Handleiding profielwerkstuk vwo 2014-2015

 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Leerlingenhandleiding
profielwerkstuk vwo
Alberdingk Thijm College
2014 – 2015
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Inhoudsopgave
Inleiding
3
Aan de slag!
5
Schriftelijk verslag
7
De presentatie
10
Bronnen en bronvermelding
12
Tijdpad
15
Beoordelingscriteria
17
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Inleiding
Een van de onderdelen van het examendossier is het profielwerkstuk. Met het maken van dit
“werkstuk” krijg je de kans om in je examenjaar iets moois te maken over een zelf gekozen
onderwerp. Het woord werkstuk staat niet voor niets tussen aanhalingstekens: wij kiezen liever
voor het woord praktijkopdracht. Datgene wat je doet moet je wel stap voor stap opschrijven,
vandaar de term werkstuk.
Een praktijkopdracht dus: over een door jou gekozen onderwerp mag je bijvoorbeeld een les
maken, een boekje, een folder, een toneelstuk of excursie. Ook een lied of modeshow behoren
tot de mogelijkheden! We dagen je uit om iets te maken waar de leraren het nog jaren over
hebben: wees origineel, creatief en het liefst revolutionair! Probeer de krant te halen! En dat lukt
natuurlijk niet als je iets maakt dat al bestaat…Bedenk dat het maken van je product je moet
helpen (gedeeltelijk) antwoord te geven op je hoofdvraag of je stelling, en je deelvragen.
In deze handleiding staat hoe je te werk moet gaan en hoe je verslag moet doen van onderzoek
en samenwerking.
Begeleiding
Elk groepje krijgt een begeleider aangewezen. Een leraar die het proces zal volgen en je werk
zal beoordelen. Als er een beoordelingsmoment aankomt, word je uitgenodigd door de
begeleider. In de bijlagen van dit boekje kan je precies zien waarop de begeleider het werk
zal beoordelen. Overigens mag je buiten de beoordelingsgesprekken zo vaak als je wilt een
gesprek aanvragen met je begeleider. Dit heeft geen invloed op de beoordeling.
Studielast
De studielast voor het profielwerkstuk is minimaal 80 uur per persoon. Een groep van twee
leerlingen maakt dus een werkstuk waar 2 x 80 = 160 uur in zit. Het aantal uren dat je maakt
wordt bijgehouden in een logboek (ter beoordeling van de begeleider). Hou dit van het begin van
aan bij en neem je logboek bij elk beoordelingsgesprek mee.
3
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Presentatie
Aan het einde van het proces is het de bedoeling dat je je werk presenteert aan een groep
genodigden en je begeleider. Elke leerling nodigt in elk geval twee familieleden of vrienden uit.
Beoordeling
Nadat de praktijkopdracht af is, het verslag is ingeleverd en het werk is gepresenteerd, krijg je
een cijfer voor je profielwerkstuk. Dit cijfer wordt voor je eindlijst gemiddeld met je eindcijfer voor
het schoolexamen van Maatschappijleer en ANW en vormt bij elkaar het combinatiecijfer. Als je
een acht krijgt voor je profielwerkstuk en je stond een zes voor Maatschappijleer en een 7 voor
ANW, dan eindig je dus met een zeven. Elk van de afzonderlijke delen mag alleen niet lager zijn
dan een 4.
Het combinatiecijfer kan gebruikt worden als compensatiepunt(en) op je eindlijst.
4
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Aan de slag!
Je profielwerkstuk bestaat als het af is straks dus uit drie onderdelen: jullie “product” (de
praktijkopdracht: de les, het boekje, de excursie etc.), het verslag en de presentatie. Vanaf het
eerste moment moet je eigenlijk al over al deze drie onderdelen nadenken. Voor de duidelijkheid
hieronder precies wat er op welk moment gedaan moet zijn:
Voor het eerste beoordelingsmoment:

Je begint met de keuze van een partner. Je werkt in principe in tweetallen. Mocht je het
werkstuk echt alleen willen maken, dan moet je hiervoor gegronde redenen hebben.
(Leren) samenwerken is ook deel van het proces!

