Bijlagen. 356. 1 — 3. Tweede Kamer, i

Bijlagen.
3 5 6 . 1 — 3.
Tweede Kamer, i
Wijziging art. 2, eerste lid, sub 4°., der wet, houdende regeling van het Nederlandsche onderdaanaohap van niet-Nederlanders.
Artikel 2.
Deze w e t is ook verbindend voor Nederlandsch-Indië,
name en Curagao.
:{56. 1.
Suru
Lasten en bevelen, d a t deze in h e t Staatsblad
zal worden
geplaatst, en dat allo Ministerieele Departementen, Autoriteiten,
Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, a a n de nauwkeurige
uitvoering de hand zullen houden.
KONINKLIJKE BOODSCHAP.
Gegeven
de Tweede
Kamer
der
Aan
Staten-Generaal.
De Minister
Wij bieden U hiernevens ter overweging a a n een ontwerp
van w e t tot wijziging van artikel 2, eerste lid, s u b 4°., der
wet, houdende regeling van h e t Nederlandsche onderdaanschap •
van niet-Nederlanders.
De Minister
van
Koloniën,
van Buitenlandsche
De Minister
van
Zaken,
Justitie,
De toelichtende memorie (en bijlage), die het wetsontwerp
vergezelt, bevat de gronden waarop h e t rust.
356. 3.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's Gravenhage, den 27 Maart 1929.
M E M O R I E VAN T O E L I C H T I N G .
WILHELMINA.
Reeds binnen korten tijd 'na de inwerkingtreding v a n de w e t
van 10 Februari 1910 (Nederlandsch
Staatsblad
n°. 55), b l e e k ,
het voorschrift v a n artikel 2, sub 4°., bij de uitvoering t o t moei3 5 6 . 2.
lijkheden aanleiding t e geven.
Ingevolge deze bepaling waren alle, niet de hoedanigheid v a n
Nederlander bezittende Nederlandsche onderdanen, behoorende
O N T W E R P VAN W E T .
tot de bevolking van Nederlandsch-Indië, die in e e n vreemd
land verbleven, op straffe van verlies v a n d a t onderdaanschap,
verplicht zich binnen drie m a a n d e n n a aankomst a a n t e geven
bij een Nederlandschen consulairen ambtenaar in d a t land e n
W u W I L H E L M I N A , BIJ DE ORATIE G O D S , KONINGIN DER
NEDERLANDEN, P R I N S E S VAN ORANJE-NASSAU, E N Z . , E N Z . , E N Z . die aangifte telkcnjare vóór 1 April t e herhalen. W e l bepaalde
de slotalinea van artikel 2, dat het op deze wijze verloren
onderdaanschap door vestiging in Nederlandsch-Indië wordt herAllen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te
kregen, m a a r zoolang de in Nederlandsch-Indië uit aldaar geweten:
vestigde ouders geboren contractkoelies, Mekka-gangers, Chineezen, enz., die door niet-inachtneming v a n h e t voorschrift de
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk
is artikel 2, eerste lid, sub 4"., van de wet, houdende regeling qualiteit van Nederlandsch onderdaan hadden verloren, nog
buitenslands vertoefden, bleven zij v a n die hoedanigheid vervan h e t Nederlandsche onderdaanschap van niet-Nederlanders,
stoken. D e bij artikel 1, sub 4"., der wet v a n 10 J u n i 1927
t e wijzigen;
(Nederlandsch
Staatsblad
n°. 175) in bedoelde slotalinea a a n gebrachte wijziging, ingevolge welke in plaats v a n , ,NederZoo is h e t , d a t W i j , d e n R a a d v a n State gehoord, en m e t
l a n d s c h - I n d i ë " wordt gelezen: „ h e t Koninkrijk", is in dit opgemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
zicht zonder beteekenis.
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij d e z e :
Bij de overgroote meerderheid der emigreerende Inlanders is
het te loor gaan v a n die hoedanigheid alleen te wijten aan onbeArtikel 1.
kendheid m e t heb voorschrift of a a n onverschilligheid. E n n u
De wet van 10 Februari 1910 (Nederlandsch Staatsblad n°. 55,
kan m e n wel, zooals t o t nog toe gedaan is, in h e t belang v a n
Indisch Staatsblad n°. 290, Gouvernementsblad
n°. 15, Publidie tienduizenden buiten Nederlandsch-Indië vertoevende Inlancatieblad n°. 14), n a wijziging bij de wet v a n 10 J u n i 1927
ders, hen als Nederlandsche onderdanen blijven beschouwen en
(Nederlandsen
Staatsblad n°. 175, Indisch Staatsblad n°. 418,
behandelen door h e n bij de Nederlandsche consulaten te regisGoxivernementsblad
n°. GO, Publicatieblad
n°. 43), houdende
treeren en aldaar h u n paspoorten en certificaten t e viseeren,
regeling van h e t Nederlandsche onderdaansehap van niet-Nederm a a r h e t schijnt toch beter de wetsbepaling zelve, n u zij niet
landers, ondergaat de volgende nadere wijziging.
bevredigend werkt, t e wijzigen. H e t behoeft geen betoog, d a t
H e t eerste lid v a n artikel 2, sub 4°., wordt gelezen:
zooveel mogelijk m o e t vaststaan, of uit Indië afkomstige personeu, niet-Nederlanders, zoolang zij buiten Indië vertoeven,
,,4°. voor zoover h e t .betreft personen, niet behoorende t o t
Nederlandsche onderdanen zijn of niet.
de inheemsche bevolking van Nederlandsch-Indië, door in geval
Ten aanzien v a n de Vreemde Oosterlingen gelden, naar de
v a n verblijf in een vreemd land, n a te laten zich binnen drie
ondergeteekenden meenen, de bezwaren d e r bestaande wetsm a a n d e n na aankomst a a n te geven bij een Nederlandschen
bepaling niet, omdat bij h e n , bij verzuim v a n aangifte, de wil
consulairen ambtenaar in d a t land en door bij voortgezet verblijf
n a te laten die aangifte binnen de eerste drie m a a n d e n v a n elk m a g verondersteld worden, h e t Nederlandsche onderdaanschap
te verliezen.
kalenderjaar te h e r h a l e n . "
Handelingen
d e r Staten-Generaal.
Bijlagen.
1928—1929.