Vakkenboekje 2013-2014

Vakkenboekje Tweede Fase
2013-2014
Inhoudsopgave :
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13a.
13b.
13c.
14.
15.
16.
17.
18a.
18b.
19.
20.
21.
22.
Voorwoord
Aardrijkskunde
Algemene Natuurwetenschappen
Bewegingsonderwijs
Biologie
CKV (Culturele en Kunstzinnige Vorming);
Kunst beeldend (KUB) en
Kunst muziek (KUM)
Duits en Frans
Economie
Engels
Geschiedenis
Godsdienst
Informatica
Latijn
KCV - Klassiek Culturele Vorming
Grieks
Maatschappijleer
Maatschappijwetenschappen
Management & Organisatie
Natuurkunde
Nederlands
Literatuur
Scheikunde
Wiskunde
Profielwerkstuk
En verder
Oud-Beijerland, januari 2014
Conrectoren Tweede Fase:
Ir. J. Koolstra (havo)
Mevr. C.E. Manukiley (vwo)
Decaan havo & vwo:
Mw. K. de Waal
1. Voorwoord
Beste leerlingen,
Op verschillende momenten in je schoolloopbaan sta je voor een keuze. Dit jaar maak je een
van die keuzes: je gaat een richting kiezen door middel van de profielkeuze. Dit is een
belangrijke keuze die wellicht ook voor je vervolgstudie bepalend is. Om die keus wat
makkelijker te maken ontvangen jullie van elk vak in de Tweede Fase hierbij een korte
beschrijving. Ik hoop dat daarmee duidelijk wordt wat de inhoud van die vakken is, hoe de
vakken er in de bovenbouw uitzien en hoe noodzakelijk of wenselijk een vak is voor jouw
toekomst.
Inmiddels heb je heel wat activiteiten ondernomen om je goed voor te bereiden op de
keuze: er is informatie gegeven tijdens de mentorlessen over de verschillende vakken en
profielen, je hebt deelgenomen aan de Qompas profielkeuze en er is een test gemaakt waar
je een advies gekregen hebt over de profielen (de profielwijzer). Daarnaast is het natuurlijk
van groot belang dat je over je keuze in gesprek gaat met de mensen die je goed kennen.
We verwachten in elk geval je profielkeuze in week 9 en na advies en/of bespreking door
docenten moet de ondertekende profielkeuze voor woensdag 26 maart 2014 ingeleverd
zijn. Natuurlijk kunnen jij en /of je ouder(s) met vragen terecht bij de decaan, mentor,
docenten of schoolleiding.
Je bent ook van harte welkom om op 20 maart 2014 naar de informatieavond studiekeuze te
komen. Op die avond komen oud-leerlingen van de school vertellen over hun
vervolgopleiding. Als alles goed gaat dan heb je jouw keuze tegen die tijd vrijwel definitief
gemaakt en is deze avond de bevestiging dat je de goede richting hebt gekozen.
1
2. Aardrijkskunde in de tweede fase
Verken de wereld!
Waarom in de bovenbouw voor aardrijkskunde kiezen?
Aardrijkskunde gaat over jouw wereld en haar toekomst.
Onze planeet krijgt te maken met enorme veranderingen en uitdagingen. Denk hierbij aan
de toenemende wereldbevolking die een beroep zal doen op de als maar schaarsere ruimte.
Ook willen al deze mensen gebruik maken van de beperkte hoeveelheid grondstoffen. Dit zal
tot spanningen en conflicten leiden tussen bevolkingsgroepen. Daarnaast vormt de
economische vooruitgang een grote bedreiging voor de natuur. Denk maar aan de
opwarming van de aarde en de vervuiling van het milieu.
Constant maak je als mens keuzes. Deze keuzes hebben helaas niet alleen gevolgen voor
jouw eigen leefomgeving. Met dit vak leren wij je de wereld en haar bewoners te begrijpen
zodat jij in jouw leven bewuster keuzes kunt maken.
Wij behandelen bij dit vak twee soorten geografie.
Fysische geografie:
Hier bestuderen wij het aardoppervlak en de natuurlijke processen die het aardoppervlak
vormen en veranderen. We gaan ons verdiepen in een tweetal kernvragen; waar komen
deze natuurlijke processen voor en waarom nu juist daar? Thema’s die o.a. aan de orde
komen zijn: klimaatveranderingen, gebergte vorming, plaattektoniek, kust- en
rivierprocessen, vulkanisme, bodem- en watersystemen, aardbevingen en verantwoord
landgebruik. Uiteraard worden de catastrofale gevolgen van deze natuurlijke processen ook
besproken en wordt gekeken hoe de mens rampen kan voorkomen of de gevolgen er van
kan beperken.
Sociale geografie:
Hier bestuderen wij de bewoonde wereld. Een wereld vol verscheidenheid, die grotendeels
door mensenhanden is ingericht. We leren hoe dit gebeurt en wat voor invloed dit heeft op
zowel jouw directe omgeving als die van mensen aan de andere kant van de wereld. Thema’s
die o.a. aan de orde komen zijn: migratie, regionale ontwikkeling, de samenhang tussen
arme en rijke gebieden, culturele verschillen, overbevolking, stedelijke problematiek en
globalisering. Telkens zullen wij het handelen van de mensen bespreken. We gaan in op
waarom het gebeurt en waarom op deze manier, kan het misschien anders?
Door een combinatie van deze twee soorten geografie krijg je een beter inzicht in grote
maatschappelijke vraagstukken. Denk hierbij aan de klimaatverandering, duurzame energie,
overbevolking, voedselproblematiek en duurzame energievoorziening.
Aardrijkskunde komt voor in elk profiel van het VWO en van het HAVO. Je kunt het kiezen als
een profielkeuzevak of als een examenkeuzevak.
De studielast bedraagt op het VWO 440 uur, terwijl voor de HAVO een studielast van 320 uur geldt.
3. Algemene Natuurwetenschappen in de tweede fase
Algemene natuurwetenschappen (ANW) is een verplicht vak dat sinds 2000, door de
invoering van de Tweede Fase, aan de bovenbouw van het havo en vwo gegeven wordt. Met
invoering van de vernieuwde tweede fase in 2007 is het vak niet meer verplicht voor havoleerlingen (anw onderdelen zijn nu bij biologie, scheikunde en natuurkunde ondergebracht).
2
Voor vwo leerlingen blijft anw een vak in het gemeenschappelijk deel, wat wil zeggen dat
iedere vwo-leerling dit vak in de tweede fase volgt.
