Orthopedie Achtergronden - Zwolle - 2014

INTERLINE
Orthopedie 2014
oktober 2014
ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN
INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN
Inleiding
Dit is het tweede Interlineprogramma Orthopedie, het eerste dateert uit 2002.
Het is een actualisering van gedeeltelijk dezelfde onderwerpen, waarbij de werkafspraken
ook zijn herzien. Acute schouderproblematiek is toegevoegd.
De huidige werkgroep bestaat uit:
Huisartsen:
Eric van den Berg
Meryan Broeren
Henk Post
Orthopeden:
Guus Janus
Guido van Solinge
Bijlagen:
1. Werkafspraak Orthopedie Schouder, Heup, Knie.
2. Werkafspraak Heupafwijkingen bij kinderen.
3. Werkafspraak Ontslag na ziekenhuisopname.
4. Document Harris Hip Score.
Achtergronden casus 1
Zie werkafspraak pg
Vraag 1: Wat is uw beleid?
1. U vraagt de fysiotherapie nog eens een echo te maken, indien niet mogelijk stuurt u
hiervoor door naar de radiologie.
Bespreek waarde echo (niet op werkafspraak). Klinisch in dit geval al grote verdenking
cuffruptuur waarvoor verwijzing toch geïndiceerd lijkt.
2. U vervolgt conservatief beleid met de fysiotherapie.
Dat heeft geen zin.
3. U verwijst naar de orthopeed.
Zinvol, reconstructie geeft nu beter resultaat dan vroeger.
4. Anders.
Vraag 2: Wat is uw beleid?
1. Voorstel periode pijnstilling gebruiken.
2. Verwijzing naar de fysiotherapie.
3. Verwijzing orthopeed.
Ook hier grote verdenking cuffruptuur. Reconstructie hiervan is op deze leeftijd niet zinvol
meer, wel eventueel sanatie cuff / bicepspees of totale schouderprothese (TSP).
4. Anders.
Leerdoel 1:
a. Wanneer is verwijzing zinvol bij een acuut trauma van een niet degeneratieve schouder.
b. De betekenis van een echo bij de fysio, en de shock-wave behandeling.
c. Waarde totale schouderprothese.
Stelling 1:
Een reconstructie van een cuffruptuur van de schouder kan alleen de eerste weken na het trauma.
Onjuist, maar lang wachten is sneu voor de patiënt.
Achtergronden casus 2
Zie werkafspraak pg
Vraag 1: Adviseert u hem een verwijzing, en zo ja met welke verwachting?
1. Ja
Zie Harris Hip Score: < 70 zal er een operatie-indicatie bestaan. Ook als er een discrepantie
is met de (meevallende) X: de kliniek is leidinggevend.
2. Neen
3. Anders
Afvallen heeft mogelijk enig effect, niet zeker. Het geeft wel een verhoogd operatierisico
maar is geen absolute contra-indicatie. Maar geen operatie in katabole fase en bv een jaar
na maagverkleining.
Vraag 2: Wat te doen?
1. Starten met een breed spectrum antibioticum.
Niet doen, niet afdoende.
2. Doorsturen naar de orthopedisch chirurg.
Jawel. Vraag naar termijn: moet direct. Zie ook werkafspraak Ontslag na ziekenhuis.
3. Koelen met ijs en rust voorschrijven.
4. Anders.
Leerdoel 2:
a. Harris hip score kan zinvol zijn en sluit aan op indicatiestelling orthopeed
b. Waarde axiale X opname, discrepantie kliniek
c. Betekenis overgewicht, niet opereren in katabole fase.
d. Mogelijke infectie prothese altijd direct insturen
Stelling 2:
Bij een Harris Hip Score > 70 zal de orthopeed nog geen heupprothese plaatsen. Juist.
Achtergronden casus 3
Zie werkafspraak pg 2 en 3
Vraag 1: Wat doet u?
1. Conservatief, u wacht verder af.
2. U verwijst naar de fysiotherapie.
Goede keus indien fysiotherapie adequate training geeft en na 2-3 maanden evt.
terugverwijst voor evt. reconstructie.
3. U verwijst naar de orthopeed.
Deze kiest in principe ook voor 3 maanden gerichte training, dan evt. reconstructie.
4. Anders.
Ter attentie nog te vermelden:
Hoorbare plop is kenmerkend voor KB letsel. Vaak combi met ander letsel.
Vraag 2: Welke gradering schat u dit letsel in en wat is uw beleid daarbij?
1. Graad I
2. Graad II
3. Graad III
Wel instabiliteit, geen drukpijn: graad III.
Alleen bij graad III verwijzing voor loopkoker.
Vraag 3: Wat doet u?
1. U verwijst naar de orthopeed, scopie lijkt nu wel zinvol.
Neen, > 40 jaar vrijwel altijd degeneratieve meniscus met alleen korte termijn effect van
scopie. Zie werkafspraak Acute knieklachten – Meniscusletsel en Gonartrose –
meniscusdegeneratie.
Uitleg: bij slotverschijnselen is scopie wel zinvol, + uitleg kenmerken slotverschijnselen.
2. U verwijst naar de fysiotherapeut.
3. U geeft adviezen hoe ermee te leven met desgewenst medicatie.
4. Anders.
Alternatief is 2 en 3.
Vraag 4: Wat is uw beleid?
1. U verwijst naar de podotherapeut voor zooltjes.
Osteotomie lijkt zinvoller.
2. U laat een X maken.
Vraagstelling mediale compartimentsartrose en varsusstand. Maar Is niet altijd zichtbaar.
3. U verwijst naar de orthopeed.
Zinvol voor osteotomie.
4. Anders.
Geen casus van, maar wel op de werkafspraak en toch zinvol te vermelden:
-
Ook na gereponeerde patellaluxatie is verwijzing zinvol voor lmmobilisatie met loopkoker.
Let op bij ouderen met hemartrose na val: verdenking tibiaplateaufractuur.
Leerdoel 3: Knie
a. VKB-letsel: eerder reconstructie dan vroeger, starten met training.
b. Geen drukpijn bij collateraal bandletsel graad III, beleid.
c. Kenmerk slotverschijnsel
d. Wanneer is verwijzen zinvol bij verdenking meniscusletsel bij gonartrose
e. Patellaluxatie: altijd loopkoker
f. Tibiaplateau fractuur kun je missen
Stelling 3: Ook bij een patiënt met gonartrose en chronische pijnklachten is het zinvol een
meniscusletsel te behandelen. Onjuist.
Achtergronden casus 4
Zie werkafspraak Heupafwijkingen bij kinderen.
Vraag 1: Welke diagnose acht u het meest waarschijnlijk?
1. Coxitis fugax.
2. Morbus Perthes.
3. Epifysiolysis capitis femoris.
Meest waarschijnlijk, en relevant te onderkennen. Uitleg andere diagnoses.
Mank lopen hoeft niet continu aanwezig te zijn.
4. Anders.
Vraag 2: Wat is uw advies:
1. Afwachten.
2. X-bekken.
Zou kunnen bij Perthes.
3. Echo.
4. Verwijzen.
Bij verdenking epifysiolysis direct verwijzen en onbelast houden.
Leerdoel 4:
a. Diagnostiek heupafwijkingen bij kinderen.
b. Mank lopen bij Perthes en Epifysiolysis kan periodiek optreden
Stelling 4:
Indien een mank lopend kind ook af en toe niet mank loopt is dat geruststellend. Onjuist.