H6 Bak- en smaaktest mbo 12/1

De Bak- en Smaaktest
Mmm.. lekker, we eten vandaag gebakken aardappelen. Toch kan de smaak van gebakken aardappelen sterk
verschillen. Niet alleen de aardappel bepaalt de smaak, ook de olie of het vet waarin ze zijn gebakken.
In dit practicum ga je een smaaktest doen. Voor je kunt proeven, moeten de aardappelschijfjes in vier
verschillende producten worden gebakken. Van de producten waarin je bakt ga je ook de verschillen in
samenstelling onderzoeken.
Deze opdracht doe je samen met 4 tot maximaal 6 klasgenoten.
Lees voordat je begint eerst de hele practicumopdracht door en verdeel daarna gezamenlijk de taken
(aardappelen schillen, aardappelen bakken, codes verzinnen, schema maken, etc).
Practicum
Wat heb je nodig?
- 500 gram geschilde (vastkokende) aardappelen
- plantaardige olie
- pakje ongezouten roomboter
- kuipje margarine
- vloeibare margarine (in fles)
-
4 koekenpannen
gewone pan
4 spatels
mes
aardappelschilmesje
weegschaal
vergiet
keukenpapier / schone theedoek
gasfornuis met 4 pitten
➔
Hoofdstuk 6 Pagina 1
Wat ga je doen?
Voorbereiding: het maken van voorgekookte aardappelschijfjes.
Voorgekookte aardappelschijfjes hoef je minder lang te bakken en zijn dus sneller klaar.
NB. Als je docent voor kant-en-klare voorgekookte aardappelschijfjes heeft gezorgd, begin
dan met stap 9 en sla dit gedeelte over.
1) Breng 1 liter water aan de kook.
2) Weeg ongeveer 500 gram aardappelen af.
3) Schil de aardappelen.
4) Snij de aardappelen in schijfjes van een
cm dik.
5) Doe de aardappelschijfjes in de pan met kokend water.
6) Kook de schijfjes 5 minuten (zet het vergiet alvast in de gootsteen).
7) Giet de aardappelschijfjes met het kokende water in het vergiet.
8) Leg ze daarna op een schone theedoek of op keukenpapier en laat ze enkele minuten
afkoelen.
Bereiding: het bakken van aardappelschijfjes.
9) Verdeel de aardappelschijfjes in vier porties.
10) Geef elk product (olie, kuipje margarine, vloeibare margarine, roomboter) een geheime
code. Kies bijvoorbeeld 1, 2, 3 en 4 of a, b, c of d. Schrijf de code op, om te onthouden
in welke pan je welk product hebt gedaan. Plak een stickertje op de steel van elke
koekenpan met een code voor het vet dat je in de pan gaat doen.
11) Maak op papier een schema waarin je straks gemakkelijk kunt opschrijven wat je
klasgenootjes vinden van de smaak van de gebakken aardappelen.
12) Zet de vier koekenpannen op het fornuis en doe de warmtebron aan.
13) Doe in elke koekenpan twee eetlepels van één van de volgende producten: plantaardige
olie, roomboter, zachte margarine (kuipje) en vloeibare margarine (knijpfles).
14) Voeg de aardappelschijfjes toe zodra het vet heet genoeg is. Voor olie geldt dat het heet
genoeg is wanneer er belletjes verschijnen als je een stukje aardappel toevoegt.
De andere producten zijn heet genoeg als het schuim is weggetrokken.
15) Zet ondertussen 4 borden neer en geef de borden dezelfde code als de pannen.
16) Gebruik in iedere pan een aparte spatel. Schep de aardappelen tijdens het bakken
regelmatig om met de spatel totdat ze goudbruin zijn geworden.
17) Doe de aardappelen op het bord dat dezelfde code heeft als de pan.
Smaaktest
18) Vraag twee klasgenoten van een ander groepje die de codes niet kennen om de smaak
van jullie aardappelschijfjes te beoordelen. Noteer in je schema wat ze van de
smaak vinden.
19) Proef zelf de overgebleven schijfjes voor je eigen smaakoordeel.
