Schriftlezing Mattheüs 18:1-14 1 Op dat moment kwamen de

Schriftlezing Mattheüs 18:1-14
1 Op dat moment kwamen de leerlingen Jezus vragen: ‘Wie is eigenlijk de grootste in
het koninkrijk van de hemel?’ 2 Hij riep een kind bij zich, zette het in hun midden neer
3 en zei: ‘Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het
koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan. 4 Wie zichzelf vernedert en wordt als
dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemel. 5 En wie in mijn naam één
zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op. 6 Wie een van de geringen die in mij
geloven van de goede weg afbrengt, die kan maar beter met een molensteen om zijn
nek in zee geworpen worden en in de diepte verdrinken. 7 Wee de wereld met haar
valstrikken. Het is onvermijdelijk dat er mensen ten val worden gebracht, maar wee
de mens die de valstrik zet! 8 En als je hand of je voet je op de verkeerde weg
brengt, hak hem dan af en werp hem weg: je kunt beter verminkt of kreupel het leven
binnengaan dan in het bezit van twee handen of twee voeten in het eeuwigbrandend
vuur geworpen worden. 9 Brengt je oog je op de verkeerde weg, ruk het dan uit en
werp het weg: je kunt beter met één oog het leven binnengaan dan in het bezit van
twee ogen in het vuur van de Gehenna geworpen worden. 10 Waak ervoor ook maar
een van deze geringen te verachten. Want ik zeg jullie: hun engelen in de hemel
aanschouwen onophoudelijk het gelaat van mijn hemelse Vader. 11 12 Wat denken
jullie? Als iemand honderd schapen bezit en een daarvan dwaalt af, zal hij er dan
niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om het afgedwaalde
dier te zoeken? 13 Als het hem lukt het te vinden, dan zal hij zich, dat verzeker ik
jullie, over dat ene meer verheugen dan over de negenennegentig andere die niet
afgedwaald waren. 14 Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: hij wil niet dat een
van deze geringen verloren gaat.
Overdenking:
Vers 1-2 ‘Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk van de hemel?’ Hij riep een
kind bij zich, zette het in hun midden neer
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
De eerste schoolweek zit er voor veel ouders op. Ik was blij dat ze maandag weer
naar school gingen. Ja, niet omdat ze zo vervelend zijn….Ik ben blij dat ze naar
school gaan, omdat ze dan weer eerder op bed liggen. In ieder geval vòòr het 8 uur
journaal. Zeker toen het vakantie was, kon ik dat ook vaak live in de woonkamer
kijken. En het grotemensenjournaal kijken wilden de meiden ook wel. Ik kon de
beelden van zoveel geweld in Irak, Syrië, Oekraïne, Gaza of Israël, zelf nauwelijks
aanzien. En voor mijn dochter van 8 vond ik het helemaal te heftig. Maar wat het
meeste aangreep? De kinderen, die je door het beeld zag schuiven. En dan keek ik
naar mijn eigen dochters die in vrijheid, met een glaasje limonade en paar chipjes,
aan tafel een spelletje zaten te doen. Wat een contrast met de duizenden yezidi’s op
een kale snikhete berg. Wat een contrast met Gaza en Syrië waar nauwelijks meer
een school of huiskamer overeind staat! Ik ben blij dat mijn kinderen nu weer veilig
op bed liggen te slapen, als het wereldnieuws onze huiskamer binnenkomt. Hoe
zouden de ouders van de kinderen daar al die ellende voor hun kinderen
afschermen? Ik vrees dat dat helemaal niet gaat. Kinderen ontregelen daar het
nieuws helemaal niet, zij worden erdoor ontregeld. Marco Borsato schreef destijds
voor de organisatie War Child het prachtige maar ook confronterende nummer De
Speeltuin. Als ik tekst voorlees, herkent u het wel.