Oriënteer jezelf. Lees je in. Zoek op internet, bekijk films en documentaires en lees
artikelen. Bekijk of er voldoende informatie over jullie onderwerp is te vinden. Pas als
blijkt dat dat zo is ga je nadenken over je hoofdvraag of je stelling.

Kies een onderwerp. Je mag je fantasie behoorlijk de vrije loop laten gaan, maar het
onderwerp moet wel vallen onder een van je eindexamenvakken en passen binnen de
grenzen van het behoorlijke en betamelijke.

Bedenk vervolgens een hoofdvraag of een stelling en deelvragen om je te helpen bij
een logische opzet van je praktijkopdracht en verslag. Hiervoor moet je voldoende tijd
nemen, want het bedenken van deze vragen is moeilijker dan je denkt en bovendien zijn
deze vragen een belangrijk houvast bij het maken van de opdracht.
Aan welke eisen moet een hoofdvraag of een stelling voldoen? Een goede hoofdvraag of stelling
helpt je bij het inperken en specifiek maken van je opdracht. Hij moet niet te algemeen zijn en
datgene wat je wilt onderzoeken moet haalbaar zijn. Een goede hoofdvraag of stelling is open,
origineel, duidelijk en hebben voldoende diepgang.

Zoek in deze fase ook naar bronnen (over het zoeken naar bronnen later meer), zodat je
zeker weet dat er genoeg informatie te vinden is over jullie onderwerp. Laat deze bronnen
beoordelen door je begeleider! Zonder goede bronnen kun je niet verder.

Denk vervolgens na over andere informatiebronnen dan papieren of digitale bronnen. Je
5
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
kunt bijvoorbeeld meer over je onderwerp te weten komen door iemand te interviewen,
een experiment uit te voeren, een museum te bezoeken, een enquête af te nemen of het
bezoeken van een bedrijf of instelling bijvoorbeeld. Het uitvoeren van een experiment
bijvoorbeeld kan ook jullie eindresultaat zijn omdat dit veel tijd in beslag kan nemen en er
vaak veel werk aan vooraf gaat.

Tot slot de laatste taak voor het eerste beoordelingsmoment: maak een goede planning.
Wie doet wat en wanneer? Daarmee voorkom je veel ergernis en komen jullie niet in
tijdnood. Dat maakt het een stuk makkelijker! De begeleider zal de planning ook
beoordelen.
Voor het tweede beoordelingsmoment:
Nu je een duidelijk plan van aanpak hebt, kun je je opdracht uit gaan voeren. In het volgende
hoofdstukje kun je zien hoe je verslag moet doen van je praktijkopdracht. Dit verslag lever je dus
samen met je opdracht in. Voor het tweede beoordelingsmoment moet je een ruwe versie van je
opdracht en het daarbij behorende verslag laten zien. Je begeleider kan nu tips geven ter
verbetering of jullie prijzen voor al het goede werk!
Voor het derde beoordelingsmoment:
Tijd voor de puntjes op de i en het nadenken over de presentatievorm. Kijk in he t hoofdstukje
“presenteren” voor tips. Het is verstandig om je werk te laten beoordelen door een familielid om
te kijken of er bijvoorbeeld niet teveel taalfouten in je verslag staan. Misschien is het een idee om
de presentatie een keer te oefenen voor publiek, zodat je weet hoeveel tijd je ermee kwijt bent.
6
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Schriftelijk verslag
Ieder groepje levert een schriftelijk verslag in. Dit verslag bestaat uit de volgende onderdelen.
Titelpagina
De titel en eventueel ondertitel met rechtsonder je naam, niveau, jaar en begeleider.
Inhoudsopgave
Een overzicht van de onderdelen waaruit het verslag bestaat met paginering.
Woord vooraf
Dit is het allerlaatste wat je schrijft. Hierin geef je een mening over het onderzoek. Wat waren je
ervaringen? Was het werk moeilijk, boeiend, saai en waarom? Geef in ieder geval aan waar je de
meeste moeilijkheden mee hebt gehad. Je kunt tevens aangeven wat je wel of niet goed vond van
de begeleiding. Ook is dit de plaats om mensen te bedanken die je hebben geholpen.
Inleiding
Door de inleiding te lezen komt de lezer te weten hoe je aan je onderwerp gekomen bent, wat je
precies hebt uitgezocht en hoe je dat hebt gedaan. Daarom begin je de inleiding met aan te geven
wat je hoofdvraag of je stelling is en waarom je die gekozen hebt. Ook vermeld je de deelvragen die
je hebt gebruikt. Vervolgens geef je aan, of je volgens jou betrouwbare bronnen hebt gebruikt en
waarom je dat vindt.
Op het eind van de inleiding geef je een toelichting over de opbouw van het werkstuk.
Kern
In elk hoofdstuk komt een gedeelte van je onderzoek. De volgorde van wat in elk hoofdstuk aan de
orde komt, is niet alleen afhankelijk van je onderwerp en je manier van onderzoeken, maar wordt
ook bepaald door je eigen voorkeur. Je bevordert de overzichtelijkheid door elk hoofdstuk onder te
verdelen in paragrafen (zet ook dáárvan de titels in de inhoudsopgave).
Schrijf een duidelijk verhaal:

