Hoofdstuk 11 - Hans van Woerkom

1
Een Schatkist vol Vertelgeheimen
Bedankt voor het downloaden van het voorproefje van mijn boek ‘Een Schatkist vol
Vertelgeheimen’. Mijn naam is Hans van Woerkom, verhalenverteller en verteltrainer.
Mijn grote passie is het vertellen van verhalen en het trainen van mensen, jong en oud, in het
vertellen van verhalen. Wat is er heerlijker dan het luisteren naar een mooi verhaal?
In dit voorproefje vind je:
Recensies – Workshops – Hoofdstuk 11 (met als deugd: samenwerking)
Een Schatkist vol Vertelgeheimen is mijn eerste boek en zeker niet het laatste. Als
iemand me vraagt wat ik in dit boek het meest waardevolle vind, geef ik als antwoord:
Deel 2 – Een Schatkist vol Verhalen – In hoofdstuk 11-20 behandel ik tien belangrijke
deugden zoals vriendschap, samenwerking, respect (in het boek gebruik ik het woord:
waarden). Bij elk van deze deugden heb ik mooie verhalen gezocht. Hiermee kun je op een
positieve manier werken aan het karakter van kinderen. In hoofdstuk 21 behandel ik het
onderwerp pesten: een heel actueel thema. Als je veel aandacht besteedt aan de deugden, hoef
je minder aandacht te besteden aan pesten.
Natuurlijk kan ik veel meer over het boek zeggen, maar het lijkt me een goed idee om anderen
eerst aan het woord te laten.
Eindelijk een tegengeluid in onderwijsland!
Leerkrachten die worstelen met cito-stress, prestatiedruk, inspectienormen en
uitstroomprofielen hebben met het nieuwe boek van Hans van Woerkom een ‘Schatkist’ in
handen. Lees het boek, probeer het uit in je klas en kom zelf tot de conclusie: ‘Met verhalen
vertellen bereik je meer!’ ‘Een Schatkist vol Vertelgeheimen’ is een must voor elke leerkracht
en Pabo-student die kinderen echt iets wil ‘meegeven’. De bijgevoegde DVD en CD maken de
Schatkist meer dan compleet.
Bert en Ingrid Delhaas, leerkrachten Het Open Venster, Rotterdam
‘EEN SCHATKIST VOL VERTELGEHEIMEN’
Wie het boek van Hans van Woerkom ziet als een studieboek dat in één keer moet worden
gelezen, voor je aan de slag kunt, heeft het mis.
2
‘Een Schatkist vol Vertelgeheimen’ is een lekker bladerboek, een kookboek van het vertellen;
recepten en smakelijke plaatjes, die je nieuwsgierig maken om zelf uit te proberen. Zeker voor
mensen die weinig tijd hebben, biedt het boek voldoende handvatten om de eerste stappen op
het vertelpad te zetten.
Bovendien staat het boek vol bruikbare voorbeeldverhalen en is er een CD en DVD
bijgevoegd met nog meer materiaal. Hoewel ‘Een Schatkist vol Vertelgeheimen’ zich primair
richt op leerkrachten in het basisonderwijs, zal het boek zeker ook anderen aanspreken, die
kinderen en zichzelf kennis willen laten maken met de kracht van een goed verhaal.
Eric Borrias, verhalenverteller www.verhalenverteller.nl
Een boek waar je wel inspiratie van moet krijgen: voor zowel de beginnende als de
gevorderde verteller! Een leidraad voor iedere verteller. Duidelijk en vernieuwend.
Het verhaal en de sociale ontwikkeling samengebundeld! Met recht een SCHAT!
Marcelle Schaarman, leerkracht Elout van Soeterwoudeschool, Rotterdam
Een Schatkist vol Vertelgeheimen
Dit uitgebreide boek (208 pagina’s op A4 formaat) staat bomvol tips en technieken voor het boeiend
vertellen van een verhaal. Niet alleen wordt stilgestaan bij zaken als stemgebruik, lichaamshouding,
gebaren en mimiek, maar ook is er veel aandacht voor de voorbereiding van een verhaal. Manieren
om tot de kern van het verhaal te komen en om je hoofdpersonage te leren kennen worden
uitgelegd. Daarbij zijn tips om je verhaal in 30 minuten vertelklaar te maken. Het is eigenlijk
geschreven als een soort handleiding voor leerkrachten die, wegens gebrek aan tijd (of moed),
verhalen vertellen lastig vinden. Veel voorbeelden, tips en oefeningen hebben dan ook betrekking op
de onderwijspraktijk. Een apart hoofdstuk is gewijd aan de interactie tussen de verteller en
luisterende kinderen. Maar het bevat voor iedereen die vertelt of wil gaan vertellen nuttige tips en
aandachtspunten. Ook voor studenten van vertelopleidingen is het een handig naslagwerk.
De tweede helft van het boek bevat 22 verhalen voor kinderen. Van elf daarvan worden een korte en
een lange versie gegeven. Bij die verhalen worden de stappen uit de voorbereiding weergegeven,
waardoor je ziet hoe de theorie wordt toegepast. Ook staan er ‘regieaanwijzingen’ bij: suggesties wat
je met je stem, mimiek of gebaren zou kunnen doen bij een bepaald moment in het verhaal. Het
boek is geïllustreerd met tekeningen en fotootjes en sluit af met een thematisch register op de
verhalen. Bij het boek zitten een cd en een dvd met verhalen en verhaalfragmenten. Alles bij elkaar is
het een inspirerende en rijk gevulde schatkist.
Nico van Lent, verhalenverteller
Hans van Woerkom heeft zijn jarenlange ervaring in het onderwijs en zijn vertellersvakmanschap samen gebracht in een schitterend boek. Een ware schatkist vol weetjes, tips
en tricks voor leerkrachten die aan de slag willen met verhalen in hun klas. Het boek is
duidelijk gestructureerd en praktijkgericht. Het bevat heldere en eenvoudige werkwijzen om
verhalen vertelklaar te maken of om kinderen zelf te laten vertellen. De voorbeeldverhalen
zijn zorgvuldig uitgezocht en thematisch gerangschikt. Ze zijn zowel in het boek te vinden als
op de bijbehorende CD. De DVD onthult niet alleen weetjes over stemgebruik, gebaren,
mimiek, maar geeft ook tips over gebruik van spanning en stiltes in een verhaal. Al deze
theorie wordt meteen verduidelijkt aan de hand van goed gekozen verhaalfragmenten. Zo
koppelt Hans van Woerkom theorie meteen aan praktijk, wat de informatie zeer toegankelijk
en bruikbaar maakt.
