedenis
28
Luuk Scholten
~Informatiekunde
Tijs Sikma
~ Geschiedenis
Mickey Steijaert
~Communicatiewetenschap
Randy Weeren
~ Sociale Geografie en Planologie
int er disc ipl inair h o n o ur sp ro gr a mm a 2014