Hoewel je dus je verslag opdeelt in brokken moet steeds voor de lezer duidelijk blijven wat je
aan het doen bent. Het is daarom raadzaam om met een of meerdere zinnen aan te
kondigen, wat je in het volgende onderdeel gaat doen (en waarom). Dat maakt je verslag
goed leesbaar.

Je verhaal wordt levendiger als je regelmatig bronnen citeert die een bewering van jezelf
7
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
ondersteunen. Op blz. 11 van deze handleiding staat precies hoe je citaten op de juiste
manier gebruikt.

Zorg dat je in geen geval afdwaalt van wat je wilde onderzoeken.

Je eigen mening over de dingen die je bestudeert, behoort eigenlijk in het slotwoord. Wil je
echter zo nu en dan je eigen mening geven over een of andere tekst, schrijf er dan
nadrukkelijk bij dat je hier een eigen mening weergeeft.

In het verslag beschrijf je ook hoe je product tot stand is gekomen, waarom je voor jou vorm
hebt gekozen en welke antwoorden je hebt gevonden ten behoeve van jou onderzoek
tijdens het maken van jou product.
Conclusie
Je begint je conclusie door kort terug te komen op de hoofdvraag of de stelling. Geef daarop nu
met behulp van je onderzoek een zo goed mogelijk antwoord. Probeer vooral te vermelden wat
jou tijdens het onderzoek verrast heeft.
Bespreek in je conclusie de eventuele tekortkomingen van je vraagstelling en geef aanwijzingen
voor een betere aanpak om een goed antwoord op je hoofdvraag te krijgen.
Slotwoord of besluit
Hier geef je je eigen mening over het onderwerp dat in het onderzoek aan de orde is geweest.
Je kunt bijvoorbeeld een vergelijking maken met soortgelijke verschijnselen in onze
samenleving.
Bronnen, literatuur en notenlijst
Hier zet je een lijst van boeken en bronnen die je hebt gebruikt. Hoe je met bronnen om moet
gaan lees je straks in het hoofdstukje “bronnen en bronvermelding” verderop in dit boekje.
Bijlagen
Het kan zijn dat je een of meer bijlagen hebt. Hiervan maak je melding en je voegt ze achter bij
je werkstuk. Bijlagen kunnen o.a. bestaan uit tabellen, een kopie van een bron of beschrijving
die je erg sprekend vindt, enzovoort.
8
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Illustraties en tekeningen
Deze moeten uiteraard betrekking hebben op je onderwerp. Vermeld altijd waar je ze vandaan
hebt.
Logboek
Een logboek heeft een aantal functies: het is voor jou een hulpmiddel bij het systematisch
verzamelen van informatie. Ook helpt het je overzicht te krijgen van de door jullie gewerkte uren.
Voor je docent is het een hulpmiddel om snel inzicht te krijgen in het gevolgde werkproces.
In een logboek staan zaken als datum, tijd, plaats, verrichte werkzaamheden eventueel
aangevuld met een resultaat of opmerking en gemaakte afspraken. Het logboek omvat niet
meer dan een enkele pagina A4.
Taalgebruik
Eenvoudig en helder taalgebruik is altijd het beste. Gebruik eigen woorden.
De omvang van je verslag
Voor de omvang van een schriftelijk verslag geldt lang niet altijd het principe ‘hoe dikker, hoe
beter’. Integendeel: in de beperking toont zich de meester.
9
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
De presentatie
De eindopdracht is af, je verslag is goedgekeurd door je begeleider. Nu is het tijd om na te denken
over de manier waarop jullie je opdracht willen presenteren. Dat kunnen jullie op verschillende
manieren doen en dit zal nauw samenhangen met de opdracht die je hebt gekozen. Bij een
modeshow of les staat de presentatievorm al vast. Bespreek met je begeleider wat de beste vorm is
in jullie geval.
Elke presentatievorm kent een aantal aandachtspunten waarmee de kans op succes vergroot wordt:
Voorbereiding

