Altijd handelen na agressie Verslag RegioSessie ‘Over de grens’ van 9, 11 en 18 september 2014 Ruim 150 (jeugd)zorgprofessionals bezochten in september in De Bilt, Eindhoven en Emmeloord de RegioSessie ‘Over de grens’. Alles draaide om de vraag: wat doe je als een agressie-incident tegen een zorgmedewerker echt uit de hand is gelopen en de dader echt over de grens van het toelaatbare is gegaan? Aan bod kwamen o.a. aangifte doen, schade verhalen en de samenwerking met politie. Sessieleider Sander Flight: “Het motto van de campagne Wees duidelijk over agressie is ‘altijd melden, altijd bespreken, altijd handelen’. In deze RegioSessie hebben we het over altijd handelen.” Dat er veel mogelijke acties bestaan nadat een cliënt, patiënt of een andere betrokkene over de grens is gegaan liet Sander al snel zien. Die complete lijst vind je in de hand-out die meegestuurd is met dit verslag. Sander: “Angst, onzekerheid, luiheid, uitstelgedrag en onwetendheid en onbekendheid zijn voorbeelden van redenen waarom niet in actie wordt gekomen na een incident. Dat zijn soms begrijpelijke redenen waarom er bijvoorbeeld geen aangifte wordt gedaan, of geen schade wordt verhaald. Het resultaat is alleen dat de veroorzaker er nooit meer iets van hoort en dus ook niet hoort dat zijn gedrag niet wordt geaccepteerd. Daar moet iets aan veranderen.” Bij de sessie in De Bilt laat Hans Slijpen, accountmanager gezondheidszorg van de Politie MiddenNederland, resultaten van een onderzoek van de VU zien. In de onderzoeksperiode zijn 2.648 ernstige incidenten geconstateerd en is slechts 704 keer aangifte gedaan. Hans Slijpen: “Daarvan krijg ik pijn in m’n buik.” Deel 1: Aangifte doen Doorbreek het geen-aangifte doen Peter Peerdeman, sr. adviseur sociale veiligheid bij het Expertisecentrum Veilige Publieke Taak (EVPT), is al meer dan tien jaar actief – eerst als politieman en nu als adviseur – en benadrukt wat er gebeurt, of niet gebeurt, als er géén aangifte wordt gedaan na een ernstig incident. “Als je geen aangifte doet, geef je de veroorzaker het signaal dat het eigenlijk allemaal wel door de beugel kan.” Een deelnemer in Eindhoven wil weten wanneer je nu eigenlijk aangifte moet doen of kunt doen. Peter: “Dat is iets voor jullie zelf. Wat is jullie norm? Die moet je samen afspreken. Dan kan er nooit twijfel bestaan over wel of geen aangifte doen. Als je besluit dat je aangifte gaat doen, mag de politie dat in elk geval nooit weigeren. Een aangifte moet opgenomen worden. Om tot vervolging te komen moet er wel sprake zijn van een strafbaar feit, strafbaar volgens het Wetboek van Strafrecht. Anders kan de dader niet worden veroordeeld. Een belangrijke voorwaarde voor vervolging is ook dat het slachtoffer bij een bedreiging zich bedreigd vóelde, of bij een mishandeling pijn had. Dan is het pas een strafbaar feit.” De aanwezigheid van een beleidsmedewerker van VGN, de brancheorganisatie van de gehandicaptenzorg, levert een waardevolle tip op nadat een GGZ-medewerker haar verhaal doet: “Ik heb meegemaakt dat het door m’n werkgever werd ontmoedigd om aangifte te doen van bedreiging en een fysiek incident. Ik werd niet gesteund. Mijn manager zei me dat aangifte doen geen zin heeft, dat de aangifte op een stapel terechtkomt en het zonde is van de energie.” Aart Bertijn van VGN reageert: “De branche zegt dat er in iedere organisatie beleid moet zijn over het doen van aangifte. De VGN draagt dat standpunt ook uit. Wij vinden dat aangifte doen een basisrecht is en altijd op zijn plaats is. Als jullie vragen hebben dan kan je manager altijd contact met ons opnemen, dan steunen we jullie.” Domicilie kiezen, namens werkgever of onder nummer? Een groot deel van de aanwezige (jeugd)zorgprofessionals heeft ervaring met aangifte doen of weet dat er verschillende mogelijkheden