Bestemmingsplan Alexanderknoop Onderzoek risico externe

Ingenieursbureau
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek risico externe veiligheid
en verantwoording groepsrisico
Opdrachtgever
Stadsontwikkeling Rotterdam
Projectcode
2012-0002 (MR13002)
Datum:
8 mei 2014
Versie:
0.5
Projectbegeleider:
Ir. T. van Hille
Opsteller
Ing. P.J.G. Bruijkers
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
4
1.1
Problematiek externe veiligheid Alexanderknoop
4
1.2
Transport van gevaarlijke stoffen
5
1.3
Leeswijzer
5
2.
Wet- en regelgeving en beleid
6
2.1
Rijksbeleid
6
2.2
Provinciaal beleid
9
2.3
Gemeentelijk beleid
10
3.
Risico vervoer gevaarlijke stoffen per spoor
12
3.1
Transport
12
3.2
Plaatsgebonden risico
12
3.3
Groepsrisico
12
4.
Risico transport gevaarlijke stoffen over de weg
14
4.1
Autosnelweg A20
14
4.2
Autosnelweg A16
16
5.
Risico transport hoge druk aardgasleiding
17
6.
Risico inrichtingen met gevaarlijke stoffen
19
6.1
Aardgasreduceerstation
19
6.2
LPG tankstations
19
6.2.1
LPG tankstation Capelseweg 399, gemeente Capelle aan den IJssel
19
6.2.2
LPG tankstation President Rooseveltlaan 751
20
6.2.3
Vuurwerkopslagen
21
7.
Conclusies
22
7.1
Conclusies
22
7.1.1
Transport gevaarlijke stoffen over het spoor
22
7.1.2
Transport gevaarlijke stoffen over de weg (A16 en A20)
22
7.1.3
Transport hoge druk aardgasleidingen
22
7.1.4
Inrichtingen
22
7.1.5
Eindconclusie
23
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
2 van 38
8.
Verantwoording groepsrisico
24
8.1
Algemeen
24
8.2
Uitwerking van de champplichten
25
8.2.1
Communicatieplicht
25
8.2.2
Uitwerking horizonplicht
26
8.2.3
Uitwerking anticipatieplicht
26
8.2.4
Uitwerking motivatieplicht
27
8.2.5
Uitwerking preparatie plicht
29
8.3
Verantwoording van het groepsrisico: samenvatting en conclusie
31
Bijlagen
1.
2.
Notitie “Groepsrisico bestemmingsplan Alexanderknoop als gevolg van het LPG-tankstation
Capelseweg 399, Capelle aan den IJssel”, DCMR, 22 maart 2013, hr. F.Kwint.
Advies van de VRR
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
3 van 38
1. Inleiding
1.1 Problematiek externe veiligheid Alexanderknoop
De gemeente Rotterdam stelt een nieuw bestemmingsplan op voor het plangebied Alexanderknoop
(figuur 1.1).
Beschrijving plangebied
Het plangebied maakt onderdeel uit van de deelgemeente Prins Alexander. In het noorden wordt het
plangebied begrensd door de rijksweg A20 en de wijk Ommoord. In het oosten wordt het plangebied
begrensd door de gemeentegrens en de gemeente Capelle aan den IJssel. In het zuiden wordt het
gebied globaal begrensd door de Hoofdweg, met een uitstulping rond winkelcentrum Alexandrium. In
het westen ten slotte wordt het gebied Alexanderknoop begrensd door snelweg A16. Het is met name
de infrastructurele kruising van de spoorlijn (Goudselijn) met de metrolijn en de Prins Alexanderlaan en
de Hoofdweg die hebben geleid tot de naam Alexanderknoop.
Figuur 1.1: Bestemmingsplangebied Alexanderknoop
Bij de ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met de wet- en
regelgeving en het beleid op het gebied van externe veiligheid, het gaat hierbij met name om de
normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
In en in de directe nabijheid van het bestemmingsplangebied zijn risicobronnen aanwezig.
Deze risicobronnen kunnen van invloed zijn op mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen die in dit
onderzoek zijn opgenomen.
Ontwikkelingen
Het gebied kent de volgende ontwikkelingen:
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
4 van 38
1.
2.
Herinrichting van het busplatform aan de Marten Meesweg bij het NS-station. Deze
herinrichting is niet relevant voor externe veiligheid.
Ontwikkeling van de kantoorlocatie LOTUS III-b aan de George Hintzenweg, dit
gebouw krijgt een omvang van circa 15.000 m2 bvo vloeroppervlakte (620
medewerkers).
1.2 Transport van gevaarlijke stoffen
Het betreft:
• het transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Rotterdam – Gouda.
• het transport van gevaarlijke stoffen over de rijkswegen A16 en A20;
• het transport van hoge druk aardgas met een ondergrondse buisleiding;
• Inrichtingen met gevaarlijke stoffen: een aardgasreduceerstation en twee LPG tankstations
buiten het plangebied.
1.3 Leeswijzer
In dit rapport worden achtereenvolgens behandeld: in hoofdstuk 2 de wettelijke bepalingen en het
beleid, in hoofdstuk 3 het risico van het spoor, in hoofdstuk 4 het risico van de rijkswegen, in
hoofdstuk 5 het risico van de ondergrondse hoge druk aardgasbuisleiding en in hoofdstuk 6 het risico
van de inrichtingen.
In hoofdstuk 7 zijn de conclusies en het advies weergegeven.
De verantwoording van het groepsrisico is beschreven in hoofdstuk 8.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
5 van 38
2. Wet- en regelgeving en beleid
2.1 Rijksbeleid
Algemeen
Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met de wet- en
regelgeving ten aanzien van externe veiligheid. De regelgeving en het beleid voor externe veiligheid is
gebaseerd op de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico, en maakt onderscheid in
kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Plaatsgebonden Risico
Het plaatsgebonden risico is de kans dat er in een jaar op een bepaalde plaats een persoon ten
gevolge van een verondersteld ongeval van een activiteit komt te overlijden. Denk hierbij bijvoorbeeld
aan het transport van tot vloeistof verdicht autogas (Liquified Petroleum Gas, LPG) over de weg. De
norm in Nederland is dat het plaatsgebonden risico ten gevolge van een installatie of transportroute in
-6
woongebieden niet groter mag zijn dan 1*10 per jaar. Dat betekent dat personen die op een plaats
met een dergelijke kans permanent aanwezig zijn, niet vaker dan eens in het miljoen jaar zullen
1
overlijden als gevolg van de betreffende risicobron. In artikel 1 lid 1, sub p van het Bevi is de norm van
het plaatsgebonden risico als volgt gedefinieerd: 'risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt
als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven,
overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een
gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.’
De contour voor het plaatsgebonden risico levert een bebouwingsvrije afstand op die aangehouden
moet worden bij bestaande en bij (het ontwerpen van) nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.
Groepsrisico
Het groepsrisico is afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Het gebied rondom een risicobron
wordt ingedeeld in ‘vakjes’ van gelijke grootte. Voor elk vakje wordt bepaald hoeveel mensen er
aanwezig zijn. In woongebieden komen veel mensen per vakje voor, in industriegebieden over het
algemeen weinig. Nadat is bepaald welke ongevallen voor de betreffende risicobron maatgevend zijn,
wordt gebruikmakend van de bevolkingsgegevens uitgerekend hoe groot het aantal dodelijke
slachtoffers als gevolg van deze ongevallen zal zijn. Door deze gegevens te combineren met de kans
dat deze ongevallen zich in een jaar voordoen, wordt het groepsrisico verkregen.
In figuur 2.1 is ter illustratie een voorbeeld van een groepsrisicocurve weergegeven. Het betreft een
transportroute.
In figuur 2.1 is de oriënterende waarde aangegeven als een rode stippellijn. Het roze gebied is het
overschrijdingsgebied, in het groene en gele gebied wordt de oriënterende waarde niet overschreden.
In het groene gebied wordt de oriënterende waarde met een factor 10 of meer onderschreden. In het
gele gebied heeft het groepsrisico een waarde die tussen 10% (factor 0,1) van de oriënterende waarde
1
Het BEVI is gepubliceerd in de Staatscourant op 27 mei 2004 (2004-250).
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
6 van 38
ligt en 100% (factor 1) maal de oriënterende waarde. In dit voorbeeld is het risico kleiner dan 10% van
de oriënterende waarde.
Figuur 2.1: Groepsrisicocurve
Verantwoording groepsrisico
Bij de ontwikkeling van dit plan speelt externe veiligheid een rol. Het groepsrisico externe veiligheid
kan door het programma toenemen en dit betekent dat het bevoegde gezag op basis van de Circulaire
Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (c-RNVGS), het Besluit externe veiligheid inrichtingen
(BEVI) en een gemotiveerd besluit moet nemen in het kader van de bestemmingsplanprocedure. Het
bevoegd gezag moet aan de burger verantwoording afleggen over de afwegingen die geleid hebben tot
het besluit. De gemeente Rotterdam heeft een beleid opgesteld hoe de verantwoording van het
groepsrisico dient plaats te vinden. In paragraag 2.3 is dit beleid verwoord.