Opruimen
20) Maak de borden, pannen en andere spullen weer schoon en ruim alles netjes op.
21) Beantwoord met je groepje nu de volgende vragen.
➔
Hoofdstuk 6 Pagina 2
Vraag 1. Maakt het voor de smaak uit in welk product je de aardappelschijfjes bakt?
Gebruik hiervoor het schema dat je hebt gemaakt.
Ja/Nee*
(* Streep door wat niet juist is)
Vraag 2.
Wat vonden je klasgenoten het lekkerst en wat vonden ze het minst lekker?
Het lekkerst:
Het minst lekker:
Vraag 3.
Wat vond je zelf het lekkerst?
Vraag 4. Maakt het voor het gebruiksgemak uit welk product je kiest?
O Nee
O Ja. Het makkelijkst vond ik __________________________________ om mee te werken, omdat . . . . .
Opdracht 1.
Bekijk de verpakkingen van de producten die je hebt gebruikt. Op de verpakking staat informatie over de
hoeveelheid vet en de soort vet. Vul deze informatie in het onderstaande schema in.
Per 100 gram product
Totaal vet
Verzadigd
vet
Enkelvoudig Meervoudig
onverzadigd onverzadigd
vet
vet
Olie
Roomboter
Margarine (kuipje)
Margarine (vloeibaar)
Vraag 5. Welke verschillen zie je tussen de producten?
Bekijk hiervoor het schema.
Vraag 6. Welke producten zijn het gezondst? Waarom denk je dat?
Tip: let erop of het product vast of vloeibaar is.
Hoofdstuk 6 Pagina 3
De verborgen vetten
Iedereen weet dat olie, margarine of halvarine vet bevat. Dit zijn de zichtbare vetten. Van veel andere
voedingsmiddelen is dit niet zo duidelijk. Dit noemen we de onzichtbare oftewel de verborgen vetten.
Vaak kun je dit wel op de verpakking terugvinden. Maar soms ook niet. Als je toch wilt weten of er vet in zit,
kun je dat eenvoudig met het volgende proefje aantonen.
Wat heb je nodig?
- Keukenpapier
- Potlood
- Stuk gevulde koek
- Chips
- Plakje kaas
- Paar druppels 7-up
- Plakje rookvlees
- Plakje salami
- Stukje appel
- Snee brood
- Plak ontbijtkoek
- Stuk croissant
- Sauzijzenbroodje
- Schijfje komkommer
Wat ga je doen?
1) Maak groepjes van 4 personen.
2) Lees eerst de hele opdracht door en verdeel vervolgens de taken (wie maakt het
schema, wie legt de voedingsmiddelen neer, wie haalt ze weg?) en ga aan de slag.
3) Zet met potlood de naam van het voedingsmiddel op een stuk keukenpapier.
De producten moeten iets uit elkaar kunnen liggen.
4) Maak een schema waarin je kunt opschrijven wat je op het keukenpapier ziet na
5 minuten en na 15 minuten.
5) Leg de voedingsmiddelen nu allemaal tegelijk op het vel papier. Houdt de tijd bij.
6) Laat ze 5 minuten liggen. Haal ze vervolgens allemaal tegelijk van het papier af.
7) Wat zie je nu? Noteer dit in je schema.
8) Laat het keukenpapier nog tien minuten liggen. Lees ondertussen fabel III opnieuw door
en kijk af en toe wat er met de vlekken op het papier gebeurt.
9) Schrijf op wat je na 15 minuten op het keukenpapier ziet.
Vraag 1.
Zie je verschil tussen de vlekken op het papier direct na het weghalen en
na 10 minuten extra wachten?
Vraag 2.
Zo ja, wat is het verschil?
Vraag 3.
Hoe verklaar je het verschil?
Vraag 4.
Welke voedingsmiddelen bevatten onzichtbare vetten?
Hoofdstuk 6 Pagina 4
Eén patatje met!
Voor een patatje met ga je naar de snackbar. Je kunt het natuurlijk ook zelf maken door verse aardappelen
te schillen, te snijden en te frituren. Voor frituren heb je de keuze uit drie producten:
• olie;
• vloeibaar frituurvet;
• vast frituurvet.
