Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Leerlingenhandleiding profielwerkstuk vwo Alberdingk Thijm College 2014 – 2015 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Inhoudsopgave Inleiding 3 Aan de slag! 5 Schriftelijk verslag 7 De presentatie 10 Bronnen en bronvermelding 12 Tijdpad 15 Beoordelingscriteria 17 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Inleiding Een van de onderdelen van het examendossier is het profielwerkstuk. Met het maken van dit “werkstuk” krijg je de kans om in je examenjaar iets moois te maken over een zelf gekozen onderwerp. Het woord werkstuk staat niet voor niets tussen aanhalingstekens: wij kiezen liever voor het woord praktijkopdracht. Datgene wat je doet moet je wel stap voor stap opschrijven, vandaar de term werkstuk. Een praktijkopdracht dus: over een door jou gekozen onderwerp mag je bijvoorbeeld een les maken, een boekje, een folder, een toneelstuk of excursie. Ook een lied of modeshow behoren tot de mogelijkheden! We dagen je uit om iets te maken waar de leraren het nog jaren over hebben: wees origineel, creatief en het liefst revolutionair! Probeer de krant te halen! En dat lukt natuurlijk niet als je iets maakt dat al bestaat…Bedenk dat het maken van je product je moet helpen (gedeeltelijk) antwoord te geven op je hoofdvraag of je stelling, en je deelvragen. In deze handleiding staat hoe je te werk moet gaan en hoe je verslag moet doen van onderzoek en samenwerking. Begeleiding Elk groepje krijgt een begeleider aangewezen. Een leraar die het proces zal volgen en je werk zal beoordelen. Als er een beoordelingsmoment aankomt, word je uitgenodigd door de begeleider. In de bijlagen van dit boekje kan je precies zien waarop de begeleider het werk zal beoordelen. Overigens mag je buiten de beoordelingsgesprekken zo vaak als je wilt een gesprek aanvragen met je begeleider. Dit heeft geen invloed op de beoordeling. Studielast De studielast voor het profielwerkstuk is minimaal 80 uur per persoon. Een groep van twee leerlingen maakt dus een werkstuk waar 2 x 80 = 160 uur in zit. Het aantal uren dat je maakt wordt bijgehouden in een logboek (ter beoordeling van de begeleider). Hou dit van het begin van aan bij en neem je logboek bij elk beoordelingsgesprek mee. 3 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Presentatie Aan het einde van het proces is het de bedoeling dat je je werk presenteert aan een groep genodigden en je begeleider. Elke leerling nodigt in elk geval twee familieleden of vrienden uit. Beoordeling Nadat de praktijkopdracht af is, het verslag is ingeleverd en het werk is gepresenteerd, krijg je een cijfer voor je profielwerkstuk. Dit cijfer wordt voor je eindlijst gemiddeld met je eindcijfer voor het schoolexamen van Maatschappijleer en ANW en vormt bij elkaar het combinatiecijfer. Als je een acht krijgt voor je profielwerkstuk en je stond een zes voor Maatschappijleer en een 7 voor ANW, dan eindig je dus met een zeven. Elk van de afzonderlijke delen mag alleen niet lager zijn dan een 4. Het combinatiecijfer kan gebruikt worden als compensatiepunt(en) op je eindlijst. 4 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Aan de slag! Je profielwerkstuk bestaat als het af is straks dus uit drie onderdelen: jullie “product” (de praktijkopdracht: de les, het boekje, de excursie etc.), het verslag en de presentatie. Vanaf het eerste moment moet je eigenlijk al over al deze drie onderdelen nadenken. Voor de duidelijkheid hieronder precies wat er op welk moment gedaan moet zijn: Voor het eerste beoordelingsmoment: Je begint met de keuze van een partner. Je werkt in principe in tweetallen. Mocht je het werkstuk echt alleen willen