Algemene natuurwetenschappen heeft niet tot hoofddoel om alleen kennis aan te leren,
maar meer om te leren nadenken over gebruik van kennis. Onderzoek, maatschappelijke
toepassingen van de wetenschap en ethiek zijn belangrijke onderwerpen binnen het vak.
Vragen die daarbij gesteld kunnen worden zijn:
Waar haal je kennis vandaan?
Hoe weet je wat waar is?
Hoe gebruik je kennis?
Mag alles wat kan?
Deze vragen leiden duidelijk tot koppelingen met andere vakken. Maatschappijleer is voor
de hand liggend. Maar op een christelijke school als “de Willem” zal er zeker een relatie met
het vak godsdienst zijn.
Het vak anw wordt alleen in vwo-5 gegeven met een omvang van 2 lesuren per week.
Aan het eind van het schooljaar wordt het afgesloten met een schoolexamen (zie
programma van toetsing en afsluiting = PTA)
Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:
Domein A
Vaardigheden
Domein B
Analyse van en reflectie op natuurwetenschap en techniek
Domein C
Leven
Domein D
Biosfeer
Domein E
Materie
Domein F
Zonnestelsel en heelal.
Meer informatie is te vinden op: http://www.digischool.nl/anw/
4. Bewegingsonderwijs in de tweede fase
Bewegingsonderwijs wordt in de tweede fase aangeboden in het gemeenschappelijke deel
onder de naam L.O.1 (Lichamelijke Opvoeding).
Het PTA wat uit diverse onderdelen bestaat, moet uiteindelijk voldoende worden afgesloten.
Onvoldoende voor B.O. betekent geen deelname aan het landelijk examen.
Van de leerlingen wordt verwacht, dat ze op een zelfstandige, actieve en kritische wijze
deelnemen aan het bewegen. Naast het bewegen zelf, wat de belangrijkste pijler is, zullen
de leerlingen ook andere rollen gaan vervullen; b.v. met elkaar een sportles voorbereiden,
helpen fluiten bij een sportdag, sportkeuzes bepalen.
In het laatste examenjaar worden de ‘gewone’ gymlessen vervangen door een sportkeuzeprogramma. Hierbij worden nieuwe sporten geïntroduceerd of verdiepen ze zich in bekende
schoolsporten. Sporten die we momenteel aanbieden zijn o.a. golf, tennis, fitness,
persluchtduiken, squash, zumba, BMX en roeien. Op school kun je verdiepen in voetbal,
basketbal, volleybal, boksen of zelfverdediging.
Door het aanbieden van een breed programma van sporten in en buiten de school hopen we
de leerlingen ook in de toekomst in beweging te houden!! Actief en met plezier!
3
5. Biologie in de tweede fase
Op dit moment sta je voor de keuze: welk profiel en welk vak past bij mij.
Misschien sta je er niet zo vaak bij stil, maar in het dagelijks leven kom je heel vaak aspecten
tegen die te maken hebben met het vak biologie.
Je kijkt bijvoorbeeld naar CSI, House of een interessante natuurdocumentaire over klimaat
en milieu. Deze programma’s staan werkelijk bol van de biologische onderwerpen en staan
volop in de belangstelling. Daarbij valt te denken aan DNA-recombinatie technieken, klonen,
euthanasie, problemen met AIDS, onderzoek naar erfelijke ziekten e.d.
Je zou dus voor het vak biologie in je profiel kunnen kiezen, omdat je gewoon interesse hebt
in deze onderwerpen of omdat je gewoon wilt weten hoe die ongelooflijke natuur in elkaar
zit. Misschien denk je eraan om straks een studie te gaan doen in de richting van
fysiotherapie, psychologie, geneeskunde, tandheelkunde, milieu, dieëtiek enz. In dat geval is
de keuze voor het vak biologie vrij logisch.
Heb je het profiel Natuur en Techniek gekozen, dan is het handig om biologie te kiezen in de
vrije ruimte . Dan doe je namelijk twee profielen tegelijkertijd en houd je voor de toekomst
vele mogelijkheden open wat betreft vervolgstudies. Bij de overige profielen Economie en
Maatschappij en Cultuur en Maatschappij, kan het ook verstandig zijn biologie te kiezen in
de vrije ruimte.
Met onderwerpen als celbiologie, voortplanting, embryologie, genetica, zenuwstelsel en
gedrag, kan biologie een waardevolle voorbereiding betekenen op studies als bijv.
psychologie en pedagogie.
Kies je voor het vak Biologie dan geeft dat een verruiming van je kennis.
6. CKV, Kunst beeldend (KUB) en kunst muziek (KUM)
CKV
Bij CKV (Culturele en Kunstzinnige vorming) krijg je les in alles wat met kunst en cultuur te
maken heeft.
We bekijken alle disciplines van kunst zoals, theater, dans, muziek, film, beeldende kunst,
toegepaste kunst, architectuur en wereldliteratuur. Naast dat je het in de les bekijkt en
bestudeert, ga je het ook zelf ervaren, door middel van culturele activiteiten en door het zelf
te doen! Om de zoveel tijd krijg je een eindopdracht voor je kiezen die je in een groepje gaat
doen. Je gaat bijvoorbeeld zelf een toneelstukje in elkaar zetten en spelen, je maakt een
film, rap, een modeshow en nog veel meer. Dit alles presenteer je aan de klas.
Alles wat je aan culturele verslagen en opdrachten maakt verzamel je in een kunstdossier.
CKV wordt afgerond in het voorexamenjaar door middel van een eindgesprek. Dit gesprek
wordt gevoerd naar aanleiding van je kunstdossier en de activiteiten die je hebt gedaan. In
dit gesprek wordt naar je mening over die kunst en cultuur gevraagd, waar je dan inmiddels
meer vanaf weet.
4
HAVO krijgt alleen in het 4e jaar twee uur per week CKV en Atheneum krijgt in het 4e jaar
twee uur CKV en in het 5e jaar één uur.
KUB
Een van de Kunstvakken is Kunst Beeldend (KUB). Leerlingen kunnen voor dit vak kiezen
binnen het profiel C+M, maar ook leerlingen met andere profielkeuzes hebben de
mogelijkheid om KUB te kiezen, alleen dan in het vrije deel.
De studielast voor het vak bedraagt resp. 320 u (Havo) en 480 u (VWO).
Het Kunstvak bestaat uit een 2-tal onderdelen, een theoretisch gedeelte (Kunst Algemeen)
en de praktijk.
Kunst Algemeen omvat algemene theoretische kennis met betrekking tot de kunst in al zijn
vormen (beeldende kunst, toegepaste kunst, muziek) en culturele uitingen van de
voornaamste cultuur- historische periodes ( theater, film, mode, enz.).