zijn om in meer of mindere mate anoniem te blijven in het strafproces. Maar hoe zit dat precies? Peter vervolgt zijn verhaal: “Vier van de mogelijkheden die worden geboden zijn voor jullie het meest van belang. De eerste is dat iedereen die kennis draagt van een begaan strafbaar feit aangifte kan doen. Dat hoeft dus niet per se een slachtoffer of getuige te zijn. Iemand die ervan op de hoogte is, kan aangifte doen. Overigens, voor een sterke en bewijsbare zaak wil je wel slachtoffer en getuige betrekken natuurlijk.” “De tweede mogelijkheid is domicilie kiezen, bijvoorbeeld het adres van je werkgever. De politie moet dat handmatig wijzigen, maar dan weet je wel zeker dat jouw adres nergens in de stukken is terug te vinden. Zorg er wel voor dat iemand op dat domicilieadres ervan op de hoogte is dat de post bij jou terecht moet komen, anders hoor je nooit meer iets over het vervolg. Dat ligt dus niet altijd aan de politie, maar soms ook aan jullie eigen postkamer.” De derde mogelijkheid voor een zekere anonimiteit in het strafproces, is aangifte door de werkgever. In de organisatie kan bijvoorbeeld een vaste persoon worden aangewezen die aangiftes doet. Peter: “Het liefst een medewerker die ook al het reguliere contact met de politie of de wijkagent onderhoudt. De Raad van Bestuur moet een medewerker, of meerdere medewerkers, hier schriftelijk voor machtigen. Met die machtiging en een uittreksel van de Kamer van Koophandel kan de aangifte worden gedaan. Die machtiging kan ieder moment gegeven worden, dus jullie Raad van Bestuur kan bijvoorbeeld nu al alle leidinggevenden machtigen. Het slachtoffer doet dan geen aangifte, maar legt een verklaring af als getuige of benadeelde. Alle betrokkenen kunnen in deze constructie trouwens óók domicilie kiezen.” Een voordeel van deze manier van aangifte doen is dat het slachtoffer ook in de rol van slachtoffer blijft en niet de aangever is. In de aangifte kan dan ook worden 2/9 opgenomen dat de aangifte wordt gedaan omdat dat in het organisatiebeleid staat en het slachtoffer in die rol wordt betrokken. De vierde optie die van toepassing kan zijn is aangifte onder nummer. “Dan komt je naam helemaal nergens te staan, alleen een nummer. Alleen medewerkers van het slachtofferloket kunnen dat inzien. Maar op deze manier aangifte doen kan alleen als de hulpofficier van justitie je anonimiteit kan garanderen. Als de veroorzaker jou kent en weet wat hij jou aangedaan heeft, heeft aangifte onder nummer geen zin.” De mogelijkheden om aangifte te doen van een begaan strafbaar feit tegen (jeugd)zorgmedewerkers worden ook uitgelegd in dit document van het EVPT. Op pagina 15 staat een standaardtekst die kan worden gebruikt bij het aangifte doen namens de werkgever. Vermeld altijd de VPT-code In alle drie de RegioSessies is de VPT-code uitgebreid aan bod gekomen en het belang ervan benadrukt. Alle medewerkers in de zorg vervullen een publieke taak. De veiligheid van medewerkers met een publieke taak is voor politie en justitie extra belangrijk en aangiften moeten om die reden ‘geoormerkt’ worden met de zogenaamde VPT-code. Dat zorgt ervoor dat het dossier met voorrang wordt behandeld en door de politie sneller wordt ingezonden naar het Openbaar Ministerie. Veron Denninger, VPT-portefeuillehouder van het Openbaar Ministerie Arrondissementsparket Noord-Nederland, somt de belangrijkste afspraken die hierover zijn gemaakt: “De politie móet een aangifte uit de publieke taak altijd opnemen en er de VPT-code aan koppelen. Het Openbaar Ministerie (OM) kan een VPT-zaak vervolgens herkennen en de ELA-voorschriften (Eenduidige Landelijke Afspraken tussen OM en politie) toepassen. Een VPT-zaak wordt sneller in behandeling genomen. Bovendien gaat bij VPT-zaken de eis of strafbeschikking met 200% omhoog. Een boete