maken, dan moet je hiervoor gegronde redenen hebben. (Leren) samenwerken is ook deel van het proces! Oriënteer jezelf. Lees je in. Zoek op internet, bekijk films en documentaires en lees artikelen. Bekijk of er voldoende informatie over jullie onderwerp is te vinden. Pas als blijkt dat dat zo is ga je nadenken over je hoofdvraag of je stelling. Kies een onderwerp. Je mag je fantasie behoorlijk de vrije loop laten gaan, maar het onderwerp moet wel vallen onder een van je eindexamenvakken en passen binnen de grenzen van het behoorlijke en betamelijke. Bedenk vervolgens een hoofdvraag of een stelling en deelvragen om je te helpen bij een logische opzet van je praktijkopdracht en verslag. Hiervoor moet je voldoende tijd nemen, want het bedenken van deze vragen is moeilijker dan je denkt en bovendien zijn deze vragen een belangrijk houvast bij het maken van de opdracht. Aan welke eisen moet een hoofdvraag of een stelling voldoen? Een goede hoofdvraag of stelling helpt je bij het inperken en specifiek maken van je opdracht. Hij moet niet te algemeen zijn en datgene wat je wilt onderzoeken moet haalbaar zijn. Een goede hoofdvraag of stelling is open, origineel, duidelijk en hebben voldoende diepgang. Zoek in deze fase ook naar bronnen (over het zoeken naar bronnen later meer), zodat je zeker weet dat er genoeg informatie te vinden is over jullie onderwerp. Laat deze bronnen beoordelen door je begeleider! Zonder goede bronnen kun je niet verder. Denk vervolgens na over andere informatiebronnen dan papieren of digitale bronnen. Je 5 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk kunt bijvoorbeeld meer over je onderwerp te weten komen door iemand te interviewen, een experiment uit te voeren, een museum te bezoeken, een enquête af te nemen of het bezoeken van een bedrijf of instelling bijvoorbeeld. Het uitvoeren van een experiment bijvoorbeeld kan ook jullie eindresultaat zijn omdat dit veel tijd in beslag kan nemen en er vaak veel werk aan vooraf gaat. Tot slot de laatste taak voor het eerste beoordelingsmoment: maak een goede planning. Wie doet wat en wanneer? Daarmee voorkom je veel ergernis en komen jullie niet in tijdnood. Dat maakt het een stuk makkelijker! De begeleider zal de planning ook beoordelen. Voor het tweede beoordelingsmoment: Nu je een duidelijk plan van aanpak hebt, kun je je opdracht uit gaan voeren. In het volgende hoofdstukje kun je zien hoe je verslag moet doen van je praktijkopdracht. Dit verslag lever je dus samen met je opdracht in. Voor het tweede beoordelingsmoment moet je een ruwe versie van je opdracht en het daarbij behorende verslag laten zien. Je begeleider kan nu tips geven ter verbetering of jullie prijzen voor al het goede werk! Voor het derde beoordelingsmoment: Tijd voor de puntjes op de i en het nadenken over de presentatievorm. Kijk in he t hoofdstukje “presenteren” voor tips. Het is verstandig om je werk te laten beoordelen door een familielid om te kijken of er bijvoorbeeld niet teveel taalfouten in je verslag staan. Misschien is het een idee om de presentatie een keer te oefenen voor publiek, zodat je weet hoeveel tijd je ermee kwijt bent. 6 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Schriftelijk verslag Ieder groepje levert een schriftelijk verslag in. Dit verslag bestaat uit de volgende onderdelen. Titelpagina De titel en eventueel ondertitel met rechtsonder je naam, niveau, jaar en begeleider. Inhoudsopgave Een overzicht van de onderdelen waaruit het verslag bestaat met paginering. Woord vooraf Dit is het allerlaatste wat je schrijft. Hierin geef je een mening over het onderzoek. Wat waren je ervaringen? Was het werk moeilijk, boeiend, saai en waarom? Geef in