www.vastgoedmarkt.nl juli 2014 Vastgoedmarkt 63 juridisch achtergrond wet- en regelgeving / ruimtelijke ordening / gebiedsont wikkeling Einde aan ontelbare wetten, AMvB’s en regelingen Omgevingswet naar Tweede Kamer voor huur dan koop. En het is een demografisch feit dat het woningtekort van nu 200.000 de komende vijf jaar oploopt naar 300.000. We zien vooral de vraag toenemen in de Randstad en de gemeenten rond grote steden. Meest in trek zijn appartementen van 70 m2 met balkon in het centrum. Ook de populariteit van nieuwe woonvormen voor gelijkgestemden neemt toe, of het nu studentencampussen, jonge gezinnen of idealisten met duurzame ambities gaat. Wij spelen hier ook op in door woningcomplexen te realiseren met gemeenschappelijke voorzieningen, – ruimtes en binnentuin.’ Institutionele woning- beleggers zullen dan ook woningen blijven afnemen van projectontwikkelaars, weet Van Dijk. ‘Ons fonds wil per jaar zo’n 50 miljoen euro aan nieuwbouw kopen, mits de kwaliteit hoog genoeg is. Voor de crisis was er gebrek aan product, omdat alle woningen aan particulieren werden verkocht. Hoewel er dus genoeg nieuwbouwprojecten beschikbaar zijn, is de kwaliteit en prijs van het aanbod niet in verhouding. De grondcomponent is nog te hoog in de totaalprijs. We praten daarover met ontwikkelaars maar vooral met gemeenten die de grondprijzen bepalen. ‘Sociale woningvoorraad terug naar nul’ De aan Round Hill Capital verkochte woningportefeuille bestaat uit 1.534 woningen, waarvan 80 procent appartementen en 20 procent grondgebonden woningen. De portefeuille bestaat voor zo’n 70 procent uit geliberaliseerde huurwoningen en 30 procent uit sociale huur. De woningen zijn verspreid over het land, met een grote vertegenwoordiging in Limburg. CBRE GI was overwogen in Limburg. Na de verkoop is het Limburgse percentage gedaald van 12 naar 6 procent. Het CBRE Dutch Residential Fund heeft nu nog een beleggingsvolume van 1,22 miljard euro, goed voor zo’n 9.000 woningen. Inclusief de verkoop aan Round Hill heeft de institutionele belegger de afgelopen vijf jaar voor 400 miljoen euro afgestoten. ‘Alle verkopen waren op marktwaarde’, benadrukt fondsmanager Robbert van Dijk. Gedurende dezelfde periode zijn er in het fonds aankopen gedaan van ongeveer 300 miljoen euro. Het portefeuillebeleid houdt in verjonging, verlaging van de loan-to-value, afbouw van de gereguleerde woningvoorraad en focus op de Randstad en Brabantse stedenring. ‘We zullen nog enkele Limburgse complexen verkopen. Maar we blijven een landelijke woningbelegger met een dekking van 70 procent in de Randstad en de Brabantse stedenring en 30 procent in de overige provincies.’ Na de verkoop is het percentage gereguleerde woningen gedaald van 30 naar ongeveer 23 procent. Dat is een laag percentage vergeleken met alle Nederlandse institutionele beleggers, stelt Van Dijk. ‘In 1998 bestond onze portefeuille nog voor ongeveer de helft uit sociale woningen. De komende jaren gaan we onze gereguleerde voorraad terugbrengen naar nul. Dat doen we via verkoop en renovatie. Een groot deel van onze sociale huurwoningen heeft namelijk de potentie om te kwalificeren voor onze geliberaliseerde voorraad.’ Over behaalde rendementen kan Van Dijk niets zeggen. ‘Die informatie is voorbehouden aan onze zeventig aandeelhouders. Maar ik kan wel zeggen dat we de ROZ/IPD-index op drie- en vijfjaarsrendementen outperformen.’ ‘Geliberaliseerde huurmarkt naar 700.000 woningen’ Nederland telt 3,15 miljoen huurwoningen, waarvan ongeveer 2,25 miljoen (71 procent) in handen van woningcorporaties en 900.000 (29 procent) eigendom van commerciële beleggers. Het overgrote deel (2,7 miljoen ofwel 88 procent) van de totale voorraad bestaat uit sociale huurwoningen tegen 400.000 (12 procent) huurwoningen in de vrije sector. Woningcorporaties hebben het hoogste percentage (94 procent) gereguleerde woningen. Daarna volgen de particuliere beleggers. Van hun voorraad van 760.000 woningen is maar liefst 73 procent een sociale huurwoning. Van de 140.000 woningen in bezit van institutionele beleggers bestaat zo’n 45 procent uit sociale huurwoningen. Vooral vanwege de fiscale (hypotheekrenteaftrek) en financiële (aflossingsvrije hypotheek) stimulans is het aantal koopwoningen tussen 1985 en 2012 toegenomen van 2,3 miljoen naar 4,1 miljoen. Nu het kabinet hieraan paal en perk heeft gesteld en woningkopers kwetsbaar zijn (20 procent prijsdaling), zal de balans tussen koop en huur evenwichtiger worden en de vraag naar markthuurwoningen toenemen. ABF Research schat dat de huidige niet-gereguleerde voorraad van 400.000 daardoor tot 2030 groeit met een kleine 300.000 tot bijna 700.000. Dat gaat volgens ABF niet ten koste van de koopwoningmarkt (+13 tot +20 procent) maar van de gereguleerde woningmarkt (-10 tot -16 procent). Het woningbeleggingsvolume stijgt al sinds medio 2011. In 2013 werd voor 1,3 miljard euro in belegging genomen, berekende Savills in juni. In de eerste helft van dit jaar hebben beleggers al voor zo’n 700 miljoen euro aan huurwoningen aangekocht. De Omgevingswet is op 17 juni 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd. Hij wordt uiterlijk in 2018 van kracht. Vooruitlopend daarop kan er met deze wet worden geëxperimenteerd via de Crisisen Herstelwet (uiterste indieningsdatum 1 september 2014). Nu werken we met ongeveer veertig wetten en 120 algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) en een paar honderd ministeriële regelingen voor de leefomgeving. Met de Omgevingswet komt daaraan een einde. Anne-Marie Klijn De Omgevingswet komt in de plaats van de volgende 24 wetten: Belemmeringenwet Privaatrecht, Crisis- en herstelwet, Interimwet stad- en milieubenadering, Onteigeningswet, Ontgrondingenwet, Planwet verkeer en vervoer, Spoed-wet wegverbreding, Tracéwet, Water-staatswet 1900, Waterwet, Wegenwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wet beheer rijkswaterstaatswerken, Wet bodembescherming, Wet geluidhinder, Wet herverdeling wegenbeheer, Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, Wet inrichting landelijk gebied, Wet inzake de luchtverontreiniging, Wet natuurbescherming, Wet milieubeheer, Wet ruimtelijke ordening, Wet voorkeursrecht gemeenten en Wrakkenwet; delen van de Monumentenwet 1988 en Woningwet; bepalingen uit wetgeving voor energie, mijnbouw, luchtvaart en spoorwegen die een rol spelen bij besluiten over ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Maatwerk De huidige Omgevingswet staat voor maatwerk en moet onnodige belemmeringen opheffen. Daarom zullen bij bijvoorbeeld het nieuwe bestemmingsplan – het gemeentelijke omgevingsplan – alle verordeningen voor de leefomgeving worden betrokken. Daarmee kunnen deelaspecten in samenhang worden bezien: ruimtelijke ordening, milieu, verkeer en vervoer, water, natuur en cultureel erfgoed. Op provinciaal en nationaal niveau komt een Omgevingsvisie die is te vergelijken met de huidige structuurvisie, voorheen de streekplannen (voor de fijnproevers). Gemeenten zijn daarin vrij. Daarnaast kunnen we gaan werken met programma’s. In een programma staan concrete maatregelen voor bescherming, beheer, gebruik en ontwikkeling van de leefomgeving. Een huidig voorbeeld daarvan is het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In bijzondere situaties, waar niet wordt voldaan aan omgevingswaarden, kan een programma worden gebruikt om te sturen op activiteiten die een negatief effect hebben op het voldoen aan de omgevingswaarde of een andere vastgelegde beleidsdoelstelling. Het programma bevat enerzijds maatregelen om aan de gestelde kwaliteit van de fysieke leefomgeving of beleidsdoelstelling te voldoen en anderzijds activiteiten, waaronder projecten, die kunnen worden toegelaten. Dat biedt mogelijkheden om de gebruiksruimte te optimaliseren. Ook zijn de omgevingswaarden nieuw. Die kunnen worden opgenomen in een omgevingsplan