septembernummer van Ondernemen

Dialoog
(Foto Jan Locus)
Beleidsruimte
nodig voor de
onderwijshervorming
Caroline
Ven (gedelegeerd bestuurder VKW) en Lieven Boeve (directeur-generaal van het VSKO)
september
22 |
| vkw ondernemen 2014
Dialoog
Ondernemers maken zich soms wel zorgen over de evoluties binnen ons
onderwijs.
Caroline Ven: “Zeker, onder meer als ze horen hoeveel jongeren de school verlaten
zonder een diploma. Men stelt zich ook vragen over de kwaliteit van de oriëntering
als men ziet hoeveel jongeren met een achterstand naar het onderwijs komen. We
zien bijvoorbeeld ook dat steeds meer kinderen reeds op kleuterleeftijd doorstromen
naar het buitengewoon onderwijs. We stellen ook een sterke correlatie vast tussen
dat fenomeen en de sociale achtergrond van die kinderen; ze zijn buiten verhouding
dikwijls van allochtone afkomst. Moeten we in die optiek niet meer gaan investeren
in kleuteronderwijs?”
Lieven Boeve: “Die tendens is inderdaad al een tijd aan de gang, maar vorig jaar
is het zogenaamde M-decreet gestemd rond inclusief onderwijs. Dat moet zorgen
dat zoveel mogelijk kinderen de beste zorgen krijgen in de reguliere vormen
van onderwijs en dat ze pas in het buitengewoon onderwijs terechtkomen in de
finale fase van een beslissingsproces van een zorgcontinuüm. Op die manier
komt er niemand meer terecht waar hij niet echt thuis hoort en wordt vermeden
dat een kind ergens zit omwille van zijn sociale achtergrond. Bovendien is het
buitengewoon onderwijs wat gereorganiseerd, waardoor het mogelijk wordt voor
bepaalde leerlingen om alsnog terug te gaan naar het gewoon onderwijs als
blijkt dat hun problemen van eerder tijdelijke aard zijn. Niettemin blijft ons goed
buitengewoon onderwijs wel degelijk belangrijk voor welbepaalde doelgroepen.
De sociaal-economische achtergrond is ongetwijfeld belangrijk, maar het onderwijs is natuurlijk maar één van de pedagogische milieus: thuis, jeugdbeweging
etc. Vroeger waren verantwoordelijkheden gemengder, bijvoorbeeld voor het
aanleren van sociale omgangregels… Tegenwoordig merken we dat er heel veel
uitsluitend van het onderwijs wordt verwacht.”
De laatste weken leeft de idee om naar centrale examens te gaan…
Lieven Boeve: “Ik huiver, want je komt dan al snel op de idee om alles in één cijfer
te vangen. Zoals bekend heeft ons net al lange tijd de interdiocesane proeven
voor leerlingen op het einde van het lager onderwijs, maar die dienen niet om
leerlingen of scholen te classificeren. Het dient vooral om er zelf lessen uit te trekken. Cijfers zijn belangrijk, maar weinig zaken van belang kan je vatten in één
cijfer. Arbeidstevredenheid kan je ook niet uitdrukken in de hoogte van je loon.”
Caroline Ven: “Zoals de beurskoers niet de waarde van een bedrijf bepaalt.”
Hij is nog maar net in
functie als Caroline Ven
al op bezoek komt bij
Lieven Boeve, want ze
wil graag weten hoe de
nieuwe nummer 1 van het
katholiek onderwijsnet
aankijkt tegen de grote
onderwijshervorming die
in de steigers staat.
Lieven Boeve: “Precies. Je moet ze meenemen, maar ze zijn pas de start van de
discussie. Centrale examens zouden al snel heel generiek worden, want vandaag
zijn tests mee gekleurd door het pedagogisch project van de school. Ik begrijp
zeker de vraag dat tests gevalideerd zouden worden. Maar als je te generiek gaat
testen, riskeer je dat leraars les gaan geven in functie van goede testresultaten.
Vergeet ook niet dat scholen vandaag ook al de prestaties opvolgen van hun
leerlingen in het hoger onderwijs om daaruit zaken te leren. Scholen die daar
succesvol in zijn, zijn natuurlijk geneigd om die publiek te maken. (glimlacht)”
Hoe staat het ondertussen met de oude verzuchting om mensen uit de privésector makkelijker naar het onderwijs te laten gaan?
Lieven Boeve: “Het grote obstakel, dat overstappers maar een beperkte anciën-
vkw ondernemen 2014 |
september
| 23
Dialoog
niteit mogen meenemen en dus dikwijls zwaar financieel
moeten inleveren, blijft bestaan. Het plan was om naar 20
jaar anciënniteit te gaan, maar om budgettaire redenen is
dat nog niet geregeld. Ondertussen zijn zeker onze technische scholen vragende partij. Een burgerlijk ingenieur met
ervaring in het bedrijfsleven die wiskunde zou geven, kan
daarvoor helaas nog geen anciënniteit inbrengen.”
