Intro op website augustus 2014

Het beeldje van St. Geertruid: een bezielde figuratieve vuursteen met gegraveerde symbolen.
Begin negentiger jaren vond ik (Marius Meulenberg) op de Kaap bij St. Geertruid een kleine vuursteenknol met in de cortex groeven die mij opzettelijk
gemaakt leken. Het is een door de natuur gevormde figuratieve steen, die lijkt op een persoon die op een kubus zit. In het verleden vond iemand deze
antropogene (op een mens gelijkende) vuursteen belangrijk genoeg om er o.a. drie symbolen op te graveren. Deze symbolen zijn bekend uit archeologische
vondsten en komen in Z-Limburg voor op Bandkeramisch sieraardewerk (5500-4900 v. Chr.).
Staand V-symbool
Tri line
Liggend V-symbool
Door de natuur gevormde figuratieve stenen zijn in culturen met een natuurgodsdienst belangrijk. Stenen die op een mens lijken, kunnen in dit geloof
religieuze objecten zijn, bezield door de geest van een voorouder of een goddelijk wezen.
Ook uit het Neolithicum kent men zulke stenen, die men gezien de plaats waar zij zijn gevonden, heeft beschouwd als bezield. In west Europa zijn daarbij ook
stenen met gegraveerde symbolen en/of met attributen. Vergeleken met deze voorbeelden van bezielde stenen, is de antropomorfe vorm van het beeldje van
St. Geertruid kwalitatief meer dan voldoende om er een bezielde steen in te zien. De symbolen op het beeldje getuigen daar ook van. De plaats van deze
symbolen (op het hart, de hals en het hoofd) geeft aan dat degene die de symbolen aanbracht in de steen een antropomorfe vorm zag.
Het beeldje van St. Geertruid kan dus een steen zijn, die men destijds beschouwde als bezield door een voorouder, god of godin.
Bij alle gevonden voorbeelden van bezielde stenen uit het Neolithicum, is er in meerdere of mindere mate sprake van de combinatie onderwereld (grot of
kunstmatige grot /ganggraf) – bezielde antropomorfe steen/godin – levenscyclus/dood/(weder)geboorte. Dit is voor mij één van de vier argumenten om te
speculeren dat men het beeldje van St. Geertruid destijds zag als een steen die bezield werd door een (vogel)godin, met een relatie tot de onderwereld, dood en
wedergeboorte. Deze speculatie past goed bij de vindplaats van het beeldje. Hier kunnen geologische orgelpijpen voorkomen. Een geologische orgelpijp is een
oplossingsgat dat in de krijtlaag ontstaat door uitspoeling van het regenwater.
Zelf heb ik tijdens het zoeken naar artefacten op de rand van het plateau bij Gronsveld wel eens zo'n geologische orgelpijp gezien. De vorige keer was daar
niets van te zien, maar nu was er ineens een heel diep rond gat. Voor Bandkeramiekers moet zo’n plots zichtbaar diep rond gat een onverklaarbaar
natuurfenomeen zijn geweest en een associatie met een toegang tot de onderwereld ligt voor de hand.
Bandkeramiekers brachten offers op plaatsen waar men de aanwezigheid van de onderaardse vruchtbaarheidsgodin veronderstelde.
Misschien was de Kaap zo’n plaats en vonden hier tijdens de Bandkeramiek rituelen plaats waarbij het beeldje van St. Geertruid een rol speelde.
Zeven deelonderzoeken die ik heb uitgevoerd geven zekerheid dat de symbolen op het beeldje gegraveerd zijn en niet zijn ontstaan uit toevallige
schampsporen. Twee onderzoeken naar de meest waarschijnlijk datering van de graveringen, geven daarvoor de Lineaire Bandkeramiek (vroeg Neolithicum)
aan. Een derde onderzoek geeft het Neolithicum aan en is daar dus mee in overeenstemming. Een aardige bijkomstigheid is dat alle graveringen gemaakt
kunnen worden met een Bandkeramisch kammetje zoals men destijds gebruikte voor het versieren van Bandkeramisch aardewerk.
Toch kunnen archeologen maar moeilijk geloven in deze unieke vondst. Decennia lang heeft men uitgedragen dat figuurstenen nooit opzettelijk bewerkt zijn.
Dat lijkt nu een taboe te zijn geworden. Omdat er ook geen dienst is die zich verantwoordelijk voelt voor het leveren vaneen adequate zorg voor erfgoed bij
particulieren, is er voor een archeoloog ook geen dringende de reden uitspaken te doen over het beeldje van St. Geertruid. Een positief oordeel over een
bewerkte figuursteen kan een archeoloog duur komen te staan door kritiek van zijn collega’s en voor een negatief oordeel ontbreken goede argumenten.
Het valt daarom te loven dat drs. Amkreutz van het RMO toch zijn mening heeft willen geven. Maar ook het RMO blijft binnen veilige grenzen. Ter
illustratie: Een zekerheid van 99,999 999 99 % dat het beeldje van St. Geertruid is gegraveerd, is voor het RMO onvoldoende om er vanuit te gaan dat dit het
geval is. Daarvoor is eerst een positief oordeel van een vooraanstaande autoriteit nodig. Zo’n vooraanstaande autoriteit blijkt in praktijk slechts in Frankrijk te
vinden. Een begrijpelijke, maar voor de archeologie een trieste zaak, mede gezien de veel minder zware eisen die de archeologen zichzelf hebben opgelegd
bij de vier erkende kunstuitingen uit de prehistorie.
Gelukkig is niet iedereen zo voorzichtig. Dr. Annine E.G. van der Meer is een vooraanstaand godsdiensthistoricus en symbooldeskundig en auteur van diverse
boeken op dit gebied. Zij is van mening dat men het beeldje van St. Geertruid vroeger mogelijk heeft gezien als bezield door een godin of een voormoeder die
in verbinding staat met de Grote Moeder. Die mogelijkheid is maatgevend voor de religieus culturele waarde van het beeldje van St. Geertruid.
Omdat ik het prehistorisch erfgoed en de culturele waarde van het beeldje van St. Geertruid belangrijk vind, zie ik het voorlopig nog als mijn taak een
adequate zorg te leveren. Ik kan als particulier echter geen duurzame zorg bieden. Ik streef er daarom naar over het beeldje te publiceren in vaktijdschriften.
Dat is een beperkte vorm van duurzame conservatie.
Ik zie het niet als mijn taak een campagne te beginnen voor een betere zorg voor ons prehistorisch erfgoed. Maar streef er wel naar ook te publiceren in
dagbladen. Op die manier kan er ook aandacht worden gevraagd voor de gebrekkige zorg voor erfgoed bij particulieren. Misschien komt het dan ooit tot een
betere zorg en tot een betere organisatie daarvan.
Marius Meulenberg
Civiel ingenieur TUD en ZZP-er beeldhouwer.