SAMENVATTING UITSPRAAK

Commissie van Beroep
VO
SAMENVATTING
Het beroepschrift is weliswaar buiten de beroepstermijn van zes weken aan de Commissie verzonden,
maar de werknemer heeft binnen deze zes weken wel bij de werkgever bezwaar gemaakt. De
werkgever heeft de werknemer niet gewezen op de beroepsmogelijkheid bij de Commissie van
Beroep. De werkgever had het bezwaar dienen aan te merken als beroepschrift en dienen door te
sturen naar de Commissie. Als datum voor het instellen van het beroep geldt daarom de datum
waarop het bezwaar bij de werkgever is ingediend. Het beroepschrift moet worden aangemerkt als
tijdig ingediend. Het beroep van de werknemer is derhalve ontvankelijk.
De werknemer is sinds 12 oktober 2011 arbeidsongeschikt. De werkgever heeft de
arbeidsovereenkomst met hem opgezegd bij brief van 8 oktober 2013. Op dat moment was de
werknemer echter nog geen twee jaar arbeidsongeschikt zoals artikel 20 sub b Zavo voorschrijft. De
arbeidsovereenkomst is voortijdig opgezegd. Beroep gegrond.
106059
UITSPRAAK
in het geding tussen:
A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A
gemachtigde: de heer R.E. Reinders
en
het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever
1.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij beroepschrift met bijlagen van 18 november 2013, ingekomen op 26 november 2013 en aangevuld
op 5 december 2013, heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever van 8 oktober
2013 om hem op grond van artikel 9.a.5 lid 5 cao vo en artikel 20 Ziekte en
Arbeidsongeschiktheidsregeling voortgezet onderwijs (Zavo), wegens arbeidsongeschiktheid, te
ontslaan per 1 februari 2014.
De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 24 januari 2014.
Wegens verhindering eerst aan de zijde van appellant en later aan de zijde van de werkgever vond de
mondelinge behandeling van het beroep op 6 februari en 3 maart 2014 geen doorgang. De
mondelinge behandeling van het beroep vond vervolgens plaats op 20 maart 2014 te Utrecht.
A verscheen in persoon en werd bijgestaan door zijn gemachtigde.
De werkgever werd vertegenwoordigd door E, rector van F, G, HRM consultant C en H,
personeelsadviseur F.
2.
DE FEITEN
106059/uitspraak d.d. 28 april 2014
Pagina 1 van 4
Commissie van Beroep
VO
A, geboren 17 oktober 1975, is sinds 29 oktober 2007 als docent Economie en Aardrijkskunde
werkzaam bij C in een vast dienstverband met een betrekkingsomvang van 0,5200 fte. Op de
arbeidsverhouding is van toepassing de cao vo.
Op 12 oktober 2011 is A arbeidsongeschikt geworden. Hij is uitgevallen vanwege whiplashklachten als
gevolg van een verkeersongeluk. A is na de zomervakantie 2012 gestart met re-integratie in zijn eigen
functie. Aanvankelijk stond A voor de klas maar toen dit te belastend bleek te zijn, heeft hij leerlingen
in één-op-één-situaties begeleid. Na een half jaar zijn de re-integratiewerkzaamheden beëindigd
vanwege toename van de klachten van A. Op 7 januari 2013 heeft de arbeidsdeskundige van de arbodienst een arbeidskundige rapportage opgesteld. Hierin heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd
dat A niet geschikt is voor de uitvoering van zijn eigen werk, ook niet met behulp van aanpassingen.
Voorts wordt A niet in staat geacht om ander loonwaardig werk uit te voeren bij werkgever. Het
inzetten van het tweede spoor was volgens de arbeidsdeskundige op dat moment niet aan de orde
wegens de beperkingen van A. Het UWV heeft op 19 april 2013 in een door de werkgever
aangevraagd deskundigenoordeel geoordeeld dat de door de werkgever tot dan toe verrichte reintegratie inspanningen voldoende zijn. Het tweede spoor is gestart op 27 juni 2013. Op 22 augustus
2013 heeft het verzekeringsgeneeskundig onderzoek in het kader van de WIA plaatsgevonden. In het
rapport dat hiervan is opgesteld heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat er een belastbaarheid
bestaat van vier uur per dag voor werk waarbij geen sprake is van veel prikkels en dat in een redelijke
rustige omgeving zonder veel lawaai en hectiek plaatsvindt. Voorts wordt de verwachting uitgesproken
dat de arbeidsbeperkingen in de loop van de tijd nog zullen verminderen als gevolg van de therapie.