van € 500,- wordt bijvoorbeeld € 1.500,-.” Vanuit de zaal in Emmeloord wordt direct gereageerd: “Ik heb meegemaakt dat m’n aangifte van bedreiging met een mes door de politie werd ontmoedigd. Ik kreeg een reactie als: wij hebben er extra werk van en we gaan toch niets met de aangifte doen, dus doe het maar niet.” Peter vertelt dat een gebrek aan kennis bij de politie het probleem kan zijn: “Niet elke politiemedewerker weet af van de ELA-afspraken die tussen de politie en het OM zijn gemaakt. Het is dus goed om zelf op de hoogte te zijn, zodat je er bij het doen van aangifte naar kunt verwijzen. De VPT-code staat op het tweede invulscherm van de politie bij het doen van aangifte.” In Emmeloord reageert ook een GGZ-medewerker: “Dat is toch gek! Jij komt bij de politie en moet hen vertellen hoe zij het moeten doen…” Peter verwijst nog eens naar een eerdere tip: “Zorg dat je als organisatie bij voorbaat 3/9 al afspraken hebt met de politie, dat je een aanspreekpunt hebt. Bijvoorbeeld de wijkagent. Dan kun je via hem afspraken maken en kom je bij een medewerker terecht die weet wat hij moet doen bij een VPT-aangifte. Zo kunnen we er samen, zorg en politie, iets beters van maken.” Veron voegt aan het verhaal van Peter nog een tip toe: “Je kunt ook vragen om een contactpersoon die VPT in zijn portefeuille heeft. Elke politie-eenheid heeft iemand die daarvoor verantwoordelijk is, dat zijn er tien in heel Nederland. Ook bij het OM zijn VPTportefeuillehouders in elk van de tien parketten. Die mensen zijn er om jou en je instelling te helpen de samenwerking op lokaal niveau nog beter te maken. En ze kunnen ook op landelijk niveau suggesties voor verbeteringen op de agenda zetten als dat nodig is.” Beroepsgeheim en privacy In Eindhoven stelde een deelnemer dat het niet is toegestaan medische informatie te delen met andere organisaties, zoals de politie, vanwege het medische beroepsgeheim en de privacy van de dader. Sander legt uit dat het iets ingewikkelder ligt: “Het beroepsgeheim is heel belangrijk in de zorg, want het zorgt ervoor dat iedere burger in vertrouwen kan praten over gevoelige of schaamtevolle gebeurtenissen met mensen die in de zorg werken. Daarom is er de zwijgplicht en het verschoningsrecht; je hoeft niet te getuigen tegen een patiënt richting politie, OM of de rechter. Maar als je een misdrijf kunt voorkomen, mag je de zwijgplicht doorbreken. Daar is in het beroepsgeheim nu juist een uitzondering voor gecreëerd. Dit geldt ook als er een groot maatschappelijk belang in het geding is.” Ton Wouters, VPT-projectleider in Oost-Brabant, geeft aan dat er veel onbekendheid is op dit punt: “Een officier van justitie vertelde laatst aan iemand van een zorginstelling dat hij voor een aangifte geen volledig medisch dossier nodig heeft. Het ziektebeeld van de dader doet er ook eigenlijk niet zo veel toe in de eerste fase van een aangifte: vertel gewoon wat er is gebeurd en beperk je tot de feiten. De rechter heeft meer dan genoeg middelen om bij deskundigen na te vragen wat het ziektebeeld van de dader is als hem dat relevant lijkt. Dat hoef jij dus niet te delen.” Ook de uitwisseling van persoonsgegevens met andere (zorg)instellingen is prima mogelijk, als je maar aantoont dat je het heel zorgvuldig doet én alleen in belangrijke gevallen. Als je door informatie te delen de gezondheid of veiligheid van jezelf of anderen in de samenleving kunt beschermen, mag je die informatie delen. “Het College Bescherming Persoonsgegevens toetst of het mag en keurde ons regionale convenant voor uitwisseling van persoonsgegevens binnen een paar weken goed”, aldus Ton. Privacy en beroepsgeheim mogen nooit een reden zijn om niet in actie te komen als je daarmee erger kunt voorkomen. En soms is het dan nodig om vanuit je specifieke deskundigheid