versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering versie 2.0 Inhoudstafel INHOUDSTAFEL ................................................................................................................................................... 1 KADER .............................................................................................................................................................. 3 1. WAT WORDT BESCHOUWD ALS EXTERNE WARMTELEVERING IN EPB? ............................................................. 5 2. PROCEDURE VOOR HET AANVRAGEN VAN GELIJKWAARDIGHEID.................................................................. 6 2.1 Wie kan gelijkwaardigheid aanvragen? .............................................................................. 6 2.2 Hoe moet een gelijkwaardigheidsaanvraag worden ingediend? ................................. 6 2.3 Voor welke projecten kan gelijkwaardigheid worden aangevraagd? ......................... 6 2.4 Aan welke voorwaarde moeten de EPB-plichtige gebouwen in de gelijkwaardigheidsaanvraag voldoen? ............................................................................................. 6 2.5 Tot welke moment kan gelijkwaardigheid worden aangevraagd? ............................... 6 2.6 Hoe verloopt de procedure voor aanvraag van gelijkwaardigheid? ........................... 7 2.7 Is de beslissing over de gelijkwaardigheid definitief? ........................................................ 7 2.8 Mag de as-builtsituatie afwijken van het aanvraagdossier? ........................................... 7 2.9 Mogen rekenresultaten, berekend aan de hand van deze goedkeuringsleidraad, gebruikt worden in een EPB-aangifte zonder gelijkwaardigheid? ............................................... 8 3. TOELICHTING BIJ HET AANVRAAGDOSSIER ................................................................................................... 9 4. BEREKENINGSMETHODE VOOR DE STAVINGSNOTA ..................................................................................... 16 4.1 Het systeem van externe warmtelevering.......................................................................... 16 4.2 Opwekkingsrendement van een energiesector ............................................................... 18 4.2.1 Opwekkingsrendement voor ruimteverwarming door externe warmtelevering ...18 4.2.2 Opwekkingsrendement voor de bereiding van warm tapwater door externe warmtelevering ............................................................................................................................18 4.3 Equivalente primaire energiefactor van het systeem van externe warmtelevering . 19 4.3.1 Equivalente primaire energiefactor van het systeem van externe warmtelevering19 4.3.2 De afgeleverde warmte ................................................................................................19 4.3.2.1 4.3.2.2 4.3.2.3 4.3.2.4 4.3.3 Afgeleverde warmte op basis van meet- of factuurwaarden ...................................... 20 Afgeleverde warmte op basis van het eindenergieverbruik ......................................... 20 Afgeleverde warmte op basis van de bruikbare vloeroppervlakte .............................. 21 Waarde bij ontstentenis voor de afgeleverde warmte .................................................. 22 Het primaire energieverbruik van het systeem van externe warmtelevering ........22 4.3.3.1 4.3.3.2 4.3.3.3 4.3.3.4 4.3.3.5 4.3.3.6 4.3.3.7 4.3.3.8 4.3.3.9 Inkomende energiestromen .............................................................................................. 23 Energieverbruik bij warmteopwekking ............................................................................. 23 Warmte opgewekt door warmteopwekkers ................................................................... 25 Lineaire warmteverliezen ................................................................................................... 26 Lokale warmteverliezen ..................................................................................................... 27 Energiefractie in de warmtelevering ................................................................................ 29 Hulpenergieverbruik ........................................................................................................... 31 Uitgaande energiestromen ............................................................................................... 32 Gebruik van meetwaarden ............................................................................................... 33 1 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 4.3.3.10 4.3.3.11 4.4 5. Gebruik van factuurwaarden ........................................................................................... 34 Minimale isolatie-eisen van warmtewisselaars en buffervaten ...................................... 34 Hernieuwbaar aandeel van stadsverwarming of -koeling ............................................. 35 INVOEREN VAN GEGEVENS IN DE EPB-SOFTWARE...................................................................................... 37 5.1 EPB-software Vlaanderen ...................................................................................................... 38 5.1.1 Externe warmtelevering invoeren in de projectbibliotheek......................................38 5.1.2 Externe warmtelevering voor ruimteverwarming toevoegen aan een EPW- of EPU-project ...................................................................................................................................39 5.1.3 Externe warmtelevering voor de bereiding van warm tapwater toevoegen aan een EPW-project ..........................................................................................................................39 5.1.4 Externe warmtelevering voor bevochtiging toevoegen aan een EPU-project .....40 5.1.5 Externe warmtelevering voor koeling toevoegen aan een EPU-project ................41 5.2 EPB-software 3G....................................................................................................................... 41 5.2.1 Externe warmtelevering invoeren in projectbibliotheek ...........................................41 5.2.2 Externe warmtelevering voor ruimteverwarming toevoegen aan een EPW- of EPU-project ...................................................................................................................................43 5.2.3 Externe warmtelevering voor de bereiding van warm tapwater toevoegen aan een EPW-project ..........................................................................................................................44 5.2.4 Externe warmtelevering voor bevochtiging toevoegen aan een EPU-project .....44 5.2.5 Externe warmtelevering voor koeling toevoegen aan een EPU-project ................46 6. VERSIEBEHEER GOEDKEURINGSLEIDRAAD .................................................................................................. 49 6.1 6.2 Versie 1.0 – juni 2014 ................................................................................................................ 49 Versie 2.0 – augustus 2014...................................................................................................... 49 2 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Kader Sinds 1 januari 2006 moeten alle gebouwen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd, voldoen aan de energieprestatieregelgeving. Eén van de mogelijke eisen die de energieprestatieregelgeving oplegt, is de E-peileis. Het E-peil is een maat voor de energieprestatie van een gebouw en zijn vaste installaties (voor verwarming, warmwatervoorziening, ventilatie, koeling, bevochtiging en verlichting) in standaardomstandigheden. De bepalingsmethode van het E-peil ligt vast in bijlage V (EPW) en bijlage VI (EPU) bij het Energiebesluit van 19 november 2010. De warmte die dient voor het verwarmen van een EPW- of EPU-eenheid, voor het leveren van warm tapwater aan een EPW-eenheid of voor bevochtiging of koeling van een EPUeenheid, kan worden opgewekt in de EPB-eenheid zelf of kan worden geleverd aan een EPBeenheid door een systeem van externe warmtelevering. Er wordt in twee gevallen gesproken van externe warmtelevering. Het eerste geval betreft warmte die niet op het eigen perceel wordt geproduceerd, maar via een extern warmtenet wordt aangeleverd. Het tweede geval betreft warmte die op het eigen perceel wordt geproduceerd en via een warmtenet dat zich geheel of gedeeltelijk buiten de gebouwen bevindt aan één of meerdere gebouwen op het eigen perceel wordt geleverd. Indien de warmte in het beschouwde Epeilvolume via een systeem van externe warmtelevering wordt aangeleverd, kan deze warmte worden ingerekend, door toekenning van een opwekkingsrendement aan de energiesector en door toewijzing van een equivalente primaire energiefactor aan het systeem van externe warmtelevering. Bovendien moeten sinds 1 januari 2014 alle gebouwen waarvoor een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag of melding wordt gedaan en waarvoor een E-peileis geldt, een minimumaandeel energie uit hernieuwbare bronnen halen. Voor kantoren en scholen van publieke organisaties geldt deze verplichting al voor werkzaamheden, waarvoor een melding wordt gedaan of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd vanaf 1 januari 2013. Om een stadsverwarming of –koeling mee te rekenen voor het behalen van het minimumaandeel hernieuwbare energie, moet die minstens voor 45% uit hernieuwbare bronnen worden geproduceerd. In de door de Vlaamse Regering vastgelegde berekeningsmethodiek van het E-peil wordt voor het inrekenen van een systeem van externe warmtelevering verwezen naar nadere specificaties die door de minister worden vastgelegd. Tot op heden werden die specificaties niet vastgelegd. De concrete impact hiervan is dat geen E-peil kan worden berekend wanneer een systeem van externe warmtelevering wordt toegepast. Bovendien ontbreekt een methode om voor een systeem van externe warmtelevering te bepalen welk aandeel van de energie uit hernieuwbare bronnen wordt geproduceerd. Nieuw! Het berekenen van de energieprestatie van gebouwen aangesloten op een systeem van externe warmtelevering, kan nu via de procedure voor gelijkwaardigheid. De rechtsgrond voor die gelijkwaardigheid is voorzien in artikels 14, 15 en 17 van het ministerieel besluit van 18 mei 2014. Dat besluit voegt het artikel 1 lid 3/1°, artikel 4/1 en artikel 7/1 toe in het ministerieel besluit van 15 september 2009 betreffende de vaststelling van de gelijkwaardigheid van innovatieve systemen, bouwconcepten en technologieën in het kader van de energieprestatieregelgeving. Artikel 4/1 van het ministerieel besluit van 15 september 2009 bevat de procedure voor gelijkwaardigheid en bevat een delegatie naar het Vlaams Energieagentschap om een goedkeuringsleidraad met o.a. de te hanteren rekenmethode te voorzien. Deze goedkeuringsleidraad vormt samen met het ministerieel besluit van 15 september 2009 de handleiding voor het aanvragen van gelijkwaardigheid voor gebouwen/projecten aangesloten op een systeem van externe warmtelevering. De aanwijzingen in deze teksten moeten worden gevolgd. Een andere rekenmethode voor het systeem van externe 3 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 warmtelevering dan de methode vermeld in deze goedkeuringsleidraad wordt niet aanvaard. Het VEA behoudt zich het recht voor deze goedkeuringsleidraad te allen tijde aan te passen of aan te vullen. Kennisgeving hiervan wordt gedaan via een nieuwtje op de website1. Een overzicht van de verschillende versies, de geldigheid van elke versie en een overzicht van de aanvullingen en aanpassingen vindt u in hoofdstuk 6 van deze tekst. Hoofdstuk 1 beschrijft wat in EPB wordt beschouwd als een (systeem van) externe warmtelevering. Hoofdstuk 2 behandelt de procedure voor het aanvragen van gelijkwaardigheid. Hoofdstuk 3 geeft weer welke inhoud het aanvraagdossier voor de gelijkwaardigheidsaanvraag moet bevatten. Een aantal gegevens nodig voor het aanvraagdossier moet u berekenen volgens de rekenmethode opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 behandelt ten slotte het invoeren van de rekenresultaten in de EPB-software. Opgelet! Het beoordelen van gebouwen aangesloten op een systeem van externe warmtelevering aan de hand van de berekeningsmethode in deze goedkeuringsleidraad kan slechts zolang er geen berekeningsmethode wordt vastgelegd door de Vlaamse Regering, of bij delegatie door de minister bevoegd voor het energiebeleid. De werkwijze van het aanvragen van gelijkwaardigheid voor externe warmtelevering is dus tijdelijk van aard. De werkwijze van het aanvragen van gelijkwaardigheid vervalt van zodra een rekenmethode voor systemen van externe warmtelevering wordt vastgelegd door de Vlaamse Regering, of bij delegatie door de minister bevoegd voor het Energiebeleid. Het is mogelijk dat de rekenmethode die uiteindelijk zal worden geïmplementeerd in de energieprestatieregelgeving, zal afwijken van de rekenmethode en de conventies2 in deze goedkeuringsleidraad. Dit neemt niet weg dat voor projecten met externe warmtelevering waarvoor gelijkwaardigheid werd aangevraagd en toegekend, de rekenresultaten volgens de methode in de goedkeuringsleidraad blijven gelden. Als u vragen heeft over deze goedkeuringsleidraad, kan u contact opnemen met de VEAhelpdesk via [email protected]. 1 http://www.energiesparen.be/epb/prof/home 2 Met rekenmethode en conventies worden hier bedoeld: de waarde voor de primaire energiefactor voor restwarmte; het beschouwen van de warmte die ontstaat door de verbranding van afval als restwarmte; de minimale waarde van de equivalente energiefactor voor een systeem van externe warmtelevering; andere aanpassingen aan de rekenmethode in hoofdstuk 4. 4 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 1. Wat wordt beschouwd als externe warmtelevering in EPB? Volgende gevallen worden als externe warmtelevering beschouwd: a) de warmte wordt niet op het eigen perceel geproduceerd, maar wordt via een extern warmtenet aangeleverd. Hieronder valt bijv. een “klassieke” stadsverwarming of wijkverwarming; b) de warmte wordt op het eigen perceel geproduceerd en via een warmtenet dat zich geheel of gedeeltelijk buiten de gebouwen bevindt aan één of meerdere gebouwen op het eigen perceel geleverd. Hieronder valt bijv. een centrale stookruimte voor verschillende gebouwen op eenzelfde perceel. Het warmtenet tussen de warmteopwekkingsinstallatie(s) en de locatie van warmtelevering kan boven- en/of ondergronds zijn en kan ook lopen via verbindingstunnels of – gangen. De centrale stookruimte kan zich bevinden in een afzonderlijk gebouw of in een van de andere gebouwen op hetzelfde perceel. Wanneer de stookruimte deel uitmaakt van een van de gebouwen op een perceel met een warmtenet, wordt ook de warmtelevering in dat gebouw zelf als externe warmtelevering beschouwd als onderdeel van het ganse systeem. De warmte die aan de gebouwen wordt geleverd kan dienen voor de verwarming, bevochtiging, koeling en/of de bereiding van warm tapwater van de aangesloten EPBeenheden. Meer informatie vindt u in hoofdstuk 4.1. 