POL2014:regioaanzet! Concept raadsinformatiebrief POL Terugblik In 2012 heeft de provincie het initiatief genomen om het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) uit 2006, dat geldt als provinciale ruimtelijke structuurvisie, helemaal te herzien. Daarbij is gekozen voor een opzet die meer recht doet aan de regionale verschillen (Noord-,Midden- en Zuid-Limburg) en de ambitie heeft om een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat te creëren. In het POL staan de fysieke kanten van dit leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering. Vanaf het begin zijn (regionale) bestuurders en stakeholders benaderd om input te leveren voor het nieuwe POL, middels zogenaamde Oor-in-Limburg bijeenkomsten en regionale themagroepen (ambtelijk) voor de specifieke thema’s. Leidend principe daarbij was ‘regio aan zet’. Regionale samenwerking Het POL2014 behelst een visie voor de komende 10 jaar met als doel de kwaliteit van onze fysieke omgeving te verbeteren en, nadrukkelijker dan voorheen, dit in samenspraak met partners op te pakken. Daarbij hanteert de provincie de lijn “regio aan zet”: bij de inhoudelijke uitwerking (thema’s en regiovisie) is de regio dan ook nadrukkelijk betrokken geweest. Vertrekpunt voor de samenwerking is de in 2012 vastgestelde gemeenschappelijke strategische visie: Regio in Balans. De actualisering van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) sluit hier goed op aan en heeft ertoe geleid dat er op de regiotafel Binden en Boeien in de afgelopen 2 jaar intensief overlegd is om een gedeeld beeld te krijgen. Afhankelijk van het thema/onderwerp is de regiotafel Innoveren & Vermarkten daarbij betrokken. Daarnaast is, voor specifieke onderwerpen zoals wonen, infrastructuur/bereikbaarheid, gebruik gemaakt van reeds bestaande bestuurlijke overlegstructuren. De voorbereiding gebeurt door een ambtelijke werkgroep, ondersteund met ambtelijke themagroepen, waaraan alle regiogemeenten (kunnen) deelnemen, al dan niet in aanwezigheid van een provinciale vertegenwoordiger. Over het algemeen is deze samenwerking als positief en constructief ervaren. Ontwerp- POL2014: de inhoud De belangrijke centrale principes in het ontwerp-POL2014 zijn ‘kwaliteit ‘ en ‘uitnodigen’. Onder het motto ‘meer stad, meer land’ wordt enerzijds invulling gegeven aan het kwaliteitsbewustzijn en anderzijds aan het nieuwe groeien (middels dynamisch voorraadbeheer). En natuurlijk over de wijze waarop dit, samen met de partners, wordt vormgegeven passend binnen de ambities van de verschillende regio’s. De provincie ziet daarbij een rol voor zichzelf op de volgende onderwerpen: • Limburg heeft genoeg woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkels ,in toenemende mate zelfs te veel. Tegelijkertijd is de kwaliteit steeds minder toegesneden op de behoefte. Op al deze gebieden liggen er nog grote kwalitatieve opgaven. Blijvende vernieuwing en innovatie zijn dan ook van groot belang. De uitdaging is om een omslag te maken ‘van kwantiteit naar kwaliteit’ en meer schaarste te creëren. • De bereikbaarheid van Limburg is over het algemeen redelijk op orde. Om te zorgen dat Limburg ook in de toekomst goed bereikbaar is, zijn op een aantal punten nog verbeteringen gewenst, waaronder de spoorverbindingen met het buitenland. De aanpak blijft gebaseerd op de trits benutten, beïnvloeden en bouwen. • Op energiegebied is er een forse transitie nodig naar energiebesparing en duurzame opwekking om aan de ambities te voldoen. Daarvoor zijn alle bronnen nodig. Windenergie krijgt in het POL bijzondere aandacht, Limburg heeft namelijk met het rijk afspraken gemaakt over het minimaal te realiseren vermogen. • Binnen het landelijk gebied worden vier zones onderscheiden met uiteenlopende opgaven en ruimte voor de ontwikkeling van natuur, water, landschap en land- en tuinbouw (met extra ambities voor de Maasvallei). • • • • In de goudgroene natuurzone staat beschermen en versterken van de natuur centraal. Aandachtspunt is het recreatief medegebruik. Van belang is een goede maatschappelijke verankering van natuur(beleid). De zilvergroene natuurzone omvat landbouwgebieden met kansen voor natuurontwikkeling en