iets te vertellen over een patiënt – anders stokt het strafproces meteen. De officier van justitie moet kunnen inschatten of het zinvol is het traject van strafvervolging door te zetten. Hans Slijpen voegt daaraan toe dat de zorginstelling in dit soort zaken een partij in een conflict is. Het is 4/9 dus niet aan die zorginstelling om te bepalen dat iemand toerekeningsvatbaar was. Dat eindoordeel blijft te allen tijde aan de rechter die zich zal baseren op informatie van onafhankelijke experts. Het is dus niet de instelling, maar ook niet de politie of de officier van justitie die dat bepaalt. Deel 2: Het strafproces Aangifte gedaan. En nu? Het strafproces komt in alle RegioSessies aan bod. Een flink aantal aanwezigen heeft al eens een strafzitting bijgewoond, als slachtoffer of als belangstellende. Maar wat gebeurt er eigenlijk tussen het doen van aangifte en de daadwerkelijke zitting? Na een aangifte kan een strafrechtelijke procedure volgen. De politie start met het opsporingsonderzoek naar de zaak – bijvoorbeeld door getuigen te horen – om het proces-verbaal zo uitgebreid en nauwkeurig mogelijk te kunnen opstellen. Na afronding gaat het proces-verbaal naar de officier van justitie, de leider van het onderzoek. De officier van justitie bekijkt of het procesverbaal volledig is en beslist wat er met de zaak gebeurt. Komt er een zitting en dus een verantwoording voor de rechter? Of wordt er een schikking getroffen en moet de dader betalen, zonder voor de rechter te zijn verschenen? Of wordt de zaak geseponeerd en komt het dus niet tot vervolging? Of het na een aangifte tot een strafzaak komt is afhankelijk van het onderzoek van de politie en de beoordeling daarvan door het OM. Als de zaak voor de rechter komt, ontvangt de verdachte een dagvaarding met een oproep om naar de rechtbank te komen. Tijdens de strafzitting worden verdachte en eventueel getuigen gehoord. De officier van justitie formuleert de strafeis. Het daadwerkelijke vonnis, de straf, wordt door de rechter uitgesproken en kan afwijken van de eis. Veron benadrukt nogmaals het belang van de VPT-code bij de aangifte: “Bij het OM staat een team klaar dat weet waar het over gaat: een speciaal VPT-team. En als de zaak wordt gedagvaard, wordt er tijdens de zitting expliciete aandacht besteed aan het feit dat het om een VPT-zaak gaat. Er wordt dan extra benadrukt dat zulk gedrag – agressie richting zorgverleners – op geen enkele manier wordt getolereerd.” Ontoerekeningsvatbaar of niet? In alle sessies wordt het onderwerp ontoerekeningsvatbaarheid flink bediscussieerd. Want wie bepaalt of de veroorzaker ontoerekeningsvatbaar is? En wat zijn de gevolgen voor een aangifte of schadeverhaal? Peter legt uit dat het vaststellen van toerekeningsvatbaarheid pas bij de rechter gebeurt. “Die doet dat natuurlijk niet zelf, maar laat onafhankelijke deskundigen dat doen. De instelling en de medewerker die slachtoffer zijn 5/9 geworden mogen dat in een strafzaak niet doen, omdat ze één van de partijen in de zaak zijn. Ook de politie of het OM mogen de conclusie niet trekken. Alleen de rechter mag zich daarover uitspreken.” Albertje Scheper, jurist bij Slachtofferhulp Nederland en EVPT, legt daar meer over uit: “Als de rechter oordeelt dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar is, heeft dat gevolgen voor de strafoplegging. Het verhalen van schade is een civiele zaak en is dan nog steeds mogelijk. Laat je dus niet wegsturen bij de politie als gezegd wordt dat aangifte geen zin heeft omdat de veroorzaker ontoerekeningsvatbaar zou zijn.” Een zitting bijwonen Albertje Scheper vertelt ook over de rol als slachtoffer tijdens een zitting: “Als slachtoffer mag je die bijwonen, dat recht heb je. Maar soms hoor je daar dingen die je niet wilt horen. De verdachte kan een compleet