5 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 6 2. Procedure voor het aanvragen van gelijkwaardigheid De procedure voor het aanvragen van gelijkwaardigheid voor gebouwen die aangesloten zijn op een systeem van externe warmtelevering wordt toegelicht aan de hand van een aantal praktische vragen en antwoorden. 2.1 Wie kan gelijkwaardigheid aanvragen? De gelijkwaardigheidsaanvraag wordt ingediend warmtenetbeheerder of de projectontwikkelaar. door de aangifteplichtige, de Als de aanvraag wordt ingediend door de warmtenetbeheerder of de projectontwikkelaar, dan bezorgt deze de definitieve beslissing van het Vlaams Energieagentschap aan de aangifteplichtige. 2.2 Hoe moet een gelijkwaardigheidsaanvraag worden ingediend? De gelijkwaardigheidsaanvraag wordt door middel van een gedateerd ontvangstbewijs of per aangetekende brief bij het Vlaams Energieagentschap ingediend. Vlaams Energieagentschap Energieprestatieregelgeving – Aanvragen tot gelijkwaardigheid externe warmte Ferrarisgebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 17, 1000 Brussel De gelijkwaardigheidsaanvraag bevat het volledige aanvraagdossier, zie hoofdstuk 3. 2.3 Voor welke projecten kan gelijkwaardigheid worden aangevraagd? Een gelijkwaardigheidsaanvraag kan worden ingediend voor elk gebouw dat is aangesloten op een systeem van externe warmtelevering. In geval het project een ontwikkeling van meerdere gebouwen betreft, die aangesloten zijn op eenzelfde systeem van externe warmtelevering, kan voor de volledige bouwfase een gelijkwaardigheidsaanvraag worden ingediend. 2.4 Aan welke voorwaarde moeten de EPB-plichtige gebouwen in de gelijkwaardigheidsaanvraag voldoen? Opgelet! Elk EPB-plichtig gebouw van het project waarvoor gelijkwaardigheid wordt aangevraagd, moet voldoen aan alle geldende EPB-eisen. Het voldoen aan de EPB-eisen wordt berekend op basis van de geldende berekeningsmethode en mits in acht name van het resultaat van de berekeningen uitgevoerd volgens de methode opgenomen in hoofdstuk 4. U dient in het aanvraagdossier het bewijs of te nemen dat elk EPB-plichtig project aan alle geldige EPB-eisen voldoet, zie hoofdstuk 3. 2.5 Tot welke moment kan gelijkwaardigheid worden aangevraagd? De gelijkwaardigheidsaanvraag kan worden ingediend tot op het moment van het indienen van de startverklaring en voor zover de werken nog niet zijn gestart. In geval het project een ontwikkeling van meerdere gebouwen betreft, die aangesloten zijn op een systeem van externe warmtelevering, dan kan de gelijkwaardigheidsaanvraag worden ingediend tot op het moment van indienen van een startverklaring voor het eerste gebouw in het project en voor zover de werken aan het eerste gebouw van het project nog niet zijn gestart. Opgelet! Bovendien geldt als overgangsmaatregel dat tot 30 september 2014 ook een gelijkwaardigheidsaanvraag kan worden ingediend voor de volgende gebouwen: gebouwen die op 1 juni 2014 reeds in gebruik zijn genomen, maar waarvoor er nog geen EPB-aangifte is ingediend; versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 gebouwen waarvoor de werken zijn gestart, maar die nog niet in gebruik zijn genomen. 2.6 Hoe verloopt de procedure voor aanvraag van gelijkwaardigheid? Het verloop van de procedure wordt hieronder beschreven: 1. De aangifteplichtige, de warmtenetbeheerder of de projectontwikkelaar dient een formele aanvraag in bij het Vlaams Energieagentschap. Die formele aanvraag bevat het aanvraagdossier, zie hoofdstuk 3. 2. Het Vlaams Energieagentschap beoordeelt de gelijkwaardigheidsaanvraag. Het Vlaams Energieagentschap beslist binnen de honderdtwintig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag over de gelijkwaardigheid. Als aanvullende informatie betreffende de inhoud van het aanvraagdossier wordt opgevraagd of als het aanvraagdossier onvolledig is, wordt de termijn voor het nemen van de beslissing opgeschort. De aanvrager wordt van de opschorting van die termijn per brief op de hoogte gesteld. Na ontvangst van de gevraagde informatie loopt de termijn verder. 2.7 Is de beslissing over de gelijkwaardigheid definitief? Opgelet! De beslissing over de gelijkwaardigheid, vermeld in 2.6, blijft geldig zolang er in de as-builtsituatie niet wordt afgeweken van de gegevens van het aanvraagdossier vermeld in art. 4/1 §3, 3°, 4°, 5°, 10° en 11° van het MB van 15 mei 2009 (zie het blauwe kader in hoofdstuk 3). 2.8 Mag de as-builtsituatie afwijken van het aanvraagdossier? Opgelet! Door een gelijkwaardigheidsaanvraag in te dienen verbindt de aanvrager er zich toe het Vlaams Energieagentschap onmiddellijk in kennis te stellen van elke afwijking tussen de as-builtsituatie van de warmtelevering, de warmteopwekkingsinstallatie(s) en de warmtedistributie-elementen en de gegevens van het aanvraagdossier vermeld in art. 4/1 §3, 3°, 4°, 5°, 10° en 11° van het MB van 15 mei 2009 (zie het blauwe kader in hoofdstuk 3 van deze leidraad). De as-builtsituatie mag in principe afwijken van de gegevens in het aanvraagdossier. Er dient daarbij wel opgemerkt te worden dat de aanvrager het Vlaams Energieagentschap onmiddellijk in kennis moet stellen van de hierboven vermelde afwijkingen tussen asbuiltsituatie en het aanvraagdossier én dat de beslissing van het Vlaams Energieagentschap, zoals vermeld in 2.6, kan worden herzien. Bij afwijkingen van het aanvraagdossier verloopt de procedure als volgt: 1. De aanvrager stelt het Vlaams Energieagentschap onmiddellijk in kennis van de afwijking(en) tussen de as-builtsituatie en de gegevens van het aanvraagdossier vermeld in art. 4/1 §3, 3°, 4°, 5°, 10° en 11° van het MB van 15 mei 2009 (zie het blauwe kader in hoofdstuk 3). Hierbij worden de afwijkingen minstens in detail beschreven. De kennisgeving gebeurt door middel van een gedateerd ontvangstbewijs of per aangetekende brief bij het Vlaams Energieagentschap. 2. Het Vlaams Energieagentschap beslist binnen de 60 kalenderdagen na ontvangst van die kennisgeving of een nieuwe stavingsnota met berekeningen op basis van de as-builtsituatie moet worden bezorgd. Voor een vlotte verwerking van uw dossier kan u de nieuwe stavingsnota met berekeningen ook al toevoegen bij de kennisgeving (stap 1). Als aanvullende informatie betreffende de afwijkingen tussen de as-built situatie en het aanvraagdossier wordt opgevraagd, wordt de termijn voor het nemen van deze 7 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 beslissing opgeschort. De aanvrager wordt van de opschorting van die termijn per brief op de hoogte gesteld. Na ontvangst van de gevraagde informatie loopt de termijn verder. 3. Indien het Vlaams Energieagentschap beslist dat een nieuwe stavingsnota moet worden bezorgd, bezorgt de aanvrager die stavingsnota binnen de 60 kalenderdagen na de beslissing aan het Vlaams Energieagentschap. 4. Als het resultaat van de op basis van de as-builtsituatie gemaakte berekening in de nieuwe stavingsnota niet overeenstemt met het resultaat van de berekening in het aanvraagdossier, vermeld in 11° van het blauwe kader in hoofdstuk 3, kan het Vlaams Energieagentschap binnen de 60 kalenderdagen na ontvangst van de nieuwe stavingsnota haar beslissing, vermeld in hoofdstuk 2.7, herzien. Na het verstrijken van deze termijn is de beslissing echter definitief. 2.9 Mogen rekenresultaten, berekend aan de hand van deze goedkeuringsleidraad, gebruikt worden in een EPB-aangifte zonder gelijkwaardigheid? Neen, dat mag niet. Door de Vlaamse Regering, of bij delegatie door de minister, werd immers geen berekeningsmethodiek vastgelegd voor het inrekenen van een systeem van externe warmtelevering in het E-peil of voor te bepalen welk aandeel van de energie uit hernieuwbare bronnen wordt geproduceerd. Als een rekenmethode ontbreekt, kan er beroep worden gedaan op gelijkwaardigheid. Enkel als het Vlaams Energieagentschap beslist dat gelijkwaardigheid mag worden toegepast, mag een verslaggever rekenresultaten, berekend op basis van deze goedkeuringsleidraad, opnemen in de EPB-aangifte. De definitieve beslissing van het Vlaams Energieagentschap wordt als stavingsstuk bij de EPBaangifte gevoegd. 8 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 3. Toelichting bij het aanvraagdossier Dit hoofdstuk bevat in het blauwe kader een letterlijke citering van artikel 4/1. §3 van het ministerieel besluit van 15 september 2009. Het aanvraagdossier moet minstens alle gegevens bevatten die hieronder worden opgesomd. Gelieve voor een vlotte verwerking van uw dossier dezelfde nummering als hieronder te gebruiken. De verschillende punten worden hieronder meer in detail toegelicht. §3. Het aanvraagdossier bestaat uit: 1° de naam, voornaam en woonplaats van de aanvrager of indien het gaat om een rechtspersoon, de juridische vorm, de naam of handelsnaam, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag én de relatie van de aanvrager tot het systeem van externe warmtelevering; 2° de naam en de ligging van het systeem van externe warmtelevering; 3° een beschrijving van de warmtelevering, de warmteopwekkingsinstallatie(s) en de warmtedistributie-elementen van het systeem van externe warmtelevering op het moment van de aanvraag; 4° een beschrijving van de geplande wijzigingen aan de warmtelevering, de warmteopwekkingsinstallatie(s) en de warmtedistributie-elementen van het systeem van externe warmtelevering in de betreffende bouwfase en een projectie van de timing van die wijzigingen; 5° een beschrijving van de technische en energetische eigenschappen van de warmtelevering, de warmteopwekkingsinstallatie(s) en de warmtedistributie-elementen van het systeem van externe warmtelevering voor de betreffende bouwfase; 6° desgevallend, een beschrijving en een projectie van de timing van de andere bouwfasen die geen deel uitmaken van de aanvraag maar die wel betrekking hebben tot hetzelfde systeem van externe warmtelevering; 7° de ligging van het gebouw of desgevallend elk gebouw van de ontwikkeling aan de hand van het adres en de kadastrale gegevens en indien reeds gekend, het/de energieprestatiedossiernummer(s); 8° een beschrijving van de fase waarin het innovatief gebouw of elk gebouw van de ontwikkeling van meerdere innovatieve gebouwen op moment van de aanvraag verkeert en een projectie van de timing van de volgende fasen. Volgende worden als fasen beschouwd: het indienen van de verkavelingsaanvraag, het aanvragen van de bouwvergunning, het verlenen van de bouwvergunning, het indienen van de startverklaring, het uitvoeren van de werken, het aansluiten van een gebouw op het systeem van externe warmtelevering, de ingebruikname van het gebouw en het indienen van de EPB-aangifte; 9° minstens de plannen van de verkavelingsaanvraag of de plannen van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning en indien mogelijk beiden; 10° de naam en de beschrijving van de delen van het gebouw/de gebouwen waarin het systeem van externe warmtelevering wordt toegepast met een overzicht van hun voornaamste technische en energetische eigenschappen, waaronder de warmtevraag; 11° een stavingsnota met berekeningen uitgevoerd volgens de methode opgenomen in de goedkeuringsleidraad; 12° het resultaat op vlak van de EPB-eisen en het elektronische bestand van de officiële software van de berekening van de energieprestatie van de verschillende delen van het gebouw of desgevallend de verschillende delen van elk gebouw van de ontwikkeling volgens de geldende berekeningsmethode en mits in acht name van het resultaat van de berekeningen uitgevoerd volgens de methode opgenomen in de goedkeuringsleidraad; 9 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 13° het bewijs dat het gebouw of de ontwikkeling van meerdere gebouwen voldoet aan de voorwaarden opgenomen in § 2; 14° het dossier van de auteurs van de stavingsnota, te weten: a) de naam, voornaam en woonplaats of indien het gaat om een rechtspersoon, de juridische vorm, de naam of handelsnaam, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de auteurs van het dossier; b) de beschrijving van de technische beheersing in het domein van het innovatief gebouw of de ontwikkeling van meerdere innovatieve gebouwen in dezelfde bouwfase die voor hun warmtelevering aangesloten zijn op hetzelfde systeem van externe warmtelevering; c) de beschrijving van de bekwaamheid van de auteurs om de energieprestaties van het innovatief gebouw of de ontwikkeling van meerdere innovatieve gebouwen te evalueren, met behulp van aangepaste evaluatie-instrumenten. Toelichting bij 1° Het VEA zal communicatie aangaande de aanvraag steeds richten aan de aanvrager die in deel 1° van het aanvraagdossier wordt vermeld. Toelichting bij 2° Deel 2° van het aanvraagdossier geeft de ligging van het systeem van externe warmtelevering weer op basis van een beschrijving en een aanduiding op plannen. Toelichting bij 3° Deel 3° van het aanvraagdossier bevat een beschrijving van het systeem van externe warmtelevering dat reeds aanwezig is op het moment van het indienen van de aanvraag. Het is mogelijk dat er op het moment van de gelijkwaardigheidsaanvraag nog geen systeem van externe warmtelevering aanwezig is, bijvoorbeeld wanneer de gelijkwaardigheidsaanvraag wordt gedaan voor een volledig nieuw systeem van externe warmtelevering. In dat geval wordt dit expliciet vermeld in deel 3° van het aanvraagdossier. Er hoeven dan geen verdere gegevens in deel 3° van het aanvraagdossier worden opgenomen. Het is ook mogelijk dat er op het moment van de gelijkwaardigheidsaanvraag wel al een systeem van externe warmtelevering aanwezig is. Bijvoorbeeld als het project waarvoor gelijkwaardigheid wordt aangevraagd een uitbreiding is van een bestaand systeem van externe warmtelevering. Voor het systeem van externe warmtelevering dat aanwezig is op het moment van de gelijkwaardigheidsaanvraag, beschrijft de aanvrager in deel 3° van het aanvraagdossier de warmteopwekkingsinstallatie(s), de warmtedistributie-elementen en de warmtelevering/warmtevragers. U kan daarbij gebruik maken van technische fiches. Voor elke reeds aanwezige warmteopwekkingsinstallatie wordt minimaal het soort opwekker, het type van brandstof en het nominaal thermisch vermogen beschreven. Voor de reeds aanwezige warmtedistributie-elementen wordt minimaal de lengte van de warmtedistributie-elementen, de leidingconfiguraties volgens 4.3.3.4, de aanwezigheid van buffervaten en warmtewisselaars en de isolatiegraad van leidingen, buffervaten en warmtewisselaars beschreven. Voor elke reeds aanwezige warmtevrager wordt minimaal het type ( bijvoorbeeld woning, kantoor, …) en de warmtevraag beschreven. In de beschrijving van de warmtevraag geeft u aan of de warmte die aan elk van de gebouwen wordt geleverd, dient voor de verwarming, bevochtiging, koeling en/of de bereiding van warm tapwater. Er wordt ook beschreven hoe de warmte aan elke warmtevrager wordt geleverd (bijvoorbeeld via afleversets, onderstations, …). 