Je moet goed op de hoogte zijn van het onderwerp van de presentatie
Tekst mag op papier maar lees niet voor. Ook de tekst niet van buiten leren. Daar wordt de
presentatie saai van. Bij voorkeur een paar trefwoorden op papier die je gebruikt als
geheugensteuntje.

Het is goed de presentatie van te voren te oefenen. Eerst alleen, misschien zelfs voor de
spiegel en daarna voor een aantal mensen (familie, vrienden). Houd daarbij de tijd in de
gaten. Neem eventueel de presentatie op met een videocamera. Daarop kan je direct zien
wat wel en wat niet goed gaat.

Regel minstens een week van te voren het tijdstip van de presentatie, de ruimte, stoelen,
tafels, geluidsapparatuur, beamer, dvd-speler, posters, flap-over, viltstiften en dergelijke.

Zorg dat op de dag van de presentatie alles op tijd klaar staat en de apparatuur werkt.
Bij een powerpointpresentatie:

Gebruik dia’s doelmatig, als ondersteuning.

Gemiddeld is voor elke vijf minuten presentatie één dia voldoende.

Beperk de hoeveelheid tekst op een dia.

Wordt tijdens de presentatie een filmpje getoond, praat er dan nooit doorheen; het publiek
hoort de spreker èn de film niet.

Zorg dat de dvd-speler goed is ingesteld, zodat je niet hoeft te zoeken waar het programma
begint.
10
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Tijdens de presentatie

Let op de tijd: begin op tijd en stop op tijd. De presentatie mag circa 15 minuten duren.

Begin kort met wat je gaat vertellen. Presenteer daarna je verhaal. Sluit af met een korte
samenvatting van wat je hebt verteld.


Als er mensen in het publiek zitten die jou niet kennen, begin dan met jezelf voor te stellen.
Vertel aan het begin van de presentatie wanneer het publiek vragen mag stellen: het publiek
mag je voortdurend onderbreken, of tussentijds vragen stellen wanneer jij dat aangeeft of
aan het eind van je presentatie pas vragen stellen. Dit laatste heeft de voorkeur. Wat je ook
afspreekt, houd je daar aan.

Vertel geen zaken die je publiek al weet. Wanneer het noodzakelijk is dat je hier toch iets
over zegt, houd het dan kort.

Probeer stopwoordjes te vermijden zoals úh’, ‘ja’, ‘dus’, enne’, nou’.

Er zijn maar weinig mensen die niet zenuwachtig zijn tijdens een presentatie. Als jij één van
die velen bent die wel zenuwachtig is en (te) snel gaat praten, probeer dan het volgende
eens uit: adem na elke zin even rustig in- en uit. Je zult trouwens merken dat je vaak alleen
aan het begin van je presentatie een paar minuten last hebt van je zenuwen.

Wees vriendelijk en enthousiast. Ook wanneer in je publiek mensen zich vervelend
gedragen. Je kunt dan proberen deze mensen zo weinig mogelijk aandacht te geven.

Houd oogcontact met het publiek. Staar de mensen niet aan, maar durf ze wel een paar
seconden in de ogen te kijken. Ook de mensen die achterin zitten of helemaal vooraan.

Blijf niet zitten en sta niet stokstijf stil voor je publiek, maar loop gerust heen en weer. Zorg
dat iedereen uit het publiek je kan blijven zien.

Wanneer iemand uit het publiek een vraag stelt, herhaal dan de vraag, want misschien heeft
niet iedereen de vraag gehoord.