ieder geval aan waar je de meeste moeilijkheden mee hebt gehad. Je kunt tevens aangeven wat je wel of niet goed vond van de begeleiding. Ook is dit de plaats om mensen te bedanken die je hebben geholpen. Inleiding Door de inleiding te lezen komt de lezer te weten hoe je aan je onderwerp gekomen bent, wat je precies hebt uitgezocht en hoe je dat hebt gedaan. Daarom begin je de inleiding met aan te geven wat je hoofdvraag of je stelling is en waarom je die gekozen hebt. Ook vermeld je de deelvragen die je hebt gebruikt. Vervolgens geef je aan, of je volgens jou betrouwbare bronnen hebt gebruikt en waarom je dat vindt. Op het eind van de inleiding geef je een toelichting over de opbouw van het werkstuk. Kern In elk hoofdstuk komt een gedeelte van je onderzoek. De volgorde van wat in elk hoofdstuk aan de orde komt, is niet alleen afhankelijk van je onderwerp en je manier van onderzoeken, maar wordt ook bepaald door je eigen voorkeur. Je bevordert de overzichtelijkheid door elk hoofdstuk onder te verdelen in paragrafen (zet ook dáárvan de titels in de inhoudsopgave). Schrijf een duidelijk verhaal: Hoewel je dus je verslag opdeelt in brokken moet steeds voor de lezer duidelijk blijven wat je aan het doen bent. Het is daarom raadzaam om met een of meerdere zinnen aan te kondigen, wat je in het volgende onderdeel gaat doen (en waarom). Dat maakt je verslag goed leesbaar. Je verhaal wordt levendiger als je regelmatig bronnen citeert die een bewering van jezelf 7 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk ondersteunen. Op blz. 11 van deze handleiding staat precies hoe je citaten op de juiste manier gebruikt. Zorg dat je in geen geval afdwaalt van wat je wilde onderzoeken. Je eigen mening over de dingen die je bestudeert, behoort eigenlijk in het slotwoord. Wil je echter zo nu en dan je eigen mening geven over een of andere tekst, schrijf er dan nadrukkelijk bij dat je hier een eigen mening weergeeft. In het verslag beschrijf je ook hoe je product tot stand is gekomen, waarom je voor jou vorm hebt gekozen en welke antwoorden je hebt gevonden ten behoeve van jou onderzoek tijdens het maken van jou product. Conclusie Je begint je conclusie door kort terug te komen op de hoofdvraag of de stelling. Geef daarop nu met behulp van je onderzoek een zo goed mogelijk antwoord. Probeer vooral te vermelden wat jou tijdens het onderzoek verrast heeft. Bespreek in je conclusie de eventuele tekortkomingen van je vraagstelling en geef aanwijzingen voor een betere aanpak om een goed antwoord op je hoofdvraag te krijgen. Slotwoord of besluit Hier geef je je eigen mening over het onderwerp dat in het onderzoek aan de orde is geweest. Je kunt bijvoorbeeld een vergelijking maken met soortgelijke verschijnselen in onze samenleving. Bronnen, literatuur en notenlijst Hier zet je een lijst van boeken en bronnen die je hebt gebruikt. Hoe je met bronnen om moet gaan lees je straks in het hoofdstukje “bronnen en bronvermelding” verderop in dit boekje. Bijlagen Het kan zijn dat je een of meer bijlagen hebt. Hiervan maak je melding en je voegt ze achter bij je werkstuk. Bijlagen kunnen o.a. bestaan uit tabellen, een kopie van een bron of beschrijving die je erg sprekend vindt, enzovoort. 