Transport van gevaarlijke stoffen
• Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het plaatsgebonden risico
en de oriënterende waarde voor het groepsrisico zoals hierboven is aangegeven. Het
belangrijkste beleidsdocument is daarbij de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke
Stoffen (n-RNVGS) uit 1996. In de ‘Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen’
(VNG, 1998) is een praktische uitwerking weergegeven van de nota. Volgens de n-RVGS kan
het (lokaal of regionaal) bevoegd gezag gemotiveerd afwijken van de oriënterende waarde. De
rol van de provincie is te toetsen, of de afweging van het bevoegd gezag in redelijkheid kon
worden gemaakt.
In augustus 2004 is door het Rijk de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke
Stoffen (c-RNVGS)2 uitgebracht. De circulaire gaat ondermeer in op de toepassing van de
risicobenadering bij omgevingsbesluiten.
Ingaande 1 januari 2010 is de circulaire gewijzigd3. De wijziging heeft betrekking op het
vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het water. Met de wijziging wordt
geanticipeerd op de toekomstige AmvB Transport van gevaarlijke stoffen (“Basisnet”).
2
De Circulaire RNVGS is gepubliceerd in de Staatscourant op 4 augustus 2004 (nr. 147, pag. 16).
Besluit tot wijziging van de Circulaire Risiconormering ververvoer gevaarlijke stoffen gelet op de voorgenomen invoering
van het Basisnet (Staatscourant 22-12-2009).
3
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
7 van 38
De Circulaire geeft aan dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan langs wegen die deel
uitmaken van Basisnet Weg berekening van het plaatsgebonden risico achterwege kan blijven.
Bij het Basisnet Weg geldt de veiligheidszone die in de circulaire is opgenomen. Binnen de
veiligheidszone mag het plaatsgebonden risico niet meer bedragen dan 10-6/jr.
Voor het groepsrisico is in genoemd besluit het volgende opgenomen:
“Wat de berekening van het groepsrisico betreft dient voor bestemmingsplannen,
inpassingplannen en projectbesluiten die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd en die
betrekking hebben op de omgeving van de in de bijlagen 5 en 6 [van het besluit] genoemde
wegen en vaarwegen, uit te worden gegaan van de in die bijlagen vermelde vervoercijfers. Die
vervoercijfers zijn gebaseerd op een maximale benutting van de groeiruimte voor het vervoer.
De in bijlage 5 [van het besluit] vermelde vervoercijfers hebben alleen betrekking op LPG.”
(bron: cRNVGS 2010).
Gemeenten moeten langs bepaalde wegen rekening gaan houden met de effecten
van een ongeluk met zeer brandbare vloeistoffen. Bij een ongeval met een tankwagen met
zeer brandbare vloeistoffen kan die uitstromen en in brand raken (plasbrand). Dat kan in
een zone van 30 meter langs de weg tot slachtoffers leiden. De zone van 30 meter langs
wegen waar veel zeer brandbare vloeistoffen vervoerd worden is daarom aangeduid als
Plasbrand Aandacht Gebied (PAG). De gemeente moet bij ruimtelijke ontwikkelingen in die
gebieden verantwoorden waarom op deze locatie wordt gebouwd. Bouwen binnen een
PAG wordt dus een afweging die door de gemeente wordt gemaakt op basis van de lokale
situatie. Naast de risicobenadering (veiligheidszone en GR) beoogt dit nieuwe effectbeleid
extra veiligheid.
Ingaande 31 juli 2012 is de Circulaire Risiconormering gewijzigd waardoor deze nu ook van
toepassing is op spoorwegen.
•
Op 1 januari 2011 zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de
bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) in werking getreden. Het
Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De
belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden
risico en verantwoording van groepsrisico, ruimtelijke reservering voor belemmeringenstrook
met aanlegvergunningenstelsel en de Bevb voorwaarden binnen 5 jaar verwerken in
bestemmingsplannen. De aanwijzing van buisleidingen, de risicoafstanden en de aanwijzing
van de rekenmethodiek zijn opgenomen in de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Als
categorieën buisleidingen waarvoor het Bevb geldt zijn voorlopig alleen buisleidingen met een
druk vanaf 16 bar voor het transport van aardgas en vloeibare brandstoffen aangewezen.
•
4
Hogedruk aardgasleidingen: voor hogedruk aardgasleidingen (vanaf 16 bar) moet het
rekenprogramma CAROLA4 worden gebruikt. CAROLA staat voor: Computer Applicatie
voor Risicoberekeningen aan Ondergrondse Leidingen met Aardgas. Het rekenpakket
voor bevoegd gezag, adviesbureaus, leidingeigenaren en leidingexploitanten is gebaseerd
op een rekenmethodiek die is ontwikkeld door de Gasunie en het RIVM. Het RIVM geeft
informatie over CAROLA, verzorgd de verspreiding van dit rekenpakket in Nederland
en heeft een Helpdesk CAROLA.
Rekenpakket Carola versie 10.0 RIVM 2011
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
8 van 38
Inrichtingen
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) legt veiligheidsnormen op aan overheden die
besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het
gaat daarbij in dit plan o.a. om LPG-tankstations. Het besluit heeft gevolgen voor ruimtelijke plannen.
Gemeenten en provincies moeten in hun bestemmingsplannen rekening houden met de
veiligheidsnormen uit het besluit. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar plaatsgebonden risico en
groepsrisico.
Het BEVI van 27 mei 2004 is gepubliceerd in het Staatsblad 2004 onder nummer 250. Bij dit besluit
behoort de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI), die in de Staatscourant van 23 september
2004 (nr. 183) is gepubliceerd. In deze regeling zijn de aan te houden afstanden tussen bestemmingen
en delen van een LPG tankstation aangegeven. Deze afstanden tot kwetsbare bestemmingen waarbij
voldaan wordt aan de grenswaarde van 10-6/jaar zijn weergegeven in de tabel 2.1.
Tabel 2.1: Minimale afstanden in meters van bestemmingen tot delen van een LPG tankstation
Jaarlijkse verkoop
Afstand tot vulpunt
Afstand tot
Afstand tot afleverzuil
[m]
ondergrondse tank [m]
[m]
3
tot 1500 m /jaar
110
25
15
3
tot 1000 m /jaar
45
25
15
In het Staatsblad 2004 521 is het besluit opgenomen waarmee een deel van het BEVI en de regeling
van kracht zijn geworden. In het REVI zijn de bijbehorende toetsingscriteria voor LPG tankstations dit
type inrichting vastgelegd. De criteria zijn gedefinieerd op basis van het plaatsgebonden risico en op
het groepsrisico. De consequenties van de toetsing zijn in het BEVI vastgelegd.
2.2 Provinciaal beleid
Beleidsplan externe veiligheid
De provincie toetst in het kader van provinciaal belang bij nieuwe ontwikkelingen voor
het aspect externe veiligheid of deze bijdragen aan de veiligheid van Zuid-Holland. In de
Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu (2013-2017) is beschreven op welke wijze de
provincie beoordeelt of er sprake is van strijdigheid met het provinciaal belang.
Om de doelen op korte termijn te realiseren wordt ingezet op de volgende thema’s:
• het clusteren van risicovolle inrichtingen;
• het verantwoord combineren van risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten;
• het reduceren van risico’s aan de bron;
• het nemen van maatregelen in de omgeving van een risicovolle omgeving van een risicovolle
activiteit;
• het verhogen van de kwaliteit van de uitvoering.
Behalve ambities en doelen op korte termijn beschrijft het beleidsplan ambities op
middel- en lange termijn op het gebied van externe veiligheid. Er is rekening gehouden
met de veranderende verantwoordelijkheden en taken in wet- en regelgeving tussen de
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
9 van 38
provincie, gemeenten en overige partners. De provinciale Beleidsvisie Duurzaamheid en
Milieu (2013-2017) is gekoppeld aan de Provinciale Structuurvisie van Zuid-Holland (vastgesteld
2012).
Voor groepsrisico bestaat in de Provinciale Structuurvisie van Zuid-Holland aanvullend provinciaal
ruimtelijk beleid. Indien door ruimtelijke ontwikkelingen het groepsrisico toeneemt, moet dit bestuurlijk
worden afgewogen. Op basis van een verantwoording groepsrisico moet aannemelijk worden gemaakt
dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde. Hierbij hanteert de provincie
de Champmethodiek als toetsingskader.
2.3 Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid staat in het Beleidskader Groepsrisico Rotterdam. Dat is op 9 juni 2011 door
de gemeenteraad vastgesteld.
Het beleid wordt vormgegeven door een uitgesproken ambitie over het groepsrisico, heldere
procesafspraken tussen partijen, een afwegingskader in relatie tot de hoogte van het groepsrisico
inclusief een Externe Veiligheidskaart voor Rotterdam.