andere lezing geven bijvoorbeeld, dat kan heel veel impact hebben. Maar aan de andere kant kan aanwezigheid ook helend werken, omdat je ziet dat een verdachte zich moet verantwoorden. Overweeg dus goed of je erbij wilt zijn of niet.” Een deelnemer aan de sessie in Eindhoven heeft voor een zitting iets vervelends meegemaakt en wil weten hoe Albertje daar over denkt: “Het slachtoffer werd door de advocaat van de veroorzaker benaderd om de verklaring zoals die in de aangifte was opgenomen bij te stellen en gevraagd of het voorval niet als eenmalig incident gezien kon worden, terwijl het ging om een veelpleger. Hoe moet je daarmee omgaan?” Peter merkt op: “Het is ‘not-done’ dat een advocaat zoiets doet. In een dergelijk geval kan je maar beter direct de politie of de officier van justitie bellen. Een klacht bij de deken van advocaten is ook mogelijk.” Ook Albertje is duidelijk in haar antwoord: “Als je verklaring correct in de aangifte is opgenomen moet je je door zo’n actie van de advocaat niet van de wijs laten brengen.” Deel 3: Schade verhalen Schade bij werknemer én werkgever Naast het doen van aangifte is het verhalen van schade ook één van de mogelijke acties na een incident. Albertje vertelt wat schade eigenlijk is, wat er mogelijk is in het verhalen ervan en hoe je dat aanpakt. “We maken onderscheid tussen enerzijds schade van de werknemer en anderzijds die van de werkgever. De schade kan materieel of immaterieel zijn.” Albertje richt zich eerst op schade die de werknemer lijdt, de werkgever komt later aan bod. “Materiële schade bij de werknemer is bijvoorbeeld schade aan kleding of medische kosten. Bij immateriële schade hebben we het over zaken waar niet een directe waarde aan hangt, maar die wel direct het gevolg zijn van de actie van de dader. Bijvoorbeeld verdriet, pijn en verminderde levensvreugde. Dat wordt ook wel smartengeld genoemd.” Ook de werkgever kan schade oplopen door een incident tussen een cliënt en een medewerker. Albertje somt een aantal voorbeelden op: “De werkgever betaalt het loon door bij uitval van de medewerker, vergoedt misschien kosten aan de medewerker en krijgt te maken met re-integratiekosten als de medewerker weer aan 6/9 het werk gaat. Maar natuurlijk kan er ook sprake zijn van materiële schade bij de werkgever, bijvoorbeeld als er eigendommen zijn beschadigd.” Schade verhalen: hoe werkt dat? Er zijn verschillende manieren om schade te verhalen: door te voegen in het strafproces, buitengerechtelijk (bijvoorbeeld door al dan niet met een tussenpersoon een regeling met de dader te treffen) of via een procedure bij een civiele rechter. Albertje: “Voegen heeft voor de werknemer meestal de voorkeur. Dat is de makkelijkste manier; kosteloos, relatief eenvoudig en snel. Als het na een aangifte uiteindelijk tot een proces komt kan het slachtoffer zich voegen als benadeelde partij. Voegen kan dus alleen als er sprake is van een strafzaak. Je ontvangt daarvoor het voegingsformulier op het adres dat bij aangifte is opgegeven. Let dus goed op dat je het formulier krijgt als bij aangifte domicilie is gekozen! Op het formulier moet je je gegevens invullen en de schade omschrijven. Een medewerker van Slachtofferhulp Nederland kan je daarbij helpen.” De werkgever kan de schade buitengerechtelijk of via een civiele procedure verhalen. Als er sprake is van vernieling of beschadiging van eigendommen kan de werkgever voegen. Een werknemer kan als er sprake is van ernstig fysiek of psychisch letsel een aanvraag indienen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Albertje: “Stel dat het niet tot een strafzaak of veroordeling komt. Je kunt dan een aanvraag doen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De vergoeding komt dan via de Staat en is altijd een eenmalige uitkering met een maximum. Werkgevers