Voordat je deze producten gaat gebruiken, onderzoek je eerst wat voor soort vet er in deze producten zit.
Dit doe je ook voor de saus die je straks op je zelfgebakken patat gaat doen. Daarna ga je frituren.
Opdracht 1.
Bekijk de etiketten op de verpakkingen van frituurolie, vloeibaar frituurvet (jerrycan) en vast frituurvet (blok).
Vul nu het onderstaand schema in.
Per 100 gram product
Frituurolie
Vloeibaar frituurvet
Vast frituurvet
Totaal vet (gram)
Verzadigd (gram)
Enkelvoudig onverzadigd vet (gram)
Meervoudig onverzadigd vet (gram)
Vraag 1
Wat valt je op?
Vraag 2a.
Je frituurt vaak en je let ook op je gezondheid. Welk frituurvet kies je dan?
Vraag 2b.
Leg uit waarom je dit frituurvet hebt gekozen.
Opdracht 2.
Friet zonder saus is wel een beetje kaal. Er is keuze genoeg: mayonaise, fritessaus, pindasaus, curry,
ketchup, of een bekende combinatie hiervan, zoals een patatje oorlog. Van sausen wordt vaak gezegd dat
ze ongezond zijn. Maar is dat ook zo?
Bekijk de etiketten van een pot mayonaise en pindasaus en van een fles ketchup, sla- en currysaus.
Vul daarna het schema op de volgende pagina in.
➔
Hoofdstuk 6 Pagina 5
Per 100 gram product Mayonaise
Fritessaus
Ketchup
Currysaus
Pindasaus
(25% olie)
Totaal vet (gram)
Verzadigd (gram)
Enkelvoudig
onverzadigd vet (gram)
Meervoudig
onverzadigd vet (gram)
Vraag 3a.
Wat valt je op aan het soort vet?
Vraag 3b.
Hoe komt dat?
Opdracht 3.
Per groepje van vier ga je frietjes bakken. Je docent verdeelt de groepjes en zegt of je gaat frituren in
frituurolie, vloeibaar frituurvet of vast frituurvet. Lees voordat je begint eerst alle stappen goed door.
Wat heb je nodig (4 personen)?
kilo grote stevige aardappelen (vastkokers)
- Frituurolie, vloeibaar frituurvet of vast frituurvet
- Zout
- Grote pan of friteuse
- Frituurmandje
- Aardappelschilmesje
- Snijplank
- Mes
- Schone theedoeken (2)
- Thermometer
- Twee schalen
- Keukenpapier
➔
Hoofdstuk 6 Pagina 6
Wat ga je doen?
Voorbereiding: het maken van voorgebakken patat
NB Als je docent voor voorgebakken friet heeft gezorgd, begin je met stap 15
en sla dit gedeelte over.
1) Schil de aardappelen.
2) Snijd de aardappelen in plakken van ongeveer
cm.
3) Snijd de aardappelplakken vervolgens in reepjes van ongeveer
cm, zodat er frietjes
ontstaan.
4) Was de frietjes in water.
5) Haal de frietjes uit het water en leg ze op de schone theedoek.
6) Leg de andere theedoek erover heen en dep de frietjes droog.
7) Verwarm in een pan of in de friteuse de olie of het vet tot 160 ºC. Wees voorzichtig!
Heet vet is gevaarlijk en kan ernstige en lelijke brandwonden veroorzaken!
8) Zet het frituurmandje klaar op het aanrecht.
9) Doe de helft van de frietjes in het frituurmandje.
10) Laat het mandje voorzichtig in het hete vet zakken.
11) Bak de frietjes gaar maar niet bruin! Dit duurt ongeveer 5 minuten.
12) Bedek een schaal met keukenpapier.
13) Haal het mandje met frietjes uit het vet en doe de frietjes in de schaal en schud ze om.
14) Herhaal stap 9 t/m 13 met de tweede helft van de frietjes.