10 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Voor het systeem van externe warmtelevering dat aanwezig is op het moment van de gelijkwaardigheidsaanvraag, bezorgt u een schema met daarop een aanduiding van de warmteopwekkingsinstallaties, de warmtedistributie-elementen en elementen voor warmtelevering (bijvoorbeeld onderstations, afleversets, …) en de warmtevragers. Naast een schema kan u, indien beschikbaar, ook plannen toevoegen. Indien voor het systeem van externe warmtelevering dat aanwezig is op het moment van de gelijkwaardigheidsaanvraag meetgegevens beschikbaar zijn, dan beschrijft u minimaal welke gegevens worden gemeten. U geeft aan welke meettoestellen voor elke meting worden gebruikt. Toelichting bij 4° Deel 4° van het aanvraagdossier bevat een beschrijving van de geplande wijzigingen aan het systeem beschreven in deel 3° van het aanvraagdossier in de bouwfase waarvoor gelijkwaardigheid wordt aangevraagd. Geplande wijzigingen in latere bouwfasen worden hier nog niet vermeld, die wijzigingen komen aan bod in deel 6° van het aanvraagdossier. Indien het gaat om een volledig nieuw systeem van externe warmtelevering dient het woord ‘wijzigingen’ in 4° geïnterpreteerd te worden als ‘nieuwe ontwikkelingen’. Indien het gaat om een uitbreiding van een bestaand systeem dient het woord ‘wijzigingen’ in 4° geïnterpreteerd te worden als ‘wijzigingen aan het bestaande systeem en nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld uitbreidingen)’. De aanvrager beschrijft in deel 4° van het aanvraagdossier de geplande wijzigingen (t.o.v. het systeem beschreven in deel 3°) en de nieuwe ontwikkelingen op vlak van de warmtelevering, de warmteopwekkingsinstallatie(s) en de warmtedistributie-elementen in de betreffende bouwfase. De aanvrager kan daarbij gebruik maken van technische fiches. Voor elke nieuwe of gewijzigde warmteopwekkingsinstallatie wordt minimaal het soort opwekker, het type van brandstof en het nominaal thermisch vermogen beschreven. Voor de nieuwe of gewijzigde warmtedistributie-elementen wordt minimaal de lengte van de warmtedistributie-elementen, de leidingconfiguraties volgens 4.3.3.4, de aanwezigheid van buffervaten en warmtewisselaars en de isolatiegraad van leidingen, buffervaten en warmtewisselaars beschreven. Voor elke nieuwe of gewijzigde warmtevrager wordt minimaal het type (woning, kantoor, …) en de warmtevraag beschreven. In de beschrijving van de warmtevraag geeft u aan of de warmte die aan elk van de gebouwen wordt geleverd dient voor de verwarming, bevochtiging, koeling en/of de bereiding van warm tapwater. Er wordt ook beschreven hoe de warmte aan elke warmtevrager wordt geleverd (bijvoorbeeld via afleversets, onderstations, …). U bezorgt een schema van het systeem van externe warmtelevering met daarop een aanduiding van de wijzigingen aan de warmteopwekkingsinstallaties, de warmtedistributieelementen en elementen voor warmtelevering (bijvoorbeeld onderstations, afleversets, …) en de warmtevragers en ook de nieuwe ontwikkelingen in de bouwfase waarvoor gelijkwaardigheid wordt aangevraagd. Naast een schema kan u, indien beschikbaar, ook plannen toevoegen. U beschrijft welke gegevens in het gewijzigde systeem van externe warmtelevering zullen worden gemeten. U geeft aan welke meettoestellen voor elke meting zullen worden gebruikt. U geeft ook een vermoedelijke projectie van de timing op voor deze wijzigingen en nieuwe ontwikkelingen. In het geval van de overgangsmaatregel beschreven in hoofdstuk 2.5 is het mogelijk dat de werken reeds werden afgerond en dat er geen wijzigingen of nieuwe ontwikkelingen meer 11 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 zijn. In dat geval wordt dit expliciet vermeld in deel 4° van het aanvraagdossier. Er hoeven dan geen verdere gegevens in deel 4° van het aanvraagdossier worden opgenomen. Toelichting bij 5° Deel 5° van het aanvraagdossier behandelt het systeem waarvoor gelijkwaardigheid wordt aangevraagd vanuit een technisch en energetisch oogpunt. U bakent in dit deel het uniek systeem van externe warmtelevering af waarop u de berekeningsmethode uit hoofdstuk 4 van deze goedkeuringsleidraad zal toepassen. Een systeem van externe warmtelevering is een aaneengekoppeld systeem van warmteopwekking, warmtedistributie en warmtelevering. Een uniek systeem van externe warmtelevering wordt bovendien ook gekenmerkt door één uitbater, zie ook 4.1. U beschrijft welke situatie het betreft: De warmte wordt niet op het eigen perceel opgewekt, maar wordt via een extern warmtenet aangeleverd (bijvoorbeeld bij een stadsnet of een wijknet); De warmte wordt op het eigen perceel opgewekt en via een warmtenet dat zich geheel of gedeeltelijk buiten3 de gebouwen bevindt aan één of meerdere gebouwen op het eigen perceel geleverd. U bezorgt voor het unieke systeem van externe warmtelevering een schema met daarop een aanduiding van de warmteopwekkingsinstallaties, de warmtedistributie-elementen en elementen voor warmtelevering (bijvoorbeeld onderstations, afleversets, …) en de warmtevragers. Naast een schema kan u, indien beschikbaar, ook plannen toevoegen. U definieert de grenzen van het uniek systeem van externe warmtelevering volgens de aanwijzigingen in hoofdstuk 4.1 van deze leidraad. U geeft daarbij voor elke warmtevrager aan of er een warmtemeter is en waar die warmtemeter geplaatst is. Indien er meerdere warmtemeters in serie zijn geplaatst, geeft u aan welke warmtemeter wordt gebruikt voor de warmtekostenafrekening. Indien er geen warmtemeter is, geeft u aan of er een onderstation is en waar het onderstation is geplaatst. Indien er geen onderstation is, geeft u aan waar het warmtenet zijn doorgang tot het gebouw vindt. U kan de grenzen van het uniek systeem van externe warmtelevering ook aanduiden op plannen of een schema. Op basis van de definitie van de begrenzing geeft u aan of er nog een berekening van combilus of circulatieleiding noodzakelijk is, zie hoofdstuk 5. U beschrijft de technische en energetische eigenschappen van de warmteopwekkingsinstallatie(s), de warmtedistributie-elementen en de warmtelevering/warmtevragers van elk uniek systeem van externe warmtelevering. U maakt daarbij zoveel als mogelijk gebruik van technische fiches. Voor elke warmteopwekkingsinstallatie wordt minimaal het soort opwekker, het type van brandstof en het nominaal thermisch vermogen beschreven. Voor de warmtedistributie-elementen wordt minimaal de lengte van de warmtedistributieelementen, de leidingconfiguraties volgens 4.3.3.4, de aanwezigheid van buffervaten en warmtewisselaars en de isolatiegraad van leidingen, buffervaten en warmtewisselaars beschreven. Indien buffervaten en warmtewisselaars voldoen aan de minimale isolatie-eisen volgens 4.3.3.11, toont u dit aan. Voor elke warmtevrager wordt minimaal het type (woning, kantoor, …) en de warmtevraag beschreven. In de beschrijving van de warmtevraag geeft u aan of de warmte die aan de gebouwen wordt geleverd dient voor de verwarming, bevochtiging, koeling en/of de bereiding van warm tapwater. Er wordt ook beschreven hoe de warmte aan elke 3 Het netwerk kan boven- en/of ondergronds zijn. Ook netwerken in verbindingstunnels of –gangen vallen hieronder. 12 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 warmtevrager wordt geleverd (bijvoorbeeld via afleversets, onderstations, …). U geeft het vermogen van elk onderstation. U beschrijft de aanwezigheid van circulatiepompen in het systeem van externe warmtelevering. U geeft aan welke pompen voor reservestelling dubbel zijn uitgevoerd. Indien pompen voor reservestelling dubbel zijn uitgevoerd, toont u aan welke pomp het grootste elektrisch vermogen heeft. U beschrijft welke gegevens van het unieke systeem van externe warmtelevering zullen worden gemeten en waar de meters opgesteld staan. U geeft aan welke meettoestellen voor elke meting gebruikt zullen worden, u kan daarbij gebruik maken van technische fiches. U geeft aan of elk van de gebruikte energiemeters voldoen aan de volgende kwaliteitseis4: Een energiemeter voldoet aan de kwaliteitseis, indien minimaal wordt voldaan aan onderstaande klassen volgens 2004/22/EG (MID-directive) of EN 1434: Gasmeters: klasse 1,5; Elektrische kilowattuurmeters: klasse A; Warmtemeters: klasse 3. Het is ook mogelijk dat het systeem van externe warmtelevering waarvoor gelijkwaardigheid wordt aangevraagd, een cascade van unieke systemen van externe warmtelevering is, elk gekenmerkt door een andere uitbater. In dat geval voorziet u in deel 5° van het aanvraagdossier een schematische voorstelling van deze cascade, met vermelding van de uitbaters. U bezorgt voor elk uniek systeem van externe warmtelevering de in deel 5° (hierboven) gevraagde gegevens. Toelichting bij 6° Deel 6° van het aanvraagdossier bevat een beschrijving van eventuele toekomstige bouwfasen waarmee het systeem van externe warmtelevering, waarvoor de gelijkwaardigheidsaanvraag wordt gedaan, verder zal worden uitgebreid. Deze geplande wijzigingen maken geen deel uit van de gelijkwaardigheidsaanvraag. Wijzigingen aan het systeem van externe warmtelevering in de bouwfase waarvoor gelijkwaardigheid wordt aangevraagd komen aan bod in deel 4°. De gelijkwaardigheidsaanvraag geldt enkel voor de bouwfase waarvoor de aanvraag wordt ingediend en niet voor de andere bouwfasen. Voor zover bekend, wordt voor elke toekomstige warmteopwekkingsinstallatie (die geen deel uitmaakt van de gelijkwaardigheidsaanvraag) het soort opwekker, het type van brandstof en het nominaal thermisch vermogen beschreven. Voor zover bekend, wordt voor de toekomstige warmtedistributie-elementen (die geen deel uitmaken van de gelijkwaardigheidsaanvraag) de lengte van de warmtedistributieelementen, de leidingconfiguraties volgens 4.3.3.4, de aanwezigheid van buffervaten en warmtewisselaars en de isolatiegraad van leidingen, buffervaten en warmtewisselaars beschreven. Voor zover bekend, wordt voor elke toekomstige warmtevrager (die geen deel uitmaakt van de gelijkwaardigheidsaanvraag) het type (woning, kantoor, …) en de warmtevraag beschreven. In de beschrijving van de warmtevraag geeft u aan of de warmte die aan de gebouwen wordt geleverd, dient voor de verwarming, bevochtiging, koeling en/of de bereiding van warm tapwater. Er wordt ook beschreven hoe de warmte aan elke warmtevrager wordt geleverd (bijvoorbeeld via afleversets, onderstations, …). 4 De huidige goedkeuringsleidraad formuleert niet de verplichting dat de meetgegevens gebruikt voor de berekening volgens hoofdstuk 4 aan deze kwaliteitseisen voldoen. 13 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 U geeft ook een vermoedelijke projectie van de timing op voor deze geplande wijzigingen. Toelichting bij 7° Deel 7° van het aanvraagdossier beschrijft de ligging van het gebouw of desgevallend elk gebouw van de ontwikkeling aan de hand van het adres, de kadastrale gegevens en eventueel het energieprestatiedossiernummer. Daarnaast duidt u de ligging van elk gebouw aan op een plan. Toelichting bij 10° Deel 10° van het aanvraagdossier behandelt de gebouwen waaraan het unieke systeem van externe warmtelevering waarvoor gelijkwaardigheid wordt aangevraagd, warmte levert. De aanvrager beschrijft de verschillende warmtevragers waaraan het unieke systeem van externe warmtelevering warmte levert op basis van de bestemming van het gebouw en het aantal eenheden (woningen, appartementen, ...). Onder warmtevragers wordt verstaan zowel de nieuw te bouwen gebouwen in de bouwfase waarvoor gelijkwaardigheid wordt aangevraagd, als de bestaande gebouwen, als ook een onderliggend (dit wil zeggen warmtestroom afwaarts gelegen5) warmtenet. De aanvrager neemt de belangrijkste technische en energetische eigenschappen van de gebouwen op in het aanvraagdossier. U geeft aan welke maatregelen (qua gebouwgeometrie, isolatie, ventilatie, installaties voor verwarming, koeling, warm water, bevochtiging, afgiftesystemen, …) worden toegepast om aan de EPB-eisen te voldoen. U geeft o.a. aan of de externe warmtelevering het enige opwekkingstoestel is voor de verwarming, bevochtiging, koeling en/of de bereiding van warm tapwater van de aangesloten EPB-eenheden. Zoniet, beschrijft u de technische en energetische eigenschappen van de toestellen waarmee de externe warmtelevering wordt gecombineerd. De warmtevraag van elke warmtevrager wordt bepaald op basis van de methode opgenomen in hoofdstuk 4.3.2. Toelichting bij 11° De berekeningsmethode werd opgenomen in hoofdstuk 4 van deze tekst. Deel 11° van het aavnvraagdossier bevat stavingsnota met berekeningen uitgevoerd volgens die methode. De stavingsnota vermeldt alle aannames en alle (tussen-)resultaten. Toelichting bij 12° Voor elk EPB-plichtig gebouw van het project waarvoor gelijkwaardigheid wordt aangevraagd, wordt het elektronisch bestand van de officiële software bezorgd. Het elektronische bestand plaatst u op CD-rom of een USB-stick die u bezorgt samen met het aanvraagdossier of bezorgt u elektronisch via [email protected], met verwijzing naar de aanvraag voor gelijkwaardigheid. Toelichting bij 13° In 13° wordt verwezen naar de voorwaarden opgenomen in §2 van het MB van 18 mei 2014. Die paragraaf stelt het volgende: “§2. De aanvraag kan worden ingediend voor elk innovatief gebouw dat is aangesloten op een systeem van externe warmtelevering of elke ontwikkeling van meerdere innovatieve gebouwen in dezelfde bouwfase die zijn aangesloten op hetzelfde systeem van externe warmtelevering, indien het gebouw of desgevallend elk gebouw van de betreffende ontwikkeling, voldoet aan alle EPB-eisen.” 5 Meer uitleg zie hoofdstuk 4.1. 