8 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Illustraties en tekeningen Deze moeten uiteraard betrekking hebben op je onderwerp. Vermeld altijd waar je ze vandaan hebt. Logboek Een logboek heeft een aantal functies: het is voor jou een hulpmiddel bij het systematisch verzamelen van informatie. Ook helpt het je overzicht te krijgen van de door jullie gewerkte uren. Voor je docent is het een hulpmiddel om snel inzicht te krijgen in het gevolgde werkproces. In een logboek staan zaken als datum, tijd, plaats, verrichte werkzaamheden eventueel aangevuld met een resultaat of opmerking en gemaakte afspraken. Het logboek omvat niet meer dan een enkele pagina A4. Taalgebruik Eenvoudig en helder taalgebruik is altijd het beste. Gebruik eigen woorden. De omvang van je verslag Voor de omvang van een schriftelijk verslag geldt lang niet altijd het principe ‘hoe dikker, hoe beter’. Integendeel: in de beperking toont zich de meester. 9 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk De presentatie De eindopdracht is af, je verslag is goedgekeurd door je begeleider. Nu is het tijd om na te denken over de manier waarop jullie je opdracht willen presenteren. Dat kunnen jullie op verschillende manieren doen en dit zal nauw samenhangen met de opdracht die je hebt gekozen. Bij een modeshow of les staat de presentatievorm al vast. Bespreek met je begeleider wat de beste vorm is in jullie geval. Elke presentatievorm kent een aantal aandachtspunten waarmee de kans op succes vergroot wordt: Voorbereiding Je moet goed op de hoogte zijn van het onderwerp van de presentatie Tekst mag op papier maar lees niet voor. Ook de tekst niet van buiten leren. Daar wordt de presentatie saai van. Bij voorkeur een paar trefwoorden op papier die je gebruikt als geheugensteuntje. Het is goed de presentatie van te voren te oefenen. Eerst alleen, misschien zelfs voor de spiegel en daarna voor een aantal mensen (familie, vrienden). Houd daarbij de tijd in de gaten. Neem eventueel de presentatie op met een videocamera. Daarop kan je direct zien wat wel en wat niet goed gaat. Regel minstens een week van te voren het tijdstip van de presentatie, de ruimte, stoelen, tafels, geluidsapparatuur, beamer, dvd-speler, posters, flap-over, viltstiften en dergelijke. Zorg dat op de dag van de presentatie alles op tijd klaar staat en de apparatuur werkt. Bij een powerpointpresentatie: Gebruik dia’s doelmatig, als ondersteuning. Gemiddeld is voor elke vijf minuten presentatie één dia voldoende. Beperk de hoeveelheid tekst op een dia. Wordt tijdens de presentatie een filmpje getoond, praat er dan nooit doorheen; het publiek hoort de spreker èn de film niet. Zorg dat de dvd-speler goed is ingesteld, zodat je niet hoeft te zoeken waar het programma begint. 10 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Tijdens de presentatie Let op de tijd: begin op tijd en stop op tijd. De presentatie mag circa 15 minuten duren. Begin kort met wat je gaat vertellen. Presenteer daarna je verhaal. Sluit af met een korte samenvatting van wat je hebt verteld. Als er mensen in het publiek zitten die jou niet kennen, begin dan met jezelf voor te stellen. Vertel aan het begin van de presentatie wanneer het publiek vragen mag stellen: het publiek mag je voortdurend onderbreken, of tussentijds vragen stellen wanneer jij dat aangeeft of aan het eind van je presentatie pas vragen stellen. Dit laatste heeft de voorkeur. Wat je ook afspreekt, houd je daar aan. Vertel geen zaken die je publiek al weet. Wanneer het noodzakelijk is dat je hier toch iets over zegt, houd het dan kort. Probeer stopwoordjes te vermijden zoals úh’, ‘ja’, ‘dus’, enne’, nou’. Er zijn maar weinig mensen die niet zenuwachtig zijn tijdens een presentatie. Als jij één van die velen bent die wel zenuwachtig is en (te) snel gaat praten, probeer dan het volgende eens uit: adem na elke zin even rustig in- en uit. Je zult trouwens merken dat je vaak alleen aan het begin van je presentatie een paar minuten last hebt van je zenuwen. Wees vriendelijk en enthousiast. Ook wanneer in je publiek mensen zich vervelend gedragen. Je kunt dan proberen deze mensen