In de praktijk is het met name belangrijk dat de leerling zich ontwikkelt op het gebied van de
beeldende kunsten. De leerling gaat door middel van een creatief proces zelf aan de slag met
het maken van eigen beeldend werk. De opdrachten starten vrij gesloten, maar worden snel
thematisch. Je krijgt steeds meer ruimte om een eigen invulling te geven aan de uitwerking
van de opdracht. Dat betekent dat er uiteindelijk een schilderij of beeld gemaakt kan zijn,
maar misschien ook wel een film, kledingstuk, fotoserie, grafisch ontwerp of website. Een
onderzoekende houding van de leerling in het creatieve proces is onontbeerlijk.
Voor die leerlingen die serieus overwegen om een vervolgopleiding in de kunsten te gaan
volgen ( ongeacht welke richting), is er nog Oriëntatie op Studie en Beroep. De leerling wordt
dan begeleid in de keuze voor de juiste opleiding en geholpen met het samenstellen van een
portfolio.
KUB wordt afgesloten met een schoolexamen voor het praktijkgedeelte en een centraal
examen voor Kunst Algemeen.
KUM
Kunst muziek is een totaal ander vak dan alle andere. Het is ook heel wat anders dan muziek
in de onderbouw.
Allereerst komen leerlingen bij dit vak het muzieklokaal binnen, pakken hun instrument of
microfoon, stemmen het desnoods even en gaan beginnen; helemaal uit zich zelf! Bij welk
ander vak kom je dat tegen? Daarnaast nemen leerlingen vaak hun eigen lesstof mee. Dat
betekent dat ze zelf muziekstukken of nummers uitzoeken, die door de hele groep in een
speciaal, voor hen geschreven, arrangement gespeeld gaan worden. Dat motiveert blijkbaar
enorm en het niveau is dan ook stukken hoger dan in de onderbouw. Niet gek natuurlijk; de
meesten speelden al lang muziek
De resultaten van deze groep zijn de laatste jaren uitstekend. Vele daarvan zijn ook op het
Open Podium (3 x per jaar) te bewonderen. De belangrijkste voorwaarde voor dit vak? Je
vindt het gaaf om muziek te maken, alleen of in een groep. De speelresultaten worden ook
als schoolexamen beoordeeld. We hebben geen landelijk Centraal Examen. Eén van de
muzikanten verwoordde het zo: “Het is even wat anders, een totaal ander vak. Je hebt
5
plezier en je leert samen spelen.” Een enkele leerling kom je later ook op allerlei andere
podia tegen, zelfs op TV.
Wat kunnen we nog meer zeggen om dit vak te promoten? Misschien nog één keer de
kernwoorden herhalen; plezier, enthousiasme, actief muziek maken. Gewoon lekker anders.
Bij dit vak hoor KUA, d.w.z. Kunst Algemeen. De onderdelen van dit vind je beschreven bij
Kunst Beeldend hierboven.
7. Duits en Frans in de Tweede Fase
De vakken Duits en Frans geven in de Tweede Fase uitgebreid aandacht aan alle vier de
vaardigheden, te weten lezen, schrijven, luisteren en spreken. Daarnaast houden wij ons
uitgebreid bezig met Kennis van land en volk en literatuur. Algemene kennis over Duitsland
en Frankrijk is een voorwaarde voor alle toetsen in het Schoolexamen en het CSE.
Het Centraal Schriftelijk Eindexamen toetst de leesvaardigheid en bepaalt de helft van het
eindcijfer, terwijl de andere vaardigheden en literatuur in het schoolexamen getoetst
worden. Voor Duits zijn er in de eindexamenklas drie SE-toetsen (en vier cijfers): Een
mondeling, een luistertoets en een schrijftoets. In het mondeling wordt de
spreekvaardigheid getoetst en wordt – in het Nederlands – gesproken over de
literatuurgeschiedenis en een aantal gelezen boeken. Bij het mondeling krijgen de leerlingen
dus twee cijfers: één voor spreekvaardigheid en één voor literatuur. De luistertoets is een
landelijke toets en de schrijftoets is een brief.
Bij het vak Frans wordt in de voorexamenklas een SE- schrijfvaardigheid in periode 4
gegeven, dit cijfer gaat mee naar de examenklas. In Havo-5 worden er 4 cijfers gegeven,
namelijk voor spreek-, schrijf- en kijkenluistervaardigheid en de literatuur wordt schriftelijk
getoetst.
Examenleerlingen krijgen de mogelijkheid om twee dagen mee te gaan naar Parijs.
Duits en Frans nemen gelukkig nog steeds een belangrijke plaats in ons Nederlandse
onderwijs in, omdat Duitsland en Frankrijk onze belangrijkste handelspartners zijn én bij veel
vervolgstudies materiaal in de Vreemde Taal wordt behandeld. Voor veel toekomstige
beroepen is kennis van het Duits en Frans dus onontbeerlijk.
Bij Duits en Frans besteden we veel aandacht aan Kennis van land en volk door onder meer
televisieprogramma’s te bekijken, veel over Duitsland en Frankrijk te praten, in de klas
Duitse en Franse films te behandelen en zoveel mogelijk Duits/Frans te spreken. De door ons
gebruikte methoden (van dezelfde familie) zijn daarop helemaal afgestemd en bieden veel
mogelijkheden voor zelfstudie en achtergrondmateriaal via de bijgeleverde CD’s en toegang
tot de methodesite.
In Havo-4 en VWO-4 hebben de leerlingen de mogelijkheid, deel te nemen aan de Studiereis
naar Berlijn, Parijs of Londen en in VWO-5 staat elk jaar een bezoek aan Bonn op het
programma.
8. Economie in de tweede fase
Economie in de tweede fase komt voor in het profiel E&M of kan als profielkeuzevak
gekozen worden in C&M en als keuze examenvak in andere profielen.
Onderwerpen die binnen de lessen economie worden behandeld zijn o.a.
de mens als consument (Hoe komt men aan zijn of haar inkomen? Waardoor wordt de
hoogte van het inkomen bepaald? Hoe besteedt men het inkomen? Waarom is men al
of niet lid van een vakbond enz.)
6
-
-
de mens als producent (Welke producten maakt men? Op welke manier, op welke
plaats en tegen welke prijs worden deze producten verkocht, enz.?)
de rol van de overheid (rijksbegroting, belastingen, werkgelegenheidsbeleid)
de rol van het geld in de maatschappij (De Nederlandsche Bank, effectenbeurs)
de handel met het buitenland (in- en uitvoer, OPEC, waarde van valuta’s).