14 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 In punt 13 bewijst u dat alle EPB-plichtige gebouwen in de betreffende bouwfase, die aangesloten zijn op het warmtenet, ontworpen zijn om te voldoen aan de EPB-eisen. U kan dit bewijzen aan de hand van een oplijsting van alle EPB-plichtige gebouwen én door voor elk gebouw de volgende zaken aan te geven: naam warmtevrager; verwijzing naar warmtevrager in EPB-bestand; datum aanvraag vergunning/melding; bestemming van het gebouw; aard van de werkzaamheden; opsomming van de verschillende geldende EPB-eisen en eisenniveau’s; opsomming van de resultaten. Toelichting bij 14° Punt 14-b gaat over de auteur(s) van het dossier. Er wordt een beschrijving gevraagd van de technische beheersing met betrekking tot de gebouwen en het systeem van externe warmtelevering. U kan een korte beschrijving bezorgen of een CV. 15 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 4. Berekeningsmethode voor de stavingsnota Bij het aanvraagdossier voor gelijkwaardigheid voegt u een stavingsnota met berekeningen uitgevoerd volgens de methode opgenomen in dit hoofdstuk. Voor het uitvoeren van de berekeningen wordt een rekenblad ter beschikking gesteld. In deze tekst wordt verwezen naar volgende normen. NBN EN 15603 Energieprestatie van gebouwen – Het totale energieverbruik en definitie van prestatie-indicatoren EN 12667:2001 Thermal performance of building materials and products. Determination of thermal resistance by means of guarded hot plate and heat flow meter methods. Products of high and medium thermal resistance 4.1 Het systeem van externe warmtelevering Een systeem van externe warmtelevering is een systeem met een direct gebruik van de afgeleverde warmte: de temperatuur van het systeem van externe warmtelevering is dus hoger dan de temperatuur van de uiteindelijke warmtevraag. Systemen bestaande uit een waterlus, die als "warmtebron en –put" (heat source and sink) dienst doet voor omkeerbare warmtepompen en koelmachines, functioneren op een totaal andere manier en worden niet beschouwd als systemen van externe warmtelevering. De rekenmethode die in dit document wordt beschreven, is niet van toepassing op warmteopwekkers die enkel aan het gebouw waarin ze opgesteld staan warmte leveren. Volgende gevallen worden als systeem van externe warmtelevering beschouwd: De warmte wordt niet op het eigen perceel opgewekt, maar wordt via een extern warmtenet aangeleverd (bijvoorbeeld stadsverwarming); De warmte wordt op het eigen perceel opgewekt en via een warmtenet dat zich geheel of gedeeltelijk buiten6 de gebouwen bevindt aan één of meerdere gebouwen op het eigen perceel geleverd (bijvoorbeeld centrale stookruimte7 voor verschillende appartements- en/of kantoorgebouwen enz. op een campus). Een systeem van externe warmtelevering is een aaneengekoppeld systeem van warmteopwekking, warmtedistributie en warmtelevering. Eén uniek systeem van externe warmtelevering wordt gekenmerkt door één uitbater. Indien verschillende uitbaters instaan voor verschillende delen van een warmtenet, dan staat elke uitbater in voor één uniek systeem van externe warmtelevering en is er sprake van een cascade van unieke systemen van externe warmtelevering8, zie bijvoorbeeld Figuur 1. De uitgaande energiestroom van één uniek systeem van externe warmtelevering kan dus de ingaande energiestroom van een ander uniek systeem van externe warmtelevering zijn. In het vervolg van de tekst wordt soms het woord ‘stroomafwaarts’ gebruikt. Met ‘stroom’ in dat woord wordt de warmtestroom bedoeld. De warmtestroming is een stroom van energie van locaties met een hogere temperatuur naar locaties met een lagere temperatuur. Met stroomafwaarts wordt dus de zin van de lagere temperatuur bedoeld. 6 Het netwerk kan boven- en/of ondergronds zijn. Ook netwerken in verbindingstunnels of –gangen vallen hieronder. 7 De centrale stookruimte kan in een zelfstandig gebouw ondergebracht zijn, of ook in 1 van de gebouwen (bijvoorbeeld stookkelder) opgenomen zijn (of er zijdelings tegen aansluiten). Wanneer de stookruimte deel uitmaakt van 1 van de gebouwen, wordt ook de warmtelevering in dat gebouw zelf als een systeem van externe warmtelevering beschouwd (als onderdeel van het ganse systeem). Dit garandeert een coherente behandeling van de verschillende gebouwen die door eenzelfde warmteopwekkingsinstallatie worden bediend. 8 Alle tekstdelen in verband met cascades van unieke systemen van externe warmtelevering worden voor de duidelijkheid in oranje weergegeven. 16 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 17 Opgelet! Onderstaande methode moet telkens op één uniek systeem van externe warmtelevering worden toegepast. Beschouw bijvoorbeeld het unieke systeem van externe warmtelevering B waarvoor u het opwekkingsrendement en de equivalente primaire energiefactor wil bepalen: dan wordt systeem A beschouwd als een warmteopwekker van systeem B én dan wordt systeem C beschouwd als een warmtevrager van systeem B. Uitbater A Uitbater B Uitbater C Uniek systeem van externe warmtelevering A Uniek systeem van externe warmtelevering B Uniek systeem van externe warmtelevering C EPBeenheid Figuur 1: cascade van systemen van externe warmtelevering Ieder uniek systeem van externe warmtelevering omvat minimaal één warmteopwekker. Bij de bepaling van de equivalente primaire energiefactor van externe warmte worden alle asbuilt warmteopwekkers die warmte in het systeem van externe warmtelevering injecteren, in de doorrekening opgenomen. Ieder uniek systeem van externe warmtelevering omvat eveneens minimaal één warmtevrager. Bij de bepaling van de equivalente primaire energiefactor van het systeem van externe warmtelevering worden volgende warmtevragers in de doorrekening opgenomen: Alle warmtevragers die via een bestaande of nieuw gerealiseerde warmteaansluiting warmte afnemen van het systeem van externe warmtelevering; Alle warmtevragers die in de nabije toekomst warmte zullen afnemen van het systeem van externe warmtelevering en die gerealiseerd worden in de bouwfase waarvoor de gelijkwaardigheid wordt aangevraagd. Alle elementen, zoals pompen, leidingen, buffervaten en warmtewisselaars, die benodigd zijn om warmte naar de warmtevragers te verdelen, maken inherent deel uit van het unieke systeem van externe warmtelevering. Alle grenzen van het unieke systeem van externe warmte worden projectspecifiek per warmtevrager éénduidig vastgelegd en neergeschreven. De grenzen worden als volgt gedefinieerd: Indien er een warmtemeter is, vormt de warmtemeter de grens. Indien er meerdere warmtemeters in serie zijn geplaatst, wordt de grens gevormd door de warmtemeter die de uitbater van het systeem van externe warmtelevering gebruikt voor de warmtekostenafrekening; Indien er geen warmtemeter is, vormt de koppeling van het onderstation of warmtewisselaar de grens, gezien van de kant van het warmtenet. Bij het ontbreken van het onderstation of warmtewisselaar, vormt de doorgang tot het gebouw de grens. In het vervolg van deze tekst wordt met de termen ‘externe warmte(-levering)’ en ‘systeem van externe warmtelevering’ een ‘uniek systeem van externe warmtelevering’ bedoeld. Daar waar een foutieve interpretatie mogelijk zou zijn, wordt de benaming ‘uniek systeem van externe warmtelevering’ voluit gebruikt. versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 18 4.2 Opwekkingsrendement van een energiesector Het opwekkingsrendement van een energiesector die aangesloten is op een systeem van externe warmtelevering, is de verhouding van de door het systeem van externe warmtelevering afgeleverde warmte tot de verbruikte energie in de betreffende energiesector. Het basisprincipe is dat de verliezen in de onderstations of warmtewisselaars in het opwekkingsrendement worden verwerkt als deze componenten niet zijn inbegrepen in het beschouwde systeem van externe warmtelevering. Dit hangt af van de vastgelegde grenzen zoals beschreven in 4.1. 4.2.1 Opwekkingsrendement voor ruimteverwarming door externe warmtelevering Het opwekkingsrendement voor ruimteverwarming warmtelevering ηequiv,heat,dh wordt als volgt bepaald: van een systeem van externe (-) Waarin: (-) 9 Het opwekkingsrendement voor ruimteverwarming van een systeem van externe warmtelevering. Indien aan één van volgende voorwaarden is voldaan, geldt: (-) er is geen warmtewisselaar of onderstation geplaatst; de warmtewisselaar of het onderstation is inbegrepen in het systeem van externe warmtelevering; de warmtewisselaar of het onderstation valt buiten de grenzen van het systeem van externe warmtelevering en is geïsoleerd conform de minimale eisen zoals beschreven in 4.3.3.11. 4.2.2 Opwekkingsrendement warmtelevering voor de bereiding van warm tapwater door externe Het in te zetten rendement voor externe warmtelevering voor de warmtapwaterbereiding ηequiv,water,dh wordt als volgt bepaald: Waarin: 10 (-) (-) Het in te zetten rendement voor externe warmtelevering voor de warmtapwaterbereiding; Het opwekkingsrendement voor ruimteverwarming van een systeem van externe warmtelevering, zoals bepaald via de methodiek beschreven in 4.2.1. 9 Voor dossiers met vergunningsaanvraagdatum of meldingsdatum vanaf 01/01/2014 wordt in bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010 het symbool gebruikt. 10 Voor dossiers met vergunningsaanvraagdatum of meldingsdatum vanaf 01/01/2014 wordt in bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010 het symbool gebruikt. versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Het al dan niet aanwezig zijn van warmteopslag wordt ingerekend conform de conventies van 10.3.3.2 van Bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010. 4.3 Equivalente primaire energiefactor van het systeem van externe warmtelevering Dit hoofdstuk beschrijft de bepaling van de equivalente primaire energiefactor van het systeem van externe warmtelevering. 4.3.1 Equivalente primaire energiefactor van het systeem van externe warmtelevering De equivalente primaire energiefactor van het systeem van externe warmtelevering f p,dh is een unieke karakteristiek van het systeem en wordt als volgt bepaald: ( ) Waarin: fp,dh (-) De equivalente primaire energiefactor van het systeem van externe warmtelevering; Ep,dh MJ Het primaire energieverbruik van het systeem van externe warmtelevering, zoals bepaald via de methodiek beschreven in 4.3.3; Qdel, dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan de warmtevragers in het systeem van externe warmtelevering, zoals bepaald via de methodiek beschreven in 4.3.2. De waarde bij ontstentenis is fp,dh = 2,0 (-). 4.3.2 De afgeleverde warmte De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan de warmtevragers in het systeem van externe warmtelevering Qdel,dh wordt als volgt bepaald: ∑ Waarin: Qdel,dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan de warmtevragers in het systeem van externe warmtelevering; Qdel, j MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan warmtevrager j. De sommatie gebeurt over alle warmtevragers j in het systeem van externe warmtelevering. De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan warmtevrager j, Qdel,j, wordt naar keuze volgens één van de volgende vier methoden bepaald: gebruik van meet- of factuurwaarden (4.3.2.1) gebruik van een rekenwaarde (4.3.2.2) gebruik van de bruikbare vloeroppervlakte (4.3.2.3) gebruik van een waarde bij ontstentenis (4.3.2.4) 19 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 4.3.2.1 Afgeleverde warmte op basis van meet- of factuurwaarden De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan warmtevrager j, Q del,j, wordt bepaald conform de specificaties in 4.3.3.9 en 4.3.3.10. 4.3.2.2 Afgeleverde warmte op basis van het eindenergieverbruik Indien warmtevrager j louter energiesectoren omvat, waarvan de bruto-energiebehoefte reeds is doorgerekend, kan de hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan warmtevrager j, Qdel,j, worden bepaald als volgt: ∑ (∑ ∑ ∑ ∑ ∑ ∑ ∑ ∑ ∑ ∑ ) Waarin: Qdel, j MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan warmtevrager j; wdh,j (-) Een weegfactor die voor warmtevrager j bepaalt of het systeem van externe warmtelevering dh, instaat voor de ruimteverwarming van energiesector i (index ‘heat,sec i’), de bereiding van warm tapwater voor douche/bad k respectievelijk keukenaanrecht l (indices ‘water,bath k’ en ‘water,sink l’), koeling van energiesector i (index ‘cool,sec i’) of warmtelevering aan bevochtigingstoestel n (index ‘hum,n’), al dan niet via preferente en niet-preferente warmtelevering (indices ‘pref’ en ‘npref’): indien ja: wdh,j = 1 ; Indien nee: wdh,j = 0 ; Qheat,final,sec i,m,pref,j MJ Het maandelijks eindenergieverbruik van het preferent opwekkingstoestel voor ruimteverwarming per energiesector i van warmtevrager j, voor woongebouwen bepaald volgens 10.2 van bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010 en voor kantoor- en schoolgebouwen bepaald volgens 7.2.1 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010; Qheat,final,sec i,m,npref,j MJ Het maandelijks eindenergieverbruik van het niet-preferent opwekkingstoestel voor ruimteverwarming per energiesector i van warmtevrager j, voor woongebouwen bepaald volgens 10.2 van bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010 en voor kantoor- en schoolgebouwen bepaald volgens 7.2.1 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010;. Qwater,bath k,final,m,pref,j MJ Het maandelijks eindenergieverbruik van het preferent opwekkingstoestel voor warm tapwater van douche of bad k van warmtevrager j, bepaald volgens 10.3 van bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010; 20 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Qwater,bath k,final,m,npref,j MJ Het maandelijks eindenergieverbruik van het niet-preferent opwekkingstoestel voor warm tapwater van douche of bad k van warmtevrager j, bepaald volgens 10.3 van bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010; Qwater,sink l,final,m,pref,j MJ Het maandelijks eindenergieverbruik van het preferent opwekkingstoestel voor warm tapwater van aanrecht l van warmtevrager j, bepaald volgens 10.3 van bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010; Qwater,sink l,final,m,npref,j MJ Het maandelijks eindenergieverbruik van het niet-preferent opwekkingstoestel voor warm tapwater van aanrecht l van warmtevrager j, bepaald volgens 10.3 van bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010; Qcool,final,sec i,m,pref,j MJ Het maandelijks eindenergieverbruik van het preferent opwekkingstoestel voor ruimtekoeling per energiesector i van warmtevrager j, bepaald volgens 7.2.2 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010;. Qcool,final,sec i,m,npref,j MJ Het maandelijks eindenergieverbruik van het niet-preferent opwekkingstoestel voor ruimtekoeling per energiesector i van warmtevrager j, bepaald volgens 7.2.2 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010; Qhum,final,n,m,pref,j MJ Het maandelijks eindenergieverbruik van het preferent opwekkingstoestel voor bevochtiging n van warmtevrager j, bepaald volgens 7.2.1 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010; Qhum,final,n,m,npref,j MJ Het maandelijks eindenergieverbruik van het niet-preferent opwekkingstoestel voor bevochtiging n van warmtevrager j, bepaald volgens 7.2.1 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010. Er dient gesommeerd te worden over: alle energiesectoren i van warmtevrager j die door het systeem van externe warmtelevering van warmte worden voorzien; alle baden of douches k van warmtevrager j die door het systeem van externe warmtelevering van warmte worden voorzien; alle aanrechten l van warmtevrager j die door het systeem van externe warmtelevering van warmte worden voorzien; alle energiesectoren i van warmtevrager j die door het systeem van externe warmtelevering van warmte voor koeling (m.b.v. een thermisch aangedreven koelmachine) worden voorzien; alle bevochtigingsinstallaties n van warmtevrager j die door het systeem van externe warmtelevering van warmte worden voorzien. 