'Een Schatkist vol Vertelgeheimen' hoort thuis in iedere schoolbibliotheek of beter nog ...
binnen handbereik van iedere leerkracht. Want een leerkracht die goed kan vertellen, kan
zijn/haar leerlingen boeien als geen ander! Mia Verbeelen, verteller www.miaverbeelen.be
3
Als je meer informatie wilt: 010-5120667 [email protected]
Mijn missie: Zoveel mogelijk leerkrachten de onschatbare waarde laten inzien van het
vertellen van verhalen.
Mijn visie: Verhalen vertellen is een geweldige en inspirerende manier om aan leerdoelen te
werken. Leerkrachten, die goed kunnen vertellen, boeien kinderen.
De informatie via verhalen blijft veel langer en beter hangen.
Ik help leerkrachten en aanstaande leerkrachten om sneller en beter een verhaal voor te
bereiden en te vertellen. (heel handig als je een verhaal in 30 minuten kunt voorbereiden)
Mijn workshops kenmerken zich door een goede sfeer, humor, positieve feedback,
enthousiasme en betrokkenheid.
Twee recensies van vertelworkshops van directeuren uit het basisonderwijs:
In het begin was de sfeer wat afwachtend. Al snel was het ijs gebroken, toen Hans van Woerkom heel
beeldend een verhaal vertelde. Met korte spelopdrachten in groepen ging iedereen aan de slag en al
snel bleek dat in elke leerkracht de verteller (weer) boven kwam. Met als resultaat prachtige
vertellingen voor en door het team. Wat goed om deze talenten van elkaar te kunnen bewonderen.
Wat knap dat Hans dit in een paar uur tijd voor elkaar heeft gekregen!
Marjan
den Haan, directeur Julianaschool Dordrecht
Om het vertellen van verhalen een nieuwe impuls te geven bij ons op school, hebben we Hans
van Woerkom gevraagd een vertelworkshop te geven aan ons team. Het was een energieke en
inspirerende avond voor onze 50 collega's! Het vakmanschap van Hans heeft ons enthousiast
gemaakt en geleerd hoe je in korte tijd een verhaal kan voorbereiden.
José van Heusden, directeur CBS Johan Friso Dordrecht
Een recensie van drie vertelworkshops op een PABO in Groningen:
'Hans heeft voor de eerstejaars studenten van de Academische lerarenopleiding
basisonderwijs een workshop verhalen vertellen verzorgd. Hij begon met een mooi
verhaal waarin hij de kwaliteiten van een verhalenverteller duidelijk demonstreerde.
Vervolgens zette hij de studenten op een leuke en zinvolle wijze aan het werk met een
verhaal. Na 1 uur en drie kwartier waren de studenten in staat samen een verhaal te
vertellen dat ze daarvoor hadden ingestudeerd. Een knappe prestatie!'
Bernard Bloem, docent Nederlands AOLB, Hanze University Groningen
Een recensie van Octo, een instelling die teamtrainingen verzorgt:
Met Octo organiseren wij teamtrainingen in het onderwijs. Vaak gebruiken we Hans van Woerkom
tijdens een training om een verhalenworkshop te geven. Zijn unieke wijze van vertellen is bijzonder
inspirerend voor onderwijsgevenden. Na de workshop kunnen de deelnemers met deze inspiratie en
de nodige verteltips op een veilige manier aan de slag in de klassensituatie. Ik kan een workshop van
Hans aan iedereen aanbevelen.
Eric Teunisse, oud-directeur van Montessorischool Kralingen, nu teamtrainer
4
Workshops
Een goede manier om de vertelvaardigheden, die je opgedaan hebt in het boek, in praktijk te
brengen is het volgen van vertelworkshops. Praktisch bezig zijn in een groep stimuleert en
verdiept je vaardigheden. Je leert veel door naar elkaar te luisteren en te kijken. Je gaat dingen
uitproberen. En natuurlijk krijg je feedback die je beter maakt in het vertellen van een verhaal.
Er wordt vaak gewerkt in tweetallen en soms in groepsverband. De basisaanpak is: goed
luisteren, waardering geven en suggesties aanreiken. Het is handig als je weet wat je moeilijk
vindt bij het vertellen en waar je ondersteuning bij wilt.
Je gaat op zoek naar de verteller die je wilt zijn.
Bij workshops is maatwerk belangrijk. Iedere groep, ieder schoolteam is weer anders.
Workshops duren minimaal 90 minuten, maar het kan ook een dagdeel of twee dagdelen
duren. Of het wordt een cyclus van meerdere workshops, eventueel verdeeld over een langere
periode. Doelgroepen: een schoolteam, deel van een schoolteam, beginnende vertellers.
Er zijn veel vertelworkshops: een greep uit de mogelijkheden
‘Een verhaal vertelklaar in 30 minuten’
‘De geheimen van interactief vertellen’
‘Humor: de krenten in de pap’
‘Spanning: op het puntje van je stoel’
‘Verbeelding: sleutel tot een geweldig verhaal’
‘Jeugdherinnering met een lach en een traan’
Uiteraard is maatwerk altijd mogelijk.
Informatie: 010-5120667 of [email protected]
Boek bestellen: http://hansvanwoerkom.nl/boek_schatkist_vol_vertelgeheimen/
5
Hoofdstuk 11
Samenwerking
De Blokhut
Het waren vrienden, maar waren het echte vrienden? Nee. Echte vrienden zijn zeldzaam.
Ze speelden wel vaak met elkaar. Dat wel. En regelmatig hadden ze ruzie: acht jongens en
meisjes uit groep 7 van een school in dorp in Drente. Hadden ze echt iets voor elkaar over?
Misschien of misschien ook niet.