zo weinig mogelijk aandacht te geven. Houd oogcontact met het publiek. Staar de mensen niet aan, maar durf ze wel een paar seconden in de ogen te kijken. Ook de mensen die achterin zitten of helemaal vooraan. Blijf niet zitten en sta niet stokstijf stil voor je publiek, maar loop gerust heen en weer. Zorg dat iedereen uit het publiek je kan blijven zien. Wanneer iemand uit het publiek een vraag stelt, herhaal dan de vraag, want misschien heeft niet iedereen de vraag gehoord. Wanneer je het antwoord op een vraag niet weet, zeg dat dan gerust en vraag of iemand anders in het publiek het antwoord wel weet. Sluit af met een positieve, korte, krachtige zin. 11 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Bronnen en bronvermelding Wat zijn bronnen? Als je een verslag schrijft, ga je op zoek naar informatie. Die informatie haal je uit bronnen. Een bron is datgene waar je informatie uithaalt, die betrekking heeft op het onderwerp van jouw verslag. Een bron kan dus van alles zijn: • Artikelen uit tijdschriften en kranten • Boeken • Internetsites (Let op: zoekmachines als Google zijn geen bron!) • Films • Radio- en televisiefragmenten Waarom is het belangrijk om een goede bronvermelding te hebben? In een bron kun je feiten, ideeën, inzichten of conclusies over het onderwerp vinden. Door de bron duidelijk te vermelden geef je aan waar je de feiten of ideeën vandaan hebt gehaald. Het is niet de bedoeling dat je pronkt met andermans veren. Ook is het belangrijk dat de lezer kan controleren of de informatie op de juiste wijze is gebruikt. De lezer moet dus dezelfde informatie kunnen terugvinden Literatuur/bronnen noteren Houd de volgende notatie aan voor de gebruikte literatuur: • De schrijver (achternaam en voorletters) • De volledige titel van het boek of artikel (cursief) • De plaats en jaar van uitgave Enkele voorbeelden: Een boek: Doel H.W. van den, Afscheid van Indië, Amsterdam 2000. Een boek met meerdere auteurs: Bank J., Vos C., Hendrikus Colijn antirevolutionair, Houten 1987 Een tijdschriftartikel: Boterman F., ‘Tussen verzoening en vergelding. Intellectuelen voor en na de Wende’ in: Spiegel Historiael 11/12 jaargang 34, 1999, pp. 490-498 Een internetadres (vermeld altijd de héle URL en datum): http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/NIOD02, 7 juni 2009. 12 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Fout: www.google.nl of www.hetgeheugenvannederland.nl Citeren Citeren is het letterlijk overnemen van een stuk tekst. Dit mag wanneer: • de tekst niet te lang is èn • het citaat tussen aanhalingstekens staat èn • de bron op de juiste manier vermeld wordt. Citeer alleen als je een goede reden hebt om iets letterlijk uit een bron over te nemen. Een werkstuk mag nooit bestaan uit aan elkaar geplakte citaten. Hanteer de regel dat je voor iedere regel die je citeert, zelf minstens twee regels toevoegt waarin je het citaat toelicht. Verder moet je er op letten dat je: • het citaat overneemt met precies dezelfde woorden als in de originele bron. • een citaat altijd op dezelfde manier gebruikt als in de originele bron. De betekenis mag niet veranderen als je het citaat uit zijn oorspronkelijke context haalt. Citaten noteren Stel dat je een citaat wilt gebruiken uit het boek ‘Afscheid van Indië’ van H.W. van den Doel. Een citaat noteer je in de tekst dan als volgt: “ Het zou tot 1947 duren voordat alle 45.000 voormalige krijgsgevangenen naar Batavia zouden zijn overgebracht” 1 In de bijlage met citaten ziet de notatie er dan zo uit : 1 Doel (2000) 131 Je noteert dus alleen de achternaam van de schrijver, jaar van uitgave en bladzijde (de URL van een internetpagina wel volledig vermelden). Parafraseren