4.3.2.3 Afgeleverde warmte op basis van de bruikbare vloeroppervlakte De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan warmtevrager j, Q del,j, wordt als volgt bepaald: ∑ Waarin: 21 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 22 Qdel,j MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan warmtevrager j11; qdel,j,heat,f MJ/m² De hoeveelheid warmte voor ruimteverwarming per bruikbare vloeroppervlakte, die voor eenheid f, jaarlijks wordt afgeleverd aan warmtevrager j, zoals bepaald in Tabel 1; qdel,j,water,f MJ/m² De hoeveelheid warmte voor warm tapwater per bruikbare vloeroppervlakte, die voor eenheid f, jaarlijks wordt afgeleverd aan warmtevrager j, zoals bepaald in Tabel 1; m² De bruikbare vloeroppervlakte van warmtevrager j, horende bij eenheid f, zoals gedefinieerd in de hoofdtekst van het Energiebesluit van 19 november 2010 of zoals bepaald in Tabel 2. Tabel 1 : Waarde bij ontstentenis voor de warmtevraag qdel,j,heat,f en qdel,j,water,f qdel,j,heat,f qdel,j,water,f MJ/m² bruikbare vloeroppervlakte MJ/m² bruikbare vloeroppervlakte appartement 177 34 rijwoning 177 32 halfopen bebouwing 195 32 open bebouwing 198 31 145 20 inschatting warmtevraag wooneenheid Overige eenheden Tabel 2 : Waarde bij ontstentenis voor de bruikbare vloeroppervlakte van een wooneenheid Ausable,j,f bruikbare vloeroppervlakte wooneenheid m² appartement 98 rijwoning 181 halfopen bebouwing 189 open bebouwing 227 4.3.2.4 Waarde bij ontstentenis voor de afgeleverde warmte De waarde bij ontstentenis voor de hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan warmtevrager j, is Qdel,j = 0 (-). 4.3.3 Het primaire energieverbruik van het systeem van externe warmtelevering Het primaire energieverbruik van het systeem van externe warmtelevering Ep,dh wordt als volgt bepaald: ∑ ∑ Waarin: Ep,dh 11 MJ Het primaire energieverbruik van het systeem van externe Bij de bepaling van de afgeleverde warmte op basis van de bruikbare vloeroppervlakte wordt er van uitgegaan dat de warmtevraag van de warmtevrager steeds bestaat uit een warmtevraag voor ruimteverwarming en een warmtevraag voor warm tapwater. De formule gaat er impliciet van uit dat er geen warmtevraag is voor koeling en bevochting. versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 warmtelevering; Ein,i MJ De jaarlijkse inkomende energiestroom van energiedrager i, zoals bepaald in 4.3.3.1; fp,i (-) De conventionele omrekenfactor naar primaire energie van energiedrager i, voor de energiedrager restwarmte12 gelijkgesteld aan 0,1; voor een bovenliggend systeem van externe warmtelevering gelijkgesteld aan fp,dh van het bovenliggende systeem waarbij de ondergrens van 0,7 niet van toepassing is13 en voor de andere energiedragers zoals bepaald in de hoofdtekst van het Energiebesluit van 19 november 2010; Eout,i MJ De jaarlijkse uitgaande energiestroom van energiedrager i, zoals bepaald in 4.3.3.8. De sommatie gebeurt over alle energiedragers i. 4.3.3.1 Inkomende energiestromen De jaarlijkse inkomende energiestroom van energiedrager i wordt als volgt bepaald: Waarin: Ein,i MJ De jaarlijkse inkomende energiestroom van energiedrager i in het systeem van externe warmtelevering; Egen, i MJ Het jaarlijkse energieverbruik van energiedrager i bij de warmteopwekking, zoals bepaald in 4.3.3.2; Eaux,i MJ Het jaarlijkse energieverbruik van energiedrager i van hulpenergie, zoals bepaald in 4.3.3.7. 4.3.3.2 Energieverbruik bij warmteopwekking Het jaarlijkse energieverbruik van energiedrager i bij de warmteopwekking E gen,i, wordt als volgt bepaald: ∑ ∑ Waarin: Egen, i MJ Het jaarlijkse energieverbruik van energiedrager i bij de warmteopwekking; Egen, i, k MJ Het jaarlijkse energieverbruik van energiedrager i bij de warmteopwekking door warmteopwekker k, bepaald bij meet- of factuurwaarden conform specificaties in 4.3.3.9 en 4.3.3.10 of berekend aan de hand van de onderstaande parameters; fheat,k (-) De dimensieloze energiefractie voor de warmte die warmteopwekker k levert 12 Onder restwarmte wordt verstaan (lijst niet-limitatief): Warmte afkomstig uit de verbranding van afval; Onder restwarmte wordt niet verstaan (lijst niet-limitatief): 13 Warmte die niet rechtstreeks (of via tussenschakeling van een warmtewisselaar) wordt benut, maar als bron voor een warmtepomp wordt gebruikt. Stel de conventionele omrekenfactor naar primaire energie van het bovenliggend systeem van externe warmtelevering gelijk aan fp,dh van het bovenliggende systeem waarbij de ondergrens van 0,7 niet van toepassing is: 23 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 aan het systeem van externe warmtelevering, bepaald volgens 4.3.3.6; Qgen, dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt opgewekt door de warmteopwekkers in het systeem van externe warmtelevering, bepaald volgens 4.3.3.3 of bij meetwaarden conform specificaties in 4.3.3.9; gen, heat, i, k (-) Het rendement van de warmteopwekking door warmteopwekker k ten opzichte van energiedrager i zoals hieronder bepaald. De sommatie gebeurt over alle warmteopwekkers k in het systeem van externe warmtelevering. Elektrische warmtepomp met water als warmteafgiftemedium Enkel elektrische warmtepompen met water als warmteafgiftemedium worden beschouwd. Voor deze elektrische warmtepompen wordt het opwekkingsrendement, gen,heat,i,k, gelijkgesteld aan de SPF. De waarde bij ontstentenis voor het opwekkingsrendement gen,heat,i,k, is gelijk aan 2. Men mag het opwekkingsrendement ook in detail berekenen volgens de onderstaande methode: Waarin: SPF (-) De gemiddelde seizoensprestatiefactor; fθ,heat (-) Een correctiefactor voor het verschil tussen de ontwerpvertrektemperatuur vanaf de warmtepomp naar de distributie-elementen van het systeem van externe warmtelevering en de uitlaattemperatuur van de condensor in de test volgens NBN EN 14511, zoals hieronder bepaald; f∆θ (-) Een correctiefactor voor het verschil in temperatuursvariatie van enerzijds de vertrek en retour vanaf de warmtepomp naar de distributie-elementen bij ontwerpomstandigheden en van anderzijds het water over de condensor onder testomstandigheden volgens NBN EN 14511, zoals hieronder bepaald; fpumps (-) Een correctiefactor voor het energieverbruik van een pomp op het circuit naar de verdamper, bepaald volgens 10.2.3.3 van Bijlage V van het Energiebesluit van 19 november 2010; COPtest (-) De prestatiecoëfficiënt (coefficient of performance) van de warmtepomp bepaald volgens 10.2.3.3 van Bijlage V van het Energiebesluit van 19 november 2010. De correctiefactor fθ,heat wordt bepaald als volgt: ( ) Waarin: fθ,heat (-) Een correctiefactor voor het verschil tussen de ontwerpvertrektemperatuur vanaf de warmtepomp naar de distributie-elementen van het systeem van externe warmtelevering en de uitlaattemperatuur van de condensor in de test volgens NBN EN 14511; Θsupply,design °C De vertrektemperatuur vanaf de warmtepomp naar het systeem van externe warmtelevering bij de ontwerpomstandigheden. De correctiefactor f∆θ wordt bepaald als volgt: ) Waarin: f∆θ (-) Een correctiefactor voor het verschil in temperatuursvariatie van enerzijds de vertrek en retour vanaf de warmtepomp naar de distributie-elementen bij ontwerpomstandigheden en van anderzijds het water over de condensor onder testomstandigheden volgens NBN EN 14511; 24 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 ∆Θdesign °C Het verschil tussen de vertrektemperatuur vanaf de warmtepomp naar de distributie-elementen én de retourtemperatuur van de distributie-elementen naar de warmtepomp bij ontwerpomstandigheden; ∆Θtest °C De temperatuurstoename van het water over de condensor in °C, bij het testen volgens de norm NBN EN 14511. Verbranding van afval, restwarmte en zonthermie Voor de volgende warmteopwekkers wordt voor het rendement van de warmteopwekking gen, heat, i, k bij conventie een onveranderlijke waarde van 1 gehanteerd: Verbranding van (huishoudelijk, industrieel,...) afval; Restwarmte uit een industrieel proces; Zonthermie. Bovenliggend systeem van externe warmtelevering Voor de warmteoverdracht uit een bovenliggend systeem van externe warmte geldt als rendement van de warmteopwekking gen, heat, i, k: (-) Indien aan één van volgende voorwaarden is voldaan, geldt voor de warmteoverdracht uit een bovenliggend systeem van externe warmte: (-) er is geen warmtewisselaar of onderstation geplaatst; de warmtewisselaar of het onderstation is geïsoleerd conform de minimale eisen zoals beschreven in 4.3.3.11. Andere opwekkers De waarde bij ontstentenis voor het opwekkingsrendement hgen,heat,i,k, voor condenserende en niet-condenserende waterketels is gelijk aan 0,73. Overige rendementen kunnen berekend worden volgens 10.2.3.2 van Bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010. 4.3.3.3 Warmte opgewekt door warmteopwekkers De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt opgewekt door de warmteopwekkers in het systeem van externe warmtelevering Qgen,dh wordt als volgt bepaald: Waarin: Qgen, dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt opgewekt door de warmteopwekkers in het systeem van externe warmtelevering; Qdel,dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan de warmtevragers in het systeem van externe warmtelevering, zoals bepaald in 4.3.2; Qlossdist, dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks verloren gaat in het systeem van externe warmtelevering, te wijten aan lineaire warmteverliezen, zoals bepaald in 4.3.3.4; Qlossloc, dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks verloren gaat in het systeem van externe warmtelevering, te wijten aan lokale warmteverliezen zoals bepaald in 4.3.3.5. 25 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 26 De waarde bij ontstentenis wordt als volgt bepaald: Waarin: Qgen, dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt opgewekt door de warmteopwekkers in het systeem van externe warmtelevering; Qdel,dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan de warmtevragers in het systeem van externe warmtelevering, zoals bepaald in 4.3.2. 4.3.3.4 Lineaire warmteverliezen De hoeveelheid warmte die jaarlijks verloren gaat in het systeem van warmtelevering, te wijten aan lineaire warmteverliezen, wordt als volgt bepaald: externe ∑ Waarin: Qlossdist, dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks verloren gaat in het systeem van externe warmtelevering, te wijten aan lineaire warmteverliezen; Qdistr,heat,netwn,m MJ Het maandelijks verdeelverlies van warmteverdelingsnet n, bepaald overeenkomstig de methodiek beschreven in bijlagen E.2 en E.3 van bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010, evenwel rekening houdend met volgende aanpassingen: voor E.3.3: de toepassing van gecorrigeerde lineaire warmteweerstanden voor ondergrondse leidingen, zoals hieronder beschreven; voor E.2: de toepassing van een aantal waarden bij ontstentenis, zoals hieronder beschreven. De sommatie gebeurt over alle maanden m, om tot een jaarlijkse waarde te komen. Bij het bepalen van het warmteverlies worden alle leidingsegmenten van het warmteverdelingsnet beschouwd, m.a.w. alle leidingsegmenten tussen de aansluitingen van het (de) opwekkingstoestel(len) tot de stroomafwaartse begrenzing van het systeem van externe warmtelevering. Voor ondergrondse leidingen wordt de deelterm in de berekening van de lineaire warmteweerstand van leidingsegment j R’l,j, zoals bepaald volgens E.3.3 van bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010, als volgt gecorrigeerd: In verdere berekeningen voor ondergrondse leidingen wordt steeds met de gecorrigeerde waarde R’l,j, corr gerekend, ter vervanging van R’l,j . Waarin: fx,j (-) Correctiefactor voor de lineaire warmteweerstand van ondergronds leidingsegment j, volgens Tabel 3 ; R’l,j mK/W De deelterm in de berekening van de lineaire warmteweerstand van leidingsegment j, bepaald volgens bijlage E.3.3 van bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010; R’l,j, corr mK/W De gecorrigeerde deelterm in de berekening van de lineaire warmteweerstand van leidingsegment j. versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 27 Tabel 3 : Correctiefactoren voor de lineaire warmteweerstand voor ondergrondse leidingen in functie van de uitvoeringswijze Uitvoeringswijze ondergrondse leidingen Schema Twee of meer leidingen, parallel geplaatst in volle grond fx,j 1,05 Eén leiding, in volle grond 1,00 Twee leidingen, parallel geplaatst in een gemeenschappelijke ondergrondse leidingkoker 0,80 Alle overige uitvoeringswijzen 0,60 Voor de doorrekening volgens bijlage E.2 van bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010 gelden onderstaande conventies: theat, netw n, m Ms De conventionele maandelijkse werkingstijd van het warmteverdelingsnet n, als waarde bij ontstentenis geldt de duur van de betrokken maand, bepaald volgens Tabel 1 van bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010; c,netw n, m °C De maandgemiddelde werkingstemperatuur van het fluïdum in warmteverdelingsnet n14. Neem het rekenkundig gemiddelde van de ontwerp vertrek- en retourtemperatuur aan de centrale warmteopwekker15. 4.3.3.5 Lokale warmteverliezen De hoeveelheid warmte die jaarlijks verloren gaat in het systeem van externe warmtelevering, te wijten aan lokale warmteverliezen Qlossloc,dh wordt als volgt bepaald: ∑ Waarin: Qlossloc,dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks verloren gaat in het systeem van externe warmtelevering, te wijten aan lokale warmteverliezen; Qdelloc, l MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd door het buffervat of de warmtewisselaar l, waarbij alle warmte-aflevering en warmteverliezen die optreden binnen het systeem van de externe warmtelevering stroomafwaarts van het toestel worden beschouwd; l (-) Het thermisch jaarrendement van het buffervat of de warmtewisselaar l. De sommatie gebeurt over alle buffervaten en warmtewisselaars l die zich in het systeem van externe warmtelevering bevinden. 