Vandaag voetballen ze met elkaar op een grasveldje aan de rand van een groot bos. ‘Hé Stijn,
geef die bal nu eens aan mij. Jij doet alles alleen.’ Eva heeft er genoeg van. ‘Vergeet het maar,
Eva. Je doet er toch niets mee.’ Zo gaat het steeds. Echt gezellig is het niet. Terwijl ze bezig
zijn, zien ze ineens iemand toekijken. Een jongen die ze niet kennen. Ze stoppen met
voetballen. De jongen draagt eenvoudige kleren en heeft donkerblond steil haar.
‘Wil je meedoen?’ ‘Nee, ik kijk alleen maar.’ Elke dag komt hij terug. Af en toe maken ze een
praatje. ‘Waar woon jij?’ ‘Overal en nergens.’ ‘En waar staat je huis?’ ‘Ik heb geen huis.’ Als
ze naar huis lopen, praten ze over hem. Sophie heeft het hoogste woord. ‘Ik vind hem een
beetje zielig. Misschien is het wel een zwerver. Zullen we iets voor hem doen?’ Thomas haalt
zijn schouders op. ‘Wat dan?’ ‘Wat dacht je van een blokhut in het bos?’ ‘Een blokhut? Dat
kan toch helemaal niet. Daar heb je een hoop hout voor nodig. En bovendien, we kennen die
jongen niet eens.’ Luuk stapt naar voren. ‘Ik vind het een goed idee.’ Thomas gelooft er niet
in. ‘Zoiets kunnen we niet en we hebben ook geen spullen.’ ‘Nou, vindt Luuk, we kunnen
toch gewoon beginnen.’ Sophie is praktisch. ‘Laten we het eerst eens aan die jongen vragen.’
De volgende dag zien ze de jongen. Hij glimlacht als hij het voorstel hoort. ‘Wat een goed
idee. Ik vind het prima. Ik ben Fabian.’ Diezelfde dag maken ze een plan. Daan maakt de
tekening van de blokhut. Hij heeft veel op internet gekeken. Lisa schrijft een lijst op van alles
6
wat ze nodig hebben en dat is nogal wat: zagen, spijkers, hamers, schroeven, dakpannen, een
deur, nijptangen, tegels, zand en natuurlijk veel hout. Ze keken elkaar aarzelend aan. ‘Dat
hebben we lang niet allemaal.’ Luuk lacht. ‘Maakt niet uit. We beginnen gewoon.’ ‘Vertellen
we het thuis?’ ‘Nee, dat vinden ze nooit goed.’ ‘Laten we morgen starten met de fundering.’
‘Wat is dat?’ ‘Nou eh, je kunt dat huis toch niet zomaar op de grond zetten. Er moet iets
onder. Daarvoor hebben we zand en tegels nodig.’
De volgende dag gaan ze op pad. Op allerlei plaatsen vragen ze om zand en tegels, maar dat
gaat niet zo gemakkelijk. Bijna overal horen ze: ‘Het spijt me. Ik kan jullie niet helpen.’ De
hele dag zijn ze bezig. Sommige kinderen worden er moedeloos van. Anderen moedigen ze
aan. ‘Kom op, we gaan gewoon door.’ Aan het eind van de dag hebben ze wat zand en een
paar tegels. ‘Sorry, Fabian, we hebben het de hele dag geprobeerd, maar dit was alles wat we
kregen.’ Fabian lacht ze toe. ‘Geeft niets. Jullie hebben toch je best gedaan.’
Als ze de volgende dag terug komen, is er iets vreemds. Er ligt een hoop zand en genoeg
tegels. ‘Waar komen die vandaan?’ Fabian steekt zijn duim op. Ze lachen naar elkaar en
vragen niet verder.
Daan, de tekenaar, neemt de leiding. Hij weet precies wat ze moeten doen en geeft
aanwijzingen. Alle jongens en meisjes doen wat. Aan het eind van de middag is de fundering
klaar. Ze zijn heel blij. Zo goed hebben ze nog nooit samengewerkt. Met de andere klussen
gaat het ook moeizaam. Bij houtwinkels en enkele fabrieken vragen ze om hout. ‘Jongens en
meisjes, dat kost geld.’ ‘Maar we willen zo graag iemand helpen.’ ‘Mooi. Kom maar terug als
je geld hebt.’ Uren later hebben ze zeven planken. Teleurgesteld laten ze het zien aan Fabian,
die ze hartelijk bedankt. De volgende dag kijken ze hun ogen uit. Ze ontdekken een enorme
stapel hout. ‘Hoe is dat mogelijk, Fabian?’ ‘Tja, ’t was er ineens.’ Niemand vraagt verder,
maar blij dat ze zijn. ‘Fabian, jouw hut wordt geweldig.’ De acht jongens en meisjes worden
steeds enthousiaster.
Ze spreken af dat ze morgen van huis allerlei dingen mee zullen nemen en dat doen ze.
Eigenlijk is het te weinig: één zaag, wat schroeven, één hamer, één nijptang, drie dakpannen.
Als ze bij de plek in het bos aankomen, liggen er zagen, schroeven, hamers, nijptangen en
dakpannen. Ze vinden het wonderlijk, maar zeggen niets. Daan verdeelt de taken en er wordt
getimmerd en gezaagd. Passen en meten. Met een tevreden gevoel gaan ze naar huis. Een paar
dagen later zijn ze al heel ver. Het enige dat ontbreekt, is een deur. In groepjes van vier gaan
ze vele zaken langs. Overal horen ze ‘nee, ik heb geen deur voor jullie’. Geld om hem te
kopen hebben ze niet. Soms verliezen ze de moed, want het lukt steeds maar niet. Aan het
eind van de middag komen ze aan bij de hut. Ze zien er somber uit. ‘Fabian, het is niet …’ In
de blokhut zien ze een mooie deur. ‘Maar hoe …’ Fabian straalt. ‘Maakt niet uit. De deur is
er.’
‘Fabian, morgen gaan we een feestje vieren.’ De jongen knikt alleen maar. De volgende dag
staan ze bij de prachtige blokhut. Ze schreeuwen het uit. Hij is niet zo groot, maar groot
genoeg. Gelukkig kijken ze elkaar aan. ‘Zo, dat hebben we toch maar mooi voor elkaar
gekregen met z’n allen!’ ‘Hé, waar is Fabian eigenlijk?’ Waar ze ook zoeken, geen Fabian.
De dagen erna wachten ze op hem. Fabian komt niet. Daan, de tekenaar, heeft een voorstel.