Parafraseren is het in eigen woorden weergeven van ideeën of bevindingen van anderen. Dit mag wanneer: • duidelijk wordt aangegeven wat van wie wordt overgenomen èn • de bron op de juiste manier vermeld wordt. Dit laatste kan op dezelfde wijze als bij een citaat. Je hoeft niet voor alles wat je schrijft een bron te vermelden. Als iets algemeen bekend of aanvaard is kan een bronvermelding achterwege blijven. Als je bijvoorbeeld schrijft dat de Tweede Wereldoorlog in 1939 begint en in 1945 eindigt kun je dat als algemeen bekend veronderstellen en hoef je geen bron te noemen. Het jaar waarin de Koude Oorlog begint staat niet vast, dus als jij je 13 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk daarvoor op een bron baseert, is het goed die wel te noemen. Vermeld bij twijfel de bron. Plagiaat (en fraude) Plagiaat is het overnemen van stukken tekst, ideeën of theorieën van anderen zonder een volledige bronvermelding. Wanneer je dit bewust doet is er feitelijk sprake van fraude, net als wanneer je spiekt tijdens een toets. Duidelijke voorbeelden van plagiaat zijn: • Een werkstuk van iemand anders inleveren alsof het je eigen werk is. • Korte of lange stukken tekst uit een bron kopiëren zonder de bron te vermelden. Maar ook het volgende valt onder plagiaat: • Andermans woorden of ideeën gebruiken (parafraseren) zonder bronvermelding. • Enkele veranderingen in de tekst aanbrengen en het als eigen tekst presenteren. • Aanhalingstekens vergeten te plaatsen wanneer je letterlijk citeert. • Een onvolledige of incorrecte bronverwijzing geven, zodat de bron niet meer te achterhalen valt. • Zoveel woorden of ideeën overnemen, dat dit het grootste deel van een werkstuk uitmaakt, geldt ook als plagiaat (zelfs met een correcte bronverwijzing). • Het overschrijven van of samenwerken met andere leerlingen zonder dat te melden kan als plagiaat worden beschouwd. Ook het niets uitvoeren in een werkgroep en wel het gezamenlijke cijfer krijgen is een vorm van plagiaat. Voor al het bovenstaande geldt: Neem in geval van twijfel contact op met jouw docent of begeleider. Samenvattend • Zet een citaat altijd tussen aanhalingstekens en vermeld de bron correct. • Je mag teksten van anderen niet aanpassen of parafraseren en het presenteren als eigen werk. Parafraseren is alleen toegestaan als de bron correct wordt vermeld. • Bronvermelding moet correct zijn, zodat het gebruik van bronnen controleerbaar is. Maar bedenk vooral dat een werkstuk moet laten zien wat jij kan. Wees TROTS op je EIGEN WERK! 14 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk 66 Het tijdpad Onderwerp bespreken Een eerste oriënterend gesprek met je begeleider om hoofdvraag eventueel deelvragen en praktische opdrachten te bespreken. Oriënteren. Bronnen/informatie verzamelen. Nadere invulling onderwerp Hoofdvraag of stelling en deelvragen formuleren. Bronnenlijst Plan van aanpak Tweede begeleidingsgesprek uiterlijk 2 juli Eerste beoordelingsmoment uiterlijk 2 juli Uitvoerfase De afrondingsfase Uitvoeren opdrachten en schrijven verslag Keuze presentatievorm Derde begeleidingsgesprek uiterlijk 29 augustus Vierde begeleidingsgesprek uiterlijk 19 september Bijschaven opdracht en verslag. Inleveren conceptverslag uiterlijk 3 oktober. Vijfde begeleidingsgesprek uiterlijk 10 oktober. Tweede beoordelingsmoment uiterlijk 10 oktober. Inleveren definitief verslag uiterlijk 21 oktober. Derde beoordelingsmoment uiterlijk 27 oktober. De presentatie Presentatie op donderdag 30 oktober 2014 (beoordeling 4). 