Economie kan dienst doen:
voor je algemene ontwikkeling
als steun of eis bij economische vervolgopleidingen (HEAO, universitaire studies als
economie, rechten en bedrijfskunde, marketing en reclameopleidingen,
lerarenopleiding economie, accountantsstudies, middelbare en hogere hotelschool)
als steunvak, d.w.z. het vak wordt gegeven aan niet specifiek economische
vervolgopleidingen.
9. Engels in de tweede fase
Zoals je weet is Engels, ook in de bovenbouw, één van de drie “kernvakken”. Samen met Nederlands
en Wiskunde zijn het de drie belangrijkste vakken. Juist ook omdat Engels een kernvak is, heb je te
maken met extra strenge regels. (zie “overgangsregels” en “exameneisen”).
Engels is niet alleen belangrijk op de middelbare school, het wordt steeds belangrijker in je
vervolgopleiding, zowel op Hoger Beroeps Onderwijsniveau als op Wetenschappelijk
Onderwijsniveau. Sterker nog, bij veel vervolgopleidingen is een goed cijfer voor Engels een must.
In de Bovenbouw valt het vak Engels in een aantal duidelijke delen uiteen:
Spreekvaardigheid: je moet je goed kunnen redden in het Engels. Zowel een broodje kaas
kunnen bestellen, als kunnen overleggen over abstracte en complexe zaken.
Luistervaardigheid: Believe it or not: een groot deel van de lessen in je vervolgopleiding zal in
het Engels zijn, ongeacht de opleiding die je kiest. Tenzij je bijvoorbeeld Nederlands, Frans of
Duits gaat studeren natuurlijk.
Leesvaardigheid: veel studiemateriaal in je vervolgopleiding is in het Engels. Goed begrijpend
kunnen lezen en het hebben van een ruime woordenschat zijn daarom erg belangrijk. Dit
betekent dat wij in de bovenbouw veel tijd besteden aan lezen van kranten, boeken en
artikelen en daarnaast ook nog steeds gewoon woordjes leren.
Schrijfvaardigheid: je moet voor je vervolgopleiding in het Engels kunnen schrijven. De
vervolgopleidingen in Nederland zijn in toenemende mate meer op internationalisering
gericht en zodoende worden papers, rapporten en scripties ook in het Engels geschreven.
Literatuur: in de bovenbouw gaan we aan de slag met literatuur uit verschillende periodes.
Naast aanvulling op je leesvaardigheid is dit ook belangrijk voor je algemene ontwikkeling.
Dit betekent dat we verspreid over de jaren in de bovenbouw op de havo en vwo
verschillende boeken lezen.
Internationalisering: Engels is niet alleen belangrijk op de middelbare school, het is steeds
meer een onderdeel van ons dagelijks leven. Kijk bijvoorbeeld naar (social) media, handel en
studeren en reizen in het buitenland: één op de vier mensen spreekt Engels.
7
De sectie Engels vindt Engels natuurlijk een WERELD vak en gaat ervan uit jullie hiervoor verder
enthousiast te maken.
Can you do it? Yes you can!
Love,
De docenten Engels
10. Geschiedenis in de tweede fase
Van leerlingen wordt verwacht dat zij een overzicht van de geschiedenis van nul tot nu
hebben. Die kennis wordt op het CSE getoetst. Vanaf de vierde klas zal er daarom -met een
splinternieuwe methode - aan dit programma worden gewerkt. Concreet betekent dit dat er
in de vierde klas gestart wordt met de tijd van jagers en de boeren en dat er in de vijfde of
zesde klas, via bijvoorbeeld de tijd van Grieken en Romeinen en de tijd van hervormers en
ontdekkers, wordt afgesloten met de tijd van televisie en computers.
Niet alles verandert. Praktische opdrachten blijven bestaan, net zoals de specifieke
vaardigheden voor het vak geschiedenis, die door leerlingen beheerst moeten worden.
Hierbij valt te denken aan het omgaan met en het bekijken van historisch bronnenmateriaal.
‘’Is geschiedenis een moeilijk vak ?’’, vragen leerlingen soms. Dat valt heel erg mee. Wel is
het zo dat toetsen gaan over grotere stukken stof en dat het hebben van inzicht wordt
verwacht. Eigenlijk is dat verkeerd geformuleerd. Leerlingen zullen merken dat ze al
werkende in staat zijn grote stukken stof te verwerken en dat het inzicht in die stof als
vanzelf ontwikkeld wordt.
Voor wie het verleden niet kent, blijft het heden een raadsel.
11. Godsdienst in de tweede fase
Het vak wordt klassikaal aangeboden. De sectie werkt met een nieuwe methode.
Onderwerpen voor de hoogste klassen zijn: het Nieuwe Testament (A4), wereldreligies en
ethiek. Waar mogelijk zullen onderwerpen geïntegreerd worden in andere vakken, zoals
biologie, geschiedenis, maatschappijleer en muziek. Indien er belangstelling voor bestaat
kunnen we het in de examenklassen ook hebben over geloof en wetenschap.
Voor de VT’s in A4 moet wat geleerd worden, in de klassen 5 en 6 werken de leerlingen met
behulp van hun boek en aantekeningen aan opdrachten.
Het vak godsdienst zal tevens blijven fungeren als een uur waar de klas elkaar als groep
ontmoet. Dit vormt een rustpunt in het programma.
D.m.v. klassengesprekken kunnen de affectieve elementen een grote rol spelen. Juist in een
wereld die steeds moderner, technischer en economischer wordt is het goed dat de levensen zingevingvragen aan de orde komen.
Gastsprekers kunnen een waardevolle aanvulling geven bij sommige onderwerpen.
8
12. Informatica in de tweede fase
Informatica is in de tweede fase:
een keuzevak in de vrije ruimte, te kiezen door leerlingen uit alle profielen.
een profielkeuzevak in het profiel N&T.
De studielast bedraagt op de havo 320 uur, 3 lessen per week in de 4e en 5e klas
Op het atheneum 440 uur, 2 lessen per week in de 4e klassen en 3 lessen per week in de 5e en
6e klas.
Het vak bestaat uit een basismodule van 220 SLU (studielasturen) dat voor havo en atheneum
gelijk is. Daarbovenop komen keuzemodules voor de havo (60 SLU) en uitbreidingsstof en
keuzestof voor het atheneum (140 SLU). En tot slot een automatiseringsproject voor zowel
havo (40 SLU) als atheneum (80 SLU).
Informatica is een schoolexamenvak, dit betekent dat er geen centraal eindexamen is. De
toetsen die op school worden afgenomen bepalen het eindcijfer informatica. De toetsen
zullen bestaan uit schriftelijke toetsen, maar vooral uit praktische opdrachten, waarvan er
één een uitgebreid automatiseringsproject zal zijn. De praktische opdrachten worden in kleine
groepjes uitgevoerd. Deze praktische opdrachten zullen een groot deel van de studielast
beslaan.