‘Jammer dat Fabian weg is, maar we kunnen die hut toch zelf gebruiken.’ ‘Ja, zeggen ze
allemaal.’ Vanaf die dag gaan ze er vaak spelen. Er is wel wat veranderd. Het is een groep
geworden: een groep van acht vrienden. Met een heel mooie … blokhut!
Bron: geschreven door Hans van Woerkom.
7
Samenwerking
Samenwerking vind ik een belangrijke waarde om te stimuleren op school. Via goede
verhalen kun je de kinderen vertrouwd maken met de voordelen van samenwerken. Heel veel
dingen in het leven komen tot stand door samenwerking. Vooral bij het bouwen zoals een
huis, een school, een kerk of een blokhut is dat heel duidelijk. Zoiets doe je niet alleen. Met
elkaar gaat het beter en sneller. Natuurlijk zijn er dingen die je zelf ook prima kunt doen. In
het verleden dacht ik dat ik veel zaken wel alleen kon doen en oplossen. Later is het me
duidelijk geworden dat samenwerking vele voordelen biedt. Dit boek met de DVD en CD zou
zonder samenwerking en ondersteuning niet tot stand zijn gekomen.
Jaren geleden speelde ik in een basketbalteam. Frans, de trainer van Heren 1, ging met ons
meedoen als speler / coach. Door zijn inbreng en inzicht ging elke speler een stuk beter
spelen. We werden een team en wonnen zelfs van tegenstanders waar we normaal nooit van
gewonnen zouden hebben. Tijdens de time-outs vertelde hij kort en duidelijk hoe we het beste
konden spelen. Het lukte bijna altijd om zijn instructies uit te voeren en we werden dat jaar
zelfs kampioen.
Tegenwoordig wordt regelmatig gesproken over coöperatief leren. In een vriendelijke en open
sfeer leren kinderen met en van elkaar. Kinderen kunnen vaak op een duidelijke manier iets
aan elkaar uitleggen vooral als ze het probleem zelf net onder de knie hebben. Coöperatief
leren is echt samenwerken. Hierbij zijn de leerlingen als groepsleden bij elkaar betrokken en
van elkaar afhankelijk om een goed resultaat te behalen. Deze vorm van samenwerken levert
een bijdrage aan de cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen. Samenwerking is een
vaardigheid die heel belangrijk is als je goed wilt functioneren in het maatschappelijk leven.
Het wordt zeer gewaardeerd in het bedrijfsleven, het gezin en op nog veel meer plaatsen.
Er wordt op sommige scholen gewerkt volgens de GIPS-aanpak: coöperatief leren.
Gelijkwaardige bijdrage – alle kinderen leveren een gelijkwaardige bijdrage aan het
groepsresultaat.
Individuele aanspreekbaarheid – alle kinderen zijn individueel aanspreekbaar over het
groepsresultaat.
Positieve wederzijdse afhankelijkheid – de inzet van alle groepsleden is nodig.
Simultane interactie – alle kinderen zijn gelijktijdig actief bezig met het onderwerp.
Uit deze basisprincipes vloeien de volgende aspecten voort: betrokkenheid,
verantwoordelijkheid, hulpvaardigheid en zelfstandigheid.
Bij gewoon samenwerken zie je regelmatig dat de sterkste kinderen de leiding nemen en dat
zwakkere leerlingen nogal eens afhaken. Bij coöperatief leren is dat minder het geval. Dat
heeft te maken met de GIPS-aanpak.
De Duiven en de Kraai
Midden in het bos stond een sterke, oude eikenboom. Bovenin zat mevrouw Kraai. Ze
hield het bos scherp in de gaten en lette op alles wat er gebeurde. Ze zag een man naderen met
een vangnet. Precies onder haar boom legde hij dat net. Over het net spreidde hij bladeren uit
en op die bladeren strooide hij maïskorreltjes. De jager verstopte zich een stuk verder in de
bosjes. Hij lag op de loer.
Mevrouw Kraai vliegt omhoog en schreeuwt het uit. ‘Gevaar. Groot gevaar.’ De dieren
begrijpen het en blijven uit de buurt van de oude eikenboom. Een zwerm duiven vliegt in de
8
lucht en ziet de maïs liggen. Ze weten niets van het gevaar en duiken er op af. Mevrouw Kraai
probeert ze nog te waarschuwen, maar ze horen het niet. Ze storten zich op de korreltjes en
zitten even later vast in het net.
Ze slaan met hun vleugels, maar het net is veel te sterk. De jager wrijft in zijn handen.
‘Geweldig. Lekkere duiven. Wat een vangst.’ De duiven zien mevrouw Kraai. ‘Help ons
alsjeblieft!’ ‘Luister goed. Hou op met dat gefladder en probeer allemaal tegelijk weg te
vliegen. Als dat lukt, breng ik jullie naar iemand die kan helpen.’ Ze doen het en het mislukt.
Nog een keer proberen ze het en … met net en al vliegen ze weg. Ze kunnen niet omhoog
door de takken en de bladeren. Dus proberen ze weg te komen onder de bomen.
De jager is zeer verbaasd en rent er achter aan. De duiven vliegen door.
‘Blijven samenwerken.’ Als de jager ziet dat verderop het bos ophoudt en ze naar boven
kunnen vliegen, gaat hij nog harder lopen. Hij heeft ze bijna, maar hij grijpt mis en valt in
scherpe doornstruiken. De duiven zijn ontsnapt. Toch zitten ze nog steeds vast in het net!
Mevrouw Kraai vliegt voorop. Boven een heuvel kijken ze naar beneden en zien een
ruïne liggen. Op een plein landen ze. Mevrouw Kraai kijkt de duiven aan: ‘Ik zal mijn vriend
Virak roepen.’ De duiven zijn doodmoe en vragen zich af, wie Virak is. Ze zien allemaal
holletjes. Daarin roept mevrouw Kraai enkele keren: ‘Virak, Virak!’
En daar verschijnt een dier met rode oogjes, snorharen, een lijf en een lange staart. Ze
schrikken allemaal: ‘Een rat!!’ ‘Wees niet bang, dit is mijn vriend Virak. Hij kan jullie echt
helpen!’