De algemene ambitie van Rotterdam met betrekking tot het groepsrisico is als volgt.
Rotterdam streeft voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe
ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreidingen van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is, en waarbij
tevens geldt dat, bij voorkeur, de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Uitgangspunt van het beleid is dat
er voldoende ruimte is voor de ruimtelijke- en economische ambities van de stad en de haven, maar
dat initiatiefnemers het noodzakelijke doen om de risico’s als gevolg van die ontwikkelingen zo laag
mogelijk te houden. Het is niet de bedoeling om ruimtelijke ontwikkelingen of activiteiten van bedrijven
op voorhand tegen te houden of te beperken.
Rotterdam probeert deze ambitie in drie stappen te bereiken.
1. Door te streven naar een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt.
2. Als dat niet haalbaar is wordt er naar gestreefd het GR niet toe te laten nemen.
3. Indien dit niet realistisch is wordt bezien of het mogelijk is om door middel van maatwerk tot
een zo verantwoord mogelijk GR te komen.
Inhoudelijke afweging groepsrisico
De kerngedachte bij de verantwoording is: hoe hoger het groepsrisico hoe zwaarder de
verantwoording en daarmee ook de inhoudelijke betrokkenheid van het bestuur en de omvang van de
te nemen maatregelen.
Bij de verantwoording groepsrisico worden drie categorieën onderscheiden: licht, middel en zwaar. De
zwaarte uit zich in de omvang van de onderbouwing, de inzet van betrokken partijen, de mate van
betrokkenheid van het bestuur en de voorgeschreven maatregelen ten behoeve van hulpverlening en
rampvoorbereiding. De hoogte van het groepsrisico bepaalt in welke categorie een besluit wordt
geplaatst. Het vernieuwende in deze aanpak is een directe koppeling tussen de ernst en de omvang
van risico’s en de zwaarte en uitgebreidheid van het verantwoordingsproces en de bestuurlijke
afweging.
Ten behoeve van een goede beoordeling moet ook gekeken worden naar de omvang van de stijging
van het groepsrisico, het maatgevende ongevalscenario, kenmerken van de populatie en de capaciteit
van hulpverlening. Een zware en middelzware verantwoording worden uitgewerkt in een
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
10 van 38
verantwoordingsdocument waarvan het bestuur in het kader van de besluitvorming expliciet op de
hoogte wordt gebracht.
Bij de categorie ‘lichte’ verantwoording gelden uitsluitend enkele generieke maatregelen ten aanzien
van de veiligheidsaspecten hulpverlening en zelfredzaamheid. De verantwoording wordt verwoord met
een standaard passage in de toelichting bij het bestemmingsplan of in de omgevingsvergunning. De
betrokkenheid van het bestuur is, vanwege het zeer beperkte risico, minimaal.
Voor de onderverdeling in licht, middel en zware verantwoording worden de volgende grenzen
gehanteerd voor de waarde van het groepsrisico ten opzicht van de oriënterende waarde van het
groepsrisico (tabel).
Tabel 2.2: Categorie-indeling verantwoording
Licht
Het groepsrisico is groter dan 0,1 maal de oriënterende waarde maar kleiner dan 0,3 maal
de oriënterende waarde
Middel Het groepsrisico is groter dan 0,3 maal de oriënterende waarde maar kleiner dan 1,0 maal
de oriënterende waarde
Zwaar Het groepsrisico is groter dan 1,0 maal de oriënterende waarde
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
11 van 38
3. Risico vervoer gevaarlijke stoffen per spoor
3.1 Transport
Het maximale aantal transporten van gevaarlijke stoffen per categorie en per traject is vastgelegd in de
circulaire Basisnet. Het betreft het traject 30100 Rotterdam Lombardijen-Breukelen (de spoorvakken
met coördinaten 94.108/439.983 tot en met 102.263/44.2393). In tabel 3.1 zijn de transportintensiteiten
weergegeven.
Tabel 3.1: Transportintensiteiten gevaarlijke stoffen conform circulaire Basisnet
Stofcategorie
Omschrijving
Transportintensiteit
[wagons/jr]
A
Brandbaar gas
1440
B2
Giftige gassen
910
B3
Zeer giftige gassen
C3
Zeer brandbare vloeistof
6020
D3
Acrylonitril
1110
D4
Zeer toxische vloeistof
180
0
3.2 Plaatsgebonden risico
Het 10-6 per jaar plaatsgebonden risico bedraagt volgens de laatste wijziging van de circulaire Rnvgs
(juli 2012) 7 meter uit het hart van de spoorbundel. Voor dit bestemmingsplan betekent dit dat het 10-6
per jaar plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de ontwikkelingen van dit
bestemmingsplan omdat de ontwikkelingen verder dan 7 meter uit het hart van het spoor zijn gelegen.
3.3 Groepsrisico
De basisnet transportcijfers en rekenparameters conform de c-RNVGS zijn gebruikt voor de
berekening van het groepsrisico met RBM-II (v.2.2). De berekende groepsrisico’s zijn weergegeven in
tabel 3.1 en in figuur 3.1
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
12 van 38
Tabel 3.1: Groepsrisico’s
Ruimtelijke
Hoogste over- of
situatie
onderschrijdingsfactor van het
5
groepsrisico
Huidig
Plansituatie
0,61
0,66
Aantal slachtoffers bij de
hoogste
overschrijding van het
groepsrisico
met bijhorende frequentie
2431
2431
(1,0x10-9jr)
(1,1x10-9jr)
Aantal slachtoffers
bij de hoogste
overschrijding van
het groepsrisico
met bijhorende
frequentie
2431 (1,0x10-9jr)
2431 (1,1x10-9jr)
Er is een geringe toename van het groepsrisico door Lotus 3b. Dit is visueel weergegeven in figuur 4.1,
de groen-blauwe lijn van het groepsrisico in de plansituatie ligt hoger dan de rode lijn van het
groepsrisico van de huidige situatie.
Figuur 3.1: Groepsrisico’s spoor
10
10
-5
-6
frequentie (1/jaar)
10
-4
10
10
10
-7
-8
-9
1
2
10
3
10
g
b
c
d
e
f
b
c
d
e
f
g
4
10
Aantal slachtoffers
Oriëntatiew aarde
Groepsrisico
van
de
totale
route.
g
c
d
e
f
Hoogste groepsrisico per km. Deelroute 1, 1566-2556 g
Hoogste groepsrisico per km. Dee
b
c
d
e
f
10
5
Bij een factor groter dan 1 wordt de oriënterende waarde overschreden, bij een factor kleiner dan 1 is er geen
overschrijding maar een onderschrijding.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
13 van 38
4. Risico transport gevaarlijke stoffen over de weg
4.1 Autosnelweg A20
Transportgegevens
Gebruikmakend van de meest recente telcijfers [RWS-2010], is geïnventariseerd welke gevaarlijke
stoffen over dit deel van de A20 (wegvak Z51) vervoerd worden. De voor de risicoberekening relevante
categorieën stoffen en hun intensiteiten volgens de tellingen uit 2006 zijn in kolom 2 van tabel 3
weergegeven.
Rijkswaterstaat [RWS 2007] adviseert voor toekomstig transport uit te gaan van de prognoses zoals
die gelden voor de periode tot 2020 en 2040 (GE scenario). In kolom 3 van tabel 3 zijn de autonome
groeicijfers tot 2020 vermeld. De groeicijfers tot 2023 zijn geïnterpoleerd aan de hand van de
groeicijfers tussen 2020 en 2040. Deze zijn weergegeven in kolom 4.
Voor Basisnet (kolom 5) zijn de cijfers voor 2020 vermenigvuldigd met een factor 2, met uitzondering
voor GF3 waarvoor een factor 1,5 geldt. De Circulaire-RNVGS gaat echter uit van een iets lager
transportcijfer voor GF3, namelijk 10.952. Met dit lagere getal is, vanwege het juridische karakter van
de circulaire, gerekend.
Tabel 5.1: Transportintensiteiten gevaarlijke stoffen over A206 (transporten per jaar)
Stofcategorie
2006
Totale groei (%)
Totale groei (%)
Basisnet
tot 2020
tot 2023
LF1
8.939
15
16
20.738
LF2
21.143
15
16
49.052
LT1
131
45
53
200
LT2
372
45
53
569
GF2
49
45
53
150
GF3
7318
0
0
10.977
GT4
3
45
53
9
Gerekend is met de Basisnet transporten die over dit deel van de A20 (wegvak Z51) vervoerd zullen
worden. De voor de risicoberekening relevante categorieën stoffen en hun intensiteiten zijn in tabel 5.1
weergegeven.
Plaatsgebonden risico
De norm geeft aan dat binnen de 10-6 /jr contour van het plaatsgebonden risico geen nieuwe
kwetsbare bestemmingen zijn toegestaan.
