Luisteroefening kindertaal oplossing

Broederschool Roeselare
Mandellaan 170
8800 Roeselare
Datum :
Onderwerp taak:
Naam en voornaam:
Klas:
Luisteroefening: jongens en wetenschap: kindertaal
1. Wat is de eerste stap in kindertaal? (1)
2. Is dat hetzelfde als de eerste (huil)geluiden die baby’s maken? (1)
3. Wanneer beginnen baby’s te brabbelen? (1)
4. Heeft brabbelen al betekenis? (1)
5. Wanneer beginnen ze te begrijpen? Wat begrijpen ze dan? (1)
6. Wat is non-nutritive sucking experiment? Hoe verloopt zo’n experiment? (1)
7. Wat is brabbelen precies? Geef de definitie! (1)
8. Welke functies heeft brabbelen? Noem er twee. (2)
9. Wat is er te zien aan babygezichtjes dat aangeeft dat brabbelen al een taalfunctie heeft? (1)
OPLOSSINGEN
1. De eerste stap in kindertaal is brabbelen.
2. Brabbelen is niet hetzelfde als de eerste geluiden die baby’s maken. De eerste geluiden zijn
immers puur lichamelijk, instinctief, willekeurig.
Brabbelen is een eerste aanzet tot het vormen van taal. De baby maakt nog geen
betekenisdragende woorden, maar zet de eerste stap in het spreken door het combineren
van klanken. Die combinaties zijn altijd consonnant-vocaal. Het is dus echt oefenen van
klanken, van beginnen spreken. Puur productie van (op de duur moedertaaleigen) klanken
zonder dat daar betekenis aan vast hangt.
3. Vanaf de 7e, 8e, 9e maand gemiddeld.
4. Brabbelen heeft nog geen betekenis. Een kind bedoelt er niets mee, maar oefent enkel in het
produceren van (op de duur moedertaalspecifieke) klanken.
5. Begrijpen is nog iets anders dan zelf betekenisdragende woorden produceren. Dat begrijpen
begint rond de 8,9,10 maanden.
Wat begrijpen ze precies:
- blijkbaar toch al bepaalde woorden
- het onderscheid tussen de moedertaal en andere talen.
6. Een experiment waarbij de zuigkracht van de baby op een fopspeen gemeten wordt. Er
wordt aan de baby een geluidsstimulus aangeboden. De baby verhoogt de zuigkracht telkens
van klank veranderd wordt, ook al zijn dat minimale verschillen. Zo hoort een baby blijkbaar
al het verschil tussen een b en een p.
7. ‘Brabbelen’ heeft 2 eigenschappen: het is een combinatie van een consonnant en een vocaal,
en er is reduplicatie (herhalen van die klanken). Vbn: mamamamama…, bababa, dididi, …
8. -Het oefenen van de mondspieren om bepaalde klanken te produceren. Lange tijd heeft men
gedacht dat dat de enige functie was.
-Het oefenen in de productie van moedertaalspecifieke klanken; m.a.w. het oefenen in
klanken die eigen zijn aan de moedertaal.
9. Bij brabbelen is er in het gezicht een lichte asymmetrie van de mond naar rechts (ook bij
volwassenen is dat bij het spreken zo). Dat wijst op sturing vanuit de linkerhemisfeer.
Bij glimlachen en emotionele uitingen is de asymmetrie naar links, bij neutrale geluidjes is er
geen asymmetrie.
Taal wordt bij de meeste mensen gestuurd vanuit de linkerhersenhelft. Als al bij brabbelen
blijkt dat die sturing vanuit de linkerhersenhelft komt, wijst dat erop dat brabbelen al een
talige activiteit is. En bijvoorbeeld geen neutrale of emotionele activiteit.