Je hebt nu voorgebakken friet. Het afbakken van frietjes gaat op een hogere temperatuur.
Bereiding: het afbakken van de friet
15) Verwarm de olie of het vet verder naar 175 ºC.
16) Leg de helft van de voorgebakken frietjes in het mandje.
17) Laat het mandje in de olie of het vet zakken en bak de frietjes nu goudbruin. Dit duurt
ongeveer 4 minuten.
18) Bedek de tweede schaal met keukenpapier.
19) Haal het mandje uit de pan en doe de frietjes in de tweede schaal en schud ze om.
20) Herhaal stap 16 t/m 19 voor de tweede helft frietjes.
Resultaat: lekkere frietjes
21) Strooi eventueel zout over de frietjes en proef ze! Proef ook de frietjes van de groepen
die ze in een ander product hebben gefrituurd.
22) Kies een lekkere saus en eet smakelijk!
Opruimen
23) Maak alles weer netjes schoon en ruim alles op.
Vraag 4a.
Is er verschil in smaak tussen frietjes gebakken in olie, vloeibaar frituurvet
en vast frituurvet?
Vraag 4b. Zo ja, welke vind je het lekkerste?
Hoofdstuk 6 Pagina 7
Vet over de grens
In het buitenland spreken ze niet alleen een andere taal, ze eten er ook vaak heel andere dingen.
Dat begint al bij het ontbijt. De één begint de dag met brood met margarine en kaas, de ander doopt een
croissant in de koffie. En wat dacht je van gebakken eieren met spek en nog een portie gebakken
aardappelen ernaast als ontbijtje … Ieder land heeft zo zijn eigen eetgewoontes en gebruiken.
Maar verschillen andere culturen ook in de manier waarop zij met vet omgaan? Of dat zo is, ga je
onderzoeken in deze opdracht. Door het houden van een interview verzamel je informatie over de
eetgewoonten en voedingsmiddelen van mensen uit andere landen.
Opdracht 1.
Stap 1
De vragen
Vorm een groepje van 4 personen. Maak gezamenlijk een lijst met 10 vragen die je kunt stellen aan een
leeftijdgenootje of iemand in je familie die afkomstig is uit een ander land. Denk hierbij aan landen die een
geheel andere eetcultuur hebben zoals Suriname, Turkije of Marokko, maar een land als België, Duitsland of
Engeland kan natuurlijk ook. Bedenk vragen over hoe, wanneer en hoe vaak er wordt gegeten en gekookt.
Bedenk bovendien een aantal vragen om er achter te komen welke soorten vet zij gebruiken.
Een paar voorbeelden:
‘Waarin bakken jullie je vlees?’; ‘Eten jullie brood en wat doe je er dan op? (margarine, beleg, ...)’ etc.
Stap 2.
De afspraak
Bedenk aan wie je deze vragen kunt stellen. Maak vervolgens een afspraak. Als het niet lukt om een afspraak
te maken, kijk dan of je het interview misschien telefonisch kunt doen of via e-mail.
Stap 3.
Het interview
Verdeel voordat het interview begint de rollen. Bijvoorbeeld: 2 leerlingen stellen de vragen en 2 leerlingen
schrijven de antwoorden op. Je kunt ook een cassetterecorder gebruiken en de vragen en antwoorden later
uitwerken. Hiervoor moet je wel eerst degene die je gaat interviewen om toestemming vragen.
Test bovendien de cassetterecorder eerst uit. Neemt hij goed op en is het verstaanbaar als je het weer
afspeelt. Vaak is het handig om naast de cassetterecorder toch de antwoorden op te schrijven. Er kan altijd
iets misgaan.
Stap 4.
Het verslag
Maak een verslag van het interview (maximaal 1 pagina) . Lever dit in bij je docent of presenteer dit aan de klas.
Vraag 1.
Welke soorten vet worden er in andere landen gebruikt?
Vraag 2.
Welke verschillen bestaan er tussen de eetgewoontes in andere landen en die
in Nederland?
Vraag 3.
Welke eetgewoontes vind je het gezondst? Waarom?
Hoofdstuk 6 Pagina 8