In de basismodule komen algemene aspecten uit de informatica aan de orde, waarbij gedacht
kan worden aan:
de historie
het traject van gegevens verzamelen tot het verkrijgen van informatie hieruit
communicatie
de werking van netwerken (o.a. internet)
de werking van de computer, rand- en communicatieapparatuur
de soorten en werking van besturingssystemen
het ontwikkelen van een informatiesysteem
de basisprincipes van het programmeren
relationele databases en het database management systeem
privacy en beveiligingsaspecten
I.C.T. binnen een bedrijf
aanpak van I.C.T.-projecten
nieuwe, toekomstige ontwikkelingen
Deels komt dit aan de orde in grotere contexten zoals een (school)administratie of een
internetwinkel.
De uitbreidingsstof (alleen atheneum) bestaat uit extra onderwerpen of verdieping van
onderwerpen uit de basismodule. Denk daarbij aan
encryptie
printer- of beeldschermtechnologie
draadloze netwerken
alternatieve netwerkbesturingssystemen
De keuzestof bevat uitbreiding en verdieping van kennis. Leerlingen zullen vrij uit een aantal
modules kunnen kiezen. Hierin zullen onder andere worden aangeboden:
9
verdieping in een programmeertaal
ontwikkelen van een dynamische website
game technologie
robotica
kunstmatige intelligentie
Het automatiseringsproject is een projectopdracht die in groepjes van ca 4 leerlingen moet
worden gedaan. Hierin doorlopen we een volledig traject waarin een (nieuw) bedrijf volledig
moet worden geautomatiseerd. De projectgroep zijn de professionals en zullen zichzelf
moeten waarmaken als volleerd automatiseerders die hun opdrachtgever zo goed mogelijk ter
wille zijn. Dit project pretendeert een vrij reële afspiegeling van de werkelijkheid te zijn. Dit
project zal plaatsvinden in de examenklas en het resultaat zal meetellen in het
schoolexamencijfer.
Op internet is meer informatie over het vak te vinden op:
http://www.informaticavo.nl/over-het-vak
13a. Latijn
De leerling gaat in de tweede fase de basisgrammatica toepassen bij het lezen en vertalen
van teksten, zowel afkomstig uit middeleeuwse bronnen als uit klassieke Romeinse bronnen
opgesteld. Hun woordenschat wordt allengs uitgebreid (en steeds geoefend) en hun
vaardigheid in vertalen telkens gestimuleerd. Ze maken kennis met de pennenvruchten van
schrijvers als Ovidius, Plinius, Cicero en Seneca. De leerling wordt niet alleen geoefend in
vertalen; ook het verklaren van een gelezen Latijnse tekst behoort tot het lessenpakket. In
het zesde leerjaar neemt de voorbereiding op het landelijke schriftelijk examen de
belangrijkste plaats in.
13b. KCV – Klassiek Culturele Vorming
KCV is een vak dat geheel ingebed is in de lessen Latijn. Een taal kun je niet losmaken van de
cultuur en de samenleving waarin de taal werd gebruikt. Latijn, nu een taal van wetenschap,
was eens een levende taal in een levende cultuur die nu wordt aangeduid als ‘klassiek’. Veel
van die klassieke cultuur is nog steeds aanwezig in de moderne westerse beschaving, zelfs
als grondbeginsel. De leerling die Latijn kiest, krijgt naast onderwijs in de letteren als
verplicht onderdeel lessen in de klassieke cultuur. Dat gebeurt door de bespreking van
themata op literair, artistiek en filosofisch gebied. Lessen, opdrachten en soms excursies
horen bij het lesprogramma. KCV sluit hiermee aan bij de andere cultuurvakken, bij
geschiedenis en bij de moderne talen.
13c. Grieks
Het vak Grieks wordt in de tweede fase alleen aangeboden aan gymnasiumleerlingen. De
lessen gaan langzamerhand over van grammatica naar teksten van klassieke auteurs. De
achtergrond ervan wordt toegelicht in lessen over de filosofie, de mythologie, de
geschiedenis en de cultuur. Auteurs als Plato, Herodotes, Euripides en Homeros komen aan
de orde. Net als bij Latijn betekent dit een uitbreiding van kennis aan woordenschat en
stijlinzicht. In het laatste jaar staat de voorbereiding van het landelijke schriftelijk examen
centraal.
10
14. Maatschappijleer in de tweede fase (HAVO & VWO)
-
Hoe komt het toch dat er verschillende oplossingen kunnen zijn voor werkeloosheid?
Is armoede echt je eigen schuld?
Is criminaliteit aangeleerd of aangeboren?
Europa! Dat kost Nederland toch alleen maar geld.
Hoeveel macht heeft onze koning Willem Alexander
Dit zijn niet zomaar wat vragen, het zijn hele belangrijke onderwerpen die worden
aangesneden. Onderwerpen die alle burgers van Nederland aangaan. Bij maatschappijleer
vallen ze onder maatschappelijke problemen, die er niet alleen zijn om benoemd te worden,
maar om er dieper op in te gaan. En dat is wat we bij dit vak ook doen. Wat zijn de oorzaken
en wat de gevolgen, daarnaast de mogelijke oplossingen.
Bij maatschappijleer leer je veel feiten. Zoals het feit dat we in Nederland onze
minister-president niet kiezen. Dit lijkt vanzelfsprekend, toch denken veel Nederlandse
kiezers dat ze dit wel kunnen. Jij zult door dit vak die fout niet meer maken.
Maatschappijleer kan je helpen een maatschappijkritische burger te worden. Eentje die niet
alleen maar roept wat hij denkt, maar wat hij denkt ook kan onderbouwen!
De volgende domeinen (onderwerpen) behoren tot het examenprogramma en worden
getoetst:
- De Nederlandse rechtstaat
- De parlementaire democratie
- De verzorgingsstaat
- De pluriforme samenleving ( = de multiculturele samenleving)
Het jaar wordt bij maatschappijleer afgesloten met een praktische opdracht. Bij deze
opdracht mag je de opgedane kennis in de praktijk brengen.
Hoe?
Het maatschappijleerlokaal zal worden omgetoverd tot de Tweede Kamer. Leerlingen worden
echte politici en zullen er alles aan doen de tegenpartijen het politiek zo moeilijk te maken.
Hoe dan?
Door de mening van de partij zo goed mogelijk naar voren te brengen.
Door middel van?
Kennis van zaken (dus alles wat je in een jaar maatschappijleer geleerd hebt.)