Je hoort niet alleen over uitstroom van veel ongekwalificeerden, maar ook over richtingen die kwalificaties
opleveren die niet echt sterk voorbereiden op de arbeidsmarkt?
Lieven Boeve: “Dat is een van de zaken die de onderwijshervorming zal moeten remediëren, maar zonder extra
middelen is die ondenkbaar. Er lijkt geen ruimte voor meer
budget. We moeten dus beleidsruimte creëren, want de
geplande onderwijshervorming is erg ingrijpend doordat scholen helemaal anders gestructureerd worden met
één brede eerste graad. We zullen wellicht de schaal van
samenwerking tussen scholen moeten verhogen, maar
hoe zullen we ondertussen de nabijheid van scholen en
de bijhorende lokale betrokkenheid op peil houden? Een
herstructurering kost in eerste instantie altijd geld.”
Wat is de kern van die hervorming?
Lieven Boeve: “Uitgangsvraag is: hoe oriënteren we leerlingen naar de juiste opleiding? Cruciaal is daar de brede
eerste graad, de eerste twee jaar, waar leerlingen nog niet
zo definitief hoeven te kiezen als in het huidige systeem.
Ze kiezen maar geleidelijk voor meer praktische of meer
theoretische lessen binnen vijf opleidingsdomeinen,
bijvoorbeeld ‘wetenschappen en techniek’, ‘economie en
maatschappij’, ‘taal en cultuur’ etc. In ‘taal en cultuur’ heb
je dan in een bepaalde regio een aanbod ‘Latijn-Grieks’
aan de abstracte kant en ‘secretariaat’ aan de praktische
kant. Vandaag worden nog te veel kinderen te vroeg in een
bepaalde richting geduwd. Dan is het moeilijk om zich nog
te heroriënteren. Vandaag zijn veel eerstegraadsscholen
typegeoriënteerd. Ze horen bij een technische school, of
een ASO-school etc. De hervorming zou de nijverheidstechnische scholen van vandaag integreren in een opleiding ‘wetenschap en techniek’ waarbij op één campus
de meest abstracte richtingen zouden zitten, samen met
de meest praktische en arbeidsgeoriënteerde. Er blijft wat
programmeringsvrijheid voor scholen, dus de abstracte
kant kan bijvoorbeeld ‘Latijn-wiskunde’ zijn, maar ook
‘wiskunde-technologie’. Het masterplan van de hervorming voorziet dat we voor iedere opleiding toetsen of het
beoogde effect wordt behaald, en zeker voor de arbeidsmarktgeoriënteerde richtingen. Neem nu het zeer populaire
24 |
september
| vkw ondernemen 2014
sociaal-technisch onderwijs. Hoewel het géén beroepsgeoriënteerde richting is, studeren maar zeer weinig van die
studenten verder, dus daar zitten we met een probleem. Je
ziet het ook in het ASO: 800 leerlingen verlaten het ASO
maar halen nadien nooit een diploma hoger onderwijs. Het
zijn dikwijls studenten die binnen ASO bleven en ‘afdaalden’ van de sterke richtingen naar de als zwakker geper-
“Leerlingen moeten niet enkel functioneren in een bedrijf, maar ook in de
samenleving.”
Lieven Boeve
cipieerde, zoals economie en humane wetenschappen.
Dat zijn 800 leerlingen per jaar die we veroordelen tot een
moeilijke loopbaanstart.”
Caroline Ven: “In dat verband hoor je bij werkgevers
ook meer en meer de bedenking dat men erg moeilijk kan inschatten wat diploma’s betekenen op het vlak
van competenties. Vroeger wist je wat het betekende als
iemand ‘Latijn-wetenschappen’ had gedaan of TEW. Nu
kan je eindeloos moduleren. Een rationalisering en meer
transparantie dringen zich allicht op.”
Lieven Boeve: “Er is zeker wildgroei in TSO en BSO met
pakweg 180 richtingen, in het ASO valt het mee. Ook hier
wil de onderwijshervorming het aantal richtingen beperken
en we willen ook controleren of die richtingen ook werken.
Wij voorzien in het katholiek onderwijs vier abstractieniveaus, met een niveau mikkend op universitair onderwijs,
een ander op hoger onderwijs, een derde op de arbeidsmarkt en een vierde ook arbeidsmarktgeoriënteerd, maar
met meer kansen om toch nog te heroriënteren richting
hoger onderwijs. Een eerste oriëntatie zou dan gebeuren
op 14, een tweede op 16. We overwegen daar ook overgangsprogramma’s voor wie vanuit een beroepsgeoriënteerd traject alsnog abstracter wil gaan studeren. Als de
hervorming van het secundair onderwijs één ding moet
realiseren, dan is het wel een betere oriëntering van jongeren naar een optimale richting. Als we daar niet in slagen,
dan doen we het beter niet.”
