Kaders voor continuïteit en vernieuwing op het sociale domein

RIS.6468
Kaders voor continuïteit en vernieuwing op het sociale domein.
Beleid voor de invoering van de drie decentralisaties in Emmen.
Januari 2014.
2
1. Inleiding.
Op 1 januari 2015 worden de nieuwe Jeugdwet, de nieuwe WMO en de Participatiewet naar
verwachting van kracht. Deze drie wetten leiden tot een omvangrijke stelselwijziging.
Gemeenten zullen met meer beleidsruimte maar minder budget meer taken en
verantwoordelijkheden op het sociale domein op zich moeten nemen. Meer beleidsruimte biedt
kansen en mogelijkheden voor vernieuwing. Minder budget vraagt om kostenbesparende
ingrepen, zonder dat daarmee de continuïteit van sociale dienstverlening aan kwetsbare
burgers in het geding komt. Voor de keuzes die we daarin als gemeente moeten en willen
maken, is een beleidskader nodig. Dit beleidskader ligt voor u.
Visie en ambitie.
De bestuurlijke toekomstvisie van de gemeente Emmen is leidend voor dit beleidskader. Het
‘
,
’
2013
zeven experimenten in en met de Emmense samenleving en in een gemeentelijke visie op de
inrichting van de Toegang tot maatschappelijke dienstverlening. De overeenkomstige ambitie
die daar uit spreekt, vormt ook in dit beleidskader de kern:
Op het sociale domein willen we toe naar een nieuwe balans in verantwoordelijkheden
tussen inwoners, maatschappelijke organisaties, zorgaanbieders, bedrijfsleven en gemeente.
We willen de mogelijkheden en draagkracht van de samenleving beter benutten. Als
gemeente willen we aansluiten bij wat de samenleving zelf kan en wil.
Ook in eerder door de gemeenteraad vastgesteld beleid zijn gelijkluidende ambities en doelen
verwoord, die mede richting geven aan dit beleidskader. Het betreft de volgende documenten:
-het beleidsplan Maatschappelijke Ondersteuning 2012-2016 ‘
’;
-het meerjaren beleidskader Arbeidsmarkt- en participatiebeleid 2012-2016;
-het beleidskader Jeugdbeleid 2008-2020.
We werken de inhoudelijke rode draad van deze documenten verder uit en laten ons
inspireren door de daarin beschreven ambities,
’,’
‘
huishouden, één plan, één regisseur
’.
’
‘
Bij de uitwerking hebben wij oog voor het feit dat Emmen niet los gezien kan worden van de
regio. We kiezen waar mogelijk voor een regionale aanpak, waarbij het zowel om verplichte
bovengemeentelijke samenwerking gaat als om samenwerkingsvoordelen met betrekking tot
efficiëntiewinst en kennisdeling. We zullen in de beleidsontwikkeling afstemmen en
samenwerken met de gemeenten Borger Odoorn en Coevorden en, indien noodzakelijk, met
overige gemeenten. Bij de uitvoering van de decentralisaties is, zoals dit nu ook al het geval
is, een gezamenlijke aanpak met maatschappelijke partners een uitgangspunt.
Transitie en transformatie (de korte en de lange termijn)
3
De ambitie om tot een nieuwe balans in verantwoordelijkheden tussen samenleving en
’
‘
’
‘
alle betrokkenen. Dit transformatie-proces vraagt tijd en reikt veel verder dan
1 januari 2015. Op deze invoeringsdatum moeten we als gemeente echter wel goed voorbereid
zijn op onze nieuwe, wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Het transitieproces van de
nieuwe wetten dient er toe te leiden dat voor kwetsbare burgers die afhankelijk zijn van
ondersteuning deze ondersteuning gecontinueerd wordt. Deze urgentie wordt vertaald in dit
beleidskader: het biedt in de eerste plaats kaders voor de transitie (op korte termijn continuïteit