De 10-6 /jr contour bedraagt volgens de c-RNVGS (stcrt.2012, nr 14687, 20 juli 2012) 32 meter uit het
hart van de A20. Deze norm, geeft gelet de ligging van de ontwikkellocaties, geen ruimtelijke beperking
op.
Plasbrand Aandacht Gebied
6
LF zijn brandbare vloeistoffen, LT zijn toxische vloeistoffen, GF zijn brandbare gassen en GT zijn toxische
gassen
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
14 van 38
In het Basisnet weg is een Plasbrand Aandacht Gebied gedefinieerd in verband met het vervoer van
brandbare vloeistoffen (LF1 en LF2). Het Plasbrand Aandacht Gebied reikt tot 30m uit de zijkant van
de weg. Er bevinden zich in de huidige situatie geen kwetsbare bestemmingen binnen het Plasbrand
Aandacht Gebied. De ontwikkellocaties liggen niet in het Plasbrand Aandacht Gebied.
Berekeningswijze groepsrisico
Voor het onderzoek naar dodelijke slachtoffers met RBM-II (versie 2.2) is een specifiek rekenmodel
gemaakt.
De volgende standaard uitgangspunten zijn voor de berekeningen gehanteerd:
•
De verdeling van het transport is 100% op maandag t/m vrijdag;
•
De verdeling van het transport voor dag/nacht 70%/30%;
•
De dagperiode is van 6.30-18.30 uur en de nachtperiode is van 18.30-6.30 uur;
•
De uitstromingsfrequentie is 8,3x10-8/jaar (standaard voor een autosnelweg).
Resultaten groepsrisicoberekeningen
Berekeningen zijn gemaakt voor de huidige ruimtelijke situatie en de plansituatie. Voor beiden op basis
van het transport Basisnet 2023.
De rekenresultaten, zie tabel 5.1 en figuur 5.1, laten zien dat de groepsrisico’s in beide situaties boven
de oriënterende waarde uitkomt. Er is een geringe toename van het groepsrisico door Lotus 3b. Dit is
visueel weergegeven in figuur 5.1, de groen-blauwe lijn van het groepsrisico in de plansituatie ligt bij
meer dan 1000 slachtofferhoger hoger dan de rode lijn van het groepsrisico van de huidige situatie.
Tabel 5.1: Resultaten berekening groepsrisico’s autosnelweg A20
Variant
Hoogste over- of
onderschrijdingsfactor van het
groepsrisico totale
route7
Aantal slachtoffers bij de hoogste
overschrijding van het groepsrisico met
bijhorende frequentie
huidige ruimtelijke situatie
3,9
1018 bij 3,8 x10-8/jr
plansituatie
4,0
1199 bij 2,8 x10 /jr
-8
7
Bij een factor groter dan 1 wordt de oriënterende waarde overschreden, bij een factor kleiner dan 1 is er geen
overschrijding maar een onderschrijding.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
15 van 38
Figuur 5.1: Groepsrisico’s spoor
10
10
-5
-6
frequentie (1/jaar)
10
-4
10
10
10
-7
-8
-9
1
2
10
g
b
c
d
e
f
b
c
d
e
f
g
Oriëntatiew aarde
3
10
c
d
e
f
g
4
10
Aantal slachtoffers
Groepsrisico van de totale route.
b
c
d
e
f
g
10
Hoogste groepsrisico per km. Deelroute 1, 174-1167
Hoogste groepsrisico per km. Dee
4.2 Autosnelweg A16
Het risico van het transport van gevaarlijke stoffen over de A16 is onderzocht in het kader van het
milieuonderzoek8 voor het bestemmingsplan Terbregse Hof. Het betrof de transportsituatie Basisnet.
Voor het bestemmingsplan Terbregse Hof is een hoogste waarde van het groepsrisico berekend van
0,1 maal de oriënterende waarde (152 slachtoffers met frequentie 5,3x 10-8/jr).
Het groepsrisico is sindsdien niet veranderd door ruimtelijke ontwikkelingen langs de A16 bij de
Terbregse Hof of bij de Alexanderknoop-oostzijde. De ontwikkeling van Lotus 3b in dit
bestemmingsplan heeft door de grote afstand tot de A16 geen invloed op het groepsrisico.
8
bron: Notitie “Aanvulling op onderzoek Risicoanalyse Externe Veiligheid t.b.v. het bestemmingsplan Terbregse
Hof, Ingenieursbureau van gemeente Rotterdam,16 april 2010, hr.P. Bruijkers.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
16 van 38
5. Risico transport hoge druk aardgasleiding
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In en grenzend aan het bestemmingsplangebied ligt een hoge druk aardgasleiding (zie figuur 6.1), met
kenmerk W-521-04. De leiding komt uit Ommoord en eindigt in het reduceerstation in de Koperstraat.
Over het terrein van de E.On loopt een aftakking van deze leiding (kenmerk W-521-40) naar het
reduceerstation op dit bedrijf.
De kenmerken van deze leidingen zijn opgenomen in tabel 1.
Tabel 6.1: Gasleidingen in het plangebied.
Eigenaar
Leidingnaam
N.V. Nederlandse Gasunie
N.V. Nederlandse Gasunie
W-521-04
W-521-40
Diameter
[mm]
406,4
323,9
Druk
[bar]
40
40
9
Van de gasleidingen is met behulp van het rekenprogramma Carola een risicoberekening uitgevoerd
voor de huidige ruimtelijke situatie en de plansituatie. De leiding verandert in de planperiode niet als
het gaat om de ligging of als het gaat om de leidinggegevens. In figuur 5.1. is de ligging van de
leidingen en de bebouwing binnen het rekengebied aangegeven.
Figuur 5.1: hoge druk aardgasleiding en omgeving
Huidige Situatie
Van leiding W-521-04 bedraagt het hoogste groepsrisico 3,6 maal de oriënterende waarde bij 1624
slachtoffers, dit hoge groepsrisico wordt dominant bepaald door de scholen van Zadkine en Albeda
9
Rekenpakket Carola versie 10.0 RIVM 2011
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
17 van 38
aan de Prins Alexanderlaan. Van leiding W-521-40 is dat kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde
bij 217 slachtoffers
Figuur: groepsrisico in huidige situatie (leiding W-521-04)
Figuur: groepsrisico in huidige situatie (leiding W-521-40)
Plansituatie
De rekenresultaten van de plansituatie voor beide leidingen zijn identiek aan die van de huidige
situatie. De ontwikkeling van Lotus 3-b draagt dus niet bij aan het groepsrisico.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
18 van 38
6. Risico inrichtingen met gevaarlijke stoffen
6.1 Aardgasreduceerstation
-6
Het gasdrukregel- en meetstation aan de Koperstraat 94 heeft een 10 plaatsgebonden risicocontour
van 25 meter (bron: www.risicokaart.nl) en kent geen groepsrisico. Binnen deze afstand zijn nu geen
kwetsbare objecten.
Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen in de omgeving van dit station.
6.2 LPG tankstations
Er zijn twee LPG-stations die gelegen zijn buiten het bestemmingsplangebied, het invloedsgebied van
het groepsrisico gaat over bebouwing van het plangebied heen.
Deze stations zijn:
• Capelseweg 399 in de gemeente gelegen aan de Capelle aan den IJssel;
• President Rooseveltlaan nr. 751.
6.2.1 LPG tankstation Capelseweg 399, gemeente Capelle aan den IJssel
Door de DCMR is een onderzoek gedaan naar het risico van dit tankstation. De LPG doorzet op het
3
tankstation bedraagt maximaal 1.000 m per jaar (bron: www.risicokaart.nl). Een deel van het
plangebied van bestemmingsplan Alexanderknoop ligt binnen het invloedsgebied van dit tankstation. In
verband hiermee is het groepsrisico berekend met het programma Safeti.
De rapportage is in zijn geheel opgenomen in bijlage 1.
De gemeente Capelle aan den IJssel heeft het bestemmingsplan Hoofdweggebied in procedure,
waarbij er een nieuwe bestemming wordt toegekend aan de objecten binnen het invloedsgebied van
het tankstation.
De ontwikkelingen van het bestemmingsplan hebben geen invloed op het groepsrisico omdat zij buiten
het invloedsgebied vallen.
De Rijksoverheid heeft met de branchevereniging LPG het convenant LPG-autogas, 2005 afgesloten.
In het convenant zijn maatregelen afgesproken zoals een hittewerende coating op LPG-tankauto’s en
een verbeterde vulslang.
Op grond van het voorgaande zijn de volgende situaties berekend:
• huidige situatie zonder en met convenantmaatregelen en plansituatie Capelle aan den IJssel;
• met en zonder convenantmaatregelen;
• idem, maar dan zonder populatie invloedsgebied Rotterdam (plangebied Alexanderknoop) ;
• uitsluitend met populatie invloedsgebied Rotterdam (plangebied Alexanderknoop).