Wanneer je het antwoord op een vraag niet weet, zeg dat dan gerust en vraag of iemand
anders in het publiek het antwoord wel weet.

Sluit af met een positieve, korte, krachtige zin.
11
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Bronnen en bronvermelding
Wat zijn bronnen?
Als je een verslag schrijft, ga je op zoek naar informatie. Die informatie haal je uit bronnen. Een
bron is datgene waar je informatie uithaalt, die betrekking heeft op het onderwerp van jouw
verslag. Een bron kan dus van alles zijn:
• Artikelen uit tijdschriften en kranten
• Boeken
• Internetsites (Let op: zoekmachines als Google zijn geen bron!)
• Films
• Radio- en televisiefragmenten
Waarom is het belangrijk om een goede bronvermelding te hebben?
In een bron kun je feiten, ideeën, inzichten of conclusies over het onderwerp vinden. Door de bron
duidelijk te vermelden geef je aan waar je de feiten of ideeën vandaan hebt gehaald. Het is niet de
bedoeling dat je pronkt met andermans veren. Ook is het belangrijk dat de lezer kan controleren of
de informatie op de juiste wijze is gebruikt. De lezer moet dus dezelfde informatie kunnen
terugvinden
Literatuur/bronnen noteren
Houd de volgende notatie aan voor de gebruikte literatuur:
• De schrijver (achternaam en voorletters)
• De volledige titel van het boek of artikel (cursief)
• De plaats en jaar van uitgave
Enkele voorbeelden:
Een boek:
Doel H.W. van den, Afscheid van Indië, Amsterdam 2000.
Een boek met meerdere auteurs:
Bank J., Vos C., Hendrikus Colijn antirevolutionair, Houten 1987
Een tijdschriftartikel:
Boterman F., ‘Tussen verzoening en vergelding. Intellectuelen voor en na de Wende’ in:
Spiegel Historiael 11/12 jaargang 34, 1999, pp. 490-498
Een internetadres (vermeld altijd de héle URL en datum):
http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/NIOD02, 7 juni 2009.
12
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Fout: www.google.nl of www.hetgeheugenvannederland.nl
Citeren
Citeren is het letterlijk overnemen van een stuk tekst. Dit mag wanneer:
• de tekst niet te lang is èn
• het citaat tussen aanhalingstekens staat èn
• de bron op de juiste manier vermeld wordt.
Citeer alleen als je een goede reden hebt om iets letterlijk uit een bron over te nemen. Een
werkstuk mag nooit bestaan uit aan elkaar geplakte citaten. Hanteer de regel dat je voor iedere
regel die je citeert, zelf minstens twee regels toevoegt waarin je het citaat toelicht.
Verder moet je er op letten dat je:
• het citaat overneemt met precies dezelfde woorden als in de originele bron.
• een citaat altijd op dezelfde manier gebruikt als in de originele bron. De betekenis mag niet
veranderen als je het citaat uit zijn oorspronkelijke context haalt.
Citaten noteren
Stel dat je een citaat wilt gebruiken uit het boek ‘Afscheid van Indië’ van H.W. van den Doel. Een
citaat noteer je in de tekst dan als volgt:
“ Het zou tot 1947 duren voordat alle 45.000 voormalige krijgsgevangenen naar Batavia
zouden zijn overgebracht” 1
In de bijlage met citaten ziet de notatie er dan zo uit :
1
Doel (2000) 131
Je noteert dus alleen de achternaam van de schrijver, jaar van uitgave en bladzijde (de URL van
een internetpagina wel volledig vermelden).
Parafraseren
Parafraseren is het in eigen woorden weergeven van ideeën of bevindingen van anderen. Dit
mag wanneer:
• duidelijk wordt aangegeven wat van wie wordt overgenomen èn
• de bron op de juiste manier vermeld wordt.
Dit laatste kan op dezelfde wijze als bij een citaat.
Je hoeft niet voor alles wat je schrijft een bron te vermelden. Als iets algemeen bekend of