Door kapotgeschoten straten
zonder vader, zonder land
loop je hulpeloos verlaten
aan je moeder's warme hand
Morgen zal het vrede zijn
en zal de zon je strelen
zal de wereld weer een speeltuin zijn
en kun je rustig spelen
Na de winter komt de lente
wordt de grijze lucht weer blauw
maar al ben je uit de oorlog
gaat die oorlog ooit uit jou?
Mooie ogen zijn vergiftigd
zijn aan het geweld gewend
en niemand ziet hoe klein je bent
niemand ziet hoe klein je bent
Het Acht uur Journaal wordt ineens een heel ander journaal, als je kinderen nog
wakker zijn. Zij ontregelen als het ware het grotemensennieuws. Waarom schieten ze
dan raketten op huizen af? Zijn ze zo kwaad,papa? vroeg mijn dochter op een avond.
Je moet ruzie toch uitpraten, niet erop slaan? Kinderen ontregelen onze wereld.
Kinderen stellen vragen, waar wij al aan voorbij zijn gegaan. Omdat het in onze
wereld altijd zo is gegaan, stellen wij die vragen niet meer. Zij stellen ons die vragen
wel, omdat wij hen leren dat het in hun wereld niet zo hoort.
Daarom zet Jezus hier vanmorgen een kind in het midden. Niet dat Jezus van zijn
volgelingen verwacht, dat ze nu kinderlijk moeten geloven, wat wij vertaald hebben
met naïef, je hersens uitschakelen, omdat het om je gevoel alleen moet gaan.
NEE, Jezus stelt hier een kind centraal, omdat het kleine onze macht en ons denken
ontregelt. Daarom gaan we er het liefst aan voorbij, daarom zien we het niet staan,
want dan kunnen we door. Nu de regering terug is van zomerreces, lijkt het of het
leed volgens datzelfde 8 uur journaal weer is afgenomen. Schijn bedriegt, maar we
moeten allemaal weer door.
In de voorgaande hoofdstukken draait het om de vraag, wie de grootste is in het
koninkrijk. Ook de leerlingen zijn besmet geraakt met een virus, dat in Israël toen
heel gangbaar was. Praten aan tafel, bij een samenkomst, in de rechtspraak over wie
de grootste is. Dat bepaalde meteen hoe je hem op gepaste wijze eerbied
verschuldigd was. De grootsten in Gods rijk, zo dacht men, waren de martelaren en
de rechtschapene, de goede verstaanders van de Thora. Maar Jezus beantwoordt
deze vraag met een KIND.
In Jezus tijd telde het kind maatschappelijk gezien niet mee. Er wordt hier ook over
HET kind gesproken, waarschijnlijk een meisje, een zwak wezen, van iedereen
afhankelijk. Maar juist door zijn zwakheid, zijn kleinheid, zijn ontvankelijkheid, zijn
nog openstaan voor 1001 mogelijkheden maken dat kind, evenals de armen van
geest, precies andersom, dan de grootsten volgens het Joodse geloof van die tijd.
En wie dit kind ontvangt, in Christus naam, die is groot bij God. Jezus breidt het zelfs
uit: wie dit kind ontvangt in zijn midden, die ontvangt mij. In het kleine, in het
kwetsbare, ontvangen we God. God die voortdurend ons bestaan ontregelt, zien we
het meest zichtbaar in de ogen van een weerloos kind. Want God openbaart zich aan
ons waar wij het meest zwak zijn.
Daar verwacht Jezus dan ook veel weerstand bij. Hij spreekt met flinke overdrijving
over de consequenties als je dat niet doet. Voorbeelden die zo extreem aandoen, dat
ze doen denken aan datzelfde 8 uur Journaal. Jezus wil eigenlijk zeggen: het is voor
mij menens. Doe en denk hier niet te lichtvaardig over, want omdat ze kind zijn,
beschermt niemand ze tegen de vijandigheden van de grote mensen wereld.
