Download hier het meetprotocol scholen.

VLA Meetprotocol Scholen
‘Luchtmetingen micro-organismen’
Deel 1C
Meetprotocol: Luchtmetingen micro-organismen utiliteitssector
Deelnemers en ontwikkelaars van het meetprotocol ............................................... 3
Onderwerp en toepassingsgebied ............................................................................... 5
Onderwerp ................................................................................................................................. 5
Toepassingsgebied .................................................................................................................. 6
Gebruikte apparatuur ...................................................................................................... 7
Airsampler .................................................................................................................................. 7
IJking airsampler ...................................................................................................................... 7
Desinfecteren airsampler ........................................................................................................ 7
Temperatuur en relatieve vochtigheid meter ...................................................................... 7
IJking thermo/hygrometer ...................................................................................................... 7
Gebruikte media ............................................................................................................... 7
Voedingsbodems...................................................................................................................... 7
Kwaliteitseisen voedingsbodems.......................................................................................... 7
Meetprocedure .................................................................................................................. 8
Uitvoering van de luchtbemonstering algemeen ............................................................... 8
Minimaal vereiste monsterplaatsen ...................................................................................... 8
Uitvoering van de luchtbemonstering per vereiste monsterplaats ................................ 9
Uitvoering van de luchtbemonstering per vereiste monsterplaats bij aanwezigheid
volledige luchtbehandelingskast........................................................................................... 9
Visuele inspectie tijdens metingen ..................................................................................... 10
Transport van monsters ............................................................................................... 11
Rapportage ...................................................................................................................... 12
Minimale inhoud analyserapport ......................................................................................... 12
Gebruikte documenten ................................................................................................. 13
Bijlage A1 richtwaarde VLA microbiologisch luchtonderzoek schoollokalen en
werkruimten..................................................................................................................... 14
Bijlage A2 richtwaarde VLA microbiologisch luchtonderzoek
luchtbehandelingsystemen ......................................................................................... 15
Bijlage B Te onderzoeken micro – organismen....................................................... 16
Bijlage C Toelichting keuze airsampler ..................................................................... 17
Bijlage D Toelichting te gebruiken media ................................................................. 18
Bijlage E Verklarende woordenlijst ............................................................................ 19
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
Uitgiftedatum
Pagina 2 van 20
: scholen 1.0
: juli 2011
Deelnemers en ontwikkelaars van het meetprotocol
Onderstaande bedrijven hebben meegewerkt aan het opstellen van dit protocol
en werken volgens dit protocol
CAG Consult Air Group
Reeuwijkse Poort 100
2811 MX REEUWIJK
Immolab
Rotterdamseweg 56
2921 AP KRIMPEN AAN DEN IJSSEL
tel.: 088-800 1500
fax: 088-800 1599
tel.: (31) 0180 552300
fax: (31) 0180 552322
Internet: www.cag.nl
Internet: www.immolab.nl
RPS Analyse B.V.
Elektronicaweg 2
2628 XG Delft
tel: (31) (0)15 750 16 00
fax: (31) (0)15 750 16 10
Internet: http://www.rps.nl/
Technolab B.V.
Morsestraat 10
2652 XG BERKEL EN RODENRIJS
tel.: (31) 010 5190278
fax: (31) 010 5190279
Internet: www.technolab.nl
AS Bioconsult B.V.
Hongkongstraat 5
3047 BR Rotterdam
Tel: 010-208 84 81
Fax:010-208 84 84
http://www.bioconsult.nl/
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
Uitgiftedatum
Pagina 3 van 20
: scholen 1.0
: juli 2011
Inleiding
Het binnenmilieu in scholen vormt vaak een risico voor de gezondheid en leerprestaties van
kinderen. Benauwde en warme klaslokalen, vieze en stoffige ruimten, beslagen ramen en
onfrisse lucht. In de meeste scholen is dit aan de orde van de dag. De slechte kwaliteit van
het binnenmilieu veroorzaakt veel gezondheidsklachten bij de kinderen en onderwijzers.
Daarnaast neemt door een slecht binnenmilieu de kans op infecties toe, waardoor het
verzuim stijgt. Dit heeft weer een negatief effect op de leer- en doceerprestaties. Aandacht
voor de kwaliteit van het binnenmilieu zal daarom voor scholen steeds meer van belang zijn.
In het binnenmilieu komen biologische agentia voor zoals schimmels, bacteriën en gisten. In
bepaalde situaties kunnen hierdoor gezondheidsklachten bij mensen ontstaan. Deze microorganismen kunnen onder meer groeien onder invloed van vocht, organische materie en een
bepaalde temperatuur. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven welke micro organismen tot welke gezondheidseffecten kunnen leiden.