Virak begrijpt de situatie en begint direct het net door te knagen. Razendsnel bevrijdt
hij de ene duif na de andere. Als ze allemaal vrij zijn, juichen ze Virak toe. De duiven
bedanken mevrouw Kraai en vliegen weg. Mevrouw Kraai bedankt de rat en vliegt terug naar
de sterke, oude eikenboom. En daar zit ze, bovenin en houdt alles in de gaten.
9
Informatie over de korte versie
Verhaalvoorbereiding
Zie hoofdstuk 8.
Voor Wie?
Dit verhaal kun je zeker vertellen aan de kinderen van groep 1-6. Groep 7 en 8 zou kunnen. Je
kunt de jager dan wat angstaanjagender maken en de achtervolging door de jager spannender.
Wanneer Waar Wie Wat Hoe:
Wanneer:
Waar:
Wie:
Wat:
Hoe:
Lang geleden of nog niet zo lang geleden.
In een bos en later bij een ruïne.
Mevrouw Kraai, een jager, vele duiven en een rat.
De duiven duiken af op eten en komen vast te zitten in een net.
Hoe komen ze weer vrij?
Mevrouw Kraai stelt de duiven voor om allemaal tegelijk weg te vliegen met
het net. Dat doen ze en zo ontsnappen ze aan de jager. De rat Virak bevrijdt
hen uit het net.
De verhaalbotten:
1. In een oude eikenboom zit mevrouw Kraai, die het bos goed in de gaten houdt.
2. Een jager legt een net met bladeren en maïskorreltjes onder haar boom.
3. De duiven vliegen erop af en horen de waarschuwingen van mevr. Kraai niet.
4. Ze eten van de maïskorreltjes en komen vast te zitten in het net.
5. De jager is dolgelukkig, want dit is een geweldige vangst.
6. Mevr. Kraai geeft aan de duiven de raad om allemaal tegelijk weg te vliegen.
7. De tweede keer lukt het en ze vliegen weg onder de bomen.
8. De verbaasde jager rent er achter aan, probeert ze te pakken en valt in de doornstruiken.
9. De duiven ontsnappen en vliegen naar een ruïne met allemaal holletjes.
10. Mevr. Kraai roept haar vriend Virak, waar de duiven erg van schrikken: ‘Een rat!!’
11. De rat knaagt het net door en bevrijdt alle duiven.
12. Ze juichen Virak toe en vliegen weg naar een nieuw avontuur.
Essentie:
Wat is voor jou de essentie? Om de essentie te vinden, kun je jezelf de volgende vragen
stellen: Wat vind je het mooiste in dit verhaal? Wat spreekt je aan?
Wat trekt je naar dit verhaal? Welk beeld blijft het meest hangen?
Wat wil je meegeven? Waarom wil je dit zo graag vertellen?
Waarden of Deugden:
1. Samenwerking
Om te overleven moeten de duiven samenwerken. Ze moeten allemaal tegelijk omhoog
vliegen en blijven vliegen.
2. Vriendschap
10
Mevrouw Kraai heeft een vriend: de rat Virak. Hij toont zich een goede vriend door alle
duiven te bevrijden.
Andere waarden die je terugvindt in het verhaal zijn: behulpzaamheid – inlevingsvermogen –
opoffering – moed – doorzettingsvermogen.
Aandachtspunten:
1. Hoe ziet de oude eikenboom eruit? Kun je mevrouw Kraai zien zitten?
2. Hoe ziet de jager eruit? Wat is het voor iemand? Denk ook aan: het neerleggen van het net
en rondkijken; op de loer liggen; blij zijn met de vangst; hijgend achter de duiven
aanrennen.
3. Hoe voelen de duiven zich in allerlei situaties?: verlangend naar eten; gevangen in het net;
een jager die steeds dichterbij komt; achtervolgd door de jager; wegvliegend met het net;
een rat die hen bevrijdt.
4. Hoe ziet de rat eruit? Wat is het voor iemand?
Denk ook aan: dit vermeld ik slechts één keer. Dit kun je bij alle verhalen gebruiken!
Karakters – Wat voor mensen / dieren zijn er en hoe zijn ze?
Dialogen – Laat de karakters met elkaar praten.
Emoties – Welke emoties zijn belangrijk in het verhaal?
Stem – Hoe kun je je stem gebruiken? (algemeen en bij emoties?) Hoe praten de karakters?
Gezicht – Laat de emoties zien op je gezicht.
De lange versie:
In deze versie zitten belangrijke verschillen met de korte versie. Enkele verschillen: Mevrouw
Kraai wordt nu ‘de vliegende krant’. En er is een nieuw personage: Koning Scherpoog, de
koning der duiven. Hij stimuleert de duiven tot samenwerking en daardoor ontsnappen ze. In
de korte versie kent mevrouw Kraai Virak de rat. In de lange versie is dat Scherpoog.
In de korte versie komt het idee van samenwerking van mevrouw Kraai. In de lange versie
van Scherpoog. Er zit nu aardig wat interactie in. De kinderen kunnen meedoen en dat
bevordert de betrokkenheid. Samenwerking speelt een nog grotere rol in de lange versie: bij
het hoog in de lucht wegvliegen met het net en als Virak uitgeput is.
De Duiven en de Kraai
Midden in het bos stond een oude, sterke eikenboom met dikke, krachtige takken en
ontelbare groene bladeren. Boven in de eikenboom woonde mevrouw Kraai. Ze was trots op
haar mooie zwarte veren. De dieren hadden haar een naam gegeven: ‘de vliegende krant’. Dat
was een goede naam voor haar, want ze wist bijna alles wat er gebeurde in het bos. Dan vloog
ze de lucht in en schreeuwde het uit. Gisteren was het nieuws bijzonder: ‘Hebben jullie het
gehoord? De haas en de schildpad hebben een hardloopwedstrijd gedaan en weet je wie het
gewonnen heeft? De schildpad!! Ongelofelijk, hè?’ Eergisteren ging het over de beer:
‘Meneer Beer is gestoken door wel duizend bijen. Hij kon weer eens niet afblijven van hun
honing. Eigen schuld, dikke bult.’ Maar wat er vandaag gebeurde? Luister!