15 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Coördinator profielwerkstukken Voor vragen en opmerkingen over je profielwerkstuk kun je altijd terecht bij je begeleider of anders bij je afdelingsmanager. Voor organisatorische zaken kan je je wenden tot Els Goedhart. Zij coördineert de profielwerkstukken op het ATC. Voor inhoudelijke vragen kan je terecht bij je profielwerkstukbegeleider. 16 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Beoordelingscriteria niveau 1 onvoldoende 1-2-3-4-5 proces 20% niveau 2 voldoende 6-7 niveau 3 goed 7-8 niveau 4 excellent 9-10 Neemt deels zelf initiatieven, maar stelt zich soms afwachtend op, geeft weinig signalen af als het niet goed gaat. Neemt in alle fasen zelf initiatieven en verantwoordelijkheid , geeft zelf signalen af als het niet goed gaat. Neemt in alle fasen initiatieven, begeleider hoeft nauwelijks te sturen. eigen initiatief en Neemt verantwoordelijkh afwachtende eid houding aan, komt niet of slecht voorbereid naar begeleidingsge sprekken, reageert niet of matig. samenwerking met Komt (medeleerling en) afspraken niet begeleiders of matig na, is niet of nauwelijks open in de communicatie. Komt afspraken meestal na, is redelijk open communicatie. Komt afspraken na, is Komt afspraken na, open in de communicatie. is open in de communicatie, houdt goed rekening met medeleerling en begeleiders. reflectie op het leren / logboek (wat heb ik gedaan? wat ging goed? wat kan beter? wat neem ik me voor voor een volgende keer?) Logboek ontbreekt of is weinig zeggend ingevuld. Logboek is aanwezig, er is enige reflectie aanwezig op de eigen aanpak, maar die gaat niet veel verder dan feitelijke verslaglegging. Logboek is aanwezig, beknopte, maar goede reflectie op het eigen leren, die verder gaat dan beschrijven en ook een analyse bevat van het eigen functioneren. Logboek is aanwezig, goede en uitgebreide reflectie op het eigen leren, die verder gaat dan beschrijven en ook een heel goede analyse bevat van het eigen functioneren. 17 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Inhoud 60% consistentie en helderheid in opzet inleiding (motivatie, aanpak), hoofddeel, conclusie (samenvatting, onderbouwd antwoord op hoofd- en deelvragen, daarmee samenhangende vooruitblik), Delen ontbreken en/of vertonen weinig of geen samenhang en/of behoorlijke onevenwichtig heid. Alle onderdelen zijn aanwezig en vertonen een redelijke samenhang (inleiding en conclusie sporen met elkaar, middendeel leidt tot conclusie). Alle onderdelen zijn aanwezig en vertonen een goede samenhang (inleiding en conclusie sporen met elkaar, middendeel leidt tot conclusie), er is weinig overbodige informatie. Alle onderdelen zijn aanwezig en vertonen een uitstekende samenhang (inleiding en conclusie sporen met elkaar, middendeel leidt tot conclusie), er is geen overbodige informatie. denkniveau beschrijving / analyse / evaluatie (eigen, onderbouwde mening) Beschrijving, analyse en/of evaluatie ontbreken of zijn van onvoldoende kwaliteit. Voornamelijk (juiste) beschrijving, summiere analyse en evaluatie. Goede verhouding tussen beschrijving, analyse en evaluatie en deze zijn alledrie van goede kwaliteit. Uitstekende verhouding tussen beschrijving, analyse en evaluatie en deze zijn alledrie van goede kwaliteit en af en toe zelfs uitstekend. denkwijzen van het vak (de aanpak en denkwijzen die kenmerkend zijn voor het schoolvak, veelal afgeleid van de academische discipline) De vakbenaderingswijzen zijn niet of nauwelijks herkenbaar. Van het vak is de benaderingswijze enigszins herkenbaar en juist toegepast of van een vak goed en het andere vak nauwelijks. 