Download Int Deen De La Porte 31.3

De promovendus
Politiek publiek
Interview met Femke Deen
Eled de la Porte
'Ik wil niet weer één van de vele historici worden die zeggen: "Zie je wel, de publieke
sfeer bestond ook al in mijn periode, of in mijn stad'", zegt Femke Deen. De enthousiaste
promovenda is bijna klaar met haar onderzoek naar publieke opinie en politieke
besluitvorming in Amsterdam tijdens de beginperiode van de Nederlandse Opstand
(1566-1581). Ze was niet bang om haar eerste insteek, het aantonen dat een publieke
sfeer zoals geformuleerd door socioloog Jürgen Habermas al voor de achttiende eeuw
bestond, los te laten. Deen spreekt in plaats van een publieke sfeer liever van een
'publiek debat', overigens zonder het belang van Habermas daarbij volledig te ontkennen.
'Hij heeft duidelijk aangetoond dat de publieke sfeer de macht had om de politieke
agenda te bepalen.' Het publiek als machtsfactor was volgens Deen ook tijdens de
Nederlandse Opstand van cruciaal belang. De wisselwerking tussen het publieke debat
en de politieke besluitvorming staat in haar onderzoek centraal. Tijdens de chaotische
periode rond de Nederlandse Opstand probeerden de inwoners van Amsterdam op
allerlei manieren hun stem te laten horen en politieke invloed uit te oefenen. Zij deden
dit door middel van verschillende mediavormen: liederen, pamfletten, correspondentie,
geruchten, prenten en rituele media als Blijde Inkomsten en publieke straffen. Deen zal
door het onderzoeken van al deze vormen inzicht verwerven in de werking van dit
'vroegmodern, grootstedelijk mediasysteem', de strategieën die individuen en groepen
gebruikten om zich te laten horen, en de betrokkenheid van het gewone volk bij de politiek.
De vraag die zich hierbij opdringt, is: waarom Amsterdam? Waarom de enige
stad in de opstandige gewesten die aan de kant van Spanje stond? 'Amsterdam nam een
unieke positie in tijdens de Nederlandse Opstand. Juist doordat het katholieke stadsbestuur daar zolang de macht hield, is er een intensieve propagandavoering te zien,
zowel van de kant van de opstandelingen als van het katholieke gezag.' Deen onderscheidt
vier regimes in Amsterdam van 1566 tot 1581. 'Mijn uiteindelijke boek zal niet chronologisch zijn opgebouwd volgens deze regimes. Het is vooral bedoeld ter illustratie van
de wisselende aard van het publieke debat.' Zo was er tijdens het regime van 1566 tot
1567, toen Amsterdam nog een redelijk autonoom en katholiek stadsbestuur had, een
relatief open debat mogelijk. Na de Beeldenstorm moest het stadsbestuur namelijk
tijdelijk concessies doen aan de protestanten. Met het regime van Alva (1567-157Z)
heroverde de centrale regering haar macht en er ontstond een uittocht van protestanten.
Het deel van hen dat achterbleef, werd onderdrukt. Er ontstond een ander soort publiek
debat, gevoed door de binnengesmokkelde propaganda van Willem van Oranje. In die
tijd ontstond er in Amsterdam ook onvrede onder de inwoners, onder andere over de
belastingmaatregel de 'tiende penning'. Het stadsbestuur moest rekening houden met de
publieke opinie. Deen: 'We moeten het idee bijstellen dat het stadsbestuur met militaire
178
macht het publiek wel kon dwingen alles te accepteren. Bij het afkondigen van
bijvoorbeeld een nieuw belastingplakkaat hield het stadsbestuur eerst een lange
redevoering dat zij toch echt niks te maken had met de nieuwe maatregelen en dat
alles van bovenaf werd opgelegd. Pas na uitdrukkelijk afstand te hebben genomen
van de maatregel werd de officiële verordening voorgelezen. Hiermee liet het
stadsbestuur zien dat zij rekening hield met de meningen van een breder publiek.'
Nadat de Geuzen in 1572 voet aan grond hadden gekregen in Holland en Zeeland,
werd Amsterdam steeds meer een katholieke enclave in protestants land. Daardoor
werd de gemeente nog meer het doelwit van de protestantse propaganda. De Geuzen
wilden de pro-Spaanse plaats aan hun kant krijgen. Prenten, pamfletten en brieven
vonden dagelijks hun doorgang naar de stad. In 1578 werd het katholieke bestuur
Amsterdam uitgezet en werd de macht overgenomen door protestanten. Had de
bevolking na de Nederlandse Opstand nu definitief een meer invloedrijke rol verworven.'
Nou, nee, toch niet. 'Het publieke debat veroorzaakte onrust en bedreigde de eenheid.
Daarom was het bevorderen van het publieke debat voor de opstandelingen een
doel op zich. Zij buitten dit eerst uit, maar nadat ze zelf aan de macht waren gekomen
in Amsterdam werd de censuurwetgeving van het voorgaande katholieke bestuur
- dat de protestanten zelf jarenlang probeerden te ontduiken - gewoon voortgezet.
Het was natuurlijk niet de bedoeling dat het volk blijvend invloed hield.'
Deen is de eerste die dit publieke debat en de wisselwerking met de politiek voor
de Nederlandse Opstand in Amsterdam onderzoekt. Er zijn wel werken geschreven
over specifieke aspecten van de propagandaoorlog tijdens de Opstand, zoals pamfletten
of geruchten, maar er is nog nooit onderzoek gedaan naar de precieze manier waarop
deze media samenwerkten en welke mechanismen achter het publieke debat zaten.
Deen is blij met dit nieuwe perspectief, want het brengt opvallende zaken aan het licht.
'Vanuit deze invalshoek blijkt dat de lang gelegde nadruk op pamfletten niet klopt.
Brieven hebben in Amsterdam een veel belangrijkere rol gespeeld. Dit is echter nooit
duidelijk geworden omdat brieven, in tegenstelling tot pamfletten, nooit zijn samengebracht in één catalogus maar verspreid liggen over allerlei archieven. Pamfletten
waren vaak handelswaar, dus om meer exemplaren te kunnen verkopen, moesten ze
voor een algemener publiek geschreven zijn. Met brieven konden de mensen zich meer
op lokale aangelegenheden richten. Ook blijkt dat naast de drukpers, handgeschreven
bronnen, zoals brieven, nog veel gebruikt werden om invloed uit te oefenen op de
politiek. Deze brieven waren vaak publiek bezit: ze werden gekopieerd, verspreid,
opgehangen en voorgelezen, waardoor ze veel mensen konden bereiken.'
Het lezen van dit soort bronnen was in het begin niet gemakkelijk, want
Deens achtergrond - de studie culturele antropologie en journalistiek werk had haar daar niet op voorbereid. Maar haar gedrevenheid en haar liefde voor
archiefonderzoek blijkt juist uit het feit dat ze zichzelf i6''-eeuwse handschriften
heeft leren lezen. 'Het is echt detectivewerk. Het is even doorbijten, maar als je
het eenmaal kan, is het iets dat je onderscheidt van andere historici. En wat Henk
[van Nierop, haar promotor, EdlP] wel eens heeft gezegd: paleografie is één van de
weinige historische vaardigheden waarmee je als historicus indruk kunt maken op
feestjes en borrels. Daar ben ik het helemaal mee eens. Het is gewoon stoer.'
Femke Deens proefschrift valt onder het VNC-project Vroegmoderne politieke opinie.
Skript Historisch Tijdschrift 31.3
^79