Irritatie
slijmvliezen/
geurklachten
Aspecifieke
klachten
(hoofdpijn,
vermoeidheid)
Sporen/deeltjes
Bacteriën
Allergische
klachten
Schimmels
Bacteriën
Infectie
Gezondheidseffecten
X
X
X
X
X
X
X
X
Indien het vermoeden bestaat dat gezondheidsklachten in een schoolgebouw gerelateerd
zijn aan een te hoge aanwezigheid van micro–organismen, is het raadzaam om een
onderzoek uit te voeren naar de microbiologische kwaliteit van de lucht. Bij dit indicatieve
onderzoek worden metingen naar de hoeveelheid en soort micro–organismen uitgevoerd, in
bijlage B is aangegeven welke micro–organismen minimaal onderzocht dient te worden. In
dit document vindt u de werkwijze voor dit onderzoek. Overigens valt
Legionella-onderzoek buiten de scope van dit document.
De Kring VLA Binnenmilieu Advies voert regelmatig overleg over het meetprotocol. Indien
men opmerkingen, aanvullingen of kritiek heeft kunnen deze per mail en via de
branchevereniging VLA kenbaar worden gemaakt aan de Kring.
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
Uitgiftedatum
Pagina 4 van 20
: scholen 1.0
: juli 2011
Onderwerp en toepassingsgebied
Onderwerp
Om tot een uniforme werkwijze van het microbiologisch luchtonderzoek en beoordeling van
de resultaten te komen, hebben de adviesbureaus binnenmilieu dit meetprotocol opgesteld.
Microbiologisch luchtonderzoek kent meerdere toepassingsgebieden. Hierin is het
mogelijk een indeling in diverse gebouwtypen te maken:
Utiliteitsbouw in de breedste zin van het woord
Plaatsen waarbij de lucht een aantal micro–organismen mag bevatten die gelijkwaardig
of lager is dan het aantal micro–organismen in de buitenlucht. Hiertoe behoren onder
meer: Zie meetprotocol 1A Utiliteit.
 kantoorruimten;
 algemene werkruimten;
 in bovenstaande aanwezige luchtbehandelingsystemen.
De regeling kan eveneens van toepassing worden verklaard op vergelijkbare
luchtbehandeling- en ventilatiesystemen in andere gebouwen zoals. Zie meetprotocol 1B
Gezondheidszorg. Hiertoe behoren onder meer:




bejaardenhuizen;
verpleeghuizen;
verzorgingshuizen;
ziekenhuizen
Specialistische ruimten
Plaatsen waarbij de lucht geen of een minimum aantal aan micro-organismen mag
bevatten. Zie meetprotocol 1B Gezondheidszorg. Hiertoe behoren onder meer:
• operatiekamers;
• cleanrooms;
• laboratoria waarin gewerkt wordt met micro-organismen.
De regeling kan eveneens van toepassing worden verklaard op vergelijkbare
luchtbehandeling- en ventilatiesystemen in andere gebouwen zoals. Zie meetprotocol
1C Scholen . Hiertoe behoren onder meer:
•
•
•
•
Basisscholen
Peuterspeelzalen en kinderopvang
Middelbare scholen
midden- en hoger onderwijs.
Dit protocol is ook van toepassing op gebouwen en andere omsloten ruimten met
vergelijkbare bestemming als kantoorgebouwen waarbij voor die bestemming een aparte
installatie aanwezig is, bijvoorbeeld kantoorruimten binnen een fabriekshal, op schepen
en op productieplatforms.
Agrarisch / industriële werkomgevingen
Plaatsen waarvan bekend is dat de lucht grote hoeveelheden micro-organismen kan
bevatten. Zie meetprotocol 3A Industrie. Hiertoe behoren onder meer:
 composteerbedrijven;
 afvalverwerkingbedrijven;
 champignonkwekerijen.
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
Uitgiftedatum
Pagina 5 van 20
: scholen 1.0
: juli 2011
Toepassingsgebied
Het toepassingsgebied van dit meetprotocol beperkt zich tot scholen.
Dit meetprotocol beschrijft de werkwijze voor het uitvoeren van indicatief
microbiologisch luchtonderzoek. Het omvat alle stappen van het microbiologisch
luchtonderzoek zoals: de te gebruiken apparatuur, de te gebruiken media, uitvoering van
het onderzoek en het transport van monsters. Tevens bevat het meetprotocol
verschillende bijlagen waarin verdere toelichting wordt gegeven.
Microbiologisch luchtonderzoek kent meerdere toepassingsgebieden. Hierin is het
mogelijk een indeling in vier verschillende vormen van ventilatie in scholen te maken:
Natuurlijke toevoer en afvoer (systeem A)
Mechanische toevoer en natuurlijke afvoer (systeem B)
Natuurlijke toevoer en mechanische afvoer (systeem C)
Mechanische toevoer en afvoer (systeem D)
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
Uitgiftedatum
Pagina 6 van 20
: scholen 1.0
: juli 2011
Gebruikte apparatuur
Airsampler
Het in dit meetprotocol beschreven microbiologisch luchtonderzoek heeft betrekking op
scholen. Het onderzoek is deels gebaseerd op vergelijking tussen de verschillende
meetplaatsen. Hierdoor kunnen minder strenge eisen ten aanzien van de vangefficiëntie en
reproduceerbaarheid gesteld worden. Hier kan volstaan worden met een enkelplaat
systeem.