Dus doet de Heer dat zelf. Daar kun je dus maar beter niet tussen komen. Hun
engelen hoeven, zoals de serafs bij de roeping van Jesaja in Jesaja 6, hun
aangezicht niet van de Heer af te wenden. God staat in rechtstreeks contact met hen
die zich over de meest kwetsbaren ontfermen.
Dat het hier niet alleen om kinderen gaat, laat vers 10. Het zijn de engelen van de
geringsten. Letterlijk: op hen op wie wordt neergekeken. Kinderen die niet mee tellen,
maar ook de verschoppelingen, de mensen die van vluchtkerk naar vluchtflat worden
verdreven, de bootvluchtelingen, de zwervers die niet meer mee kunnen of willen in
onze wereld, de armen, kinderen, die sterven aan ziekten, die wij kunnen bestrijden.
Maar ook dichterbij huis de mensen op wie wij neerkijken, mensen die wij in ons
eigen leven klein en monddood maken. Waar komen wij het kleine in ons leven
tegen? Hoe gaan wij in de kerk om met het kleine in ons midden? Mogen zij ons
leven nog wel ontregelen? Of gaan we er gemakshalve maar aan voorbij? Het telt
toch nog niet echt mee. We lopen maar snel door, er is nog zoveel te doen. Dat
gevoel kun je soms ook bekruipen bij de kaartenbak van de kerk, waar straks
ouderlingen, diakenen en pastoraal medewerkers JA tegen zeggen. Zij zetten samen
met de andere ambtsdragers - namens ons allen - daar de schouders weer onder.
Waar zitten de kleinen, de geringen in ons midden? En gaan wij daar op af, of laten
we ze uit ons beeld verdwijnen, zodat wij rustig verder kunnen? Het zijn die schapen
waar Gods hart naar uitgaat. Dat wat sterk is, kan wel even op eigen kracht in de
wildernis verblijven. Maar de verdwaalde schapen zoekt hij op. En wij?
Nog even terug naar die sterke bewoordingen van Jezus. Brengt je voet je op de
verkeerde weg, hak hem af. Brengt je oog je op de verkeerde weg, ruk hem uit. Vaak
las ik over deze teksten heen, want ik wilde niet geloven dat het geloof zulke radicale
lijfstraffen zou suggereren. Totdat ik de uitleg hoorde, dat deze overdrijvingen
bedoeld zijn, om aan te geven hoe lastig het is een ingesleten gewoonte, gedrag af
te leren. Stoppen met roken is als het afhakken van je hand. Iedereen die een
slechte houding tegenover een ander probeert te veranderen, ervaart dat als het
uitrukken van je oog. En je gewoontes en houdingen veranderen zijn de moeilijkste.
De hand afhakken die niet aan de arme wil geven,
de voet afhakken die niet de weg van de vrede wil bewandelen, het oog uitrukken dat
de kwetsbaren, de kinderen, niet wil zien.
Jezus zet het kind in ons midden neer, om ons te ontregelen. Niet kinderen zo snel
mogelijk maken tot mini-volwassenen, zodat tieners nu al gebukt gaan onder burnout, prestatiedruk en stress. Nee, kinderen centraal stellen, omdat ze ons iets laten
zien van een andere wereld, de wereld die past bij het koninkrijk van de Hemelen.
Een omgekeerde wereld waar liefde voor het kleine heerst,
in plaats van respect voor de grootste. Waar ontregelen leidt tot meer begrip en
vrede, in plaats van controle en macht die leiden tot oorlog.
Natuurlijk bedoeld om uiteindelijk ons acht uur journaal te ontregelen. Maar niet
minder om eerst onszelf te ontregelen: Waar zien wij het kleine, het kwetsbare in ons
midden staan? Gods engelen gaan niet aan hen voorbij. En wij?
Niemand ziet hoe klein je bent,
Iemand ziet hoe klein je bent.
Amen.