Bij brief van 24 september 2013 aan de werkgever heeft de bedrijfsarts verklaard dat A niet binnen
een half jaar na de start van zijn WGA-uitkering in staat zal zijn om zijn functie als docent uit te voeren.
Bij beslissing van het UWV van 4 september 2013 is aan A vanaf
9 oktober 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar de mate van
arbeidsongeschiktheid van 41%.
Bij beslissing van 8 oktober 2013 heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst met A wegens
arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 9.a.5 lid 5 en artikel 20 Zavo opgezegd tegen 1 februari
2014. Tegen deze beslissing is het beroep gericht.
3.
STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
A voert ten aanzien van de ontvankelijkheid van zijn beroep aan dat in het ontslagbesluit geen
beroepsclausule was opgenomen waardoor het voor hem niet duidelijk was waar hij beroep moest
instellen. Dit neemt niet weg dat hij reeds op 1 oktober 2013 per mail aan de werkgever te kennen
heeft gegeven dat hij het niet eens is met het ontslag en hiertegen bezwaar zal indienen. Dit heeft hij
op 30 oktober 2013 gedaan, zodat de werkgever van zijn bezwaar tegen het ontslag op de hoogte
was. De werkgever heeft dit bezwaar echter niet doorgestuurd, noch is A toen gewezen op de
mogelijkheid om beroep in te stellen bij de Commissie van Beroep. Toen A begin november 2013
werd bijgestaan door een gemachtigde heeft deze – volgens hem - zo spoedig mogelijk beroep
ingesteld.
A meent voorts dat het ontslag onvoldoende is onderbouwd. A is weliswaar twee jaar
arbeidsongeschikt maar niet is vastgesteld dat sprake is van blijvende arbeidsongeschikt-heid dan wel
blijvende beperkingen. Dat er geen kans is op herstel, blijkt nergens uit. De verzekeringsarts heeft
zelfs aangegeven dat de arbeidsbeperkingen nog zullen verminderen. En ook uit cijfers van het
Maasland Ziekenhuis blijkt dat slechts 15% van de whiplash slachtoffers chronische klachten blijft
houden.
In het kader van de herplaatsingsmogelijkheden van A heeft de werkgever alleen gekeken naar
onderwijsgevende functies. A heeft echter ook aangegeven dat hij de facilitair manager kan
ondersteunen met in- en verkoop maar dit is door de werkgever niet opgepakt. Nergens blijkt uit welke
106059/uitspraak d.d. 28 april 2014
Pagina 2 van 4
Commissie van Beroep
VO
mogelijkheden de werkgever op dit punt heeft onderzocht. A betwijfelt dan ook of er echt geen
mogelijkheden zijn en meent dat er geen zorgvuldig onderzoek naar de herplaatsingsmogelijkheden
heeft plaatsgevonden.
Desgevraagd door de Commissie heeft A aangegeven dat hij onlangs is gestart met re-integratie in de
functie van assistent marketing manager in een autobedrijf voor vier keer twee uur per week.
De werkgever stelt ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep dat in het besluit weliswaar
geen beroepsmogelijkheid was opgenomen maar dat A op de website van C deze informatie had
kunnen vinden.
Nadat het UWV de uitkering had toegekend en toestemming had gegeven om tot ontslag over te
gaan, heeft de werkgever het ontslagbesluit genomen. Er is aan alle voorwaarden voldaan om tot
ontslag te kunnen overgaan. De arbeidsongeschiktheid van A heeft twee jaar geduurd en hij is
ongeschikt voor het werken in zijn eigen functie. Voorts is binnen zes maanden na deze twee jaar
geen herstel te verwachten. Dit heeft de bedrijfsarts immers verklaard in de brief van 24 september
2013. Daarnaast heeft A zelf op 11 maart 2013 aan zijn afdelingsleider laten weten dat hij de
werkzaamheden op school niet kon voortzetten omdat zijn klachten toenamen. En ook in zijn e-mail
van 1 oktober 2013 heeft A aangegeven dat hij de kans klein acht dat hij binnen een half jaar in staat
zal zijn om in zijn eigen functie te werken. Voorts heeft de werkgever voldoende gedaan aan de reintegratie van A. Dit is door het UWV bevestigd in het deskundigenoordeel van 19 april 2013.
De werkgever heeft – ook al vanwege het uitstekende functioneren van A als docent - alle
mogelijkheden voor herplaatsing bekeken. Er zijn echter binnen de school weinig plekken waar sprake
is van een voldoende rustige omgeving met weinig prikkels, waar rekening kan worden gehouden met
de beperkingen van A. Ook is nog bekeken of er voor A mogelijkheden waren binnen het
bestuursbureau. De werkgever heeft echter moeten concluderen dat er noch binnen de school, noch
op het bestuursbureau een passende werkplek voor A is.