18 Van het vak is de benaderingswijzen voor een flink deel herkenbaar en juist toegepast. Voor beide vakken zijn de benaderingswijzen herkenbaar en juist toegepast. Leerlingenhandleiding profielwerkstuk gebruikte bronnen NVT hoeveelheid en de kwaliteit (alleen de bronnen die juist zijn gebruikt tellen mee) Er zijn voornamelijk oppervlakkige bronnen gebruikt, zoals Wikipedia en eenvoudige scholierensites Er zijn een paar relevante populairwetenschappelijke bronnen gebruikt. Er is naast relevante populair-wetenschappelijke bronnen ook een bron van een meer wetenschappelijk niveau gebruikt. Er zijn meerdere relevante wetenschappelijke bronnen gebruikt. illustraties, tabellen, grafieken (alleen indien van toepassing) Slordig, onduidelijk en/of hebben geen heldere relatie met het betoog en/of het schort aan de conclusies/inte rpretatie. Tamelijk helder, verzorgd en hebben een tamelijk heldere relatie met het betoog, min of meer correcte interpretatie/conclu sie. Helder, verzorgd en hebben een heldere relatie met het betoog, correcte interpretatie/conclusie. Uitermate helder, verzorgd en hebben een bijzonder heldere relatie met het betoog, de interpretatie /conclusies zijn excellent. Controleerbaarheid De lijst met bronnen, de bronvermeldin gen (noten) ontbreken en/of zijn niet correct en/of onduidelijk. De lijst met bronnen en de bronvermeldingen (noten) zijn redelijk correct en duidelijk. De lijst met bronnen en de De lijst met bronnen bronvermeldingen (noten) is correct en zijn correct en duidelijk. duidelijk en er is een uitgebreid De onderzoeksmethode is notenapparaat. goed verantwoord. De De onderzoeksmethode onderzoeksmethod is uitstekend De e is enigszins verantwoord. onderzoeksme verantwoord. thode is nauwelijks of niet verantwoord. 19 Leerlingenhandleiding profielwerkstuk originaliteit / eigen werk Er is een grote mate van 'knip-enplakwerk'. Er is een weinig Er is een originele originele vraagstelling en/of aanpak vraagstelling en/of en er is duidelijk een grote aanpak en er is een mate van 'eigen werk'. redelijke mate van ‘eigen werk’, maar her en der neigt het nog naar 'herkauwen'. Er is een originele vraagstelling en aanpak en er is een zeer grote mate van 'eigen werk'. taalgebruik Taalgebruik is Taalgebruik is niet erg helder, tamelijk helder, er is sprake vertoont slechts van redelijk weinig stijl- en wat stijl- en spelfouten, spelfouten, vertoont eigen stijl taalgebruik is van de leerling, (vanwege redelijke knip- en zinsbouw. plakwerk) weinig consistent. Taalgebruik is helder, vertoont vrijwel geen stijlen spelfouten, vertoont eigen stijl van de leerling, goede zinsbouw. Taalgebruik is helder en fraai, vertoont vrijwel geen stijl- en spelfouten, vertoont eigen stijl van de leerling, goede zinsbouw. verzorging (voorblad, inhoudsopgave, paginanummers, alinea-indeling, bladspiegel, mapje, lettertype) Een of meer onderdelen ontbreken, zijn slordig of niet functioneel. Alle onderdelen zijn aanwezig en redelijk functioneel. 20 Alle onderdelen zijn aanwezig en functioneel. Alle onderdelen zijn aanwezig, functioneel en fraai. Leerlingenhandleiding profielwerkstuk Beoordelingsmatrix PWS-presentatie Naam: Onvoldoende Twijfel Voldoende Goed Uitmuntend Presentatie 20% Houding De leerling staat actief, enthousiast en met zelfvertrouwen voor het publiek. Mondeling De leerling brengt zijn boodschap in eigen woorden, goed verstaanbaar en levendig over. Audiovisuele ondersteuning De leerling maakt bij zijn presentatie goed gebruik van ondersteunende middelen. Structuur De presentatie is goed en helder opgebouwd: stapsgewijs wordt de hoofdvraag beantwoord. De presentatie wordt afgesloten met een samenvatting. De duur van de presentatie is passend. Betrokkenheid De leerling toont interactie en betrokkenheid met het publiek. De leerling beantwoordt vragen uit het publiek adequaat. 21
© Copyright 2024 ExpyDoc