Kan men het onderwijs beter laten aansluiten bij het
bedrijfsleven, bijvoorbeeld via duale leersystemen?
Caroline Ven: “Je hoort regelmatig ook managers met
internationale ervaring mogelijkheden suggereren om
bepaalde kinderen sneller in een traject ‘leren en werken’
te stoppen en naar een vorm van duaal leren te gaan in
plaats van ze eindeloos te laten mislukken en uiteindelijk
toch geen diploma te halen. Een topmanager als Wouter
De Geest van BASF pleit voor een systematische aanpak
rond competenties en die hoeven niet enkel te komen uit
formele opleidingen. Waarom niet competenties attesteren
op basis van ervaring? Er zijn operatoren bij BASF die daar
begonnen zijn met een diploma lager middelbaar. Stel dat
ze werkloos worden, dan is hun hoogste diploma dat van
het lager middelbaar, terwijl het eigenlijk ervaren operatoren zijn! Laat ons verworven competenties attesteren. Laat
ons ook eens kijken naar het duale leertijdsysteem zoals
in Duitsland en Oostenrijk, met veel meer aandacht voor
leren op de werkvloer. Er lopen mooie experimenten, o.m.
bij Audi Brussel. Waarom zou werken en leren in bedrijven
geen diploma kunnen opleveren?”
Vereng je op die manier niet een brede vorming tot mens,
naar een op maat van een werkgever?
Caroline Ven: “Ik begrijp dat je kinderen zo lang en zo
breed mogelijk wil vormen. Maar dan moet het wel kunnen
zonder dat grote groepen jongeren zich vervelen en schoolmoe uitstromen zonder diploma.”
Lieven Boeve: “Het regeerakkoord spreekt over meer
mogelijkheden voor stages en deeltijds onderwijs en voor
ontwikkelingen samen met het bedrijfsleven. Er zal regelgevend werk nodig zijn, bijvoorbeeld rond het arbeidsrechtelijk statuut, maar goed, die zaken zijn oplosbaar. Het duaal
“Laat ons ook eens kijken naar het
duale leertijdsysteem zoals in Duitsland en Oostenrijk, met veel meer
aandacht voor leren op de
werkvloer.”
Caroline Ven
leren moet wellicht mogelijk zijn in een soort continuüm
en wat de algemeen vormende factor betreft, moeten we
een band houden met een school en naar een win-win
zoeken, zo lijkt me, want leerlingen moeten niet enkel
functioneren in een bedrijf, maar ook in de samenleving.
Ik kan me in elk geval volledig vinden in wat ik zie in het
regeerakkoord rond bredere kwalificaties. Niemand heeft
baat bij het op de spits drijven van een schijntegenstelling
(Foto Jan Locus)
Dialoog
Lieven Boeve
(Veurne, 1966)
Lieven Boeve was decaan van de faculteit Theologie
en Religiewetenschappen aan de KU Leuven en
leidde de lerarenopleiding van de universiteit.
Boeve focuste in zijn vorig leven op theologie in
een postmoderne context en op theologische antropologie. Van 2005 tot 2009 was Boeve internationaal voorzitter van de Europese Vereniging voor
Katholieke Theologie.
Boeve publiceert daarover in wetenschappelijke tijdschriften, maar in 1999 ook het boek ‘Onderbroken
traditie. Heeft het christelijke verhaal nog toekomst?’
Hij profileerde zich ook als voorstander van het
behoud van de ‘K’ in de naam van de KU Leuven,
maar dat leidt niet noodzakelijk tot scholen met een
sterkere katholieke stempel. Hij pleit voor een ‘katholieke dialoogschool’ die in gesprek gaat met andere
levensbeschouwingen.
Sedert augustus ll. is hij directeur-generaal van het
VSKO. (JC)
vkw ondernemen 2014 |
september
| 25
Dialoog
De ongelijkheidsmachine?
Wat velen intuïtief aanvoelen en wat ook ter sprake
komt in ons artikel hiernaast, lijkt te kloppen: als
je ouders rijk zijn, heb je 90 procent kans om een
ASO-richting te volgen. De kans dat kinderen uit
zwakkere milieus moeten overzitten, is naar verluidt
vier keer groter, zo concludeert Nico Hirtt van de
vzw Oproep voor een Democratische School
(OVDS) in de krant De Standaard.