Om te voldoen aan dit meetprotocol dient te worden gebruikgemaakt van een commercieel
systeem werkend op basis van het impactor principe. Voorbeelden hiervan zijn onder meer:
Surface Air System (SAS), de Microbial Air Sampler (MAS) en de Reuter Centrifuge Sampler
(RCS).
IJking airsampler
De gebruikte airsampler dient jaarlijks geijkt te worden volgens de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant. De airsampler dient te zijn voorzien van een sticker waarop de ijkdatum vermeld
staat.
Desinfecteren airsampler
De airsampler dient voor gebruik gedesinfecteerd te worden. Hierbij wordt de meetkop met
een desinfecterend middel zoals alcohol of Sterilon gereinigd. Deze moet aan de lucht
worden gedroogd om een negatieve invloed van het desinfectans op de strip/plaat te
voorkomen. Hierbij wordt er 100 liter lucht aangezogen zonder strip/plaat in het apparaat.
Temperatuur en relatieve vochtigheid meter
Elektronische thermo/hygrometer met een bereik van 5 tot 95% RH / -20 tot +80°C.
IJking thermo/hygrometer
De gebruikte thermo/hygrometer dient jaarlijks geijkt te worden door een ISO 9001
gecertificeerde instelling. De thermo/hygrometer dient te zijn voorzien van een sticker
waarop de ijkdatum vermeld staat.
Gebruikte media
Voedingsbodems
Dit meetprotocol beschrijft de meetmethode voor metingen in scholen, hierbij kan alleen1
agar per meting gebruikt worden. Geadviseerd wordt hiervoor TSA voor het
bacterieonderzoek en DG-18 voor het schimmelonderzoek te gebruiken.
Kwaliteitseisen voedingsbodems
De gebruikte voedingsbodems dienen bij voorkeur afgenomen te worden bij een ISO - 9001
gecertificeerd bedrijf. Hierdoor zijn de vereiste parameters (steriliteit, groeimogelijkheden,
e.d.) onderzocht en constant.
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
Uitgiftedatum
Pagina 7 van 20
: scholen 1.0
: juli 2011
Meetprocedure
Uitvoering van de luchtbemonstering algemeen
Op de verpakking van de benodigde luchtbemonsteringstrips / -platen wordt de datum van
monstername, objectaanduiding en monsterplaats aangegeven.
Per bemonstering worden standaard twee luchtbemonsteringstrips / -platen gebruikt.
Bijvoorbeeld een TC en DG-18 strip. Indien hoge mate van nauwkeurigheid is gewenst
wordt geadviseerd duplo- of triplometingen uit te voeren.
De benodigde luchtbemonsteringstrip / -plaat wordt op aseptische wijze uit de verpakking
gehaald en in de Air sampler geplaatst. Bij het plaatsen van de strips / platen worden deze
aan de rand beetgepakt. Een eenmaal geopende strip / plaat dient direct gebruikt te worden.
De Air sampler wordt ingesteld zodat deze 100 liter aanzuigt per bemonstering. Na
inschakeling van het apparaat wordt de ingestelde hoeveelheid lucht over de strip / plaat
geleid. De meetdeskundige houdt hierbij minimaal 5 meter afstand. Dit is nodig om te
voorkomen dat de meetdeskundige een storende factor is tijdens de metingen. De
bemonsterde strips / platen worden aseptisch uit de Air sampler gehaald en teruggestopt in
de verpakking. De bemonsterde strips / platen worden afgesloten met een sluitstrip of
plakband.
Minimaal vereiste monsterplaatsen
De onderstaand beschreven meetplaatsen dienen bemonsterd te worden. Indien het
bemonsteren van onderstaande meetplaatsen door omstandigheden niet kan plaatsvinden
dient dit nadrukkelijk in het rapport opgenomen te worden.
Om uit het ingezette onderzoek een maximaal resultaat te verkrijgen, dienen minimaal
onderstaande meetpunten te worden bemonsterd. Echter in overleg met uw adviseur kan
hiervan afgeweken worden. Zo kan bij een indicatief onderzoek met minder monsters
volstaan worden dan bij een onderzoek van specifieke klachten. De monsterpunten zijn:
1. luchtmonster buitenlucht referentiemonster
2. luchtmonster vlak voor WTW (of andere ventilatie) unit
3. luchtmonster direct na WTW (of ander ventilatie) unit
4. luchtmonster inblaaslucht ruimte
5. luchtmonster respirabele hoogte lokaal
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
systeem A, B, C, D
systeem B, D
systeem B, D
systeem B, D
systeem A, B, C, D
Versie
Uitgiftedatum
Pagina 8 van 20
: scholen 1.0
: juli 2011
Uitvoering van de luchtbemonstering per vereiste monsterplaats
1. Luchtmonster buitenlucht referentiemonster (systeem A, B, C, D)
De Air sampler wordt (indien aanwezig en mogelijk) in nabijheid van het aanzuigrooster van
de ventilatie unit geplaatst. Indien de school geen ventilatie unit heeft, wordt op een andere
plek in de buitenlucht bemonsterd. Het is hier niet toegestaan om een apparaat buiten een
raam te houden. Weersomstandigheden tijdens meting dienen genoteerd te worden.