natuurbeheertaken, waar onomkeerbare ontwikkelingen moeten worden voorkomen. De bronsgroene landschapszone (met name de beekdalen) bestaat uit landschappelijk aantrekkelijke gebieden met een veelheid aan functies. De beken en beekdalen moeten klimaatbestendig zijn en ruimte bieden voor een duurzame ontwikkeling van grondgebonden land- en tuinbouw. Daarbij is het van belang de kernkwaliteiten te koesteren en monumentaal erfgoed te optimaal te gebruiken. Het buitengebied biedt de meeste ruimte voor land- en tuinbouw en vrijetijdseconomie. Voor de Maasvallei ligt er een opgave om te anticiperen op de grotere waterafvoerpieken. In het POL wordt ingezet op een regierol voor de Provincie bij de aanpak van de hoogwateropgave in relatie tot ruimtelijk-economische ontwikkelingen in de Maasvallei. De klimaatverandering stelt ook nieuwe eisen aan de inrichting van het regionaal watersysteem om in de toekomst tijdens perioden van droogte naast perioden met veel neerslag zorg te dragen voor een afdoende zoetwatervoorziening en het voorkomen van wateroverlast. In het POL wordt geconcretiseerd hoe de ambitie dat elk land- en tuinbouw bedrijf in 2025 een lust voor zijn omgeving is, samen met de partners wordt gerealiseerd (bijvoorbeeld de aanpak ‘schone stallen’). Ook voor nieuwe ontwikkelingen in de sector zoals agglomeratielandbouw wordt een perspectief geschetst. Voor glastuinbouw is er voldoende ontwikkelingsruimte binnen de ontwikkelingsgebieden glastuinbouw. Voor de ondergrond is er een duidelijke rol weggelegd voor de Provincie om te komen tot een goede ruimtelijke ordening in het gebruik van de ondergrond én in de afstemming van het gebruik boven- en ondergronds. Het gaat hierbij onder meer om grondwaterwinning, bodemenergiesystemen, delfstofwinning, archeologie en bodembeheer. Inspraak: gezamenlijke zienswijze Tegelijkertijd met het ontwerp-POL2014 hebben de ontwerp-Omgevingsverordening, het planmilieueffectrapport (plan-MER) en het ontwerp-PVVP ter inzage. In het plan-MER worden het huidige beleid en de beoogde nieuwe beleidskoers vergeleken op hun effecten voor mens, omgeving en economie. De omgevingsverordening is een belangrijk instrument om de ambities uit het POL te verwezenlijken. Om de ‘kracht’ van de regio zichtbaar te maken is een gezamenlijke regionale reactie voorbereid. De regionale werkgroep decentralisatie Ruimte & Economie heeft alle reacties (ook lokale) uit de regio (8 gemeenten) verzameld en daar de gemeenschappelijke hoofdpunten uit gedestilleerd alsmede meer gedetailleerde opmerkingen c.q. toelichtingen op teksten en/of kaarten. Deze is, uiteraard aangevuld met lokale punten, door ieder college afzonderlijk ingediend. De hoofdpunten van de gemeenschappelijke zienswijze zijn: • het verzoek om bij dynamisch voorraadbeheer niet alleen uit te gaan van ‘harde’ en ‘zachte’ plancapaciteit: er mist een “tussenkolom”. Er liggen namelijk ook structuurvisies mét exploitatie en plannen waar een positief collegebesluit over is genomen met mogelijk financiële consequenties (planschade e.d.); • de verplichting om bij nieuwe initiatieven de mogelijkheden van de herbenutting van leegstaande gebouwen te onderzoeken (dit gaat een stap verder dan de wettelijk verplichte afweging op basis van de duurzame verstedelijkingsladder); • de begrenzing bestaand bebouwd gebied welke niet correct is weergegeven en daardoor tot verwarring leiden in de afweging bij lokale/regionale initiatieven (zie voorgaand punt). Voorgesteld wordt het definitief begrenzen van het bebouwd gebied onderdeel te laten uitmaken van de op te stellen regionale visies; • de (te) sterk sturende kaders voor de regionale woonvisie die geen recht doen aan het reeds ingezette traject om te komen tot deze visie; • de geringe ambities voor wat betreft duurzaamheid (gezien het feit dat het POL wettelijk ook als Milieubeleidsplan fungeert); • de positie van Greenport c.q. Klavertje-4 in de regio en het belang van de Greenport Campus in de regiovisie Noord-Limburg (hoofdstuk 4); • de wijze waarop regiogemeenten betrokken zijn/worden bij de kantorenvisie en de afstemming met de regionale visies voor werklocaties en detailhandel; • de wijzigingen in het