kunnen daar geen aanspraak op maken. Dit fonds keert dus alleen uit bij ernstig fysiek of psychisch letsel bij werknemer.” Erkenning en genoegdoening Een GHZ-medewerker wil weten hoe het zit als de dader veroordeeld wordt tot het vergoeden van schade, maar geen geld heeft: “Heeft het dan wel zin?” Albertje legt uit dat daar ook in wordt voorzien als de voegingsprocedure is gekozen: “Bij voegen heeft dat zeker zin. Als de rechter de verdachte voor een geweldsdelict veroordeelt en de vordering toewijst, legt de rechter meestal de schadevergoedingsmaatregel op. Dit betekent dat het slachtoffer het geld van het CJIB ontvangt. Het CJIB gaat het vervolgens alsnog verhalen bij de dader. Als het tot een veroordeling komt, ontvang je altijd het geld.” Albertje benadrukt dat het verhalen van schade niet alleen om geld gaat. De schadevergoedingen in Nederland zijn ook niet bepaald fors. “Het gaat ook om erkenning en om genoegdoening. Er wordt een duidelijk signaal naar de dader gegeven.” Toch blijkt een aantal aanwezige (jeugd)zorgprofessionals daar moeite mee te hebben. Een GGZ-medewerker tijdens de sessie in Emmeloord: “Je hebt een vertrouwensband met je cliënt. Begeleidt hem ook bij zijn financiële problematiek. En dan ga je daar zelf nog wat bovenop leggen. Dat is een heel grote stap die je bijna niet kunt of wilt maken.” Vanuit de zaal wordt gereageerd door Jacqueline den Engelsman, landelijk 7/9 bestuurder van beroepsorganisatie van verpleegkundigen en verzorgenden NU’91: “In de cao GGZ is opgenomen dat je schade ook via je werkgever kunt verhalen, zodat je die problemen niet hebt. En over die vertrouwensband: wie verbreekt die eigenlijk: een slachtoffer dat schade wil verhalen of de patiënt die geweld gebruikte? Het is dan natuurlijk wel belangrijk dat je vooraf helder was over waar de grens ligt.” Deel 4: Samenwerken Aan tafel met samenwerkingspartners Ton Wouters werkt als VPT-projectleider in Oost-Brabant, één van de zestien VPT-regio’s. Eerder werkte hij bij de politie, ook als hulpofficier van justitie. Ton weet dus het een en ander van alle betrokken partijen en legt in Eindhoven uit welk samenwerkingsproject in Oost Brabant succesvol loopt. “Wij houden een zorgoverleg. Daar zitten verschillende betrokken partijen uit de zorg bij. Dat zijn gewone zorginstellingen, maar ook maatschappelijk werk en politie. Ton wijst er op dat het belangrijk is om vanuit de zorg ook samen te werken met de andere partijen binnen veilige publieke taak. Denk aan gemeenten en woningcorporaties. Het idee is simpel: al deze partijen hebben te maken met die ene persoon die als cliënt in een zorginstelling over de grens is gegaan. De gemeente kent hem misschien al vanwege financiële problemen. De woningcorporatie heeft wellicht meldingen van overlast gekregen. Zonder samenwerking weten we met z’n allen niet van elkaar wat er nog meer speelt, dat de politie er misschien al vaker aan te pas is gekomen. De samenwerking die we met z’n allen aangaan zorgt ervoor dat we zo iemand wel samen en efficiënt kunnen aanpakken. Kennis is belangrijk om iets te kunnen oplossen.” Hoe gaat dat dan in z’n werk? Ton geeft een voorbeeld van de aanpak vanuit Helmond: “Per geval bekijken ze daar aan tafel wie het meeste last heeft van deze persoon en wie het probleem het beste kan tackelen. Die loopt voorop in de aanpak, maar we doen het met z’n allen. Is er bijvoorbeeld sprake van een verslavingsprobleem? Dan is de instelling verantwoordelijk, maar krijgt deze indien nodig hulp van de samenwerkingspartners.” Maak afspraken met politie Hans Slijpen vertelt in De Bilt waarom afspraken met de politie zo belangrijk zijn. Peter Peerdeman herhaalt dat standpunt bij alle drie de RegioSessies. “Zoek contact met je wijkagent en wacht daar niet mee tot er een incident is geweest. Nodig hem uit, bespreek wat jullie doen, welke cliënten jullie behandelen. Praat daar rustig over en bespreek wat jullie samen kunnen doen als een situatie uit de hand loopt. Als een cliënt dan over de grens gaat, kun je teruggrijpen op deze afspraken. Dat helpt ook bij het doen van aangifte, omdat iemand bij de politie op de hoogte is van wat er bij jullie speelt.” 