2. Luchtmonster vlak voor WTW (of ander ventilatie) unit (systeem B,D)
De ventilatie unit is in normaal bedrijf en op de nominale capaciteit. De metingen dienen
plaats te vinden direct voor de ventilatie unit.
3. Luchtmonster direct na WTW (of ander ventilatie) unit (systeem B,D)
De ventilatie unit is in normaal bedrijf en op de nominale capaciteit. De metingen dienen
plaats te vinden direct na de ventilatie unit.
4. Luchtmonster inblaaslucht ruimte (systeem B,D)
Er wordt gemeten in het kanaal vlak voordat de lucht de ruimte instroomt. Indien het niet
mogelijk is om in het kanaal te meten, wordt er gemeten aan het inblaasrooster. Tijdens de
monstername dient men te controleren of het rooster zichtbaar vervuild is, dit wordt op het
analyseformulier gemeld.
5. Luchtmonster respirabele hoogte (systeem A, B, C, D)
Bij het meten van de ruimtelucht wordt de Air sampler op een werkplek geplaatst. De
hoogte van monstername dient hier tussen de 1 tot 1,50 meter te zijn.
Uitvoering van de luchtbemonstering per vereiste monsterplaats bij aanwezigheid
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
Uitgiftedatum
Pagina 9 van 20
: scholen 1.0
: juli 2011
volledige luchtbehandelingskast
Buitenlucht (1)
De airsampler wordt in nabijheid van het aanzuigrooster van de luchtbehandelingkast
geplaatst. Indien het schoolgebouw geen luchtbehandelingkast heeft, wordt op een andere
plek in de buitenlucht bemonsterd. Het is hier niet toegestaan om een apparaat buiten een
raam te houden. Weersomstandigheden tijdens meting dienen genoteerd te worden.
Aanvoerlucht in luchtbehandelingkast (2a&b)
De installatie is in normaal bedrijf en op de nominale capaciteit. De metingen dienen plaats
te vinden direct na de filtersectie (a) en nadat de lucht ook alle overige kastdelen
(verwarmingselement, koelingelement, warmtewiel/kleppensectie en bevochtigingsectie)
heeft gepasseerd (b). Dit kan zijn bij de toevoerventilator. Het is echter aan te bevelen de
meting uit te voeren op een plaats in de kast met een lagere luchtsnelheid. De deur van de
luchtbehandelingkast wordt tijdens de monstername gesloten.
2b
2a
1
Inblaaslucht in ruimte (3)
Er wordt gemeten in het kanaal vlak voordat de lucht de ruimte instroomt. Indien het niet
mogelijk is om in het kanaal te meten, wordt er gemeten aan het inblaasrooster. Tijdens de
monstername dient men te controleren of het rooster zichtbaar vervuild is, dit wordt op het
analyseformulier gemeld.
Ruimtelucht (4)
Bij het meten van de ruimtelucht wordt de air sampler op een werkplek geplaatst. De
hoogte van monstername dient hier tussen de 1 tot 1,50 meter te zijn.
Visuele inspectie tijdens metingen
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
: scholen 1.0
Uitgiftedatum
: juli 2011
Pagina 10 van 20
Tijdens de metingen dient er een visuele inspectie plaats te vinden. Onderstaand wordt
beschreven welke aspecten gecontroleerd dienen te worden.
Tijdens de monstername dienen de volgende aspecten van de luchtbehandelingkast
gecontroleerd te worden:





aanwezige filtertype en plaatsingdatum;
het gebruik van recirculatie: type (warmtewiel of kleppensectie) en instelling;
de aanwezigheid van inwendige isolatie;
aanwezigheid van roestvorming;
algemene reinheid van de luchtbehandelingkast.
Tijdens de monstername in de ruimte dienen de volgende aspecten gecontroleerd te
worden:
 aantal aanwezigen;
 type vloerbedekking;
 aanwezigheid van zaken die de schoonmaak van de ruimte kunnen belemmeren;
 of er tijdens meting ramen geopend waren.
Transport van monsters
De bemonsterde media dienen zo spoedig mogelijk (in ieder geval binnen 24 uur) in het
laboratorium te worden ingezet. Bij voorkeur dienen te hoge en te lage temperaturen ten
opzichte van de monsterplaats voorkomen te worden, om condensvorming te voorkomen.
Analyse van media
De luchtmonsters dienen geanalyseerd te worden door een geaccrediteerd (NEN-EN-ISO
17025) laboratorium dat werkt met een intern kwaliteitscontrolesysteem.
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
: scholen 1.0
Uitgiftedatum
: juli 2011
Pagina 11 van 20
Rapportage
Minimale inhoud analyserapport
Na onderzoek wordt een rapport van de gevonden meetresultaten gemaakt.