garanderen) maar er wordt ook naar het langer durende transformatie-proces gekeken. Bij dit
laatste gaat het over hoe voor de langere termijn de gedecentraliseerde taken efficiënter en
effectiever kunnen worden uitgevoerd met als uitgangspunt: dichtbij de inwoners en hun directe
omgeving.
Planning, timing en samenhang.
Om ons goed voor te kunnen bereiden op de transitie, volgen we voor de decentralisaties
Jeugdzorg, AWBZ-WMO en de Participatiewet waar mogelijk de landelijk voorgestelde planning.
Daarin is de vaststelling van beleidskaders door de gemeenteraad in de huidige fase van
voorbereiding een belangrijke stap. In januari 2013 is door het college en de raad besloten de
drie decentralisaties in één programmatische aanpak te verbinden. De aanleiding was dat door
een aantal ontwikkelingen – w.o. het
regeerakkoord kabinet Rutte I en II, het Sociaal Akkoord
en het Zorgakkoord - bleek dat er behoefte was aan en noodzaak bestond tot het aanbrengen
van (meer) samenhang tussen de verschillende decentralisaties. Om daadwerkelijk
meerwaarde, winst en goede ondersteuning te kunnen realiseren, bleek een benadering vanuit
de vraag en eigen leefomgeving van de inwoner vereist. Dit betekent dat oplossingen niet
vanuit de verschillende kolommen maar vanuit de vraag van onze inwoners georganiseerd
moeten worden. Binnen de drie verschillende decentralisaties is immers sprake van een
duidelijke overlap in doelgroepen en problematiek. In een huishouden gaat het vaak om
meerdere problemen tegelijk, die met elkaar samenhangen en dus ook in samenhang moeten
worden aangepakt. Als iemand geen werk en daardoor te weinig geld heeft, in een slecht huis
woont en spanningen in zijn gezin heeft, ziet hij dat als een ongedeeld vraagstuk. Dus: één
huishouden, één plan, één regisseur voor alle leefgebieden.
Deze ‘
’
daarom ‘3D-breed’.
Uitwerking per decentralisatie.
Het besluitvormingstraject voor respectievelijk de Jeugdwet, de nieuwe WMO en de
Participatiewet loopt uiteen. Zo is de wet op de Jeugdzorg medio oktober 2013 door de 2e
Kamer vastgesteld, terwijl het nog niet duidelijk is wanneer de besluitvorming over de andere
twee wetten in de Tweede en Eerste Kamer zal plaatsvinden. Het zou voor gemeenten logisch
zijn dit af te wachten, alvorens beleidskaders vast te stellen. Daarmee zou echter te veel
voorbereidingstijd verloren gaan. Gezien de noodzakelijke samenhang met betrekking tot de
uitvoering per 1 januari 2015 van de drie wetten en het feit dat voor de wet op de Jeugdzorg
op korte termijn beleidskaders nodig zijn, wordt thans ‘
rnieuwing
’ ter besluitvorming aan de gemeenteraad aangeboden. Inmiddels is het
Beleidskader Invoering Stelselwijziging Jeugdzorg uitgewerkt. De uitwerking van de nieuwe
WMO en de Participatiewet – zoals vermeld nog afhankelijk van besluitvorming op landelijk
niveau – zal vermoedelijk in het voorjaar van 2014 volgen.
4
Leeswijzer.
Dit document omvat slechts één hoofdstuk waarin kort en bondig de kaders voor continuïteit
en vernieuwing op het sociale domein zijn opgenomen. Deze hebben we voorzien van een
globale maar zo concreet mogelijke uitwerking. Deze kaders zullen in 2014 verder uitgewerkt
worden via nadere gemeentelijke besluitvorming met betrekking tot de invoering van de drie
nieuwe wetten.
2.
Kaders voor continuïteit en vernieuwing op het sociale domein.
1. Iedere Emmenaar kan meedoen naar vermogen.
-
Alle inwoners vormen, tezamen met maatschappelijke organisaties, onderwijs, (zorg-
)instellingen,