Lotus 3-b heeft geen invloed op het groepsrisco omdat deze buiten het invloedsgebied valt.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
19 van 38
In onderstaande tabel (6.1) zijn de rekenresultaten weergegeven. De groepsrisicografieken van deze
berekeningen zijn te vinden in bijlage 1.
Uit de tabel blijkt dat:
- in alle situaties waarbij gerekend is met de maatregelen uit het convenant het groepsrisico
onder de oriënterende waarde blijft ;
- de Rotterdamse populatie een gering aandeel vertegenwoordigt in het groepsrisico;
- in de huidige situatie zonder de maatregelen uit het convenant het aandeel van de
Rotterdamse populatie een groepsrisico van minder dan 1 maal de oriënterende waarde
vertegenwoordigt.
Tabel 6.1: rekenresultaten groepsrisico
Situatie Omschrijving
Maatregelen
nr.
situatie
Convenant
Bevolking in
berekening
Groepsrisico
(factor OW)
1
2
3
nee
ja
nee
alles
alles
alles
4,6
0,2
1,2
ja
alles
<0,1
200 x 1,0 e-9
5
huidig
huidig
plansituatie
Capelle
plansituatie
Capelle
huidig
Aantal
slachtoffers
en kans
600 x 1,27 e-8
300 x 1,66 e-9
300 x 1,30 e-8
nee
1,3
300 x 1,40 e-8
6
huidig
ja
0,2
300 x 1,65 e-9
7
plansituatie
Capelle
plansituatie
Capelle
huidig
huidig
nee
alleen
Capelle aan den
IJssel
alleen Capelle
aan den IJssel
alleen Capelle
aan den IJssel
alleen Capelle
aan den IJssel
alleen Rotterdam
alleen Rotterdam
0,2
120 x 1,33 e-8
<0,1
120 x 1,13 e-9
0,8
<0,1
250 x 1,33 e-8
200 x 1,02 e-9
4
8
9
10
ja
nee
ja
6.2.2 LPG tankstation President Rooseveltlaan 751
Plaatsgebonden risico
3
De LPG doorzet op het tankstation bedraagt maximaal 1.000 m per jaar (bron: www.risicokaart.nl).
-6
Toepassing van het Bevi/Revi geeft aan dat het plaatsgebonden risico (10 risicocontour) van het
vulpunt 45 meter bedraagt. Van de ondergrondse tank en afleverzuil bedragen deze contouren
respectievelijk 25 m en 15 m (tabel 2.1). Het vulpunt ligt op 51 meter van het aan de overkant gelegen
tuincentrum Ommoordsehof, dit is de dichtstbijzijnde bebouwing en vorm dus geen knelpunt in de
huidige situatie.
Voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt hebben deze
contouren, gelet op de grote afstanden tot de ontwikkelingen, geen gevolgen.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
20 van 38
Groepsrisico
Met behulp van de LPG-tool van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is gerekend. Omdat de
bebouwde omgeving van het invloedsgebied in de planperiode niet verandert wordt volstaan met één
berekening van het groepsrisico.
Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico, zie figuur 6.1, ruim (factor 10) onder oriënterende waarde
blijft.
Het groepsrisico verandert niet door de ontwikkelingen in dit plan.
Figuur 6.1: Groepsrisico LPG tankstation President Rooseveltlaan 751
6.2.3 Vuurwerkopslagen
Aan de Chroomstraat 5 bevindt zich een bedrijf dat aan de opslag van vuurwerk doet. De 10-6
risicocontour van dit bedrijf bedraagt 30 meter. Binnen deze contour liggen in de huidige situatie en in
de plansituatie geen kwetsbare bestemmingen.
Aan de Watermanweg 317 is tevens een opslag ten behoeve van consumentenvuurwerk, toegestaan
-6
is maximaal 10.000 kg. De 10 risicocontour van dit bedrijf bedraagt 8 meter. Binnen deze contour
liggen in de huidige situatie en in de plansituatie geen kwetsbare bestemmingen. De contour blijft
binnen het huidige bedrijfspand.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
21 van 38
7. Conclusies
7.1 Conclusies
7.1.1 Transport gevaarlijke stoffen over het spoor
Het plaatsgebonden risico en het plasbrand aandachtsgebied vormen geen beperking voor de
ontwikkeling van Lotus 3-b die het bestemmingsplan mogelijk maakt.
Het groepsrisico neemt in beperkte mate toe van 0,61 maal de oriënterende waarde in de huidige
situatie tot 0,66 maal de oriënterende waarde in de plansituatie.
7.1.2 Transport gevaarlijke stoffen over de weg (A16 en A20)
Het plaatsgebonden risico en het Plasbrand Aandachtgebied van de A16 en A20 vormen geen
beperking vormen voor de ontwikkeling van Lotus 3-b die het bestemmingsplan mogelijk maakt.
Het groepsrisico van de A16 is minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde en neemt in de
plansituatie niet toe.
Het groepsrisico van de A20 is 3,9 maal de oriënterende waarde in de huidige situatie en neemt in de
plansituatie toe tot 4,0 maal de oriënterende waarde.
7.1.3 Transport hoge druk aardgasleidingen
Het plaatsgebonden risico en het plasbrand aandachtsgebied vormen geen beperking voor de
ontwikkeling van Lotus 3-b die het bestemmingsplan mogelijk maakt.
Het groepsrisico bedraagt in de huidige situatie 3,6 maal de oriënterende waarde, dit hoge groepsrisico
wordt dominant bepaald door de bestaande scholen van Zadkine en Albeda.
Het groepsrisico neemt als gevolg van de ontwikkeling van Lotus 3-b niet toe.
7.1.4 Inrichtingen
Aardgasreduceerstation
Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen binnen de 10-6/jr plaatsgebonden risicocontour
van dit station. De regelgeving kent geen groepsrisico. Derhalve vormt dit station geen belemmering.
LPG tankstation Capelseweg 399, gemeente Capelle aan den IJssel
De plaatsgebonden risico’s vormen geen belemmering voor de ontwikkelingen.
In alle situaties waarbij rekening gehouden wordt met de maatregelen uit het LPG convenant blijft het
groepsrisico onder de oriënterende waarde. De Rotterdamse populatie vormt een gering aandeel van
de totale populatie die het groepsrisico bepaalt. In de huidige situatie zonder de maatregelen uit het
convenant vertegenwoordigt het aandeel van de Rotterdamse populatie een groepsrisico van minder
dan 1 maal de oriënterende waarde.
Het groepsrisico verandert niet door dit plan.
LPG tankstation President Rooseveltlaan 751
De plaatsgebonden risico’s vormen geen belemmering voor de ontwikkelingen.
Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico ruim (factor 10) onder oriënterende waarde blijft.
Het groepsrisico verandert niet door dit plan.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
22 van 38
Opslag van vuurwerk
De plaatsgebonden risico’s van de vuurwerkbedrijven aan de Choormstraat 5 en de Watermanweg
317 geven geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Voor het vuurwerkbedrijf aan de
Chroomstraat 5 geldt beperking aan het toekomstig ruimtelijk gebruik van de omgeving binnen de
plaatsgebonden risicocontour.
7.1.5 Eindconclusie
De eindconclusie luidt dat de normen voor het plaatsgebonden risico en het plasbrand
aandachtsgebied geen beperking vormt voor de ontwikkeling van het kantoorgebouw Lotus 3b die het
bestemmingsplan mogelijk maakt. De (overschrijdingen) van de groepsrisico’s worden verantwoord in
hoofdstuk 8.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
23 van 38
8. Verantwoording groepsrisico
In augustus 2010 is een ambtelijk concept gemaakt voor het bestuurlijk te verantwoorden groepsrisico
in het Alexanderknoop Oost gebied.
In deze “CHAMP” 10 werd onderzoek gedaan naar de externe veiligheidssituatie, rekening houdend
met het toenmalige ruimtelijk programma. Uit dit onderzoek bleek dat met name het spoortraject
Rotterdam Centraal – Gouda een zeer hoog groepsrisico kende. Door het uitblijven van ruimtelijke
ordeningsplannen is de CHAMP nimmer bestuurlijk vastgesteld.
Met de komst van het Basisnet is het groepsrisico van het spoor gereduceerd en komt in dit onderzoek
onder de oriënterende waarde (zie hoofdstuk 3). Het risico van de A20 (hoofdstuk 4) en de hoge druk
aardgasleiding (hoofdstuk 5) ligt nog steeds boven de oriënterende waarde. Het risico van de
inrichtingen wordt niet beïnvloedt door de ontwikkeling van het kantoorgebouw Lotus 3b van dit
bestemmingsplan.
8.1 Algemeen
De verantwoording van het groepsrisico houdt concreet een afweging in tussen:
• enerzijds de maatschappelijke kosten en baten van hetgeen als nieuwe ontwikkelingen in een
bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt;
en
• anderzijds het risico dat er een groot ongeluk plaatsvindt waarbij dodelijke slachtoffers vallen,
zowel binnen als buiten het plangebied.