Het rapport dient te bevatten:
















Inhoudsopgave
Objectomschrijving
Doel onderzoek
Soort onderzoek
Analysenummer
Datum onderzoek
Opdrachtgever
Contactpersoon
Aanleiding van het onderzoek
Conformiteitverklaring: de metingen dienen volgens de laatste versie van het
meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’ uitgevoerd te zijn
Wijze van kwaliteitsborging
Gebruikte apparatuur en voedingsmedia
Werkwijze
Relevante normen en/of grens- en advieswaarden
Meetresultaten
Toetsing van de meetresultaten aan de gestelde grenswaarden (eventueel
aanvullend advies). Bij aanwezigheid luchtbehandeling installatie ook bijlage A2.
Bij gebruik van staafdiagrammen dienen de in Bijlage A beschreven kleurcodes gebruikt
te worden.
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
: scholen 1.0
Uitgiftedatum
: juli 2011
Pagina 12 van 20
Gebruikte documenten











Document
auteur
Code
NEN-EN 13098.
CV-13 klimaatsbeheersingsapparatuur verontreiniging door micro-organismen,
Arbeidsinspectie
Protocol onderzoeksmethoden microbiologische binnenluchtverontreinigingen,
Nederlandse Vereniging van Arbeidshygiënisten
SAMPLING AND CHARACTERIZATION OF BIOAEROSOLS, NIOSH Manual of
Analytical Methods
Cahier T3, Biologische agentia in het binnenmilieu, ISSO/SBR.
AI – 9 Biologische Agentia, Sdu Uitgevers, Den haag
Sampling methodology for fungal bio aerosols and amplifiers in cases of
suspected indoor mold proliferation, www.cbs.knaw.nl/indoor/index.htm
Comparative performance of two air samplers for monitoring airborne fungal
propagules, Brazilian Journal of Medical an Biological Research, 2003, 613-616
Keurmerkregeling Reinheid Luchtbehandeling- en ventilatiesystemen, Nederlands
Verbond Reinigingsspecialisten Luchtbehandelingsystemen, juni 2006, deel A
versie 2
ISO/CD 16000 serie
VDI6022 (Hygiene Anforderungen an Raumlufttechnische Anlagen und Gerate).
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
: scholen 1.0
Uitgiftedatum
: juli 2011
Pagina 13 van 20
Bijlage A1 richtwaarde VLA microbiologisch luchtonderzoek
schoollokalen en werkruimten
De micro-organismen waarop wordt gedetermineerd, worden in een drietal groepen
onderverdeeld. De groepen onderscheiden zich in schadelijkheid.
De richtwaarden (uitgedrukt in Kolonie Vormende Eenheden) verschillen per
schadelijkheid. Hieronder treft u een overzicht aan.
Richtwaarde voor ruimtelucht per soort micro-organisme
Groep 1
schadelijkheid +/_ (matig)
aantallen in KVE/m3 per
soort
Goed: < 500
Groep 2
schadelijkheid +
(behoorlijk) aantallen
KVE/m3 per soort
Goed: < 100
Groep 3
schadelijkheid ++ (groot)
aantallen in KVE/m3 per
soort
Goed: < 10
Matig: 500 - 1000
Matig: 100 - 200
Matig: 10 - 20
Slecht: > 1000
Slecht: > 200
Slecht: > 20
Micrococcus soorten
Staphylococcen (overig)
Bacillus (overig)
Niet geïdentificeerde
Acremonium soorten
Aspergillus (overig)
Alternaria
Mucor
Rhizopus
Penicillium (overig)
Cladosporium
Fusarium
Aureobasidium pullulans
Chaetomium
Stachybotrys
Candida (overig)
Rhodutorula
Eurotium soorten
Te gebruiken kleurcodes: Goed: Groen ; Matig: Geel ; Slecht:
Enterobacteriaceae
Staphylococcus aureus
Thermofiele actinomyceten
Micromonospora en
Microbispora
Bacillus anthracis
Aspergillus fumigatus
Aspergillus niger
Aspergillus flavus
Candida albicans
Penicillium marneffei
Cladosporium bantianum
Legionella soorten
Rood
Behalve toetsing van de individuele soorten in bovengenoemde tabel, dient het totaal
aantal gemeten KVE gerelateerd te worden aan de buitenluchtconcentraties en de
omstandigheden ten tijde van de metingen.
Indien er op de onderzochte locatie een luchtbehandelingsysteem aanwezig is, dienen
de gevonden meetresultaten ook volgens Bijlage A2 te worden beoordeeld.
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
: scholen 1.0
Uitgiftedatum
: juli 2011
Pagina 14 van 20
Bijlage A2 richtwaarde VLA microbiologisch luchtonderzoek
luchtbehandelingsystemen
Richtlijn voor luchtbehandelingkast en inblaaslucht
Luchtbehandelingkasten dienen een microbiologisch zo schoon mogelijke lucht te
produceren. De lucht afkomstig van een goed werkende luchtbehandelingkast kan
zeer lage hoeveelheden micro-organismen bevatten. Dit is uiteraard afhankelijk van
het geplaatste filtertype en de leeftijd van het filter.
