ECLI:NL:GHSHE:2014:637 Uitspraak Afdeling strafrecht Parketnummer : 20-001231-13 Uitspraak : 11 maart 2014 TEGENSPRAAK Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-WestBrabant van 8 april 2013 in de strafzaak met parketnummer 12-700376-10 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943, wonende te [postcode] [woonplaats], [adres]. Hoger beroep Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van mensenhandel veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij. De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte ter zake van mensenhandel zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en met aftrek van het voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De verdediging heeft: - primair vrijspraak bepleit; - subsidiair zich op het standpunt gesteld dat dient te worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een taakstraf; - zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd en het hof tot een andere bewezenverklaring komt. Tenlastelegging Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat: hij een of meerma(a)l(en) in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 juli 2010 te Rilland in de gemeente Reimerswaal en/of in de gemeente Bergen op Zoom, en/of in het arrondissement Middelburg, en/of (elders) in Nederland, (telkens) een ander, genaamd [slachtoffer 1], door dwang, geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, (telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander, immers heeft hij, verdachte, toen en daar, (telkens) opzettelijk: - die (toen aan harddrugs verslaafde) [slachtoffer 1] in diens auto naar een zogenaamde afwerkplek (parkeerplaats nabij Kreekraksluizen complex te Rilland) gebracht en/of aldaar die [slachtoffer 1] met klanten in contact gebracht voor het verrichten van seksuele handelingen en/of - (vervolgens) het door die [slachtoffer 1] daarmee verdiende geld geheel en/of gedeeltelijk aan hem, verdachte, af laten geven, en/of - met het aldus door die [slachtoffer 1] verdiende geld voor/met die [slachtoffer 1] harddrugs is gaan kopen voor die [slachtoffer 1] en/of - de Identiteitskaart van die [slachtoffer 1] heeft ingenomen en/of in het bezit heeft gehad en/of gehouden en/of - de/een RABO-bankpas van die [slachtoffer 1] heeft ingenomen en/of in het bezit heeft gehad en/of gehouden en/of - een sleutel van de woning van die [slachtoffer 1] ongevraagd in zijn bezit heeft gehouden (teneinde op alle tijden toegang te hebben tot de woning van die [slachtoffer 1]) en/of - seksueel/pornografisch getinte foto's en/of filmopnamen van die [slachtoffer 1] gemaakt en/of in het bezit heeft gehad en/of gehouden en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd die foto's en/of filmopnamen ter hand te stellen aan de ouders van die [slachtoffer 1] indien zij niet voldeed aan zijn wensen op seksueel gebied, althans (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander, te weten die [slachtoffer 1]. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen het ten laste gelegde met betrekking tot het innemen en/of in het bezit hebben dan wel houden van de Identiteitskaart van [slachtoffer 1] door verdachte. Uit het onderzoek ter zitting is niet met zekerheid gebleken of de pas die verdachte in zijn bezit heeft gehad, daadwerkelijk een identiteitsbewijs betreft dan wel een pas van de Sligro. Voorts blijkt ook niet of verdachte die pas gedurende de ten laste gelegde periode in zijn bezit heeft gehad. Het hof acht evenmin wettig en overtuigend bewezen het ten laste gelegde met betrekking tot het in het bezit houden van de sleutel van de woning van [slachtoffer 1]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is ook met betrekking tot deze sleutel niet gebleken dat verdachte deze gedurende de ten laste gelegde periode ongevraagd in zijn bezit heeft gehad. Mitsdien spreekt het hof verdachte vrij van de hiervoor overwogen onderdelen van de tenlastelegging. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij meermalen in de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 juli 2010 te Rilland in de gemeente Reimerswaal en in de gemeente Bergen op Zoom, een ander, genaamd [slachtoffer 1], door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd en overgebracht met het oogmerk van uitbuiting van die ander, immers heeft hij, verdachte, toen en daar, opzettelijk: - die toen aan harddrugs verslaafde [slachtoffer 1] in diens auto naar een zogenaamde afwerkplek, parkeerplaats nabij Kreekraksluizen complex te Rilland, gebracht en aldaar die [slachtoffer 1] met klanten in contact gebracht voor het verrichten van seksuele handelingen en - (vervolgens) het door die [slachtoffer 1] daarmee verdiende geld geheel en gedeeltelijk aan hem, verdachte, af laten geven, en - met het aldus door die [slachtoffer 1] verdiende geld met die [slachtoffer 1] harddrugs is gaan kopen voor die [slachtoffer 1] en - de bankpas van die [slachtoffer 1] in het bezit heeft gehad en - seksueel getinte foto’s en een filmopname van die [slachtoffer 1] in het bezit heeft gehad. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, aangezien niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om [slachtoffer 1] uit te buiten. In dit verband is door de verdediging onder meer gewezen op het feit dat verdachte niets heeft verdiend aan de door [slachtoffer 1] bij de Kreekraksluizen verrichte prostitutie werkzaamheden. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 1] verslaafd was aan harddrugs en zij in de periode dat hij met haar omging gedurende verschillende perioden in het Psychiatrisch Ziekenhuis Vrederust verbleef. Tevens heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij aan [slachtoffer 1] heeft voorgesteld om bij de Kreekraksluizen als prostituee te gaan werken en hij in de periode dat hij [slachtoffer 1] naar de Kreekraksluizen bracht om zich daar te prostitueren, hij van [slachtoffer 1] als borg voor aan haar geleend geld haar pinpas in bezit heeft genomen. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij regelmatig seks had met [slachtoffer 1] zonder condoom en hij hiervoor € 20 à € 30 betaalde. Verdachte heeft tegenover de politie voorts herhaaldelijk verklaard (dossierpagina 36 en 74) dat hij met [slachtoffer 1] een afspraak had gemaakt over de wijze waarop opbrengsten uit haar prostitutie werkzaamheden onder hen zou worden verdeeld. Deze afspraak hield in dat de opbrengst van de eerste klant voor [slachtoffer 1] was, de opbrengst van de tweede klant aan verdachte toekwam, de opbrengst van de derde klant weer voor [slachtoffer 1] was en de opbrengst van een eventuele vierde klant weer aan verdachte toekwam. Verdachte heeft zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep bevestigd dat hij een dergelijke afspraak met [slachtoffer 1] had gemaakt, doch daarbij erop gewezen dat van deze afspraak in de praktijk niets terecht kwam. Gelet op het vorenoverwogene heeft verdachte, in de ten laste gelegde periode een man van 66 à 67 jaar oud, telkens aan [slachtoffer 1] – die niet beschikte over het geld om haar drugsgebruik te bekostigen – dit voor haar drugsgebruik benodigde geld geleend om haar vervolgens bij de Kreekslaksluizen als prostituee te laten werken. Voorts heeft hij in die periode haar ook betaald in ruil voor seks zonder condoom. Tevens heeft verdachte in die periode de pinpas van [slachtoffer 1] alsmede seksueel getinte foto’s van [slachtoffer 1] in zijn bezit gehad, met welke foto’s verdachte die [slachtoffer 1] vervolgens ook heeft gechanteerd. Dienaangaande heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij daardoor afhankelijk was van verdachte (dossierpagina 226) en verdachte haar in zijn macht had (dossierpagina 235). Verdachte heeft daarmede misbruik gemaakt van zijn uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht alsmede van de afhankelijk positie waarin [slachtoffer 1], destijds 31 jaar oud, als gevolg van haar drugsverslaving verkeerde. Onder de gegeven omstandigheden had het slachtoffer [slachtoffer 1] redelijkerwijs geen andere keuze dan zich op deze wijze te laten exploiteren. Het door de verdediging gevoerde verweer dat verdachte niets heeft verdiend aan de door [slachtoffer 1] bij de Kreekraksluizen verrichte prostitutie werkzaamheden en mitsdien niet kan worden gesproken van het oogmerk tot uitbuiting, doet aan het vorenoverwogene niets af, te meer nu verdachte gelet op zijn hiervoor genoemde verklaringen omtrent de verdeling van de opbrengst van de prostitutie werkzaamheden van [slachtoffer 1] juist wel voor ogen had om hier geld aan te verdienen. De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezen verklaarde levert op: Mensenhandel. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op: - de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de omstandigheid dat verdachte misbruik heeft gemaakt van een van harddrugs afhankelijke vrouw, met een psychiatrische problematiek. - de mate waarin door het bewezen verklaarde handelen van verdachte de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer zijn aangetast; - de mate waarin het slachtoffer door verdachte is uitgebuit; - het feit dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op geen enkele wijze heeft getoond het laakbare van zijn handelen in te zien. Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op: - de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder door een strafrechter is veroordeeld; - het Pro Justitia rapport betreffende psychologisch onderzoek omtrent de persoon van verdachte, uitgebracht op 25 juli 2011, door W.J.L. Lander, psycholoog, op grond waarvan verdachte als volledig toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd en sprake is van een kans op recidive; - de reclasseringsadviezen van Reclassering Nederland d.d. 31 maart 2011 respectievelijk 21 juli 2011 en 7 januari 2014, omtrent de persoon van de verdachte, opgemaakt door E. Kortsmit respectievelijk E. van Dijke en H.A. Cijsouw; - de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde zijn gekomen. Oplegging van een volledig voorwaardelijke gevangenisstraf eventueel gecombineerd met een (maximale) taakstraf, zoals bepleit door verdediging, acht het hof gelet op het feit dat het hier gaat om een ernstig feit, te weten mensenhandel, geen passende reactie. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, in het bijzonder hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de ernst van het bewezenverklaarde, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Vordering van de benadeelde partij De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 28.000,=. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. De door de benadeelde partij gestelde schade is niet veroorzaakt door verdachtes in onderhavige strafzaak bewezen verklaarde handelen. De benadeelde partij [slachtoffer 2] kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden . Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden , niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering tot schadevergoeding nietontvankelijk. Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil. Heft op het op 29 april 2011 geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis. Aldus gewezen door mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter, mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. J.J. van der Kaaden, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier, en op 11 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr. M.L.P. van Cruchten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
© Copyright 2024 ExpyDoc