14 De maandgemiddelde werkingstemperatuur van het fluïdum in warmteverdelingsnet n is een waarde die voor elke maand eigenlijk gelijk is. 15 In het geval er meerdere warmteopwekkers zijn én in het geval die warmteopwekkers verschillende ontwerp vertrek- en retourtemperaturen hanteren, wordt voor het volledige warmteverdelingsnet gerekend met de hoogste waarde voor het rekenkundig gemiddelde van de ontwerp vertrek- en retourtemperatuur. versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd door het buffervat of de warmtewisselaar l, wordt als volgt ingerekend: ∑ ∑ Waarin: Qdelloc, l MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd door het buffervat of de warmtewisselaar l, waarbij alle warmte-aflevering en warmteverliezen die optreden binnen het systeem van de externe warmtelevering (warmte)stroomafwaarts van het toestel l worden beschouwd; Qdel,l,j MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd door het buffervat of de warmtewisselaar l aan warmtevrager j die zich stroomafwaarts van het buffervat of van de warmtewisselaar l bevindt; Qlossdist,l,p MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks verloren gaat in leidingssegment p dat zich stroomafwaarts van het buffervat of van de warmtewisselaar l bevindt. De sommatie gebeurt over alle warmtevragers j en alle leidingssegmenten p die zich stroomafwaarts van het buffervat of van de warmtewisselaar l bevinden. De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd door het buffervat of de warmtewisselaar l aan warmtevrager j die zich stroomafwaarts van het buffervat of van de warmtewisselaar l bevindt, wordt als volgt bepaald: Waarin: Qdel,l,j MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd door het buffervat of de warmtewisselaar l aan warmtevrager j die zich stroomafwaarts van het buffervat of van de warmtewisselaar l bevindt; wl,j (-) Een weegfactor die bepaalt of warmtevrager j zich stroomafwaarts van het buffervat of van de warmtewisselaar l bevindt: indien ja: wl,j = 1 ; Indien nee: wl,j = 0 ; Qdel, j MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt afgeleverd aan warmtevrager j, bepaald volgens 4.3.2. De hoeveelheid warmte die jaarlijks verloren gaat in leidingssegment p dat zich stroomafwaarts van het buffervat of van de warmtewisselaar l bevindt, wordt als volgt bepaald: ∑ Waarin: Qlossdist,l,p MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks verloren gaat in leidingssegment p dat zich stroomafwaarts van het buffervat of van de warmtewisselaar l bevindt; wl,p (-) Een weegfactor die bepaalt of leidingsegment p zich stroomafwaarts van het buffervat of van de warmtewisselaar l bevindt: indien ja: wl,p = 1 ; Indien nee: wl,p = 0 ; Qdistr,heat,netwn,m MJ Het maandelijks verdeelverlies van warmteverdelingsnet n, bepaald volgens 4.3.3.4. De sommatie gebeurt over alle maanden m, om tot een jaarlijkse waarde te komen. Het thermisch jaarrendement van het buffervat of de warmtewisselaar l, wordt als volgt bepaald: 28 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Indien de isolatie van het buffervat of de warmtewisselaar l voldoet aan de minimale eisen zoals beschreven in 4.3.3.11 geldt: 4.3.3.6 Energiefractie in de warmtelevering Indien er maar één warmteopwekker is of één groep van identieke warmteopwekkers is de energiefractie in de warmtelevering voor die (groep) warmteopwekker(s) gelijk aan 1. Meerdere opwekkingstoestellen met identiek opwekkingsrendement en identieke energiedrager worden gelijkgesteld aan één opwekkingstoestel met een totaal nominaal vermogen gelijk aan de som van de nominale vermogens van deze toestellen. Indien meer dan één warmteopwekker aanwezig is in het systeem van externe warmtelevering, wordt per warmteopwekker het aandeel in de totale warmtelevering aan het systeem van externe warmtelevering bepaald. Bij de bepaling van de energiefractie wordt onderscheid gemaakt tussen bovenliggende systemen van externe warmtelevering die dienen als warmteopwekkers van het unieke systeem van externe warmtelevering en omgevingsonafhankelijke warmteopwekkers. Bij omgevingsonafhankelijke warmteopwekkers is het warmtevermogen steeds beschikbaar (dus onafhankelijk van buitencondities of interne industriële processen) en wordt enkel gestuurd op de warmtevraag in het systeem van externe warmtelevering. Voor omgevingsafhankelijke warmteopwekkers, bijvoorbeeld discontinue restwarmtestromen of klimaatafhankelijke warmtebronnen zoals zonthermie, is momenteel geen rekenmethode beschikbaar. Cascade Bovenliggende systemen van externe warmtelevering, die een ingaande energiestroom leveren aan het unieke systeem van externe warmtelevering, worden als eerste warmteopwekkers opgenomen in de cascade, startend met k=1. Bij m bovenliggende systemen van externe warmtelevering, die een ingaande energiestroom zijn voor het unieke systeem van externe warmtelevering, wordt doorgenummerd tot k=m. Vervolgens worden de omgevingsonafhankelijke warmteopwekkers opgenomen in de cascade, startend met k=m+1. Bij n omgevingsonafhankelijke warmteopwekkers wordt doorgenummerd tot k=m+n. Berekening energiefracties Voor alle bovenliggende systemen van externe warmtelevering en alle omgevingsonafhankelijke warmteopwekkers wordt initieel het thermische referentievermogen van het systeem van externe warmtelevering P gen,dh bepaald. Met dat referentievermogen wordt voor elk van de warmteopwekkers k een vermogensverhoudingsgetal gen,k bepaald. Het thermische referentievermogen van het systeem van externe warmtelevering P gen,dh wordt als volgt bepaald: Bij m+n warmteopwekkers geldt voor gen, k ; ( ; ) 29 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 ; ( ) En zo verder tot en met Waarin: Pgen, dh kW Het thermische referentievermogen van het systeem van externe warmtelevering; Qgen, dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt opgewekt door de warmteopwekkers in het systeem van externe warmtelevering, bepaald volgens 4.3.3.3 of bij meetwaarden conform specificaties in 4.3.3.9 ; Pgen, k kW Het nominale thermische vermogen van de warmteopwekker k, bepaald volgens 7.3.1 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010. Bij uitkoppeling van warmte uit een bovenliggend systeem van externe warmtelevering, geldt het vermogen van de warmtewisselaars of onderstations tussen het bovenliggend systeem van externe warmtelevering en het unieke systeem van externe warmtelevering bij ontwerpcondities en zoals opgenomen in de technische fiche. Bij uitkoppeling van restwarmte met warmtewisselaars geldt het vermogen bij ontwerpcondities zoals bepaald op de technische fiche; bij uitkoppeling van (rest) warmte zonder warmtewisselaars geldt het vermogen bij ontwerpcondities; gen, k (-) Het vermogensverhoudingsgetal voor de warmteopwekker k. Dit vermogensverhoudingsgetal is steeds begrepen tussen 0 en 1. Rekenresultaten groter dan 1 worden gelijkgesteld aan 1. Rekenresultaten kleiner dan 0 worden gelijkgesteld aan 0. Als een doorrekening niet mogelijk is (doordat de noemer gelijk is aan 0) wordt het vermogensverhoudingsgetal gelijk gesteld aan 0. Vervolgens wordt voor alle warmteopwekkers k een dimensieloze energiefractie f’heat,k bepaald, met behulp van Tabel 4. Voor tussenliggende waarden van gen, k moet lineair worden geïnterpoleerd. Tabel 4 : Dimensieloze hulpvariabele bij het bepalen van de energiefractie voor de warmte die warmteopwekker k levert aan het systeem van externe warmtelevering f’heat, k gen,k f’heat,k 0 0 0,1 0,45 0,2 0,7 0,3 0,84 0,4 0,92 0,5 0,96 0,6 0,98 0,7 en hoger 1 De dimensieloze energiefractie voor de warmte die de warmteopwekkers k, met rangnummers k=1 tot k=m+n leveren aan het systeem van externe warmtelevering fheat,k wordt als volgt bepaald: ( ∑ ) Behalve voor de eerste warmteopwekker (k=1), waarvoor geldt: 30 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Behalve voor de laatste warmteopwekker (k=m+n), waarvoor geldt: ∑ Waarin: fheat,k (-) De dimensieloze energiefractie voor de warmte die de warmteopwekker met rangnummer k levert aan het systeem van externe warmtelevering; f’heat,k (-) Een dimensieloze hulpvariabele bij het bepalen van de dimensieloze energiefractie voor de warmte die de warmteopwekker met rangnummer k levert aan het systeem van externe warmtelevering. 4.3.3.7 Hulpenergieverbruik Voor energiedrager elektriciteit geldt: Voor alle overige energiedragers geldt: Waarin: Eaux,i MJ Het jaarlijkse eindenergieverbruik van energiedrager i als hulpenergie door het systeem van externe warmtelevering; Eaux,el MJ Het jaarlijkse eindenergieverbruik van elektriciteit als hulpenergie door het systeem van externe warmtelevering. Het jaarlijks eindenergieverbruik van elektriciteit als hulpenergie door het systeem van externe warmtelevering Eaux,el wordt als volgt bepaald: ∑ ∑ Waarin: Eaux,el MJ Het jaarlijks eindenergieverbruik van elektriciteit als hulpenergie door het systeem van externe warmtelevering; Eauxdist,el, j MJ Het jaarlijks eindenergieverbruik van elektriciteit als hulpenergie door circulatiepomp j, berekend of bepaald via meet- of factuurwaarden conform specificaties in 4.3.3.9 en 4.3.3.10; Eauxprod, el, k MJ het jaarlijks eindenergieverbruik van elektriciteit als hulpenergie door warmteopwekker k, berekend of bepaald via meet- of factuurwaarden conform specificaties in 4.3.3.9 en 4.3.3.10. De sommatie gebeurt over alle circulatiepompen j en alle warmteopwekkers k die vervat zijn in het systeem van externe warmtelevering. Bij pompen die voor reservestelling dubbel zijn uitgevoerd, moet enkel het eindenergieverbruik van de pomp met het grootste elektrisch vermogen in beschouwing worden genomen. Indien de voedingspomp van een warmteopwekker ook dienst doet als circulatiepomp voor het systeem van externe warmtelevering, wordt deze pomp slechts éénmaal ingerekend, namelijk als circulatiepomp. Het jaarlijks eindenergieverbruik van elektriciteit als hulpenergie door circulatiepomp j Eauxdist,el,j en door warmteopwekker k Eauxprod,el,k wordt als volgt berekend: 31 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Waarin: Eauxdist,el, j MJ Het jaarlijks eindenergieverbruik van elektriciteit als hulpenergie door circulatiepomp j; Eauxprod, el, k MJ het jaarlijkse eindverbruik van elektriciteit als hulpenergie door warmteopwekker k. Voor de volgende warmteopwekkers wordt bij conventie het jaarlijkse eindverbruik van elektriciteit als hulpenergie door warmteopwekker E auxprod,el,k gelijk gesteld aan 0: Verbranding van (huishoudelijk, industrieel,...) afval; Restwarmte uit een industrieel proces; Pauxdist,el,j W Het elektrische vermogen van de circulatiepomp j. Het pompvermogen wordt gelijkgesteld aan het opgenomen elektrisch vermogen bij het werkingspunt waarop de pomp is geselecteerd, zoals vermeld op de technische fiche. Indien deze waarde niet is gekend, wordt het nominale elektrische vermogen van de pomp gehanteerd. Pauxprod,el,k W Het totale elektrische vermogen van de pompen, motoren en hulpfuncties die zijn toegekend aan warmteopwekker k. Het pompvermogen wordt gelijkgesteld aan het opgenomen elektrische vermogen bij het werkingspunt waarop de pomp is geselecteerd, zoals vermeld op de technische fiche. Indien deze waarde niet gekend is, wordt het nominale elektrische vermogen van de pomp gehanteerd. Voor alle andere verbruikers wordt het nominaal vermogen genomen. ton,k Ms De equivalente jaarlijkse werkingstijd van warmteopwekker k berekend of bepaald via meetwaarden conform specificaties in 4.3.3.9; Pgen, k kW Het nominale thermische vermogen van de warmteopwekker k, zoals bepaald conform 7.3.1 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010. Voor warmtewisselaars geldt het vermogen bij ontwerpcondities, zoals bepaald op de technische fiches. fheat,k (-) De dimensieloze energiefractie voor de warmte die warmteopwekker met rangnummer k levert aan het systeem van externe warmtelevering, bepaald volgens 4.3.3.6; Qgen, dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt opgewekt door de warmteopwekkers in het systeem van externe warmtelevering, bepaald volgens 4.3.3.3. De waarde bij ontstentenis wordt als volgt bepaald: Waarin: Eaux,el MJ Het jaarlijks eindenergieverbruik van elektriciteit als hulpenergie door het systeem van externe warmtelevering; Qgen, dh MJ De hoeveelheid warmte die jaarlijks wordt opgewekt door de warmteopwekkers in het systeem van externe warmtelevering, bepaald volgens 4.3.3.3. 4.3.3.8 Uitgaande energiestromen De jaarlijkse uitgaande energiestroom van energiedrager i E out,i wordt als volgt bepaald: Waarin: Eout,i MJ De jaarlijks uitgaande energiestroom van energiedrager i; Eprod, i MJ De jaarlijkse opwekking van energiedrager i in het systeem van externe warmtelevering. 32 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Voor energiedrager elektriciteit geldt: Voor alle overige energiedragers geldt: De jaarlijkse opwekking van elektriciteit in het systeem van externe warmtelevering E prod,el wordt als volgt bepaald: ∑ Waarin: Eprod, el MJ De jaarlijkse opwekking van elektriciteit in het systeem van externe warmtelevering; Eprod, el, j MJ De jaarlijkse opwekking van elektriciteit, in locatie j. Voor warmtekrachtkoppeling geldt: Voor alle overige toepassingen geldt: Specifiek voor een warmtekrachtkoppeling wordt de jaarlijkse opwekking van elektriciteit Eprod, el, cogen per warmtekrachtkoppeling als volgt bepaald: Waarin: Eprod, el, cogen MJ De jaarlijkse opwekking van elektriciteit in het systeem van externe warmtelevering middels een warmtekrachtkoppeling, berekend of bepaald via meetwaarden conform specificaties in 4.3.3.9; cogen, el (-) Het elektrische omzettingsrendement van een warmtekrachtkoppeling, bepaald volgens bijlage A.2 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010; Egen,i, cogen MJ Het jaarlijks eindenergieverbruik van fossiele brandstof i door de warmtekrachtkoppeling, zoals bepaald in 4.3.3.2 of bepaald via meet- of factuurwaarden conform specificaties in 4.3.3.9 en 4.3.3.10. 4.3.3.9 Gebruik van meetwaarden Indien (een deel van) de gegevens op basis van metingen beschikbaar zijn, kunnen deze (een deel van) de berekeningen vervangen. Hierbij worden volgende conventies aangenomen: De gehanteerde metingen betreffen steeds de laatste drie volledige kalenderjaren, mits de werking van de installatie gedurende deze periode representatief is voor de huidige werking (bijvoorbeeld: er mogen geen wijzigingen aan de warmteproducenten uitgevoerd zijn indien meetgegevens over brandstofgebruik gehanteerd worden, enz). Het rekenkundig gemiddelde van deze metingen wordt in de verdere berekening gehanteerd. 33 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Zoniet wordt de tijdsperiode gelimiteerd tot de periode die representatief is en minimaal één kalenderjaar omvat. Om het warmteverbruik te bepalen uit de energiemeting van brandstoffen, dient de gemeten hoeveelheid brandstof uitgedrukt in calorische onderwaarde te worden vermenigvuldigd met 0,8. Dit om het opwekkingsrendement van de warmteopwekkers in rekening te brengen. U bezorgt de voor de berekening noodzakelijke meetgegevens als stavingsstuk bij uw berekening. 4.3.3.10 Gebruik van factuurwaarden Indien (een deel van) de gegevens op basis van facturen beschikbaar zijn, kunnen deze (een deel van) de berekeningen vervangen. Hierbij worden volgende conventies aangenomen: Bij brandstoffen wordt de calorische onderwaarde gehanteerd. De gehanteerde facturen betreffen steeds de laatste drie volledige kalenderjaren, mits de werking van de installatie gedurende deze periode representatief is voor de huidige werking. Het rekenkundig gemiddelde van deze metingen wordt in de verdere berekening gehanteerd. Zoniet wordt de tijdsperiode gelimiteerd tot de periode die representatief is en minimaal één kalenderjaar omvat. Ontbrekende gegevens kunnen worden aangevuld conform de specificaties van hoofdstuk 7 van NBN EN 15603. Om het warmteverbruik te bepalen uit de energiefactuur van brandstoffen, dient de gefactureerde hoeveelheid brandstof uitgedrukt in calorische onderwaarde te worden vermenigvuldigd met 0,8. Dit om het opwekkingsrendement van de warmteopwekkers in rekening te brengen. U bezorgt de voor de berekening noodzakelijke facturen als stavingsstuk bij uw berekening. 