Regionaal Verbindend wegennet waar inhoudelijke en procesmatig vraagtekens bij worden gesteld (zie ook de reactie van het RMO en de Venlose zienswijze op het PVVP); • • • • • • • • • • het ontbreken van een visie/standpunt ten aanzien van de Ruimte-voor-Ruimte-kavels in relatie tot de op te stellen regionale woonvisie; de onduidelijke kaders voor het beheersen van de planvoorraad aangaande detailhandel als uitwerking van dynamisch voorraadbeheer; het gebrek aan samenhang in de thema’s natuur en landschap waardoor de landschappelijke waarden in goud- en zilvergroen (à la bronsgroen) onvoldoende belicht worden alsmede de borging daarvan; het ontbreken van een ‘lichte’ regeling (ja, mits) voor zilvergroen in de verordening; het ontbreken van duidelijke kaders om te komen tot beleidsregels voor compensatie waardoor de compensatieregeling uit de verordening veel vragen oproept; de versnipperd in de tekst opgeschreven kaders voor het leidend principe bij landbouw ‘ruimte voor ontwikkeling moet je verdienen’ waardoor deze niet uitnodigend zijn; het verzoek om de rollen van alle partners bij uitvoering van de ambities voor intensieve veehouderij scherper neer te zetten waardoor de aanpak van de integrale opgave beter tot uiting komt (met name het onderwerp gezondheid mag steviger); de mogelijke verwarring van het gebruik van de term nulemissie bij een schone stal , met name als vervolgens wordt gesteld dat de hinder op de omgeving verwaarloosbaar is; de ambitie voor agglomeratielandbouw is niet helder en het is onduidelijk hoe leegstand op bedrijventerreinen en buitengebied met elkaar in verband moet worden gebracht; het schrappen van de beleidsregel Teeltondersteunende voorzieningen: het is niet duidelijk waarom er geen algemene uitgangspunten in het POL blijven staan (b.v. om aantasting van landschap te voorkomen). Uiteindelijk zijn bijna 700 zienswijzen ingediend. Het gros daarvan (zo’n 2/3 deel) gaat over de zonering goudgroen-zilvergroen-bronsgroen. Deze worden meegenomen bij de uitwerking van het natuurbeheerplan dat in het 3e kwartaal van 2014 gereed is. In veel reacties van medeoverheden en stakeholders wordt waardering uitgesproken voor het gezamenlijk doorlopen proces (co-creatie) en blijkt op hoofdlijnen draagvlak voor de weg die de Provincie met het nieuwe POL wil inslaan. Het positieve advies van de Commissie m.e.r. maakt duidelijk dat die keuzes ook goed onderbouwd zijn. Het vervolg: vaststelling POL2014 en de POL-uitwerkingen De Nota van Zienswijzen POL 2014 wordt niet op 9 september vastgesteld, zoals gepland, maar op 28 oktober 2014. Na de hoofdpunten van de zienswijzen op een rij te hebben gezet, bleek dat er iets meer tijd nodig is om recht te doen aan alle ingebrachte reacties en de Nota van Zienswijzen goed op te stellen. Dit bekent dan ook dat het POL2014 niet op 31 oktober a.s. wordt vastgesteld, maar op 12 december 2014 In het POL2014 heeft de provincie het begrip ‘dynamisch voorraadbeheer’ geïntroduceerd vanuit het gegeven dat voor veel ruimtevragende functies, voldoende voorraad beschikbaar is in de regio Noord-Limburg. Nut/noodzaak om deze voorraad terug te dringen wordt door de regio onderschreven, want pas bij enige vorm van schaarste valt er daadwerkelijk beleidsmatig (en daarmee op kwaliteit) te sturen. Derhalve is afgesproken om voor de thema’s Wonen, Werklocaties, Kantoren, Detailhandel, Energie, Landelijk gebied en Vrijetijdseconomie regionale visies op te stellen Door te kiezen voor het opstellen van regionale visies houdt de regio zelf de regie op de ontwikkelingen in de regio. Tegelijkertijd kunnen we hiermee een dwingende provinciale verordening voorkomen. Echter volstrekt helder zal zijn dat de komende periode (1 á 2 jaar) hoe dan ook moeilijke bestuurlijke keuzen in het verschiet liggen om meer balans te krijgen in vraag en aanbod van de hierboven genoemde ruimte vragende thema’s. Middels gezamenlijke regionale raadsconsultaties zullen we u op de hoogte houden van de vorderingen van de verschillende thematische uitwerkingen, maar ook nadrukkelijk betrekken bij de te maken keuzes zodat in de regio een goede integrale afweging kan plaatsvinden.
© Copyright 2024 ExpyDoc