Vroeg in de middag ziet mevrouw Kraai een man dichterbij komen. Ze vertrouwt het
niet en kijkt heel goed. De man heeft iets bij zich en hij kijkt steeds om zich heen. Dat is
verdacht! Precies onder de eikenboom van mevrouw Kraai stopt hij. Ze ziet dat hij een net op
de grond neer legt. ‘Die man is een jager.’ De man pakt een heleboel bladeren en bedekt het
net. Je ziet er niets meer van. Uit zijn broekzak haalt hij een zakje tevoorschijn. Daarin zitten
goudgele maïskorreltjes. Die strooit hij over de bladeren en kijkt in het rond. Niemand heeft
11
het gezien, …… denkt hij. Hij loopt weg en verstopt zich een stuk verder in de bosjes. De
jager ligt op de loer.
Mevrouw Kraai weet het. ‘Dit is GEVAAR, groot gevaar. Ik moet meteen de dieren
waarschuwen. Ze vliegt op en schreeuwt het uit. ‘Gevaar. Gevaar. Het net ligt klaar.’ De
dieren die het horen nemen het over. ‘Gevaar. Gevaar. Het net ligt klaar.’ (kinderen mee
laten doen) En weer andere dieren doen ook mee. ‘Gevaar. Gevaar. Het net ligt klaar.’
‘Ruik en kijk. Ruik en kijk, maar blijf uit de buurt van de oude eik!’ (stem van de kraai)
Meteen roepen de dieren: ‘Ruik en kijk. Ruik en kijk, maar blijf uit de buurt van de oude eik!’
(kinderen!) En de andere dieren: ‘Ruik en kijk. Ruik en kijk, maar blijf uit de buurt van de
oude eik!’ Alle dieren die het gehoord hebben, blijven uit de buurt van de oude eikenboom.
Niet iedereen heeft het gehoord. Hoog in de lucht vliegt een koning. Het is de koning van
de duiven. Hij heeft een gouden kroontje en zeer scherpe ogen. Daarom heet hij Koning
Scherpoog. Als er ergens voedsel ligt, weet hij het te vinden met zijn scherpe ogen. Hij ziet
vanuit de lucht die goudgele maïskorreltjes en het water loopt hem in de mond. ‘Vrienden,
eten, volg mij.’ (stem van een koning!) Scherpoog duikt naar beneden, gevolgd door alle
duiven. Mevrouw Kraai ziet ze komen. ‘Oh, nee, dat gaat fout.’ Ze vliegt omhoog en krast:
‘Gevaar. Gevaar. Het net ligt klaar. Ruik en kijk. Ruik en kijk, maar blijf uit de buurt …!’
Door het klapperen van hun vleugels horen de duiven de waarschuwing niet. Ze landen
bovenop de maïskorreltjes en beginnen te eten. Meteen klapt het net dicht. (klap in de
handen)
Alle duiven zitten gevangen. Ze fladderen, spartelen en klapperen, maar ze komen
alleen maar vaster te zitten. Koning Scherpoog begrijpt dat hij een grote fout heeft gemaakt.
Hij kijkt om zich heen en ziet een man dichterbij komen: de man van het net, de jager! De
jager is geweldig blij. ‘Wel honderd duiven in mijn net. Vijf in de koekenpan en de rest
verkoop ik. Dat wordt een hoop geld!’ (heel enthousiast) Op zijn gemak loopt hij in de
richting van de oude eikenboom.
De duiven hebben de jager gezien. ‘Help. Koning Scherpoog. Die man wil ons pakken.
Wat moeten we doen?’ Ze praten door elkaar en weten het niet meer. Vlug bedenkt Koning
Scherpoog een plannetje. ‘Vrienden, stil eens even. Er is maar één manier om te ontsnappen
en dat is samenwerken. Als we allemaal tegelijk op vliegen, kunnen we uit de handen blijven
van die jager.’ De duiven beginnen nog harder door elkaar te roepen.
‘Sstt vrienden, niet zo eigenwijs, hou op met dat gekrijs.
De jager komt nu snel, omhoog bij de derde tel! 1, 2 ……… Ze praten nog harder door elkaar.
‘Vrienden, nu even stil.’ (stimuleer om mee te laten doen met de rijmwoorden en het
tellen!)
‘Sstt vrienden, niet zo eigenwijs, hou op met dat … gekrijs.
De jager komt nu … snel, omhoog bij de derde … tel! 1, 2 ………3!!
Het is ongelofelijk, maar ze luisteren. Allemaal tegelijk vliegen ze omhoog met het net.
Doordat er veel takken met bladeren zijn, kunnen ze niet verder omhoog. Ze vliegen weg
onder de bomen als een vliegend tapijt. De jager kan zijn ogen niet geloven. ‘Hè, duiven, die
samenwerken? Dat heb ik nog nooit meegemaakt. Dat gaat zeker fout. Dat net valt zo naar
beneden, want ze willen natuurlijk allemaal een andere kant uit!’ Tot zijn verbazing gebeurt
dat niet en vliegen ze verder onder de bomen. ‘Ik moet ze inhalen, anders ben ik mijn net en al
die lekkere duiven kwijt.’ De jager rent er snel achteraan. Koning Scherpoog moedigt zijn
duiven aan: ‘1, 2, 1, 2, 1, 2, 1, 2.’ (kinderen doen mee) Ook mevrouw Kraai is meegevlogen.
Ze roept hard mee. ‘1, 2, 1, 2, 1, 2.’ De jager komt nu vlug dichterbij. ‘Kom op, 1, 2, 1, 2, 1,
12
2, 1, 2. Kijk, het bos houdt daar op. Nog even en we kunnen wegvliegen naar boven.’ Dat
vindt mevrouw Kraai ook. ‘Ja, nog even en jullie zijn vrij: 1, 2, 1, 2, 1, 2.’
De jager begint nog harder te rennen. Hij is nu zo dichtbij dat hij ze bijna kan grijpen. ‘Ja, ik
heb ze. Nog even en ik ben rijk.’ Scherpoog ziet het gevaar. ‘Sneller, vrienden, 1, 2, 1, 2, 1,
2.’ ‘1, 2, 1, 2, 1, 2.’ Een paar meter nog en ze zijn vrij. ‘Dat zal niet gebeuren.’ De jager
neemt een geweldige sprong en grijpt ……… mis. Hij valt in de scherpe doornstruiken.