4.3.3.11 Minimale isolatie-eisen van warmtewisselaars en buffervaten Minimale isolatie-eisen van warmtewisselaars en buffervaten zijn: Binnen het beschermd volume: Warmtewisselaars: minimum 10 mm isolatie met een warmtegeleidingscoëfficiënt van maximaal 0,04 W/mK bij 50°C volgens EN 12667:2001 Buffervaten: o Indien het watervolume kleiner is dan 2.000 liter: minimum 40 mm isolatie met een maximale warmtegeleidingscoëfficiënt λ = 0,04 W/mK bij 50°C volgens EN 12667:2001 o Indien het watervolume groter is dan 2.000 liter: minimum 80 mm isolatie met een maximale warmtegeleidingscoëfficiënt λ = 0,04 W/mK bij 50°C volgens EN 12667:2001 Buiten het beschermd volume: Warmtewisselaars: minimum 20 mm isolatie met een maximale warmtegeleidingscoëfficiënt λ = 0,04 W/mK bij 50°C volgens EN 12667:2001 Buffervaten: o Indien het watervolume kleiner is dan 2.000 liter: minimum 80 mm isolatie met een maximale warmtegeleidingscoëfficiënt λ = 0,04 W/mK bij 50°C volgens EN 12667:2001 34 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 o 35 Indien het watervolume groter is dan 2.000 liter: minimum 120 mm isolatie met een maximale warmtegeleidingscoëfficiënt λ = 0,04 W/mK bij 50°C volgens EN 12667:2001 U bezorgt de nodige stavingsstukken om aan te tonen dat aan de minimale isolatie-eisen werd voldaan. 4.4 Hernieuwbaar aandeel van stadsverwarming of -koeling Sinds 1 januari 2014 moeten alle gebouwen waarvoor een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag of melding wordt gedaan en waarvoor een E-peileis geldt, een minimumaandeel energie uit hernieuwbare bronnen halen. Voor kantoren en scholen van publieke organisaties geldt deze verplichting al voor werkzaamheden, waarvoor een melding wordt gedaan of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd vanaf 1 januari 2013. Om een stadsverwarming of –koeling mee te rekenen voor het behalen van het minimumaandeel hernieuwbare energie moet die minstens voor 45% uit hernieuwbare bronnen worden geproduceerd. Het aandeel hernieuwbare energieproductie van een warmtenet, fRE,dh, wordt als volgt bepaald: ∑ Waarin: fRE,dh (-) Het hernieuwbaar warmtelevering; fheat,k (-) De dimensieloze energiefractie voor de warmte die de warmteopwekker met rangnummer k levert aan het systeem van externe warmtelevering, bepaald volgens 4.3.3.6; fRE,k (-) Het hernieuwbaar aandeel van warmteopwekker k van het systeem van externe warmtelevering. aandeel van het systeem van externe Het hernieuwbaar aandeel van warmteopwekker k van het systeem van externe warmtelevering, fRE,k, wordt vastgelegd in Tabel 5. Tabel 5: Het hernieuwbaar aandeel van warmteopwekker k van het systeem van externe warmtelevering Type opwekker k fRE,k De opwekker k is een warmtepomp die een seizoensprestatiefactor heeft, zoals berekend in 4.3.3.2, die groter is dan 4. 1 De opwekker k is een warmteopwekkingsinstallatie op biomassa of een kwalitatieve WKK op biomassa (met uitzondering van afvalverbrandingsinstallaties die vallen onder 6.1.10 van het Energiebesluit) , die voldoet aan de volgende voorwaarde: Het aandeel van de brandstof van de ketel of WKK uit organisch-biologische stof, zoals hieronder gedefinieerd, bepaald bij ontwerp voor nieuwe installaties, of voor een bestaande installatie tijdens de laatste drie kalenderjaren mits de brandstofmix van de installatie gedurende deze periode representatief is voor de brandstofmix. - de organisch-biologische brandstof voldoet aan de vereisten bedoeld in artikel 7.4.2, § 1, laatste lid met betrekking tot de herkomst versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 van vaste biomassa van het Energiebesluit; - de vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, vermeld in artikel 6.1.16 § 1/1 van het Energiebesluit. De opwekker k is een bovenliggend systeem van externe warmtelevering Het hernieuwbaar aandeel van het bovenliggend systeem van externe warmtelevering. De opwekker k is een installatie voor de verbranding van restafval die valt onder 6.1.10 van het Energiebesluit. De hoeveelheid elektriciteitsproductie uit het organisch-biologische deel van restafval, volgens 6.1.10 van het Energiebesluit. De opwekker k is een installatie die restwarmte produceert (met uitzondering van afvalverbrandingsinstallaties die vallen onder 6.1.10 van het Energiebesluit) 0 Andere opwekkers k 0 Onder organisch-biologische stof wordt verstaan: 1. biogas dat voortkomt uit de vergisting van organisch-biologische stoffen: a. in vergistingsinstallaties; b. in stortplaatsen; 2. volgende organisch-biologisch stoffen: a. producten, bestaande uit plantaardige materialen of delen daarvan van landbouw of bosbouw, met uitzondering van de houtstromen die niet behoren tot b), c), e) of f) en die gebruikt worden in een installatie waarvoor de stedenbouwkundige aanvraag en de milieuvergunningsaanvraag werden ingediend na 1 juni 2007; b. korteomloophout; c. houtstromen; d. dierlijke mest; e. organisch-biologische afvalstoffen die selectief ingezameld werden; f. organisch-biologische afvalstoffen die gesorteerd worden uit restafval; De waarde bij ontstentenis voor het aandeel hernieuwbare energieproductie van een warmtenet is fRE,dh = 0 (-). 36 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 5. Invoeren van gegevens in de EPB-software Aan de hand van de berekeningsmethode in hoofdstuk 4 worden in de stavingsnota de volgende gegevens voor het systeem van externe warmtelevering berekend: het opwekkingsrendement van een energiesector; de equivalente primaire energiefactor van het systeem van externe warmtelevering; het aandeel hernieuwbare energie van het systeem van externe warmtelevering. Dit hoofdstuk beschrijft hoe de berekende gegevens worden ingevoerd in de EPB-software Vlaanderen en de EPB-software 3G. Er wordt voor beide softwareversies ingegaan op hoe de externe warmtelevering moet worden ingevoerd in de projectbibliotheek en hoe de externe warmtelevering kan worden toegevoegd aan een project. Naast de gegevens voor het systeem van externe warmtelevering voert u ook alle andere gegevens op niveau van het gebouw of de EPB-eenheid in de EPB-software in. Opgelet! Er geldt dat alle systemen voor warmteproductie, warmtedistributie en warmtelevering tussen de opwekker(s) en de uiteindelijke verbruiker(s), worden opgenomen in de EPB-berekening. Welke systemen voor warmtelevering er nog moeten worden ingerekend stroomafwaarts van het systeem van externe warmtelevering hangt af van de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering, zie Figuur 2. Schema A stelt bijvoorbeeld een appartement in een appartementsgebouw voor, waarbij warmte wordt geleverd aan een onderstation in de kelder, het onderstation beschikt over een warmtemeter. Er dient nog een stuk combilus of circulatieleiding te worden ingerekend voor de warmtelevering tussen het warmtenet en de EPW-eenheid. Schema B stelt bijvoorbeeld een vrijstaande woning voor. Hier gebeurt de verdeling van de warmte stroomafwaarts van het systeem van externe warmtelevering rechtstreeks aan de EPW-eenheid. Schema B stelt bijvoorbeeld ook een appartement in een appartementsgebouw voor, waarbij er per appartement (m.a.w. in de EPW-eenheid) een onderstation met warmtemeter is geplaatst. Bijgevolg wordt de warmtedistributie in het appartementsgebouw tot aan de grens van de EPW-eenheid ook ingerekend in het systeem van externe warmtelevering. Figuur 2: invloed van de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering op de berekening 37 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 38 De begrenzing van het systeem van externe warmtelevering wordt in de stavingsnota eenduidig vastgelegd en neergeschreven. De grens van het systeem van externe warmtelevering wordt bepaald volgens de conventies in hoofdstuk 4.1. 5.1 EPB-software Vlaanderen In 5.1.1 wordt behandeld hoe u de externe warmtelevering in de projectbibliotheek van de EPB-software Vlaanderen invoert. De warmte die door het systeem van externe warmtelevering aan de gebouwen wordt geleverd kan dienen voor het verwarmen van een EPW- of EPU-eenheid, voor het leveren van warm tapwater aan een EPW-eenheid of voor bevochtiging of koeling van een EPUeenheid. Hoofdstukken 5.1.2 t.e.m. 5.1.5 behandelen die verschillende mogelijkheden. 5.1.1 Externe warmtelevering invoeren in de projectbibliotheek Een nieuwe externe warmtelevering ‘Installatiecomponenten’ in, zie Figuur 3. voert u in de ‘Projectbibliotheek’ bij Figuur 3: Een systeem van externe warmtelevering invoeren in de projectbibliotheek U voert onderstaande gegevens in voor het systeem van externe warmtelevering. Naam externe warmtelevering Vul een eenduidige naam in, zodat er geen verwarring ontstaat bij het invullen van het systeem in het project. Referentie stavingsstuk Verwijs naar de stavingsnota. Aantal pagina’s Vul het aantal pagina’s in die de stavingsnota bedraagt. Verdere uitleg (optioneel) Extra uitleg of verduidelijkingen kunnen worden toegevoegd in dit veld. Rendement Vul het opwekkingsrendement in, [-]. Dat rendement moet worden berekend volgens de methode opgenomen in hoofdstuk 4 van deze tekst en wordt opgenomen in de stavingsnota. versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Primaire energiefactor Vul de equivalente primaire energiefactor van het systeem van externe warmtelevering in,[-]. Die factor moet worden berekend volgens de methode opgenomen in hoofdstuk 4 van deze tekst en wordt opgenomen in de stavingsnota. De externe warmtelevering wordt voor volgend percentage uit hernieuwbare bronnen geproduceerd Vul het aandeel hernieuwbare energie in van het systeem van externe warmtelevering,[-]. Dat aandeel moet worden berekend volgens de methode opgenomen in hoofdstuk 4 van deze tekst en wordt opgenomen in de stavingsnota. 5.1.2 Externe warmtelevering voor ruimteverwarming toevoegen aan een EPW- of EPUproject Een systeem van externe warmtelevering dat een energiesector van verwarming voorziet, voegt u toe in de betreffende energiesector bij de ‘Installaties’ op het niveau ‘Verwarming en Koeling’, zie Figuur 4. Bovenaan vult u aan of het gaat om een ‘Centraal’ of een ‘Gemeenschappelijk’ verwarmingssysteem. De grens tussen het systeem van externe warmtelevering en de EPW- of EPU-eenheid bepaalt of er sprake is van ‘centrale’ verwarming of ‘gedeelde/gemeenschappelijke’ verwarming. De verwarming wordt beschouwd als ‘Centraal’ in het geval de begrenzing van de EPB-eenheid en de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering samenvallen, zie schema B in Figuur 2. De verwarming wordt beschouwd als ‘Gemeenschappelijk’ in het geval de begrenzing van de EPB-eenheid en de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering niet samenvallen, zie schema A in Figuur 2. In het tabblad ‘Opwekkingssysteem’ voegt u bij ‘Type opwekkingstoestel voor verwarming’ de externe warmtelevering toe. Figuur 4: Toevoegen van het systeem van externe warmtelevering als verwarmingsinstallatie voor een energiesector 5.1.3 Externe warmtelevering voor de bereiding van warm tapwater toevoegen aan een EPW-project Tappunten kunnen warm water aanleveren dat wordt opgewekt door een systeem van externe warmtelevering. U selecteert de externe warmtelevering bij de ‘Installaties’ op het niveau ‘Warm Tapwater’ bij de betreffende tappunten bij ‘Toestel’, zie Figuur 5. In het geval dat warmteopslag wordt toegepast, vinkt u dat veld aan. 39 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Figuur 5: Toevoegen van het systeem van externe warmtelevering als opwekkingstoestel voor de bereiding van warm tapwater 5.1.4 Externe warmtelevering voor bevochtiging toevoegen aan een EPU-project Als een systeem van externe warmtelevering wordt gebruikt voor de bevochtiging van een EPU-eenheid, dan wordt het eindenergieverbruik voor bevochtiging bepaald volgens 7.2.1 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010. In die bepaling wordt het eindenergieverbruik voor bevochtiging berekend op basis van het opwekkingsrendement voor ruimteverwarming van het systeem van externe warmtelevering. Een systeem van externe warmtelevering dat instaat voor de bevochtiging van een EPUeenheid voegt u toe bij ‘Installaties’ op het niveau ‘Bevochtigingstoestellen’, zie Figuur 6. U voegt een bevochtigingstoestel toe en selecteert de externe warmtelevering in het tabblad ‘Warmteleverancier’ van dat toestel bij ‘Type warmteleverancier voor bevochtiging’. Figuur 6: Toevoegen van het systeem van externe warmtelevering als bevochtigingstoestel 40 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 5.1.5 Externe warmtelevering voor koeling toevoegen aan een EPU-project Als een systeem van externe warmtelevering warmte voorziet voor koeling van een energiesector in een EPU-eenheid met behulp van een thermisch aangedreven koelmachine, dan wordt het opwekkingsrendement voor koeling, ηgen,cool,m, bepaald volgens 7.5.2 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010. Het opwekkingsrendement voor koeling wordt o.a. berekend op basis van het opwekkingsrendement voor ruimteverwarming van het systeem van externe warmtelevering. Een systeem van externe warmtelevering dat een energiesector van koeling voorziet, voegt u toe in de betreffende energiesector bij de ‘Installaties’ op het niveau ‘Verwarming en Koeling’, zie Figuur 7. In het tabblad ‘Opwekkingssysteem’ voegt u bij ‘Type opwekkingstoestel voor koeling’ de ‘Absorptiekoelmachine op externe warmtelevering’ toe. Figuur 7: Toevoegen van het systeem van externe warmtelevering als koelinstallatie voor een energiesector 5.2 EPB-software 3G In 5.2.1 wordt behandeld hoe u de externe warmtelevering in de projectbibliotheek van de EPB-software 3G invoert. De warmte die door het systeem van externe warmtelevering aan de gebouwen wordt geleverd kan dienen voor het verwarmen van een EPW- of EPU-eenheid, voor het leveren van warm tapwater aan een EPW-eenheid of voor bevochtiging of koeling van een EPUeenheid. Hoofdstukken 5.2.2 t.e.m. 5.2.5 behandelen die verschillende mogelijkheden. 5.2.1 Externe warmtelevering invoeren in projectbibliotheek Een nieuwe externe warmtelevering kan worden ingevoerd in de ‘Bibliotheek’ bij ‘Installatiecomponenten’ op het niveau ‘warmteopwekkingstoestel’, zie Figuur 8. 41 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Figuur 8: Een systeem van externe warmtelevering invoeren in de bibliotheek U voert onderstaande gegevens in voor het systeem van externe warmtelevering. Referentienaam Vul een eenduidige naam in, zodat er geen verwarring ontstaat bij het invullen van het systeem in het project. Beschrijving Vul een beschrijving van het systeem van externe warmtelevering in. Merk Vul een merk in. Product-ID Vul een product-ID in. Soort toestel Kies ‘Externe warmtelevering’. Energiedrager Kies ‘Andere brandstof’. Verhouding OVW en BVW van de brandstof Vul dit veld niet in. CO2 afgiftecoëfficiënt van de brandstof (OVW) Vul dit veld niet in. Conversiefactor naar primaire energie Vul de equivalente primaire energiefactor van het systeem van externe warmtelevering in, []. Die factor moet worden berekend volgens de methode opgenomen in hoofdstuk 4 van deze tekst en wordt opgenomen in de stavingsnota. Vermogen (nominaal of thermisch) Vul dit veld in als de externe warmtelevering wordt gecombineerd met een individueel systeem van de EPW- of EPU-eenheid. In dat geval geldt het principe van preferente en nietpreferente toestellen. Het vermogen dat u invult is het vermogen van de warmtewisselaar of het onderstation. 