De andere wereld Die prachtige namiddag in de zomer mocht nog uren duren. We hadden een lange tocht te paard gemaakt. Mijn prins en ik. Zijn rustgevende aanwezigheid en de ons omringende natuur maakte dat ik de hele wereld aan kon. Dat was vaak anders. Meestal kwam ik, dertien jaar oud, onzeker, angstig en gespannen aan op de boerderij. Door het verbale en lichamelijke geweld bij ons thuis trok ik me in mijzelf terug, verstopte me het liefst. Zo anders was het in zijn aanwezigheid. Hij maakte dat ik te voorschijn kwam. Zijn sterke en warme persoonlijkheid straalde vertrouwen uit. Voor hem was ik niet bang, bij hem kon ik wél leven. Hij was de enige op de wereld die ik vertrouwde, kon vertrouwen. Hij behandelde me met respect, zorg, toewijding en liefde. Ik wist niet dat zoiets bestond. Gekker nog: hij praatte heel gewoon tegen mij! Dat deden ze bij mij thuis niet, ik bestond daar helemaal niet. Ik was daar een ding. Volgens mijn jaloerse moeder roddelde het dorp over ons: ”Wij hadden een verhouding.” Ik hield mijn mond stijf dicht. Wat wist zij nou van warmte, liefde, respect, plezier, levenslust, nog beter: van levenskunst? Onwetend over hoe het leven zou kunnen zijn had ze alleen een cliché als antwoord. Hij leerde me tractor rijden en koeien melken. Samen zaten we uren op de tractor; het land werd omgeploegd. De vrede en het geluk waren ongekend. Hier was iemand die alle tijd voor mij had en nam, met me ging paardrijden, over van alles vertelde, me met goedhartige liefde en respect behandelde; bovendien ook van het leven genoot; mij daarin een voorbeeld was. Een levenskunstenaar. Door hem wist ik dat die andere wereld echt bestond. Ik wilde het liefst voor altijd op de boerderij blijven. Daar was het leven goed en vertrouwd. Maar ik werd achttien en de grote stad lonkte en lokte. De wereld waar alle spannende dingen zouden gebeuren; mochten gebeuren; eindelijk. Ik ging naar Amsterdam, verliet de idylle, waagde de sprong. Af en toe bezocht ik hem op de boerderij. Ik fantaseerde dat hij ooit ook in de stad kwam wonen. Met de tijd werd de afstand groter. Nu woont hij niet meer op de boerderij, ik inmiddels in het buitenland. Ik ben hem voor altijd dankbaar; hij is en blijft mijn prins op het witte paard. Anneke Verschoof
© Copyright 2024 ExpyDoc