de gemeentelijke organisatie en bedrijfsleven de Emmense samenleving. Wij doen
zoveel mogelijk
een appèl op allen om daaraan -naar eigen vermogen- een bijdrage te leveren.
-
In Emmen willen we dat kinderen/jongeren gezond, positief en veilig opgroeien, zodat zij
zich kunnen voorbereiden op actieve deelname aan de samenleving. Aan inwoners,
onderwijs, organisaties en instellingen wordt gevraagd daaraan bij te dragen.
-
Inwoners die (tijdelijk) geen reguliere, betaalde arbeid verrichten en een beroep doen op
financiële ondersteuning vragen wij om naar vermogen een tegenprestatie te leveren.
-
Inwoners die door een beperking geen reguliere arbeid kunnen verrichten, worden
toegeleid naar (zo nodig aan hun situatie aangepaste) arbeid in het reguliere bedrijfsleven.
Voor specifieke doelgroepen bestaat een vangnet van voorzieningen voor beschut werken
of dagbesteding.
-
Inwoners die door een beperking een beroep moeten doen op ondersteuning blijven
zeggenschap houden over hun hulpvraag en over de oplossingen. Hierbij gaat het
allereerst om hulp en steun te mobiliseren vanuit de eigen familiekring of het sociale
netwerk in hun omgeving. Indien dit niet aanwezig of niet toereikend is, wordt
professionele ondersteuning geboden.
2. Maatschappelijke dienstverlening wordt gebiedsgericht georganiseerd en uitgevoerd.
5
‘
Maatschappelijke dienstverlening wordt
’
, zoveel
mogelijk in nog te formeren sociale gebiedsteams.
-
De sociale gebiedsteams worden geformeerd in de zes al bestaande gebieden zoals we
die hebben vastgesteld voor de uitvoering van de WMO schoonmaakondersteuning en het
door Sedna uitgevoerde welzijnswerk. Dit zijn de Monden, de Blokken, de Velden, Emmen
Noord, Emmen Oost en Emmen Zuid / Centrum.
-
De sociale gebiedsteams zijn per gebied voor inwoners telefonisch, digitaal en fysiek (dus
in een herkenbaar gebouw) bereikbaar. Hierbij is ruimte voor kleinschaliger invullingen.
’
-
maatschappelijke dienstverlening door de sociale gebiedteams wordt een vitale en
verbindende relatie gevormd.
-
Maatschappelijke dienstverlening die specialistisch van aard is, wordt op de schaal van de
gemeente, regio of provincie georganiseerd en ingezet.
-
Diensten die niet op gebiedsniveau georganiseerd kunnen worden, zoals het verstrekken
van uitkeringen, worden
-
volgens de daarvoor geldende wettelijke bepalingen uitgevoerd.
De inrichting van de sociale gebiedsteams wordt mede bepaald door de uitkomsten van
het bestuurlijke experiment De Toegang zoals dit momenteel in het gebied Emmen Oost
wordt uitgevoerd en andere experimenten en initiatieven uit de samenleving.
3. Nieuwe, gedecentraliseerde taken en verantwoordelijkheden op grond van de Jeugdwet,
de WMO en de Participatiewet, worden uitgevoerd met de budgetten die daarvoor door het
rijk beschikbaar worden gesteld.
-
De beschikbare budgetten worden ingezet ten behoeve van de in de drie wetten
geformuleerde doelen.
-
De door het rijk opgelegde kortingen op de budgetten worden in aanvang doorvertaald
binnen de drie afzonderlijke beleidsgebieden. Dus afzonderlijk voor jeugdzorg, WMO en
participatiewet. Er vindt verkenning plaats (rekening houdend met wettelijke bepalingen)
van de voor- en nadelen van een gebundeld, ontschot budget voor het gehele sociale
domein. Op termijn (dwz uiterlijk in het jaar 2015)
worden er voorstellen gedaan voor
een nadere verdeling.
-
Bij de inzet van de beschikbare budgetten, hanteren we de volgende criteria en
sturingsmogelijkheden:

kwaliteit van de maatschappelijke dienstverlening;

kostenbeheersing door efficiency in de uitvoering. Door ontschotting, minder
bureaucratie, bundeling van diensten en het tegengaan

‘
’.
kostenbeheersing door te overwegen om naar populatiebekostiging van de sociale
gebiedsteams te gaan. Hierbij krijgt het sociale gebiedsteam een afgebakend bedrag
op grond van de kenmerken van de populatie in het werkgebied (mate van voorkomen
en type/zwaarte van problematiek). Op dit moment doen we met de uitvoering van de
schoonmaak-ondersteuning ervaring op met een vorm van populatiebekostiging. Deze
ervaringen zullen we gebruiken bij het maken van de (toekomstige) keuze. Voor het
6
overige is met deze vorm van financiering, ook landelijk, geen of weinig ervaring
opgedaan.

kostenbesparing door aanpassing van tarieven bij inkoop en contractering.

kostenbesparing door vermindering van professionele inzet (en dus toename van
informele zorg)

verhoging van inkomsten door het innen van hogere eigen bijdragen. Op basis van
wettelijke bepalingen mag de eigen bijdrage, na inkomenstoetsing, kostendekkend zijn.
4. Maatschappelijke dienstverlening bestaat zo veel mogelijk uit vrij toegankelijke,
algemene voorzieningen. De toegang (voormalige indicatiestelling) tot niet vrij toegankelijke
voorzieningen wordt in principe extern georganiseerd.
-
Lichtere vormen van maatschappelijke dienstverlening worden als algemene, vrij
toegankelijke voorzieningen vanuit de sociale gebiedsteams geleverd.
-
Zwaardere en specialistische vormen van maatschappelijke dienstverlening zijn niet vrij
toegankelijk en worden via een beschikking toegekend aan de cliënt.
-
Het beleid en de uitvoering zijn gericht op het zoveel mogelijk bieden van lichtere vormen
van maatschappelijke dienstverlening en op het zo veel mogelijk voorkomen en beperken
van zwaardere vormen van maatschappelijke dienstverlening. Preventie staat voorop.
-
Het mandaat voor de toekenning van zwaardere vormen van maatschappelijke
dienstverlening, wordt in principe extern belegd en georganiseerd, tenzij bij wettelijk
voorschrift anders is bepaald.
-
Het uitgangspunt bij het leveren van meervoudige maatschappelijke dienstverlening is: één
huishouden, één plan, één regisseur voor alle leefgebieden. Het realiseren van een
integrale aanpak in de uitvoering van jeugdzorg en ondersteuning vergt tijd. In de
overgangsfase kunnen jeugd-specifieke of WMO-specifieke werkstructuren op
gebiedsniveau nodig blijken. Deze zijn dan van tijdelijke aard.
5. Continuïteit van jeugdzorg en WMO-ondersteuning worden gegarandeerd op grond van
de daarvoor geldende wettelijke bepalingen.
-
In het door de gemeente Emmen ondertekende Regionaal Transitie-arrangement (RTA)
wordt inzicht geboden in hoe de continuïteit van zorg voor jeugdige cliënten voor de
periode tot en met 2016 vormgegeven kan worden.
-
Ten behoeve van de continuïteit van de langdurige zorg (nu nog AWBZ), wordt het in de
nieuwe WMO vastgelegde overgangsrecht in acht genomen. De precieze
overgangstermijnen voor verschillende vormen van ondersteuning en begeleiding zijn nog
niet bekend.
7
-
Met in achtneming van de termijnen voor continuïteit, wordt zo spoedig mogelijk gestart
met de ontwikkeling van vernieuwende arrangementen voor maatschappelijke
dienstverlening. Dit gebeurt in samenspraak met cliënten(organisaties),bewoners (organisaties) en aanbieders van zorg, ondersteuning, begeleiding en dagbesteding.
6. Bij inkoop en contractering zijn regionale samenwerking, kwaliteit en betrokkenheid van
de huidige leveranciers van maatschappelijke dienstverlening het uitgangspunt.
-
Bij het inkopen van maatschappelijke dienstverlening hechten we waarde aan de al
aanwezige kennis, expertise en vernieuwingskansen in Emmen en de regio ZO-Drenthe.
Samen met (een vertegenwoordiging van) de huidige leveranciers van maatschappelijke
dienstverlening wordt gezocht naar het op efficiënte en vernieuwende wijze inrichten van
het jeugdzorg- en ondersteuningsaanbod. Het is van belang dat de leverancier van sociale
diensten:

de specifieke omstandigheden op het sociale domein in de gemeente Emmen kent of
wil leren kennen;

de situatie van werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, cliënten,
jeugdigen en ouderen met een hulpvraag en hun specifieke ondersteuningsbehoefte
kennen;

samenwerkt of samen wil werken met andere aanbieders van (informele) zorg en
ondersteuning, huisartsen en organisaties in wijken en dorpen.

de ambities tot vernieuwing en herinrichting van het sociale domein onderschrijft en bij
wil dragen aan de realisering ervan;

werkgever is of wil zijn in Emmen en de regio ZO-Drenthe.
-
Het inkopen en contractering van maatschappelijke dienstverlening geschiedt bij
voorkeur op basis van regionale gemeentelijke samenwerking.
Ten behoeve van inkoop en contractering worden in regionaal verband, in samenwerking
met de BOCE-gemeenten, kaders geformuleerd.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
8