42 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Rendement van een externe warmtelevering Vul het opwekkingsrendement in, in %. Dat rendement moet worden berekend volgens de methode opgenomen in hoofdstuk 4 van deze tekst en wordt opgenomen in de stavingsnota. Hulpenergie ingebouwde ventilator Kies ‘Neen’. Hulpenergie Elektronische regeling Kies ‘Neen’. 5.2.2 Externe warmtelevering voor ruimteverwarming toevoegen aan een EPW- of EPUproject Een systeem van externe warmtelevering dat een energiesector van verwarming voorziet voegt u toe onder de gewenste energiesector bij ‘Verwarming’, zie Figuur 9. Bovenaan kiest u of het gaat om ‘Centrale Verwarming (1ES)’ of een ‘Gedeelde coll./centr. Verwarming (meerdere ES’n)’. De grens tussen het systeem van externe warmtelevering en de EPW- of EPU-eenheid bepaalt of er sprake is van ‘Centrale Verwarming (1ES)’ of ‘Gedeelde coll./centr. Verwarming (meerdere ES’n)’. De verwarming wordt beschouwd als ‘Centrale Verwarming (1ES)’ in het geval de begrenzing van de EPB-eenheid en de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering samenvallen, zie schema B in Figuur 2. De verwarming wordt beschouwd als ‘Gedeelde coll./centr. Verwarming (meerdere ES’n)’ in het geval de begrenzing van de EPB-eenheid en de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering niet samenvallen, zie schema A in Figuur 2. In het geval dat er sprake is van ‘Centrale Verwarming (1ES)’ kiest u in het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’ bij ‘Soort toestel’ het systeem van externe warmtelevering. In het geval dat er sprake is van ‘Gedeelde coll./centr. Verwarming (meerdere ES’n)’ kiest u het gedeelde systeem bij ‘Keuze van het gedeelde systeem’. Bij de ‘Gedeelde systemen’ kan u het systeem van externe warmtelevering toevoegen als warmteopwekkingsysteem. Vul indien van toepassing ook het veld ‘Aandeel dat uit h.e. wordt geproduceerd’ in van het systeem van externe warmtelevering, in %. Dat aandeel moet worden berekend volgens de methode opgenomen in hoofdstuk 4 van deze tekst en wordt opgenomen in de stavingsnota. Figuur 9: Toevoegen van het systeem van externe warmtelevering als verwarmingsinstallatie voor een energiesector 43 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 5.2.3 Externe warmtelevering voor de bereiding van warm tapwater toevoegen aan een EPW-project Tappunten kunnen warm water aanleveren dat wordt opgewekt door een systeem van externe warmtelevering. Dat systeem van externe warmtelevering voegt u toe onder de gewenste EPW-eenheid bij ‘Sanitair warm water’, zie Figuur 10. Bovenaan kiest u of het gaat om ‘Lokaal SWW (in 1 ES)’ of ‘Gedeeld SWW (meerdere ES)’. De grens tussen het systeem van externe warmtelevering en de EPW-eenheid bepaalt of er sprake is van ‘Lokaal SWW (in 1 ES)’ of ‘Gedeeld SWW (meerdere ES)’. Het warmteopwekkingssysteem wordt beschouwd als ‘Lokaal SWW (in 1 ES)’ in het geval de begrenzing van de EPW-eenheid en de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering samenvallen, zie schema B in Figuur 2. Het warmteopwekkingssysteem wordt beschouwd als ‘Gedeeld SWW (meerdere ES)’ in het geval de begrenzing van de EPW-eenheid en de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering niet samenvallen, zie schema A in Figuur 2. In het geval dat er sprake is van ‘Lokaal SWW (in 1 ES)’ kiest u in het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’ bij ‘Soort toestel’ het systeem van externe warmtelevering. In het geval dat er sprake is van ‘Gedeeld SWW (meerdere ES)’ kiest u het gedeelde systeem bij ‘Keuze van het gedeelde systeem’. Bij de ‘Gedeelde systemen’ kan u het systeem van externe warmtelevering toevoegen als warmteopwekkingsysteem. Vul indien van toepassing ook het veld ‘Aandeel dat uit h.e. wordt geproduceerd’ in van het systeem van externe warmtelevering, in %. Dat aandeel moet worden berekend volgens de methode opgenomen in hoofdstuk 4 van deze tekst en wordt opgenomen in de stavingsnota. In het geval dat warmteopslag wordt toegepast, kiest u ‘Ja’. Figuur 10: Toevoegen van het systeem van externe warmtelevering als opwekkingstoestel voor de bereiding van warm tapwater 5.2.4 Externe warmtelevering voor bevochtiging toevoegen aan een EPU-project Als een systeem van externe warmtelevering wordt gebruikt voor de bevochtiging van een EPU-eenheid, dan wordt het eindenergieverbruik voor bevochtiging bepaald volgens 7.2.1 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010. In die bepaling wordt het eindenergieverbruik voor bevochtiging berekend op basis van het opwekkingsrendement voor ruimteverwarming van het systeem van externe warmtelevering. Bij EPU-projecten voert u de gegevens over bevochtiging in onder de knoop ‘Bevochtiging’ in de energetische boomstructuur. De knoop ‘Bevochtiging’ is standaard niet actief. U moet 44 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 die zelf aanmaken in de knoop van de energiesector waarvoor u de gegevens voor bevochtiging wenst in te voeren. Om de knoop ‘Bevochtiging’ aan te maken, klikt u op de knoop van de energiesector waarvoor u wenst in te voeren of er bevochtiging aanwezig is. Als een bevochtigingssysteem aanwezig is, selecteer dan in het invoervenster ‘Energiesector’ in het tabblad ‘Installatiecomponenten’ het selectievakje ‘Ja’ naast ‘Bevochtigingssysteem’, zie Figuur 11. De keuze ‘Neen’ staat standaard aangevinkt: de software geeft voor elke energiesector automatisch aan dat er geen bevochtigingssysteem aanwezig is. Figuur 11: Aanmaken bevochtigingssysteem in het invoervenster ‘Energiesector’ Open het invoervenster ‘Bevochtiging’ door te klikken op de knoop ‘Bevochtiging’, zie Figuur 12. Voeg een nieuw bevochtigingssysteem toe door op het blauwe plusteken te klikken. De software geeft het nieuwe bevochtigingstoestel automatisch een naam. Dubbelklik op de naam van het bevochtigingssysteem om de eigenschappen van het systeem in te voeren. Figuur 12: Toevoegen van een bevochtigingssysteem Figuur 13 toont het invoervenster ‘Bevochtigingssysteem’. Het invoervenster bestaat uit twee delen. Het bovenste deel bevat de algemene gegevens over het bevochtigingssysteem. 45 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 Het onderste schermdeel warmteopwekkingssystemen. bevat een tabblad voor gegevens 46 over de De EPB-software stelt automatisch een naam voor, zoals ‘Bevochtigingssyst. 1’. Via het vrije invoerveld ‘Naam’ kunt u zelf een naam toekennen aan de bevochtigingsinstallatie. In het keuzeveld ‘Soort bevochtiging’ kiest u de aard van het bevochtigingssysteem. Als ‘Soort bevochtiging’ kan u kiezen uit: - Centrale bevochtiging (1ES); - Gedeelde centrale bevochtiging (meerdere ES). De bevochtiging wordt beschouwd als ‘Centrale bevochtiging (1 ES)’ in het geval de begrenzing van de EPU-eenheid en de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering samenvallen, zie schema B in Figuur 2. De bevochtiging wordt beschouwd als ‘Gedeelde centrale bevochtiging (meerdere ES)’ in het geval de begrenzing van de EPUeenheid en de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering niet samenvallen, zie schema A in Figuur 2. In het geval dat er sprake is van ‘Centrale bevochtiging (1ES)’ kiest u in het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’ bij ‘Soort toestel’ het systeem van externe warmtelevering. In het geval dat er sprake is van ‘Gedeelde centrale bevochtiging (meerdere ES)’ kiest het gedeelde systeem bij ‘Keuze van het gedeelde systeem’. Bij de ‘Gedeelde systemen’ kan u het systeem van externe warmtelevering toevoegen als warmteopwekkingssysteem. Vul indien van toepassing ook het veld ‘Aandeel dat uit h.e. wordt geproduceerd’ in van het systeem van externe warmtelevering, in %. Dat aandeel moet worden berekend volgens de methode opgenomen in hoofdstuk 4 van deze tekst en wordt opgenomen in de stavingsnota. Figuur 13: Toevoegen van het systeem van externe warmtelevering als bevochtigingstoestel 5.2.5 Externe warmtelevering voor koeling toevoegen aan een EPU-project Als een systeem van externe warmtelevering warmte voorziet voor koeling van een energiesector in een EPU-eenheid met behulp van een thermisch aangedreven koelmachine, dan wordt het opwekkingsrendement voor koeling, ηgen,cool,m, bepaald volgens 7.5.2 van bijlage VI bij het Energiebesluit van 19 november 2010. Het opwekkingsrendement versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 voor koeling wordt o.a. berekend op basis van het opwekkingsrendement voor ruimteverwarming van het systeem van externe warmtelevering. Bij EPU-projecten voert u de gegevens over koeling in onder de knoop ‘Koeling’ in de energetische boomstructuur. De knoop ‘Koeling’ is standaard niet actief. U moet die zelf aanmaken in de knoop van de energiesector waarvoor u de gegevens voor koeling wenst in te voeren. Om de knoop ‘Koeling’ aan te maken, klikt u op de knoop van de energiesector waarvoor u wenst in te voeren of er koeling aanwezig is. Als een koelsysteem aanwezig is, selecteer dan in het invoervenster ‘Energiesector’ in het tabblad ‘Installatiecomponenten’ het selectievakje ‘Ja’ naast ‘Koelsysteem’, zie Figuur 14. De software maakt vervolgens een subknoop ‘Koeling’ aan onder de knoop ‘Energiesector’. De keuze ‘Neen’ staat standaard aangevinkt: de software geeft voor elke energiesector automatisch aan dat er geen actieve koeling aanwezig is. Figuur 14: Aanmaken koelsysteem in het invoervenster ‘Energiesector’ Door te klikken op de knoop ‘Koeling’ in het venster ‘Energetische boomstructuur’, wordt het invoervenster ‘Koeling’ getoond. In het invoervenster ‘Koeling’ vult u de eigenschappen van het koelsysteem in. Het invoervenster bestaat uit twee delen. Het bovenste deel bevat de algemene gegevens over het koelsysteem: de naam en de soort. Het onderste deel bevat tabbladen om de specifieke gegevens van het toegepaste koelsysteem in te voeren. De EPB-software 3G stelt automatisch een naam voor, zoals ‘koelinst.1’. Via het vrije invoerveld ‘Naam’ kunt u zelf een naam toekennen aan de koelinstallatie van deze energiesector. In het keuzeveld ‘ Soort koeling’ kiest u de aard van het koelsysteem. Als ‘Soort koeling’ kunt u kiezen uit: - ‘Plaatselijke koeling’; ‘Centrale koeling’; ‘Gedeelde centrale koeling (meerdere ES)’. De koeling wordt beschouwd als ‘Centrale koeling’ in het geval de begrenzing van de EPUeenheid en de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering samenvallen, zie schema B in Figuur 2. De koeling wordt beschouwd als ‘Gedeelde centrale koeling (meerdere ES)’ in het geval de begrenzing van de EPU-eenheid en de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering niet samenvallen, zie schema A in Figuur 2. 47 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 In het geval dat er sprake is van ‘Centrale koeling’ kiest u in het tabblad ‘Koudeleverancier’ bij ‘Type opwekker’ voor ‘Thermisch aangedreven koelmachine’, zie Figuur 15. In het tabblad ‘Warmteopwekkingssysteem’ kiest u bij ‘Type verwarming van de absorptiekoelmachine’ voor ‘Indirect’. In het tabblad ‘Warmteopwekkingssystemen’ kiest u bij ‘Soort toestel’ de externe warmtelevering. In het geval dat er sprake is van ‘Gedeelde centrale koeling (meerdere ES)’ kiest u bij ‘Keuze van het gedeelde systeem’ het gedeelde systeem. Bij de ‘Gedeelde systemen’ kan u de thermisch aangedreven koelmachine, die voor verwarming het systeem van externe warmtelevering gebruikt, toevoegen als warmteopwekkingssysteem. Vul indien van toepassing ook het veld ‘Aandeel dat uit h.e. wordt geproduceerd’ in van het systeem van externe warmtelevering, in %. Dat aandeel moet worden berekend volgens de methode opgenomen in hoofdstuk 4 van deze tekst en wordt opgenomen in de stavingsnota. Figuur 15: Toevoegen van het systeem van externe warmtelevering als koelinstallatie voor een energiesector met behulp van een thermisch aangedreven koelmachine 48 versie 2.0 - augustus 2014 Goedkeuringsleidraad externe warmtelevering 2.0 6. Versiebeheer goedkeuringsleidraad Hieronder vindt u een overzicht van de verschillende versies van de goedkeuringsleidraad. 6.1 Versie 1.0 – juni 2014 Versie 1.0 van deze tekst geldt voor gelijkwaardigheidsaanvragen die vanaf juni 2014 tot de publicatie van de volgende versie worden ingediend bij het Vlaams Energieagentschap volgens de procedure beschreven in hoofdstuk 2. In versie 1.0 van deze tekst ontbreekt de methode voor de bepaling van het hernieuwbaar aandeel van een stadsverwarming of –koeling. Die methode wordt aangevuld in versie 2.0 van de goedkeuringsleidraad. 6.2 Versie 2.0 – augustus 2014 Versie 2.0 van deze tekst geldt voor gelijkwaardigheidsaanvragen die vanaf 27 augustus 2014 tot de publicatie van de volgende versie worden ingediend bij het Vlaams Energieagentschap volgens de procedure beschreven in hoofdstuk 2. Versie 2.0 verschilt van versie 1.0 op de volgende punten: Verduidelijking van toelichting bij 12°, 13° en 14° van het aanvraagdossier (hoofdstuk 3); Toevoeging van een verwijzing naar het rekenblad (hoofdstuk 4); Verduidelijking van de formule voor de berekening van de afgeleverde warmte op basis van de bruikbare vloeroppervlakte (hoofdstuk 4.3.2.3); Toevoeging van de bepalingsmethode voor het opwekkingsrendement van een elektrische warmtepomp met water als warmteafgiftemedium (hoofdstuk 4.3.3.2); Toevoeging van een waarde bij ontstentenis voor het opwekkingsrendement van een aantal warmteopwekkers (hoofdstuk 4.3.3.2); Vereenvoudiging van de formule voor de lineaire warmteverliezen. Een systeem van externe warmtelevering dh bevat naast warmteopwekkers en warmtevragers slechts één warmteverdelingsnet n (de sommering over verschillende warmteverdelingsnetten valt weg). Het warmteverdelingsnet n is opgebouwd uit verschillende leidingssegmenten (hoofdstuk 4.3.3.4); Verduidelijking bij de bepaling van factor c,netw n, m (hoofdstuk 4.3.3.4); Aanpassing van de methode voor de bepaling van de energiefractie in de warmtelevering voor bovenliggende systemen van externe warmtelevering (hoofdstuk 4.3.3.6); De bepaling van een aantal parameters op basis van meet- en factuurwaarden werd op sommige plaatsen verwijderd (hoofdstuk 4.3.3.1 t.e.m. 4.3.3.8); Toevoeging van de methode voor de bepaling van het hernieuwbaar aandeel van een stadsverwarming of –koeling (hoofdstuk 4.4); Wijzigingen invoeren van gegevens in de EPB-software. In versie 1.0 van de goedkeuringsleidraad werd voor de invoer van gegevens in de EPB-software gevraagd om in de bibliotheek een afzonderlijk systeem van externe warmtelevering aan te maken voor ruimteverwarming, warm tapwater, bevochtiging en koeling. Dit is niet per se nodig en werd daarom weggelaten in versie 2.0 van de goedkeuringsleidraad (hoofdstuk 5.1.1 en 5.2.1). 49
© Copyright 2024 ExpyDoc