In dit document wordt aan de hand van de CHAMP methodiek invulling gegeven aan de
verantwoording van het risico van de gebiedsontwikkeling binnen de Alexanderknoop.
Deze methode komt overeen met de verantwoording van het groepsrisico volgens de Circulaire
Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (c-RNVGS).
De CHAMP-methodiek houdt op hoofdlijnen het volgende in:
Communicatie- en informatieplicht
Burgers en bedrijven hebben recht op informatie over risico´s in hun omgeving nu en in de toekomst.
Die informatie moet de aard van de risicobron bevatten, het risicogebied, het soort risico, de mate van
zelfredzaamheid, de mogelijkheden voor rampenbestrijding en een beschrijving van de inspanningen
van overheid en veroorzaker om de risico´s te beperken. Uitvloeisel van deze plicht kan een discussie
zijn over de maatschappelijke aanvaardbaarheid van de activiteit, de veiligheidsdilemma’s die zich
hierbij voordoen en de motivatie van het gewenste plan.
10
Communicatie- of informatieplicht, Horizonplicht, Anticipatieplicht, Motivatieplicht en
Preparatieplicht, CHAMP,methode om het groepsrisico te verantwoorden
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
24 van 38
Horizonplicht
Bestemmingsplannen worden in de toekomst bezien. Externe veiligheid moet in dit kader worden
meegenomen in de toekomstduiding. Ieder project strekt zich immers uit in de tijd en een project dat bij
oplevering geen toenemend groepsrisico met zich meebrengt doet dat wellicht in de toekomst wel.
Hierbij wordt een horizonperiode van 10 jaar passend gevonden.
Anticipatieplicht
Het gaat om maatregelen die een effect van een mogelijk incident beperkt houden (pro-actie) en de
mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst (periode van minimaal
tien jaar), met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen en de ruimtelijke ontwikkelingen en de
voor- en nadelen hiervan.
Motivatieplicht
Dit is de plicht om te motiveren waarom een toename van het groepsrisico door het bevoegd gezag
acceptabel wordt geacht. Het kan hierbij, naast planologische aspecten, gaan om financiële,
economische, verkeerskundige of milieuaspecten. Ingegaan moet worden op het geaccepteerde
risiconiveau en de mate van overschrijding.
Preparatieplicht
Deze plicht geldt voor zowel de vervoerder als voor de gemeente waardoor het vervoer plaatsvindt. Het
geeft situatiegericht invulling aan de formele taak om goed voorbereid te zijn op een incident of ramp
(preventie, preparatie, repressie en nazorg). Belangrijk hierbij is de voorbereiding op de bestrijding van
en de beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in de Wet
veiligheidsregio’s. Hierbij moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden voor personen die
zich bevinden in het invloedsgebied van de route of het tracé om zich in veiligheid te brengen indien
zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.
De gemeente moet aangeven goed voorbereid te zijn op een incident of een ramp. Aan deze plicht
wordt invulling gegeven door het Regionale Crisisplan en uitwerkingen in de vorm van
rampenbestrijdingsplannen, aanvalsplannen en oefeningsplannen. Daarnaast kan in het kader van de
preparatie ook extra aandacht besteed worden aan vluchtroutes of nooduitgangen, de interne
hulpverleningsorganisatie, aanvalsplannen, bedrijfsnoodplannen en het bevorderen van de
zelfredzaamheid.
8.2 Uitwerking van de champplichten
8.2.1 Communicatieplicht
Communicatiestrategie
Communicatie is een beleidsinstrument dat in het bestemmingsplan Alexanderknoop wordt ingezet.
Het gaat daarbij om inzicht geven in de plannen en de achtergronden hiervan, helderheid geven over
de keuzes die worden gemaakt, de fase waarin de plannen zich bevinden en de mogelijkheden die er
zijn om zich te informeren of in te spreken.
Toekomstige bewoners en werknemers binnen het bestemmingsplangebied Alexanderknoop zullen
zich moeten kunnen informeren over de externe veiligheidsrisico’s in het gebied. Bekend moet zijn
waar in het gebied er sprake is van een hoger risico en op welke manieren wordt geprobeerd dit risico
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
25 van 38
zo klein mogelijk te houden. Voor bedrijven met een BHV organisatie betekent dit dat zij hieraan
aandacht moeten besteden in het bedrijfshulpverleningsplan.
Toegankelijkheid openbare stukken
Dit verantwoordingsdocument zal ter visie worden gelegd bij het bestemmingsplan. Deze ter
visielegging wordt bekend gemaakt door middel van gebruikelijke publicaties.
Risicoregisters
Milieu-informatie, waaronder informatie over externe veiligheid, is met behulp van een Geografisch
Informatie Systeem (GIS) op het web online beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en
ontwikkelaars (http://geo.zuid-holland.nl/risicokaart_publiek/). Voor Rotterdam bevat de risicokaart o.a.
gegevens van aanwezige olie- en gasleidingen, LPG-tankstations, risicovolle bedrijven en de
luchthaven Rotterdam Airport. Toekomstige gebruikers van de ontwikkellocaties van het
bestemmingsplangebied Alexanderknoop kunnen het systeem raadplegen en informatie opvragen
over de risicobronnen in het gebied. De Rijksoverheid voorziet instanties en bewoners van informatie
over calamiteiten (zie ook www.denkvooruit.nl en www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/veiligheid-enterrorismebestrijding).
8.2.2 Uitwerking horizonplicht
De gevolgen dienen in beeld te gebracht te worden uitgaande van de situatie van de bronkant (de
risicobronnen) en van de ontvangerskant (bewoners, gebruikers), voor zowel de huidige als
toekomstige situatie, dat wil zeggen met het bestemmingsplan Alexanderknoop. De doorlooptijd van
10 jaar van het bestemmingsplan voldoet aan het tijdscriterium van ten minste 10 jaar dat gesteld
wordt aan de toekomstige situatie. Dit voor wat betreft de ruimtelijke ontwikkeling. Vanuit het transport
bezien is de horizon beschreven middels de situatie Basisnet (c-Rnvgs).
8.2.3 Uitwerking anticipatieplicht
Door het Rijk zijn maatregelen genomen om de risico’s bij het transport van gevaarlijke stoffen te
verkleinen (Basisnet). De getroffen maatregelen hebben een direct effect op de kans van optreden en
zijn daarmee een bronmaatregel. Een bronmaatregel kan de kans of de gevolgen van een ongeval met
gevaarlijke stoffen op het spoor reduceren, voor de Alexanderknoop betekent dit:
• door herroutering worden minder wagons met gevaarlijke stoffen door de Alexanderknoop
vervoerd;
• het vervoer van brandbare gassen zal nagenoeg warme BLEVE vrij plaatsvinden.
Bij warme BLEVE vrij vervoer is de kans op een warme BLEVE echter niet uitgesloten. Door
spoorketelwagons met brandbare vloeistoffen gescheiden te vervoeren van spoorketelwagons met
brandbare gassen, (minimaal één wagon met andere inhoud tussen de spoorketelwagons met
brandbare vloeistoffen en gassen) is de kans op een warme BLEVE kleiner. Deze scheiding wordt
warme BLEVE vrij rijden genoemd, echter is daarmee de kans op een warme BLEVE niet volledig
uitgesloten.
Het spoor ten hoogte van de Alexanderknoop wordt als zodanig niet als risicovoller beschouwd dan
andere spoortrajecten in Nederland, het hoge groepsrisico wordt in belangrijke mate veroorzaakt door
de grote hoeveelheden aanwezige personen in de omgeving. Extra maatregelen, anders dan
voorgeschreven in het Basisnet, worden door het Rijk niet genomen. Wel zijn op enkele plaatsen in
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
26 van 38
Nederland Hot Box detectors en het Quo Vadis systeem bij het spoor geïnstalleerd. De eerste kan een
heet wiel of as detecteren als gevolg bijvoorbeeld vastgelopen van de remmen, de tweede kan
verkeerde druklasten wegen. Deze systemen zijn op strategische plaatsen in Nederland geïnstalleerd.
De Alexanderknoop behoort tot het effectgebied van deze systemen.
In de huidige situatie worden door het Rijk geen extra, specifieke bronmaatregelen aan het spoor ter
hoogte van de Alexanderknoop genomen. Het rijden met lage snelheden (<40 km/uur) als
risicoverlagende maatregel vindt niet plaats en wordt niet overwogen. Door de Alexanderknoop wordt
met rijsnelheden van ordegrootte van 100 km/uur gereden.
Aangezien het gebied Alexanderknoop te maken had met een hoog groepsrisico heeft in 2010, in
opdracht van de Gemeente Rotterdam, een onderzoek plaatsgevonden naar de bluswatervoorziening
en bereikbaarheid van het spoor. Door het verbeteren van de bluswatervoorziening en bereikbaarheid
zou een mogelijke warme BLEVE voorkomen kunnen worden. Als gevolg van de komst van Basisnet
is ambtelijk besloten de bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid niet te verbeteren omdat het niet
doelmatig werd geacht. Het Basisnet verkleint namelijk de kans op een warme Bleve. In het
rekenmodel Rbm-II (Hoofdstuk 3) wordt voor dit spoortracé gerekend met warme-bleve vrij transport.