Als richtlijn geldt dat vanaf het buitenlucht aanzuigrooster tot aan het
luchttoevoerornament geen significante toename van het totaal aantal bacteriën en/of
schimmels (KVE/m3) mag worden gemeten. Onder significante toename wordt
verstaan een toename van minimaal 100 procent ten opzichte van elk
stroomopwaarts gemeten meetpunt, rekening houdend met de meetnauwkeurigheid.
Per soort dient een ondergrens gehanteerd te worden zoals vermeldt in bijlage A1.
Indien deze ondergrens wordt overschreden is nader onderzoek nodig om te bepalen in
hoeverre reiniging noodzakelijk is.
Indien in het monster van de buitenlucht < 10 KVE/m3 micro-organismen
aangetroffen worden, dient men voor de stroomopwaarts gemeten een default
waarde van 10 KVE/m3 aan te houden.
Voor inblaaslucht geldt als richtlijn dat het aantal micro-organismen gelijk of lager
dient te zijn dan het aantal gevonden in de lucht gemeten in de luchtbehandelingkast.
In de lucht afkomstig van het luchtbehandelingsysteem dienen geen micro-organismen
voor te komen die behoren tot groep 3 Bijlage A1
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
: scholen 1.0
Uitgiftedatum
: juli 2011
Pagina 15 van 20
Bijlage B Te onderzoeken micro – organismen
De luchtmonsters bij indicatief onderzoek in utiliteitsbouw dienen onder andere onderzocht
te worden op de volgende micro-organismen:
Bacteriën:
Schimmels:
Gisten:
Bacillus soorten
Staphylococcus soorten
Staphylococcus aureus
Micrococcus soorten
Thermofiele actinomyceten
Micromonospora en Microbispora
Enterobacteriaceae
Bacillus anthracis
Legionella soorten*
Acremonium soorten
Alternaria soorten
Aspergillus soorten
Aspergillus fumigatus
Aspergillus flavus
Aureobasidium soorten
Cheatomium soorten
Cladosporium soorten
Fusarium soorten
Mucor soorten
Penicillium soorten
Rhizopus soorten
Scopulariopsis soorten
Stachybotrys soorten
Eurotium soorten
Aureobasidium pullulans
Aspergillus niger
Penicillium marneffei
Cladosporium bantianum
Candida soorten
Rhodutorula soorten
Candida albicans
*Alleen op speciaal verzoek
De hierboven genoemde lijst is van toepassing op scholen en bevat dus niet alle schadelijke
micro-organismen die er zijn.
Een onderdeel van het microbiologisch onderzoek is het meten van de temperatuur, relatieve
vochtigheid en het CO2-gehalte. De metingen van de temperatuur en relatieve vochtigheid
dienen om inzicht te geven in de groeiomstandigheden van de micro-organismen en
zijdelings informatie over het binnenklimaat. De meting van het CO2- gehalte dient ter
controle van de ventilatie. Tevens dient er een visuele inspectie van de meetlocatie plaats te
vinden om visuele vervuilingen en mogelijke potentiële groeibronnen te herkennen.
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
: scholen 1.0
Uitgiftedatum
: juli 2011
Pagina 16 van 20
Bijlage C Toelichting keuze airsampler
Soort airsampler
De vangefficiëntie en reproduceerbaarheid van een microbiële airsampler is een belangrijke
factor in het bepalen van de microbiologische kwaliteit van de lucht. De grootte van 1 – 20
micrometer is van belang omdat deze aerosolen potentiële dragers zijn van microorganismen. In het algemeen kan gesteld worden dat het aantal micro-organismen dat
afgevangen wordt lager is dan de actuele concentratie in de lucht. Dit komt doordat tijdens
een meting verliezen optreden (aan de wand van het apparaat e.d.) en de kans dat microorganismen afsterven na afvangen op een medium (filter, uitdroging van agarplaat). De
keuze van een geschikt systeem is tevens afhankelijk van het doel van het onderzoek.
Hierbij kunnen de eerder beschreven klassen als onderscheid gebruikt worden. Afhankelijk
van de gebruikte airsampler zal de meetfout ongeveer 10 procent bedragen.
Specialistische ruimten en agrarisch / industriële werkomgevingen
Microbiologisch luchtonderzoek in deze locaties vereist een airsampler die kwantitatief meet
met een hoge vangefficiëntie en een grote reproduceerbaarheid omdat dit onderzoek
gebaseerd is op absolute getallen. Uit TNO onderzoek bleek dat een meerplaat impactor
systeem voor meting van de luchtkwaliteit het meest aan de gestelde eisen voldoet. Per
plaat wordt een optimale luchtstroming gecreëerd voor het afvangen van micro-organismen
met een gedefinieerde grootte (selectie op grootte). In samenwerking met Andersen is door
TNO een drietraps cascade (impactor) systeem ontwikkeld waarbij verschillende soorten
van micro-organismen (bacteriën en schimmels) separaat gedetecteerd kunnen worden. Uit
validatieproeven blijkt dat het drietraps cascade systeem een efficiëntie heeft van >70%
(bij gebruik van een specifiek medium) en een grote reproduceerbaarheid. Het drietraps
cascade systeem is geselecteerd als meetsysteem voor het bepalen van de
microbiologische kwaliteit van de lucht in ziekenhuizen, kantoorgebouwen en
productieruimten. Een alternatief is het gebruiken van apparatuur, die op adequate wijze is
gekalibreerd met drietrapssysteem MC Impactor als referentieapparatuur.