Wil je meer weten over dit vak dan kun je mailen naar de volgende docenten
Mw. Deunhouwer ([email protected])
Mw. De Waal ([email protected])
Mw. Smit ([email protected])
15. Maatschappijwetenschappen in de Tweede Fase
Algemeen
Maatschappijwetenschappen is een verdieping op het vak maatschappijleer. Er worden
meer onderwerpen behandeld en je bestudeert de actuele maatschappelijke problemen.
Maatschappijwetenschappen is geschikt voor elke leerling die een brede interesse heeft in
11
de maatschappij. Actualiteiten spelen een grote rol bij dit vak. Je leert kritisch te zijn naar de
wereld om je heen.
Bij welke vervolgstudies sluit het vak aan?:
HAVO
Internationale studies
Rechten
Psychologie
Economie
Communicatiewetenschappen
Personeelswetenschappen
Pedagogiek
Beleid en Management Gezondheidszorg
VWO
• Politicologie
• Europese studies
• Internationale studies
• Sociologie
• Rechten
• Bestuurskunde
• Amerikanistiek
• Psychologie
• Culturele Antropologie
• Maatschappijgeschiedenis
• Economie
• Communicatiewetenschappen
• Personeelswetenschappen
• Pedagogiek
• Beleid en Management Gezondheidszorg
Bij welke profielen kan ik het vak kiezen?
Profiel Economie en Maatschappij. :
Je kunt kiezen uit aardrijkskunde, maatschappijwetenschappen, een moderne vreemde taal
of management en organisatie
Profiel Cultuur en Maatschappij
Je kunt kiezen uit, aardrijkskunde, maatschappijwetenschappen, economie, een kunstvak,
een moderne vreemde taal
Voor NT & NG: mag je maatschappijwetenschappen in je vrije deel kiezen!
Wat behandel je bij dit vak?
HAVO
Verplicht voor het centraal eindexamenprogramma:
• Onderzoeksvaardigheden
• Politieke besluitvorming
• Massamedia
12
• Criminaliteit & rechtsstaat
Bijkomende onderwerpen voor het eindexamenprogramma:
• Werk
• ontwikkelingssamenwerking
VWO
Verplicht voor het centraal eindexamenprogramma:
• Onderzoeksvaardigheden
• Politieke besluitvorming
• Massamedia
• Criminaliteit & rechtsstaat
Bijkomende onderwerpen voor het eindexamenprogramma:
• Werk
• ontwikkelingssamenwerking
• multiculturele samenleving
Maatschappijwetenschappen is een uitdagend vak met enorme mogelijkheden. Een vak voor
elke wereldburger. Bekijk ook nog de powerpointpresentatie op de Willem website.
Heb je vragen dan kun je mailen naar of nog beter kom langs in lokaal 023 en draai een lesje
mee!
Mw. Smit ([email protected])
16. Management en Organisatie (M&O) in de tweede fase
In klas 3 maak je kennis met het vak Management & Organisatie.
Het gaat bij M&O vooral over bedrijven:
- Wat is een N.V.? En een B.V.?
- Hoe bereken je de verkoopprijs van je product? En je winst?
- Welke reclame kun je het best maken? Doe je dat in de krant? Of op de TV?
We noemen dit het Marketingbeleid van de onderneming.
- Hoe ziet de boekhouding er uit? Wat is een ‘Balans’ en hoe verandert die?
- Welke machine kun je het beste kopen? (= Investeringsbeleid)
- Hoe ziet de Interne Organisatie er uit?
- Hoe komt een bedrijf aan haar geld? (= Financieel beleid)
- Hoe kom je aan goed personeel? En hoe ga je met ze om? (= Personeelsbeleid)
Etc. Etc. Etc.
Maar bij M&O leer je ook;
- Wat een hypothecaire lening is als je een huis koopt.
- Hoe je de rente op je spaargeld berekent.
- Informatie voorziening met behulp van ICT.
En nog veel meer.
Het vak vereist gevoel voor getallen, logische denken, oorzaken en gevolgen kunnen zien,
interesse in het lezen van tabellen en grafieken. Je hoeft geen wiskunde knobbel te hebben
maar je moet wel kunnen rekenen.
Management en organisatie bereidt voor op een economische studie en is een goede basis
voor allerlei managementfuncties.
13
17. Natuurkunde in de tweede fase
In de tweede fase kun je ook het vak natuurkunde tegenkomen. In het profiel N&T is het vak
natuurkunde verplicht. In het profiel N&G kan het vak natuurkunde gekozen worden. Dit
geldt voor zowel HAVO en VWO.
Op de HAVO komen onder andere de volgende onderwerpen aan bod: bewegen en
versnellen, de wetten van Newton, krachten in evenwicht, licht, elektriciteit (stroom,
spanning en weerstand), het heelal, weerkunde, energie en arbeid, warmte en straling.
Op het VWO komen behalve de onderwerpen die bij de HAVO ook voorkomen de volgende
onderdelen langs: vectoren, spiegels en lenzen, trillingen en slingeringen, gassen, golven en
geluid, lichtgolven, spectra, kwantummechanica, relativiteitstheorie, magnetisme en
radioactiviteit.
Cijfers haal je zowel voor toetsen (theorie) als voor verslagen (praktijk).
Als je het profiel N&T kiest dan kan je op alle technische vervolgopleidingen zonder
probleem terecht. Heb je het profiel N&G gekozen dan is het belangrijk om daarin
natuurkunde te kiezen, omdat het anders lastig wordt om een medische studie te doen en
vrijwel onmogelijk om een technische vervolgstudie te doen.
18a. Nederlands in de tweede fase
Een van de verplichte vakken in de Tweede Fase is Nederlands. Alle leerlingen volgen dit vak
in het gemeenschappelijk deel.
Nederlands houdt zich traditiegetrouw bezit met de vier basiselementen van de
communicatie, te weten spreken en luisteren wat betreft het mondeling taalgebruik en
schrijven en lezen aangaande het schriftelijk taalgebruik. Veel nadruk komt hierbij te liggen
op de argumentatie, zowel in het eigen taalgebruik als in dat van anderen. Ook het correct
leren spellen en formuleren speelt een grote rol bij de verschillende onderdelen van het vak.
Het eindexamen Nederlands bestaat uit tekstverklaren; tekstbegrip en samenvatten.
18b. Literatuur in de Tweede Fase
Bij het vak Nederlands wordt naast praktische vaardigheden zoals schrijven, presenteren en
argumenteren, ook aandacht besteed aan onze cultuur, in de vorm van literatuur. Er wordt
bij Nederlands zowel proza als poëzie gelezen en geanalyseerd. Hierbij worden de ideeën
besproken die ten grondslag liggen aan de literaire werken. Bovendien wordt aandacht
besteed aan de literatuurgeschiedenis. De leerlingen leggen hun gelezen boeken vast in een
leeslijst, waarover gesproken wordt tijdens een afsluitend mondeling tentamen.