‘Au!!’
De duiven vliegen omhoog met het net. De jager krabbelt snel overeind en schudt zijn
vuist. ‘Kom terug.’ Dat doen ze natuurlijk niet. ‘Koning Scherpoog, u heeft ons gered. Toch
zitten we nog steeds vast in het net.’ ‘Dat is waar, maar ik heb een bijzondere vriend, die ons
kan bevrijden. We vliegen nu meteen naar Virak.’ De duiven kijken elkaar aan: ‘Ken jij
Virak?’ ‘Nee, ik niet.’ ‘En jij?’ ‘Nee.’ ‘Mevrouw Kraai, kent u soms Virak?’ ‘Nee, nooit van
gehoord. Misschien is het een konijn!’ Als ze door vliegen, worden er een aantal duiven moe.
Ze rusten uit terwijl andere duiven extra hun best doen. Na een tijdje wisselen. Dan rusten de
duiven die gevlogen hebben.
Uren later vliegen ze over een heuvel. Koning Scherpoog glimlacht. ‘Vrienden, daar beneden
lag vroeger een groot kasteel. Nu zijn er alleen stenen en holletjes. Daar woont mijn vriend
Virak. Naar beneden, we gaan landen.’ De duiven en mevrouw Kraai landen op een groot
plein. (uithijgen van de duiven) Eén van de duiven wijst: ‘Kijk, holletjes.’ ‘Vrienden, daar
moeten we zijn.’ De duiven volgen Scherpoog naar één van de holletjes. Hij schreeuwt naar
binnen: ‘Virak, Virak.’ Er gebeurt niets. ‘Vrienden, roep eens mee.’ ‘Virak, Virak.’ (kinderen
roepen) Het blijft stil, maar plotseling zien ze twee rode oogjes, snorharen, een lijf en een
lange staart. ‘Een rat!!! Help. Koning Scherpoog. Een rat!!’ ‘Rustig, vrienden, dit is mijn
vriend Virak.’ ‘Heeft u een rat als vriend?’ ‘Jazeker en hij kan ons helpen!’
‘Scherpoog, ben jij het?’ ‘Ja, Virak, we zitten vast in dit net. Jij hebt scherpe tandjes.
Kun jij ons losmaken?’ ‘Natuurlijk, Scherpoog. Komt voor elkaar. Ik begin bij jou.’ ‘Ho, ho,
stop, Virak, eerst mijn vrienden en ik als laatste.’ ‘Prima, geen probleem.’ Virak, de rat,
begint met het doorknagen van de draden van het net. ‘Prrrrrrtttt, prrrrtttt, prrrrrttttt.’ (laat ze
meedoen) Een aantal draden zijn los en wel tien duiven zijn vrij. ‘Dank je wel, Virak.’ Virak
gaat snel verder. ‘Prrrrrrtttt, prrrrtttt, prrrrrttttt.’ Nu zijn er al 20 vrij. Het worden er 30, 40 ,
50. Virak begint moe te worden. Het gaat steeds langzamer. Mevrouw Kraai moedigt hem
aan: ‘Kom op, Virak, niet opgeven.’ ‘Prrrrr…ttt, prrrr…ttt, prrr…ttt: 60, 70, 80. Virak ziet er
slecht uit. Hij kan bijna niet meer. ‘Prrrr ……….ttt, prrrr ……..ttt, prrrr …ttt’: 90, 91, 92 en
zo tot 99. Op dat moment is Virak uitgeput. Hij valt neer. Er zit er nog één vast: zijn vriend
Scherpoog. Moeizaam komt Virak overeind en ziet zijn vriend, die nog steeds vast zit. ‘Ik kan
mijn vriend toch niet in de steek laten.’ Het lukt Virak niet om op te staan.
Mevrouw Kraai heeft nog een goed idee. ‘Kom, we dragen Virak naar zijn vriend.’ Een aantal
duiven en mevrouw Kraai dragen Virak naar Scherpoog. Virak probeert het: ‘Prrr … prrr.’
Alles doet pijn en het lukt … niet. De duiven met hun snaveltjes helpen ook mee. (beweging
met je mond maken) Ineens breekt de draad en Scherpoog is vrij. Hij schudt zich de veren,
kijkt naar al zijn vrienden en roept luid: ‘Dank jullie wel. En natuurlijk: Leve Virak. Leve
Virak.’ (allemaal!) Virak wordt er verlegen van, kruipt naar zijn holletje en verdwijnt. ‘Virak,
we zullen dit nooit vergeten. We zullen het vertellen aan onze kinderen en kleinkinderen. Kom,
vrienden. Het wordt tijd om te vertrekken.’ De duiven vliegen omhoog en gaan op weg naar
een nieuw avontuur. Mevrouw Kraai is ook blij. Ze vliegt terug naar haar eigen bos en
schreeuwt het uit. ‘Luister. Ik heb groot nieuws. Een geweldig avontuur van Koning
Scherpoog, zijn duiven, de jager en … Virak, de dappere rat!!’
13
Informatie over de lange versie
Wanneer Waar Wie Wat Hoe:
Wanneer:
Waar:
Wie:
Wat:
Hoe:
Lang geleden of niet zo lang geleden.
In een bos en later bij een ruïne.
Mevrouw Kraai, een jager, Koning Scherpoog en zijn duiven, Virak de rat.
Scherpoog wijst ze op eten, maar het is een val van een jager. De duiven
duiken naar beneden en komen vast te zitten in een net. Hoe komen ze weer
vrij?
Koning Scherpoog stelt voor om allemaal tegelijk weg te vliegen met het
net en zo ontsnappen ze aan de jager. Virak, de rat, bevrijdt 99 duiven.
Scherpoog wordt bevrijd door mevrouw Kraai en een aantal duiven.