8/9 ZSM: zorgvuldig, snel en op maat Ook elders in de keten wordt er al innovatief samengewerkt, namelijk op het gebied van strafrecht. ZSM is een nieuwe werkwijze voor alle veelvoorkomende criminaliteit en een samenwerking tussen politie, Openbaar Ministerie, Slachtofferhulp Nederland, Reclassering, Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Halt, Raad voor de Rechtsbijstand, Centraal Justitieel Incassobureau en Ministerie van Veiligheid en Justitie. Albertje Scheper van Slachtofferhulp Nederland legt uit dat deze manier van strafrecht soms ook kan worden toegepast in zaken over agressie tegen (jeugd)zorgmedewerkers. “Op het moment dat de politie de verdachte heeft aangehouden is er een bepaalde tijdsperiode waarbinnen een beslissing moet komen over hoe de zaak verder gaat. Op het politiebureau komen o.a. politie, Officier van Justitie, Slachtofferhulp Nederland, Reclassering bij elkaar. Ze bekijken de aangifte en wat zij weten van de verdachte. De medewerker van Slachtofferhulp heeft dan al contact gehad met het slachtoffer en brengt die informatie binnen.” Hoe ZSM precies werkt wordt uitgelegd in dit filmpje. Waar het uiteindelijk om gaat bij ZSM is dat de zaak met minder rompslomp, sneller en vooral betekenisvol wordt afgedaan. Dat betekent dat het niet altijd een boete of celstraf hoeft te worden: ook een goed gesprek tussen veroorzaker en de instelling of het slachtoffer kan een uitkomst zijn. Maar je hebt dan wel het grote voordeel dat dit gesprek onderdeel is van het juridische systeem: dat geeft het gesprek veel meer gewicht. “Laat je niet wegsturen” Sessieleider Sander sluit het onderwerp af: “Aangifte doen is dus een recht, maar dat recht moet je wel halen. Na een incident heb je vaak last van haast en stress en als je dan niet weet bij wie je moet zijn en wat je aan informatie moet en mag aanleveren, dan leidt dat vaak tot een tweede afspraak. Dat kost tijd en zoals we weten leidt uitstel soms tot afstel. Ik hoor te vaak dat er dan uiteindelijk niets gebeurt. Maak dus vooraf afspraken, met elkaar over wat jullie niet-toelaatbaar gedrag vinden, met leidinggevenden, maar zeker ook als organisatie met de politie. En laat je niet wegsturen. Als er problemen zijn met het doen van aangifte, zorg dan dat je zelf op de hoogte bent van de ELA-afspraken en schaal op als het nodig is. Lukt het bij de lokale politie niet, ga dan naar het regionale niveau: naar de VPT-vertegenwoordigers bij politie en OM. En vergeet niet dat ook werkgevers- en werknemersorganisaties beschikbaar zijn om je te steunen.” Meer informatie De RegioSessies zijn onderdeel van de campagne ‘Wees duidelijk over agressie’ van sociale partners uit de zorg en jeugdzorg in het kader van het actieplan ‘Veilig Werken in de Zorg’. Initiatiefnemers zijn Abvakabo FNV, ActiZ, BTN, CNV Publieke Zaak, FBZ, GGZ Nederland, Jeugdzorg Nederland, NFU, NU’91, NVZ en VGN, met ondersteuning van het ministerie van VWS. Op www.duidelijkoveragressie.nl vind je hulpmiddelen, campagnematerialen, good practices en de agenda van de komende bijeenkomsten. Kijk ook op Facebook voor meer informatie en inspiratie, www.facebook.com/duidelijkoveragressie, volg ons via Twitter, @overagressie, en schrijf je in voor de digitale nieuwsbrief. Lees ook hoe in jouw branche wordt omgegaan met het (tijdelijk) stoppen van de zorg- of dienstverlening na agressie van patiënt of cliënt. 9/9
© Copyright 2024 ExpyDoc