De Pisa-onderzoeken van de Oeso signaleren
al jaren dat ons onderwijssysteem ongelijkheid
bestendigt. Hirtt zette in zijn boek ‘De school van
de ongelijkheid’ al uiteen dat kinderen uit hogere
sociale klassen als kind al voorbereid worden op
de universiteit. Ouders uit lagere klassen hebben
veel minder verwachtingen van het onderwijs.
Bovendien bereiden ze hun kinderen minder goed
voor.
Uit onderzoeken zou blijken dat moeders uit de
lagere sociaaleconomische klassen vijf tot tien keer
minder tegen hun kinderen praten dan doorsneemoeders. Peuters uit de hoogste inkomensklasse
horen 2.100 woorden per uur; bij de laagste klasse
is dat maar 600. Bovendien gaan beter begoede
ouders ook bewuster op zoek naar sterke scholen,
wat geen probleem is in een land als België met
een vrije schoolkeuze, zo signaleert De Standaard
verder nog. (JC)
tussen enerzijds arbeidsmarktgeoriënteerd onderwijs en
algemene vorming.”
Caroline Ven: “Volledig akkoord, al was het nog maar
omdat ondernemers ook van hun medewerkers steeds
meer verwachten op het vlak van basisattitudes, zoals
verantwoordelijkheid, teamwerk, respect voor waarden
etc.”
Lieven Boeve: “Bij wijze van voorbeeld: in het kader van de
opvolging van ingenieursopleidingen naar wat bedrijven
verwachten, zien we het aandeel aan sociale vaardigheden
en leiderschapscompetenties alleen maar sterk toenemen.”
26 |
september
| vkw ondernemen 2014
Caroline Ven: “Ook berichten in de pers over internationaal
vergelijkende onderzoeken, vooral de Pisa-onderzoeken,
leren ons dat we nog vrij goed scoren, maar toch terrein
prijsgeven. Bovendien werkt ons systeem ongelijkheid
in de hand; we leveren een kleine top prima presteerders
af, maar ook veel slecht presterende leerlingen. Men lijkt
daar niet wakker van te liggen. We zitten ook met veel
nieuwkomers in ons land met taalachterstand die soms
ook moeilijk cultureel integreren… De laatste 15 jaar zagen
we die groep sterk aangroeien.
Lieven Boeve: “Er is ook hier een samenhang met de
hervorming van het secundair, maar ik wil er graag nog
één extra zorg aan toevoegen die nog niet ter sprake kwam:
de professionalisering van de leerkracht. We zullen die
beter bekwaam moeten maken om in te spelen op diversiteit in zijn klas.”
Caroline Ven: “Het beroep van leerkracht verloor veel aanzien.
Voor nogal wat jongeren is het onderwijs slechts tweede
keuze.”
Lieven Boeve: “We moeten ze blijven vormen en zorgen
dat we een goede instroom behouden. We worstelen daar
nog met het perspectief van de vlakke loopbaan, maar
hoe moet dat in het huidige statuut? Daarnaast worden
M- en zorgdecreten van kracht om mensen bij te spijkeren, maar het veronderstelt wel extra middelen… Ik lees in
het regeerakkoord dat er initiatieven komen om de kennis
van het Nederlands op te krikken en ook ouders zullen
aangemoedigd worden. Daar kunnen we niet tegen zijn,
maar wat betekent dit qua middelen?”
Maar nogal wat mensen met een roeping verlaten het
onderwijs ontmoedigd na enkele jaren, doordat ze te
lang allerlei deelopdrachten moeten cumuleren eer ooit
de trein eens op gang komt?
Lieven Boeve: “We bezochten in dat verband een project in
Schotland, waar de overheid junior leraars één jaar plaatst,
zodat ze minstens die ervaring hebben. Er hoort nog een
bijkomende evaluatie bij. Dat soort modellen moeten we eens
bekijken. We moeten wellicht ook meer mogelijkheden onderzoeken om ervaren leraars die nieuwe uitdagingen zoeken,
in te schakelen om jonge collega’s te begeleiden. Een statuut
van junior, met opleidingsmomenten en bijvoorbeeld intervisiemomenten met meer ervaren collega’s, kan hier wellicht
interessant zijn.”
Jo Cobbaut
Dialoog
Dirk gaat voor
15% minder ...
Tegen 2020 wil Vlaanderen 15% minder bedrijfsafval storten of verbranden. Daarom
sorteert Dirk niet alleen papier, karton en pmd, maar ook glas, olie en vetten, textiel,
hout, metaal, batterijen ... en nog zoveel meer. Maar Dirk rekent ook op u.
Op www.ovam.be/sorteermeer ontdekt u hoe ook u het best uw afval kunt
sorteren in uw bedrijf. Of maak een afspraak met uw afvalinzamelaar. Hij helpt u
graag verder.
vkw ondernemen 2014 |
september
| 27