19. Scheikunde in de tweede fase
Het vak scheikunde is opgenomen in de profielen Natuur en Techniek en Natuur en
Gezondheid.
Een deel van de studielasturen wordt besteed aan vaardigheden, die een integraal
onderdeel zijn van de nieuwe programma’s. Ook het maken van een werkstuk behoort tot
de vereiste vaardigheden. ICT en techniek spelen zowel in de vaardigheden als in de
contexten een rol. Onder contexten verstaan wij situaties aan de hand waarvan scheikundige
begrippen en regels worden toegepast. Veelal zal het gaan om voor leerlingen bekende
14
situaties, hetgeen de leermotivatie verhoogt. Ook de leerboeken en examens zullen in
toenemende mate de scheikundeleerstof toepassen in realistische situaties van het dagelijks
leven.
20. Wiskunde in de tweede fase
Wiskunde VWO
Welke wiskunde hoort bij welk profiel?
Profiel Verplicht
Wat kun je kiezen?
C&M Wiskunde C
Wiskunde A, B i.p.v. C
E&M Wiskunde A
Wiskunde B i.p.v. A
N&G Wiskunde A Wiskunde B i.p.v. A, Wiskunde D extra kiezen als je B hebt
N&T Wiskunde B
Wiskunde D extra kiezen
Wiskunde A / C
In vwo 4 en vwo 5 gebruiken de leerlingen dezelfde boeken.
Wiskunde C-leerlingen krijgen iets makkelijkere toetsen.
In vwo 6 zijn er aparte boeken voor wiskunde A en wiskunde C.
Wiskunde C behandelt iets makkelijkere stof.
Je krijgt in zowel vwo 4 als vwo 5 en vwo 6 drie lesuur in de week wiskunde A of C.
A/C-leerlingen krijgen geen Meetkunde (Pythagoras, sin/cos/tan e.d.), maar wel Statistiek
(kansberekening, boxplots e.d.).
Anders gezegd: je doet niets meer met de volgende hoofdstukken uit je vwo 3 boek:
Hoofdstuk 7 (Goniometrie) en Hoofdstuk 8 (Ruimtefiguren).
A/C-leerlingen krijgen net als B-leerlingen Analyse/Algebra (met formules werken,
vergelijkingen oplossen e.d.), alleen is wiskunde A/C iets makkelijker en minder theoretisch.
Vergelijk hiertoe bijvoorbeeld de hoofdstukken 12A en 12B in je vwo 3 boek.
Wiskunde B
Wiskunde B is moeilijker dan wiskunde A. Er zijn minder contexten (verhalen). Wiskunde B
kost meer tijd om alles goed te begrijpen dan wiskunde A. Als je in vwo 3 onder een 7 op je
eindrapport staat en/of geen affiniteit met wiskunde hebt, dan is het misschien handiger om
toch wiskunde A of C te kiezen. Vraag in ieder geval de mening van je docent!
In vwo 4 krijg je drie lesuur in de week wiskunde B. In vwo 5 en vwo 6 krijg je vier lesuur in
de week.
B-leerlingen krijgen geen Statistiek (kansberekening, boxplots e.d.), maar wel Meetkunde
(Pythagoras, sin/cos/tan e.d.).
Anders gezegd: je doet niets meer met de volgende hoofdstukken uit je vwo 3 boek:
Hoofdstuk 3 (Statistiek) en Hoofdstuk 4 (Zicht op toeval).
B-leerlingen krijgen net als A/C-leerlingen Analyse/Algebra (met formules werken,
vergelijkingen oplossen e.d.) alleen moeilijker en met minder contexten.
Vergelijk hiertoe bijvoorbeeld de hoofdstukken 12A en 12B in je vwo 3 boek.
15
Wiskunde D
Alleen leerlingen die wiskunde B hebben gekozen, kunnen wiskunde D erbij kiezen. Je hebt
dan twee verschillende wiskundes, en je krijgt dus aparte cijfers voor wiskunde B en
wiskunde D op je rapport! Leerlingen die in ieder geval een 7,0 hebben op hun eindrapport
zouden Wiskunde D in de Tweede Fase moeten kunnen. Je hebt in vwo 4 in totaal vijf uur
wiskunde (drie uur B, twee uur D), en in VWO 5 en 6 in totaal zeven uur wiskunde in de week
(vier uur B, drie uur D). Wiskunde D is er dus voor leerlingen die wiskunde leuk vinden, er
goed in zijn, en/of een exacte vervolgstudie willen doen (niet alleen wiskunde, maar ook
bijvoorbeeld natuurkunde of iets anders technisch). Het kan ook handig zijn als je een exacte
studie gaat doen waar er veel statistiek in zit (zoals bij enkele medische studierichtingen).
Met wiskunde D erbij zou je het veel makkelijker moeten hebben op je vervolgstudie. Het is
ook zo dat door extra wiskunde te doen, leerlingen met wiskunde D hun wiskunde B cijfer
ook zien stijgen.
In vwo 4 krijg je twee lesuur in de week wiskunde D (samen met de havo 4 leerlingen die
wiskunde D volgen). In vwo 5 en vwo 6 krijg je drie lesuur in de week wiskunde D.
Voor wiskunde D krijg je geen eindexamen. Je uiteindelijke cijfer wordt bepaald door alle
schoolexamens die je krijgt.
D-leerlingen gaan dieper in op de Meetkunde en de Analyse/Algebra van wiskunde B en
doen veel nieuwe onderwerpen die niet bij wiskunde B worden behandeld (zie de
voorbeelden hieronder). Verder krijgen D-leerlingen alle Statistiek die er bij wiskunde A/C
wel wordt behandeld, maar bij wiskunde B niet (alleen iets moeilijker). Dit betekent dat je
elk hoofdstuk van je vwo 3 boek tegen zal komen bij wiskunde D.
Wiskunde HAVO
Welke wiskunde hoort bij welk profiel?
Profiel
Verplicht
Wat kun je kiezen?
C&M Geen Wiskunde
Wiskunde A
E&M
Wiskunde A
Wiskunde B i.p.v. A
N&G
Wiskunde A
Wiskunde B i.p.v. A, Wiskunde D extra kiezen als je B hebt
N&T
Wiskunde B
Wiskunde D extra kiezen
Wiskunde A
Wiskunde A is de makkelijkste wiskunde die je kunt kiezen en het is bedoeld voor alle
leerlingen met een M-profiel. Als je twijfelt of je wiskunde A aan kunt dan kun je het beste
met je wiskundedocent hierover praten. Als je uiteindelijk besluit geen wiskunde te kiezen,
hou er wel rekening mee dat je dan veel vervolgstudies niet meer mag doen.