en zo toetsingskader zijn voor vergunningverlening. Omgevingswaarden zijn waarden voor de staat of de kwaliteit van de leefomgeving. Uitgangspunten Uitgangspunten voor de nieuwe wet zijn: dat het eenvoudiger, efficiënter en beter moet (meer reguliere procedures; regels alleen daar waar nodig). Ook moeten nieuwe initiatieven de ruimte krijgen en niet vastlopen op dichtgetimmerde regelingen. Duurzaamheid staat voorop met ruimte voor regionale verschillen. Het nieuwe omgevingsrecht spoort bestuurders aan tot actie en is gebaseerd op vertrouwen en verantwoordelijkheid dragen. De fysieke leefomgeving wordt het centrale begrip en in die omgeving werken overheden met elkaar samen. De taak van de overheid is gedefinieerd. Dus daarbuiten behoeft zij zich niet actief op te stellen. In de eerste plaats is de overheid verantwoordelijk voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving voor de burger en een goede omgevingskwaliteit. In de tweede plaats zorgt de overheid voor collectieve voorzieningen in de fysieke leefomgeving, zoals watersystemen, wegen en riolering. Het doel is een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit. Tegelijkertijd moet de wet bijdragen aan het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving om maatschappelijke functies te vervullen. Burger verantwoordelijk De Omgevingswet spreekt de burger in de eerste plaats aan op zijn eigendom: grond en gebouwen. Niet de overheid, maar de burger als opdrachtgever of eigenaar, is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn woning en grond. Deze mogen geen onaanvaardbare veiligheids- en gezondheidsrisico’s opleveren voor hemzelf en derden. Bedrijven hebben vaak verschillende rollen. Zij zijn initiatiefnemers die gebruiksruimte nodig hebben, zoals planologische ruimte of milieugebruiksruimte. De maatschappij verwacht van bedrijven, meer dan van burgers, dat zij zorgplicht hebben voor de fysieke leefomgeving. De regering verwacht van bedrijven die zelf projecten initiëren, dat zij vroegtijdig participatie van de omgeving organiseren en samenwerken met andere initiatiefnemers in een gebied en zo een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit. Bedrijven hebben vaak de sleutel in handen om milieuproblemen aan te pakken, zeker op bovenlokale schaal, door innovatie van producten en processen. ‘Vertrouwen’ is de basis: vertrouwen in initiatiefnemers, overheid en tussen overheden. En het uitgangspunt voor vergunningverlening is: ‘ja, tenzij…’. Het beschermingsniveau van gezondheid, veiligheid en kwaliteit van de omgeving blijft gelijk aan het huidige niveau. In sommige gevallen kan de bescherming op een andere wijze worden vormgegeven. Procedures worden eenvoudiger, maar de rechten van belanghebbenden worden daardoor niet ingeperkt. Samen wat kan Naast de wet komt er uitvoeringsregelgeving waarin ook zo veel mogelijk wordt gestroomlijnd wat samen kan. Er komen vier AMvB’s, aangeduid als het Omgevingsbesluit, Besluit kwaliteit leefomgeving en twee besluiten met algemene regels over activiteiten in de leefomgeving. Daarin komen bijvoorbeeld regels over indieningsvereisten of over MER-procedures (die vanaf 1 juli door de initiatiefnemer moet worden betaald) en worden weigeringgronden zo veel mogelijk gebundeld. In december 2014 zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de beleidskeuzes die op dat vlak volgen. Op het websiteplatform maakderuimte.nl wordt door onder anderen Arjen Nijenhuis van het ministerie verteld wat voor hem ruimte maken betekent: iedereen kan zich vrij bewegen en zijn eigen ruimte zo goed mogelijk benutten – innovaties initiëren, natuurlijk alles met de ruimte van anderen, zonder daarin te worden belemmerd door regeltjes en conventies (http://youtu. be/G64tlnolB-0): ruimte creëren voor iedereen. Over de auteur Anne-Marie Klijn is advocaat en werkzaam bij Boekel De Nerée in Amsterdam Meer informatie [email protected]
© Copyright 2024 ExpyDoc