De verhaalbotten:
1. In een oude eikenboom zit mevrouw Kraai, ‘de vliegende krant’: ze vertelt altijd nieuwtjes.
2. Een jager legt een net met bladeren en maïskorreltjes onder haar boom.
3. Mevr. Kraai waarschuwt luidruchtig. Iedereen heeft het gehoord.
4. Koning Scherpoog heeft het niet gehoord en duikt met zijn duiven op de maïs af.
5. Ze komen vast te zitten in het net: de jager is dolgelukkig met zijn vangst.
6. Scherpoog heeft een plan. ‘We moeten samenwerken. Vlieg tegelijk weg met het net.’
7. De 2de keer lukt het. Ze vliegen bang weg onder de bomen tot grote verbazing van de jager.
8. Scherpoog en de kraai moedigen de duiven aan terwijl de jager ze probeert te grijpen.
9. De jager heeft ze bijna. Hij springt en valt in de doornstruiken.
10. De duiven vliegen weg, maar zitten nog steeds vast.
11. Scherpoog vertelt over zijn vriend Virak, die niemand kent.
12. Bij een ruïne landen ze en zien holletjes waarin Scherpoog roept: ‘Virak!’
13. De duiven schrikken, want het is een rat!
14. Met z’n scherpe tandjes bevrijdt Virak 99 duiven.
15. Doodmoe valt hij neer en ontdekt dat zijn vriend Scherpoog nog vast zit.
16. Mevr. Kraai en de duiven dragen Virak naar Scherpoog en met z’n allen bevrijden ze S.
17. Er wordt gejuicht voor Virak, die verlegen in zijn holletje verdwijnt.
18. En mevr. Kraai vertelt bij terugkomst weer een mooi verhaal.
Waarden of Deugden:
Voor mij is de hoofdwaarde samenwerking. Als je dit verhaal voor een andere waarde wilt
gebruiken, dan is dat heel goed mogelijk. Als voor jou doorzettingsvermogen het
belangrijkste is, geef dan meer accent aan dat aspect. Het verhaal zal daardoor waarschijnlijk
een beetje veranderen.
1. Samenwerking
Om te overleven moeten de duiven samenwerken. Ze moeten allemaal tegelijk omhoog
vliegen en blijven vliegen. Op weg naar de ruïne vliegen en rusten ze afwisselend. Later
dragen de duiven Virak naar Scherpoog toe.
2. Vriendschap
14
Scherpoog beschouwt de duiven als zijn vrienden. Als ze nog steeds vast zitten in het net, is
een vriend nodig met een andere kwaliteit: Virak, de rat. Zijn scherpe tandjes komen goed van
pas. Handig zo’n vriend. Denk ook aan de waarde: waardering van verschillen.
3. Behulpzaamheid
Mevr. Kraai is behulpzaam, want ze waarschuwt de duiven. Ook later geeft ze ondersteuning.
Dat Scherpoog de duiven helpt met zijn plannetje om weg te vliegen, beschouw ik vooral als
het nemen van verantwoordelijkheid. De duiven zijn naar elkaar ook behulpzaam, want ze
vliegen en rusten afwisselend. Virak is het toonbeeld van behulpzaamheid bij het doorknagen
van de draadjes. Mevrouw Kraai komt met het idee om Virak te dragen naar Scherpoog. Zelf
doet ze ook mee.
Andere waarden die je terugvindt in het verhaal zijn: inlevingsvermogen – opoffering – moed
– doorzettingsvermogen.
Aandachtspunten:
1. Hoe ziet de oude eikenboom eruit?
2. Laat zien hoe mevrouw Kraai vliegt en hoe ze de dieren op de hoogte houdt.
3. Hoe ziet de jager eruit? Zie punt 2 bij de korte versie.
4. Laat door je houding zien dat je Koning Scherpoog bent. Zie punt 3 bij de korte versie.
5. Hoe ziet de rat eruit? Wat is het voor iemand? Vind de houding van Virak. Laat zien door
je houding hoe zwaar het is om al die draadjes door te knagen: vooral aan het eind.
Humor: Hoe krijg je meer humor in het verhaal?
Met mevrouw Kraai als ‘vliegende krant’ kun je flink wat humor toevoegen: in haar stem –
wat ze zegt en hoe ze het zegt. Er zit wat leedvermaak in als de jager in de doornstruiken
belandt. De rat kun je ook wat grappiger maken. Het is wel iets spannender als je hem aan het
eind van het verhaal toch moe laat worden: zie verhaal.
ACTIVITEITEN MET DE KINDEREN
Vragen:
1. Vertel zoveel mogelijk over mevrouw Kraai.
2. Wie kan laten zien wat de jager deed onder de boom van mevrouw Kraai?
3. Wie kan het rijmpje vertellen van mevrouw Kraai? Je kunt het daarna oefenen met de
kinderen.
4. Wie kan het rijmpje vertellen van Koning Scherpoog? Dat kun je ook oefenen.
5. Hoe ontsnappen de duiven aan de jager?
6. Geef uit het verhaal voorbeelden van samenwerking.
7. Geef voorbeelden van samenwerking uit het dagelijks leven.
8. Als leerkracht kun je zelf ook voorbeelden geven of vertel een kort verhaaltje over je eigen
leven waar samenwerking inzit.
9. Wie is Virak en hoe helpt hij de duiven?
10. Hoe komt Koning Scherpoog los?
11. Verzin voor de duiven een andere oplossing om uit dat net te komen.
Opdrachten:
1. Neem een mooie stoel en geef die stoel een naam: bijvoorbeeld ‘De Karakterstoel’!
Als leerkracht ben je één van de karakters: mevrouw Kraai, de jager. Je gaat op de stoel
zitten en beantwoordt de vragen van de kinderen vanuit dat karakter. Na verloop van tijd
kan een kind een karakter zijn en vragen beantwoorden. Boeiend en verhelderend!
Opmerking: Deze oefening zorgt ervoor dat kinderen zich gaan inleven in de karakters van
15
het verhaal. Ze voelen veel verschillende emoties.
2. Speel een stuk van het verhaal alsof het een toneelstuk is. Goed om dat stuk eerst even
te herhalen.
3. Teken de momenten van samenwerking: wegvliegen met het net; vliegen in de lucht; vrije
duiven en de kraai dragen Virak naar Scherpoog toe. Schilderen kan ook.
4. Laat een kind een stukje van het verhaal vertellen vanuit één van de karakters. Daarna een
ander kind een ander stukje.
5. Maak er een handenarbeidles van: scheur gekleurde stukjes uit tijdschriften en plak het op
een gekleurd vel papier – maak er een scène uit het verhaal van.
Achtergrondinformatie:
Bron: bewerking van een oud volksverhaal uit de ‘Panchatantra’ uit India.
16