4.
OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
De bevoegdheid
Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen één van de
beslissingen, genoemd in artikel 52 lid 1 Wet op het voortgezet onderwijs, is de Commissie bevoegd
van het beroep kennis te nemen.
De ontvankelijkheid
Op grond van artikel 2 lid 5 van het reglement van de Commissie (en artikel 19 lid 3 cao vo) dient het
beroepschrift bij de Commissie te worden ingediend binnen zes weken gerekend vanaf de dag na die
waarop het besluit van de werkgever waartegen het beroep wordt ingesteld, aan de werknemer is
verzonden of uitgereikt.
Het bestreden besluit dateert van 8 oktober 2013 waarmee de beroepstermijn is gaan lopen op
(woensdag) 9 oktober 2013. Een beroepstermijn die aanvangt op een woensdag eindigt op een
dinsdag. Derhalve eindigde de termijn, waarbinnen A beroep diende in te stellen, op dinsdag 19
november 2013. Het beroepschrift dateert van 18 november 2013 en is aangetekend verstuurd op 25
november 2013 en ontvangen op 26 november 2013. Het beroepschrift is dan ook buiten de
beroepstermijn aan de Commissie verzonden.
De Commissie acht echter van belang dat de werkgever A niet heeft gewezen op de
beroepsmogelijkheid noch heeft hij het bezwaar aan de Commissie van Beroep doorgestuurd. A, die
toentertijd niet werd bijgestaan door een gemachtigde, heeft binnen zes weken na het besluit bezwaar
106059/uitspraak d.d. 28 april 2014
Pagina 3 van 4
Commissie van Beroep
VO
gemaakt bij zijn werkgever, zodat het voor de werkgever duidelijk was dat A het niet eens was met het
ontslagbesluit. De werkgever had het bezwaar dienen aan te merken als beroepschrift en dienen door
te sturen naar de Commissie. Alsdan geldt als datum voor het instellen van het beroep, de datum
waarop het bezwaar bij de werkgever is ingediend. Op grond van het bovenstaande oordeelt de
Commissie dat het beroepschrift moet worden aangemerkt als tijdig ingediend. Het beroep van A is
derhalve ontvankelijk.
Het ontslag
Ingevolge artikel 9.a.5. aanhef en lid 5 cao vo en artikel 20 sub b Zavo kan de werkgever het
dienstverband van een werknemer op grond van blijvende arbeidsongeschiktheid op grond van
ziekten of gebreken opzeggen als deze ongeschiktheid twee jaar heeft geduurd, er geen herstel
binnen zes maanden te verwachten valt en er geen reële herplaatsingsmogelijkheden bij de
werkgever zijn. Hierbij dient de werkgever door een zorgvuldig herplaatsingsonderzoek aan te tonen
dat deze reële herplaatsingsmogelijkheden er niet zijn (artikel 20 sub g Zavo).
Vaststaat dat A sinds 12 oktober 2011 arbeidsongeschikt is. De werkgever heeft de
arbeidsovereenkomst met hem opgezegd wegens arbeidsongeschiktheid bij brief van 8 oktober 2013.
Op dat moment was A nog geen twee jaar arbeidsongeschikt zoals artikel 20 sub b Zavo voorschrijft.
De arbeidsovereenkomst is zodoende voortijdig opgezegd. Dat op dat moment door het UWV al wel
een uitkering was toegekend doet hieraan niet af. Het moment van opzegging, 8 oktober 2013, dient
op grond van artikel 20 Zavo op zijn vroegst plaats te hebben na de periode van twee jaar
arbeidsongeschiktheid omdat rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden zoals die na
twee jaar gelden. Reeds op basis hiervan dient het beroep gegrond te worden verklaard. De overige
stellingen en weren kunnen derhalve onbesproken blijven zodat de Commissie niet toekomt aan het
beantwoorden van de vraag of aan de overige vereisten van artikel 20 Zavo is voldaan.
5.
OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep gegrond.
Aldus gedaan te Utrecht op 28 april 2014 door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter,
drs. A.M.M. Kooij-Blok, drs. K.A. Kool, mr. C.H. Kemp-Randewijk en mr. M.Th. van Wel, leden, in
aanwezigheid van mr. O.A.B. Luiken, secretaris.
mr. W.H.B. den Hartog Jager
voorzitter
106059/uitspraak d.d. 28 april 2014
Pagina 4 van 4
mr. O.A.B. Luiken
secretaris