Utiliteitsbouw
Het in dit meetprotocol beschreven microbiologisch luchtonderzoek kan ingezet worden bij
klachten of als controlemiddel voor het onderhoud van het luchtbehandelingsysteem.
Het onderzoek is deels gebaseerd op vergelijking tussen de verschillende meetplaatsen,
waardoer minder strenge eisen ten aanzien van de vangefficiëntie en reproduceerbaarheid
kunnen worden gesteld. Hier kan worden volstaan met een enkelplaat systeem.
Bij een enkelplaat systeem worden alle aanwezige micro-organismen in de lucht afgevangen
op één enkele voedingsplaat, waardoor de vangefficiëntie nadelig beïnvloed wordt (<30%).
Om te voldoen aan dit meetprotocol dient gebruikgemaakt worden van een commercieel
systeem werkend op basis van het impactor principe. Voorbeelden hiervan zijn onder meer:
de Slit Impactor Sampler (SIS), Surface Air System (SAS), de Microbial Air Sampler (MAS),
de Andersen Microbial Sampler (AMS) en de Reuter Centrifuge Sampler (RCS).
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
: scholen 1.0
Uitgiftedatum
: juli 2011
Pagina 17 van 20
Bijlage D Toelichting te gebruiken media
Voedingsbodems
Het te gebruiken mediumtype hangt af van het soort onderzoek. Hierbij dient ook weer in
ogenschouw te worden genomen of men absolute waarden wil meten of vergelijkingsonderzoeken wil verrichten. De soorten beschikbare media zullen in onderstaande tabel
worden beschreven.
Soort
microorganisme
Bacteriën
Schimmels
& Gisten
Agar type
Agar voor
bacteriegroei
Agar voor
bacteriegroei
Agar met een hoge
wateractiviteit en
geschikt voor directe
identificatie.
Agar die
groeiremmers
bevatten.
Agar met een lage
wateractiviteit, met
of zonder
groeiremmers.
Soortspecifieke agar
Beschrijving agar
Voorbeelden agars
Plate Count Agar
Agar voor het bepalen van
de totale hoeveelheid aerobe
en facultatief anaerobe
mesofiele en thermofiele
bacteriën
Deze agars zijn ontworpen
voor het opkweken van een
breed spectrum aan
schimmels
Deze agars zijn ontworpen
om de diameter van de
kolonies te beperken,
overgroei te minimaliseren
en om directe identificatie
van enkele schimmelsoorten
te doen.
Deze agars zijn ontworpen
voor het isoleren van
gemiddeld osmosetolerante
tot xerofiele schimmels.
Agar bedoeld voor het
opkweken van specifieke
schimmelsoorten.
Tryptic Soy Agar (TSA)
Sabouraud; 2% Malt
Extract Agar; V-8 agar.
Rose Bengal Agar (RBA);
Littman Oxgall agar;
verschillende hoge
wateractiviteit media met
Dichloran.
Dichloran 18% glycerol
agar (DG-18); Czapek’s
+ 40% sucrose agar.
Sabouraud/cycloheximide
– merendeel van de
menselijke pathogene
schimmels
Voor metingen in specialistische ruimten en agrarisch / industriële werkomgevingen
wordt het gebruik van TSA en meerdere platen voor het schimmelonderzoek geadviseerd.
Welke agars worden gebruikt hangt af van het soort schimmel dat men wil onderzoeken.
Dit meetprotocol beschrijft de meetmethode voor metingen in scholen, hierbij kan alleen 1
agar per meting gebruikt worden. Gebruik bij voorkeur hiervoor TSA voor het
bacterieonderzoek en DG-18 met groeiremmers voor het schimmelonderzoek, of andere
media die bewezen vergelijkbare resultaten opleveren. Indien het onderzoek een hogere
nauwkeurigheid behoeft, kan in overleg met de adviseur gekozen worden voor een duplometing.
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
: scholen 1.0
Uitgiftedatum
: juli 2011
Pagina 18 van 20
Bijlage E Verklarende woordenlijst
µm
Aerosol
Allergie
Aseptisch
Bacterie
CO2
CO2 -gehalte
Desinfectans
Desinfectie
Gist
Indicatief
onderzoek
Infectie
Irritatie
Kiemgetal
Kolonie
KVE
Microbiologie
Document
auteur
Code
Eenduizendste van een millimeter, wordt ook micrometer
genoemd.
Zeer klein vloeistofdruppeltje of stofdeeltje die in de lucht zweeft.
Hierin kunnen micro-organismen aanwezig zijn. Aërosolen worden
gevormd tijdens verneveling van water maar ook door hoesten of
niezen.