aanvaard is kan een bronvermelding achterwege blijven. Als je bijvoorbeeld schrijft dat de Tweede
Wereldoorlog in 1939 begint en in 1945 eindigt kun je dat als algemeen bekend veronderstellen en
hoef je geen bron te noemen. Het jaar waarin de Koude Oorlog begint staat niet vast, dus als jij je
13
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
daarvoor op een bron baseert, is het goed die wel te noemen. Vermeld bij twijfel de bron.
Plagiaat (en fraude)
Plagiaat is het overnemen van stukken tekst, ideeën of theorieën van anderen zonder een
volledige bronvermelding. Wanneer je dit bewust doet is er feitelijk sprake van fraude, net als
wanneer je spiekt tijdens een toets.
Duidelijke voorbeelden van plagiaat zijn:
• Een werkstuk van iemand anders inleveren alsof het je eigen werk is.
• Korte of lange stukken tekst uit een bron kopiëren zonder de bron te vermelden.
Maar ook het volgende valt onder plagiaat:
• Andermans woorden of ideeën gebruiken (parafraseren) zonder bronvermelding.
• Enkele veranderingen in de tekst aanbrengen en het als eigen tekst presenteren.
• Aanhalingstekens vergeten te plaatsen wanneer je letterlijk citeert.
• Een onvolledige of incorrecte bronverwijzing geven, zodat de bron niet meer te achterhalen
valt.
• Zoveel woorden of ideeën overnemen, dat dit het grootste deel van een werkstuk uitmaakt,
geldt ook als plagiaat (zelfs met een correcte bronverwijzing).
• Het overschrijven van of samenwerken met andere leerlingen zonder dat te melden kan als
plagiaat worden beschouwd. Ook het niets uitvoeren in een werkgroep en wel het gezamenlijke
cijfer krijgen is een vorm van plagiaat.
Voor al het bovenstaande geldt: Neem in geval van twijfel contact op met jouw docent of
begeleider.
Samenvattend
• Zet een citaat altijd tussen aanhalingstekens en vermeld de bron correct.
• Je mag teksten van anderen niet aanpassen of parafraseren en het presenteren als eigen
werk. Parafraseren is alleen toegestaan als de bron correct wordt vermeld.
• Bronvermelding moet correct zijn, zodat het gebruik van bronnen controleerbaar is.
Maar bedenk vooral dat een werkstuk moet laten zien wat jij kan.
Wees TROTS op je EIGEN WERK!
14
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
66 Het tijdpad
Onderwerp bespreken
Een eerste oriënterend gesprek met je begeleider om
hoofdvraag eventueel deelvragen en praktische
opdrachten te bespreken.
Oriënteren. Bronnen/informatie verzamelen.
Nadere invulling onderwerp
Hoofdvraag of stelling en deelvragen formuleren.
Bronnenlijst
Plan van aanpak
Tweede begeleidingsgesprek uiterlijk 2 juli
Eerste beoordelingsmoment uiterlijk 2 juli
Uitvoerfase
De afrondingsfase
Uitvoeren opdrachten en schrijven verslag
Keuze presentatievorm
Derde begeleidingsgesprek uiterlijk 29 augustus
Vierde begeleidingsgesprek uiterlijk 19 september
Bijschaven opdracht en verslag.
Inleveren conceptverslag uiterlijk 3 oktober.
Vijfde begeleidingsgesprek uiterlijk 10 oktober.
Tweede beoordelingsmoment uiterlijk 10 oktober.
Inleveren definitief verslag uiterlijk 21 oktober.
Derde beoordelingsmoment uiterlijk 27 oktober.
De presentatie
Presentatie op donderdag 30 oktober 2014
(beoordeling 4).
15
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Coördinator profielwerkstukken
Voor vragen en opmerkingen over je profielwerkstuk kun je altijd terecht bij je begeleider of anders bij je
afdelingsmanager. Voor organisatorische zaken kan je je wenden tot Els Goedhart. Zij coördineert de
profielwerkstukken op het ATC. Voor inhoudelijke vragen kan je terecht bij je profielwerkstukbegeleider.