In havo 4 en havo 5 krijg je drie lesuur in de week wiskunde A.
A-leerlingen krijgen geen Meetkunde meer (Pythagoras, sin/cos/tan e.d.), maar wel
Statistiek (kansberekening, boxplots e.d.) en een stuk Rekenen (met breuken, procenten
e.d.).
Anders gezegd: je doet niets meer met de volgende hoofdstukken uit je havo 3 boek:
16
Hoofdstuk 7 (Goniometrie) en Hoofdstuk 8 (Ruimtefiguren).
A-leerlingen krijgen net als B-leerlingen Analyse/Algebra (met formules werken,
vergelijkingen oplossen e.d.), alleen is wiskunde A makkelijker en veel minder theoretisch
van aard. Vergelijk hiertoe bijvoorbeeld de laatste blokken in je havo 3 boek (Hoofdstuk 11A
en 12A met Hoofdstuk 11B en 12B).
Wiskunde B
Wiskunde B is moeilijker dan wiskunde A. Er zijn minder contexten (verhalen). Wiskunde B
kost meer tijd om alles goed te begrijpen dan wiskunde A. Als je in havo 3 onder een 7 op je
eindrapport staat en/of geen affiniteit met wiskunde hebt, dan is het misschien handiger om
toch wiskunde A te kiezen. Vraag in ieder geval de mening van je docent!
In havo 4 krijg je drie lesuur in de week wiskunde B, in havo 5 krijg je vier lesuur in de week
wiskunde B.
B-leerlingen krijgen geen Statistiek (kansberekening, boxplots e.d.), maar wel Meetkunde
(Pythagoras, sin/cos/tan e.d.). Er is ook minder aandacht voor Rekenen (met breuken,
procenten e.d.).
Anders gezegd: je doet niets meer met de volgende hoofdstukken uit je havo 3 boek:
Hoofdstuk 3 (Statistiek) en Hoofdstuk 4 (Zicht op toeval).
B-leerlingen krijgen net als A-leerlingen Analyse/Algebra (met formules werken,
vergelijkingen oplossen e.d.) alleen moeilijker en met minder contexten. Vergelijk hiertoe
bijvoorbeeld de laatste blokken in je havo 3 boek (Hoofdstuk 11A en 12A met Hoofdstuk 11B
en 12B).
Wiskunde D
Alleen leerlingen die wiskunde B hebben gekozen, kunnen wiskunde D erbij kiezen. Je hebt
dan twee verschillende wiskundes, en je krijgt dus aparte cijfers voor wiskunde B en
wiskunde D op je rapport! Leerlingen die in ieder geval een 7,0 hebben op hun eindrapport
zouden wiskunde D in de Tweede Fase moeten kunnen. Je hebt in havo 4 in totaal zes uur
wiskunde (drie uur B, drie uur D), en in havo 5 in totaal zeven uur wiskunde in de week (vier
uur B, drie uur D). Wiskunde D is er dus voor leerlingen die wiskunde leuk vinden, er goed in
zijn, en/of een exacte vervolgstudie willen doen (niet alleen wiskunde, maar ook
bijvoorbeeld natuurkunde of iets anders technisch). Het kan ook handig zijn als je een exacte
studie gaat doen waar er veel statistiek in zit (zoals bij enkele medische studierichtingen).
Met wiskunde D erbij zou je het veel makkelijker moeten hebben op je vervolgstudie. Het is
ook zo dat door extra wiskunde te doen, leerlingen met wiskunde D hun wiskunde B cijfer
ook zien stijgen.
In havo 4 krijg je drie lesuur in de week wiskunde D (waarvan twee uur samen met de vwo 4
leerlingen die wiskunde D volgen). In havo 5 krijg je drie lesuur in de week wiskunde D.
Voor wiskunde D krijg je geen eindexamen. Je uiteindelijke cijfer wordt bepaald door alle
schoolexamens die je krijgt.
17
D-leerlingen gaan dieper in op de Meetkunde en de Analyse/Algebra van wiskunde B en
doen veel nieuwe onderwerpen die niet bij wiskunde B worden behandeld (zie de
voorbeelden hieronder). Verder krijgen D-leerlingen alle Statistiek die er bij wiskunde A wel
wordt behandeld, maar bij wiskunde B niet (alleen iets moeilijker). Dit betekent dat je elk
hoofdstuk van je havo 3 boek tegen zal komen bij wiskunde D.
21. Profielwerkstuk
Een van de onderdelen van het examendossier is het profielwerkstuk. Het profielwerkstuk is
eigenlijk een uitgebreid werkstuk dat je in de examenklas maakt. Je kunt laten zien wat je
hebt geleerd aan kennis en vaardigheden binnen het door jou gekozen profiel.
Het profielwerkstuk kàn de vorm hebben van een schriftelijk verslag, maar ook heel andere
vormen zijn mogelijk, zoals een presentatie op video of een CD-ROM.
Voor het Vwo moet het profielwerkstuk betrekking hebben op twee vakken: één van die
vakken moet een (deel)vak zijn uit je profiel dat je gekozen hebt, het andere mag je kiezen
uit je totale vakkenpakket. De vakken moeten zinvol met het onderwerp in verband gebracht
kunnen worden.
Je krijgt een cijfer voor het profielwerkstuk. Dit cijfer mag niet lager zijn dan een 5 en telt
mee in het combinatiecijfer met Maatschappijleer (Havo) of Maatschappijleer en ANW
(Vwo). Het is niet de bedoeling dat je het profielwerkstuk alleen maakt. Er wordt gewerkt in
tweetallen. Het profielwerkstuk omvat een studielast van ongeveer 80 uren per leerling.
22. En verder
In de Tweede Fase wordt mentorbegeleiding anders dan in de onderbouw. Er worden
mentorgroepen gemaakt en er wordt zo veel mogelijk geprobeerd om gedurende de hele
Tweede Fase (dus over meerdere jaren) dezelfde mentor te houden. Met de mentor
bespreek je hoe het op school gaat, je thuissituatie, etc.
Daarnaast werken we ook naar een overwogen studiekeuze toe. We doen dit met behulp
van Qompas studiekeuze. De stappen die je maakt, worden verdeeld over de voorexamenen de examenklas. De decaan is voor jouw studiekeuze eerste aanspreekpunt. Qompas moet
ook voldoende worden afgerond om over te gaan en om examen te kunnen doen.
18