Een overgevoeligheid voor bepaalde stoffen. In het lichaam zijn
antilichamen aanwezig die bij contact met een bepaalde stof een
reactie veroorzaken. Reacties kunnen op allerlei plaatsen in het
lichaam tot uiting komen, veelal ontstaat jeuk en/of roodheid. Een
allergie kan ontstaan door veelvuldig contact met die stof. Stoffen
die een allergie kunnen veroorzaken zijn bijvoorbeeld huisstof,
stuifmeel, schimmels, voedingsmiddelen en diverse dieren.
Handelen zonder kiemen (micro-organismen) over te brengen
Kleine ééncellige micro-organismen die geen celkern bezitten en
zich vermenigvuldigen met behulp van deling. Ze worden bij het
plantenrijk gerekend hoewel ze geen bladgroen bezitten en
sommige beweeglijk zijn. Onder optimale omstandigheden kunnen
ze zich elk half uur delen. Ze kunnen verschillende vormen hebben
zoals staaf, bol of spiraalvormig.
Kooldioxide. Dit komt vrij bij de ademhaling van organismen,
waarbij zuurstof verbruikt wordt. Tijdens de fotosynthese bij
planten wordt CO2 verbruikt en komt zuurstof vrij.
Het aantal deeltjes CO2 in de lucht. Dit wordt weergegeven in
p.p.m. (parts per million)
Middel dat gebruikt wordt voor desinfectie.
Het doden van micro-organismen. Dit gebeurt meestal met een
chemische verbinding.
Een groep micro-organismen die tot de schimmels wordt gerekend,
maar uit eencellige cellen bestaat en geen schimmeldraden vormt.
Voortplanting vindt plaats door knopvorming. Ook kenmerkend is
dat ze verschillende chemisch omzettingen in gang zetten waarbij
gas gevormd wordt. Van deze eigenschap wordt gebruik gemaakt
bij de bereiding van brood en bier.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd om relatief ruwe kwantitatieve
informatie over het blootstellingsniveau te verkrijgen om te
beslissen of er een blootstellingsprobleem bestaat en zo ja, de
mogelijke ernst te schatten. Dit onderzoek kan ook gebruikt
worden om vast te stellen of de blootstelling ver boven of ver
onder de grenswaarde is.
Ziekteverschijnsel waarbij een micro-organisme het menselijk
lichaam binnen gedrongen is.
Reactie van het lichaam waarbij het afweersysteem niet betrokken
is.
Het aantal levende micro-organismen per eenheid. BV in 1 ml
vloeistof, 1 cm2 oppervlak of 1 m³ lucht.
Op een voedingsbodem gegroeid klompje bacteriën dat met het
blote oog zichtbaar is, die uit één enkel micro-organisme is
ontstaan.
Kolonie vormende eenheden.
De wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van microorganismen.
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
: scholen 1.0
Uitgiftedatum
: juli 2011
Pagina 19 van 20
Micro-organismen
Zeer kleine organismen die over het algemeen met behulp van een
microscoop bekeken worden. Dit zijn onder meer bacteriën,
schimmels, gisten, virussen en amoeben.
p.p.m.
Pathogeen
Relatieve
vochtigheid
Parts per million, aantal deeltjes per miljoen deeltjes.
Ziekteverwekkend.
De verhouding van de hoeveelheid waterdamp die de lucht bevat
ten opzichte van de hoeveelheid waterdamp die de lucht bij die
temperatuur maximaal kan bevatten.
Organisme dat van dood organisch materiaal leeft.
Organismen die tot het plantenrijk gerekend worden, hoewel ze
geen bladgroen bezitten. Ze bestaan meestal uit lange vertakte
draden die tot een netwerk zijn geweven. Voortplanting vindt
plaats door de vorming van sporen in of op speciaal gevormde
structuren. Ook paddestoelen horen tot de schimmels.
Is een deel van een bacteriecel waarin het kernmateriaal is
opgeslagen om ongunstige invloeden van het milieu, zoals hitte en
droogte, langer te kunnen overleven dan de oorspronkelijke cel.
Door schimmels geproduceerde deeltjes voor voortplanting en
verspreiding.
Bacterie die in staat is om een spore te vormen.
Het doden of verwijderen van alle micro-organismen. Dit gebeurt
meestal door hitte of filtratie.
Dit zijn kleine vaste deeltjes of vloeistofdruppeltjes. Aan de hand
van de grootte van de deeltjes wordt een onderscheid gemaakt
tussen inhaleerbaar en respirabel stof.
Warmteminnend. Organisme waarbij de optimale temperatuur
boven de 40ºC ligt.
Giftige stof.
Saprofiet
Schimmels
Sporen van
bacteriën
Sporen van
schimmels
Sporevormer
Sterilisatie
Stofdeeltjes
Thermophiel
Toxine
Document
auteur
Code
: Meetprotocol ‘Luchtmetingen micro-organismen scholen’
: VLA Binnenmilieu Advies
: MLmu - VLA
Versie
: scholen 1.0
Uitgiftedatum
: juli 2011
Pagina 20 van 20