16
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Beoordelingscriteria
niveau 1
onvoldoende
1-2-3-4-5
proces 20%
niveau 2
voldoende
6-7
niveau 3
goed
7-8
niveau 4
excellent
9-10
Neemt deels zelf
initiatieven, maar
stelt zich soms
afwachtend op,
geeft weinig
signalen af als het
niet goed gaat.
Neemt in alle fasen zelf
initiatieven en
verantwoordelijkheid ,
geeft zelf signalen af als
het niet goed gaat.
Neemt in alle fasen
initiatieven,
begeleider hoeft
nauwelijks te sturen.
eigen initiatief en Neemt
verantwoordelijkh afwachtende
eid
houding aan,
komt niet of
slecht
voorbereid
naar
begeleidingsge
sprekken,
reageert niet
of matig.
samenwerking met Komt
(medeleerling en) afspraken niet
begeleiders
of matig na, is
niet of
nauwelijks
open in de
communicatie.
Komt afspraken
meestal na, is
redelijk open
communicatie.
Komt afspraken na, is
Komt afspraken na,
open in de communicatie. is open in de
communicatie,
houdt goed rekening
met medeleerling en
begeleiders.
reflectie op het
leren / logboek
(wat heb ik
gedaan? wat ging
goed? wat kan
beter? wat neem ik
me voor voor een
volgende keer?)
Logboek
ontbreekt of is
weinig
zeggend
ingevuld.
Logboek is
aanwezig, er is
enige reflectie
aanwezig op de
eigen aanpak, maar
die gaat niet veel
verder dan
feitelijke
verslaglegging.
Logboek is aanwezig,
beknopte, maar goede
reflectie op het eigen
leren, die verder gaat dan
beschrijven en ook een
analyse bevat van het
eigen functioneren.
Logboek is
aanwezig, goede en
uitgebreide reflectie
op het eigen leren,
die verder gaat dan
beschrijven en ook
een heel goede
analyse bevat van
het eigen
functioneren.
17
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Inhoud 60%
consistentie en
helderheid in
opzet inleiding
(motivatie,
aanpak),
hoofddeel,
conclusie
(samenvatting,
onderbouwd
antwoord op
hoofd- en
deelvragen,
daarmee
samenhangende
vooruitblik),
Delen
ontbreken
en/of vertonen
weinig of geen
samenhang
en/of
behoorlijke
onevenwichtig
heid.
Alle onderdelen
zijn aanwezig en
vertonen een
redelijke
samenhang
(inleiding en
conclusie sporen
met elkaar,
middendeel leidt
tot conclusie).
Alle onderdelen zijn
aanwezig en vertonen een
goede samenhang
(inleiding en conclusie
sporen met elkaar,
middendeel leidt tot
conclusie), er is weinig
overbodige informatie.
Alle onderdelen zijn
aanwezig en
vertonen een
uitstekende
samenhang
(inleiding en
conclusie sporen
met elkaar,
middendeel leidt tot
conclusie), er is
geen overbodige
informatie.
denkniveau
beschrijving /
analyse / evaluatie
(eigen,
onderbouwde
mening)
Beschrijving,
analyse en/of
evaluatie
ontbreken of
zijn van
onvoldoende
kwaliteit.
Voornamelijk
(juiste)
beschrijving,
summiere analyse
en evaluatie.
Goede verhouding tussen
beschrijving, analyse en
evaluatie en deze zijn
alledrie van goede
kwaliteit.
Uitstekende
verhouding tussen
beschrijving,
analyse en evaluatie
en deze zijn alledrie
van goede kwaliteit
en af en toe zelfs
uitstekend.
denkwijzen van
het vak (de aanpak
en denkwijzen die
kenmerkend zijn
voor het
schoolvak, veelal
afgeleid van de
academische
discipline)
De vakbenaderingswijzen zijn
niet of
nauwelijks
herkenbaar.
Van het vak is de
benaderingswijze
enigszins
herkenbaar en juist
toegepast of van
een vak goed en
het andere vak
nauwelijks.
18
Van het vak is de
benaderingswijzen voor
een flink deel herkenbaar
en juist toegepast.
Voor beide vakken
zijn de
benaderingswijzen
herkenbaar en juist
toegepast.
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
gebruikte bronnen
NVT hoeveelheid
en de kwaliteit
(alleen de bronnen
die juist zijn
gebruikt tellen
mee)
Er zijn
voornamelijk
oppervlakkige
bronnen
gebruikt, zoals
Wikipedia en
eenvoudige
scholierensites
Er zijn een paar
relevante populairwetenschappelijke
bronnen gebruikt.
Er is naast relevante
populair-wetenschappelijke bronnen ook
een bron van een meer
wetenschappelijk niveau
gebruikt.
Er zijn meerdere
relevante
wetenschappelijke
bronnen gebruikt.
illustraties,
tabellen, grafieken
(alleen indien van
toepassing)
Slordig,
onduidelijk
en/of hebben
geen heldere
relatie met het
betoog en/of
het schort aan
de
conclusies/inte
rpretatie.
Tamelijk helder,
verzorgd en
hebben een
tamelijk heldere
relatie met het
betoog, min of
meer correcte
interpretatie/conclu
sie.
Helder, verzorgd en
hebben een heldere relatie
met het betoog, correcte
interpretatie/conclusie.
Uitermate helder,
verzorgd en hebben
een bijzonder
heldere relatie met
het betoog, de
interpretatie
/conclusies zijn
excellent.
Controleerbaarheid
De lijst met
bronnen, de
bronvermeldin
gen (noten)
ontbreken
en/of zijn niet
correct en/of
onduidelijk.
De lijst met
bronnen en de
bronvermeldingen
(noten) zijn
redelijk correct en
duidelijk.
De lijst met bronnen en de De lijst met bronnen
bronvermeldingen (noten) is correct en
zijn correct en duidelijk. duidelijk en er is een
uitgebreid
De onderzoeksmethode is notenapparaat.
goed verantwoord.
De
De
onderzoeksmethode
onderzoeksmethod
is uitstekend
De
e is enigszins
verantwoord.
onderzoeksme verantwoord.
thode is
nauwelijks of
niet
verantwoord.
19
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
originaliteit /
eigen werk
Er is een grote
mate van
'knip-enplakwerk'.
Er is een weinig
Er is een originele
originele
vraagstelling en/of aanpak
vraagstelling en/of en er is duidelijk een grote
aanpak en er is een mate van 'eigen werk'.
redelijke mate van ‘eigen werk’, maar
her en der neigt het
nog naar
'herkauwen'.
Er is een originele
vraagstelling en
aanpak en er is een
zeer grote mate van
'eigen werk'.
taalgebruik
Taalgebruik is Taalgebruik is
niet erg helder, tamelijk helder,
er is sprake
vertoont slechts
van redelijk
weinig stijl- en
wat stijl- en
spelfouten,
spelfouten,
vertoont eigen stijl
taalgebruik is van de leerling,
(vanwege
redelijke
knip- en
zinsbouw.
plakwerk)
weinig
consistent.
Taalgebruik is helder,
vertoont vrijwel geen stijlen spelfouten, vertoont
eigen stijl van de leerling,
goede zinsbouw.
Taalgebruik is
helder en fraai,
vertoont vrijwel
geen stijl- en
spelfouten, vertoont
eigen stijl van de
leerling, goede
zinsbouw.
verzorging
(voorblad,
inhoudsopgave,
paginanummers,
alinea-indeling,
bladspiegel, mapje,
lettertype)
Een of meer
onderdelen
ontbreken, zijn
slordig of niet
functioneel.
Alle onderdelen
zijn aanwezig en
redelijk
functioneel.
20
Alle onderdelen zijn
aanwezig en functioneel.
Alle onderdelen zijn
aanwezig,
functioneel en fraai.
Leerlingenhandleiding profielwerkstuk
Beoordelingsmatrix PWS-presentatie
Naam: Onvoldoende
Twijfel
Voldoende
Goed
Uitmuntend
Presentatie 20%
Houding
De leerling staat actief,
enthousiast en met
zelfvertrouwen voor het
publiek.
Mondeling
De leerling brengt zijn
boodschap in eigen
woorden, goed
verstaanbaar en levendig
over.
Audiovisuele
ondersteuning
De leerling maakt bij zijn
presentatie goed gebruik
van ondersteunende
middelen.
Structuur
De presentatie is goed en
helder opgebouwd:
stapsgewijs wordt de
hoofdvraag beantwoord.
De presentatie wordt
afgesloten met een
samenvatting.
De duur van de
presentatie is passend.
Betrokkenheid De
leerling toont
interactie en
betrokkenheid met het
publiek.
De leerling beantwoordt
vragen uit het publiek
adequaat.
21