8.2.4 Uitwerking motivatieplicht
De Alexanderknoop is in het RR202011 aangemerkt als één van de zeven knooppunten in de regio
Rotterdam-Rijnmond. De zeven best bereikbare locaties in de regio zijn als knooppunten aangewezen.
Deze knooppunten zijn belangrijk als overstappunt, ook tussen auto en openbaar vervoer. Rond de
knooppunten is een intensieve ontwikkeling voorzien met kantoren, stedelijke voorzieningen en wonen
in een stedelijke omgeving. De gemeente houdt bij de ruimtelijke ontwikkeling de samenhang tussen
het infrastructuurnetwerk en het verstedelijkingspatroon als leidraad aan. Hierbij dient een balans
gevonden te worden tussen de functiewaarde12 en de vervoerswaarde13. De Alexanderknoop heeft een
hoge functiewaarde toegekend gekregen in de regionale en Rotterdamse ruimtelijke plannen. Hierbij
horen primair omvangrijke stedelijke programma’s, met kantoren, voorzieningen die veel bezoekers
trekken, wonen in hoge dichtheden en Park & Ride (P&R) voorzieningen.
De Alexanderknoop heeft bovendien een hoge vervoerswaarde, met de afrit van de A20, het NS- en
het metrostation. Door de goede bereikbaarheid heeft de Alexanderknoop een gunstige ligging voor
bedrijven en regionale voorzieningen. Een hoge vervoerswaarde betekent veel verkeersbewegingen,
met de bijbehorende gevolgen voor het geluidsniveau, de luchtkwaliteit en de externe veiligheid. Er
worden hoge eisen gesteld aan de ontwerpoplossingen voor knooppunten. Daarin moeten de
technische en creatieve middelen worden gemobiliseerd om stedelijke kwaliteit en milieukwaliteit in
één samenhangend plan te integreren. Voor dit plan betreft het de inpassing van de ontwikkeling van
Lotus-3b.
Het Dagelijks Bestuur van de deelgemeente Prins Alexander heeft een integrale visie op laten stellen
voor haar gebied, getiteld “Integrale Visie Alexanderknoop” d.d. 2 februari 2010. Deze visie is
vastgesteld door de deelgemeenteraad en is aangeboden aan het college van Rotterdam. De Integrale
11
12
13
Ruimtelijk plan Regio Rotterdam 2020”, Het RR2020 is op 12 oktober 2005 door Provinciale Staten van
Zuid-Holland vastgesteld als streekplan en op 9 november 2005 door de regioraad van de stadsregio
Rotterdam als regionaal structuurplan. Het geldt thans als provinciale structuurvisie .
De dichtheid en betekenis van de functies in de verschillende stedelijke netwerken: nationaal,
bovenregionaal, regionaal
De mate van bereikbaarheid in het infrastructuurnetwerk
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
27 van 38
Visie Alexanderknooppunt betreft een visie voor het gebied voor de periode tot 2030. De visie geeft
aan dat ernaar gestreefd wordt om een aantal genoemde bouwplannen, waaronder Lotus 3b, binnen 5
jaar te realiseren.
Lotus 3b is het laatste bouwplan van de Lotus ontwikkeling. Er is geen alternatieve locatie beschikbaar
om dit bouwplan elders te realiseren. Dit is ook niet wenselijk omdat deze locatie in dat geval
onbebouwd blijft.
Afweging
Bij de bestuurlijke afweging is het van belang dat de maatschappelijke baten in verhouding staan tot de
maatschappelijke kosten van de ontwikkeling. De overwegingen ten aanzien van economie, ruimtelijke
ordening en veiligheid zijn in een multicriteria tabel uitgewerkt (tabel 8.1).
Tabel 8.1: Multicriteria afweging
Overwegingen vanuit economie:
• infrastructuurstrategie: Alexanderknoop heeft een hoge vervoerswaarde
• extra verkeersdruk als gevolg van de stedelijke verdichting
+++
-
Overwegingen vanuit ruimtelijke ordening:
• verstedelijkingsstrategie: Alexanderknoop heeft een hoge functiewaarde
• Lotus kantoor past in de bestaande ruimtelijke omgeving
+++
++
Overwegingen vanuit externe veiligheid:
plaatsgebonden risico:
• geen belemmering voor de planvorming
+
groepsrisico:
• rijksweg A20: toename groepsrisico
• spoorlijn Rotterdam-Gouda: toename groepsrisico
• hoge druk aardgasleiding: toename groepsrisico
• inrichtingen: toename groepsrisico
--0
0
+++
++
+
0
grote positieve bijdrage
gemiddelde positieve bijdrage
kleine positieve bijdrage
geen bijdrage
----
grote negatieve bijdrage
gemiddelde negatieve bijdrage
kleine negatieve bijdrage
Het sociaal-economische belang van deze ontwikkeling in dit plangebied is zodanig dat in de
belangenafweging de huidige groepsrisico's in het plangebied Alexanderknoop en de geringe
toenames van de groepsrisico's ten gevolge van het spoor en de rijksweg A20 als aanvaardbaar zijn te
achten.
In de afweging is meegewogen dat:
- de huidige groepsrisico's al een overschrijding van de oriëntatiewaarde laten zien;
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
28 van 38
-
-
Rotterdam geen mogelijkheden heeft om de huidige overschrijding van de oriëntatiewaarde
van de A20 en de hoge druk aardgasleiding te verkleinen;
aan de Gasunie is verzocht haar hoge druk aardgasleiding voor sanering in aanmerking te
laten komen;
de stijging door de ontwikkeling gering is;
de aanwezigen voldoende zelfredzaam zijn (geen verblijf van zieken en bejaarden in de
omgeving) door de ruime infrastructuur in de omgeving, het gebied goed bereikbaar is voor
hulpdiensten;
de ontwikkeling past in de omgeving.
8.2.5 Uitwerking preparatie plicht
Onderzoek naar handelingsperspectief
Door de VRR en het Ingenieursbureau van Stadsontwikkeling Rotterdam is een onderzoek naar het
14
handelingsperspectief van personen in het gebied Alexanderknoop gedaan . Hierbij is gevraagd te
onderzoeken hoe de zelfredzaamheid van de aanwezige personen in het gebied aan weerszijden van
het spoor kan worden verbeterd om het aantal slachtoffers te beperken. De focus bij deze vraag lag op
de maatgevende ongevalsscenario’s van een warme BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour
Explosion) en het vrijkomen van een toxische wolk. Om op deze vraag antwoord te geven is een
onderzoek uitgevoerd binnen de VRR, ProRail en politie. Het onderzoek bestond uit een
bronnenonderzoek en interviews.
Op basis van het in het onderzoek geschetste incidentverloop, de optredende effecten en de
mogelijkheden van de hulpverleningsdiensten in geval van een ongeval met toxische stoffen en een
dreigende warme BLEVE is geconstateerd dat er te weinig tijd is voor een veilige ontruiming of
evacuatie van aanwezige personen in de Alexanderknoop. Het handelingsperspectief schuilen is de
enige reële mogelijkheid. Derhalve is het handelingsperspectief ‘schuilen in een veilige ruimte van een
gebouw, met voorbereiding op ontruiming/evacuatie’ de enige reële mogelijkheid om slachtoffers te
beperken.
Dit handelingsperspectief zal door de Adviesraad Risico- en Crisisbeheersing (ARC) worden
vastgesteld door middel van een protocol. Het ARC is een brede vertegenwoordiging van politie,
brandweer, GHOR, VRR, gemeente, HBR en DCMR. Uiteindelijke vaststelling van het
handelingsperspectief bij de Veiligheidsdirectie van VRR.
In een vervolgonderzoek zal worden onderzocht welke organisatorische en/of technische maatregelen
nodig zijn om dit handelingsperspectief mogelijk te maken. Daarbij zou aandacht moeten zijn voor de
informatieverstrekking en instructie voor burgers en (BHV)-organisaties. Dit vervolgonderzoek zal zich
dan geheel richten op het informeren, verbeteren en organiseren van het genoemde
handelingsperspectief op zowel organisatorisch als technisch gebied.
14
“Onderzoek externe veilgheid, Handelingsperspectief bij een treinongeval met gevaarlijke stoffen”, 15-7-2013,
2012-0095.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
29 van 38
Advies van de VRR
Het veiligheidsadvies van de Directeur Risico- en Crisisbeheersing van de Veiligheidsregio RotterdamRijnmond (VRR) aan het college van B&W is opgenomen in bijlage 3.
Hieronder volgt, cursief weergegeven, het onderdeel advies uit deze brief.
Ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid kunnen de volgende
maatregelen geborgd worden die vallen binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening:
1.
Het binnen de 100% letaliteitscontour van het BLEVE-scenario van het LPG-tankstation aan de
Capelseweg 399, de Rijksweg A16 / A20 en Spoortraject Rotterdam Centraal – Gouda of het
fakkelbrandscenario (breuk) van de hogedruk aardgastransportleiding W-521-04/40 niet mogelijk
maken om ‘zeer’ kwetsbare bestemmingen mogelijk te maken, door deze uitsluiting op te nemen
in de bestemmingsplanregels.
Overige maatregelen zijn niet te borgen binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening, deze
maatregelen kunnen echter wel gerealiseerd worden binnen de context van de gemeentelijke
verantwoordelijkheid ex art. 3 Wet Veiligheidsregio’s:
2.
3.
4.
5.
6.
Het is wenselijk dat bij (her)ontwikkelingen de (nood)uitgang(en) van gebouwen zodanig worden
gesitueerd dat aanwezige personen veilig van een mogelijk incident bij een risicobron kunnen
vluchten, waardoor de zelfredzaamheid van aanwezigen wordt verbeterd en het aantal
slachtoffers kan worden beperkt. Omdat verschillende risicobronnen in het gebied aanwezig zijn,
zal minimaal één (nood)uitgang van het gebouw van elke relevante risicobron af gerealiseerd
moeten worden. Daarbij is het van belang dat alle (nood)uitgang(en) in voldoende mate
aansluiten op de bestaande infrastructuur in het plangebied.
Bij (her)ontwikkeling(en) binnen de 1% letaliteitscontour van het plasbrandscenario van het LPGtankstation aan de Capelseweg 399, de Rijksweg A16 / A20 of het spoortraject Rotterdam
Centraal – Gouda of het meest geloofwaardige fakkelbrandscenario van de hogedruk
aardgastransportleiding W-521-04/40 gebouwen zodanig te construeren, dat deze beschermd zijn
tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als gevolg van een plasbrand en/of fakkelbrand
(lekkage). Hierdoor worden aanwezige personen in staat gesteld om het effectgebied sneller en
veiliger te ontvluchten. Hierbij kan voor de gevels gericht naar de risicobron(nen) gedacht worden
aan blinde gevels of het beperken van het glasoppervlak. De gevels en of het glasoppervlak
welke gericht zijn naar deze risicobron, behoren bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux
2
>15 kW/m . Bij de bouwvergunningverlening dient bij de brandpreventieve toets rekening te
worden gehouden met de effecten van een plasbrand en/of fakkelbrand op de gevel.
Met de leidingbeheerder Gasunie N.V. vast te stellen of afdoende constructieve en
veiligheidsmaatregelen zijn getroffen om de ongestoorde ligging van de transportleiding te
garanderen.
Met betrekking tot eventuele (her)ontwikkelingen geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden
tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kunnen worden door gebouwen geschikt te maken
om enkele uren in te schuilen. Hiervoor dienen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar
te zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden.
Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezigen personen zodat men
weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne “Goed voorbereid zijn
heb je zelf in de hand”.
Ten aanzien van dit advies overwegen wij het volgende.
Ad.1. Zeer kwetsbare bestemmingen
Nieuwe zeer kwetsbare bestemmingen worden niet mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Dit
punt is dus niet aan de orde.
Ad. 2. Nooduitgangen
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
30 van 38
In de regels van het bestemmingsplan wordt opgenomen dat van het gebouw Lotus 3b ten minste één
(nood) uitgang van het spoor moet zijn afgekeerd en ten minste één (nood) uitgang van de
A20/aardgas buisleiding moet zijn afgekeerd. Geadviseerd wordt de wijze van inpassing vast te leggen
in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar.
Ad.3. Brandwerendheid gebouwen
Het bestemmingsplan biedt niet het wettelijk kader om deze maatregel op te nemen in de regels. Aan
de ontwikkelaar van Lotus 3b zal worden voorgelegd dit advies te verwerken in het bouwplan.
Ad.4. Aardgas buisleiding
Het bestemmingsplan biedt niet het wettelijk kader om uitspraken te doen over constructieve- en/of
veiligheidsmaatregelen om de ongestoorde ligging van de hoge druk aardgasleiding te garanderen.
Ad.5. Safe Haven
De wettelijke basis voor dit advies ontbreekt. Naar aanleiding van het hierboven genoemde
onderzoeksrapport naar het handelingsperspectief bij een treinongeval met gevaarlijke stoffen
zullen wij met de ontwikkelaar van Lotus 3b overleggen hoe dit advies kan worden ingepast in het
bouwplan. Bij bestaande gebouwen ontbreekt het wettelijk kader voor deze maatregel.
Ad. 6 Voorlichting en instructie
Dit zal via reguliere overheidsvoorlichting plaatsvinden (zie hoofdstuk 8.2.1)
8.3 Verantwoording van het groepsrisico: samenvatting en conclusie
De ontwikkeling van Lotus 3b heeft de volgende gevolgen voor het groepsrisico:
- het groepsrisico spoor neemt in beperkte mate toe van 0,61 maal de oriënterende waarde in
de huidige situatie tot 0,66 maal de oriënterende waarde in de plansituatie;
- het groepsrisico van de Rijksweg A20 is 3,9 maal de oriënterende waarde in de huidige situatie
en neemt in de plansituatie toe tot 4,0 maal de oriënterende waarde.
De volgende groepsrisico’s veranderen niet door dit bestemmingsplan:
- het groepsrisico van de A16, dit is minder dan 10% de oriënterende waarde;
- het groepsrisico van de ondergrondse buisleiding voor hoge druk aardgas, dit bedraagt 3,6
maal de oriënterende waarde;
- het groepsrisico van het LPG tankstation Capelseweg nr. 399, dit is kleiner dan de
oriënterende waarde;
- het groepsrisico van het LPG tankstation President Rooseveltlaan nr. 751, dit is minder dan
10% van de oriënterende waarde.
De groepsrisico's van de A20 en de ondergrondse buisleiding voor hoge druk aardgas voldoen niet
aan de oriëntatiewaarde. Het streven is erop gericht om met het groepsrisico beneden de
oriëntatiewaarde te komen, maar dit bestemmingsplan kan dat om de volgende redenen niet
beïnvloeden:
- de groepsrisico’s van de A20 worden bepaald met behulp van de vervoershoeveelheden uit
het Basisnet Weg. De gemeente Rotterdam heeft hierop geen invloed;
- het groepsrisico van de hoge druk aardgasleiding aan de Koperstraat geldt inmiddels als
groepsrisico-aandachtspunt en is recent op een saneringslijst, die door de Gasunie in overleg
met het Ministerie van I&M is samengesteld, geplaatst. De Gasunie stelt, al naar gelang de
beschikbare middelen, een prioriteitenlijst op voor het nemen van maatregelen om het
groepsrisico onder de oriëntatiewaarde te brengen.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
31 van 38
Maatregelen
In het bestemmingsplan worden de volgende maatregelen genomen:
- ter vergroting van de zelfredzaamheid is in de planregels van het bestemmingsplan
opgenomen dat bij kantoorgebouwen ten minste één (nood) uitgang van het spoor moet zijn
afgekeerd en ten minste één (nood)uitgang van de A20 en de hoge druk aardgasleiding moet
zijn afgekeerd. Deze planregels zullen ook voor de bestaande situaties gelden in het geval van
sloop/nieuwbouw van een bestaand kantoor.
Tevens worden parallel aan dit bestemmingsplan de volgende maatregelen in het gebied getroffen:
- om de effecten van een ongeval met gevaarlijke stoffen te verkleinen, zal over het
Handelingsperspectief "Schuilen in een veilige ruimte van een gebouw, met voorbereiding op
ontruiming/evacuatie" met de ontwikkelaar van Lotus 3b in overleg worden getreden, waarbij
de focus zal zijn gericht op de vraag hoe dit kan worden ingepast in het bouwplan;
- door de VRR wordt het project "Risicocommunicatie" opgestart waarbij aandacht zal worden
besteed aan gerichte risicocommunicatie ten behoeve van werknemers/gebruikers /bezoekers
in bebouwing nabij risicobronnen. Belangrijk onderdeel van dit project zal zijn hoe gebouwen
geschikt gemaakt kunnen worden om in het geval van calamiteiten veilig inpandig te kunnen
schuilen. Dit zal leiden tot het opnemen van de (bouwkundige) eisen voor de bouw van een
veilige schuilplaats in de planregels;
- aan de Gasunie is voorgelegd om de hoge druk gasleiding op te nemen in de prioriteitenlijst
om door middel van maatregelen het groepsrisico te verlagen tot beneden de
oriëntatiewaarde.
Bij de bestuurlijke afweging is het van belang dat de maatschappelijke baten in verhouding staan tot de
maatschappelijke kosten van de ontwikkeling van Lotus 3. Het sociaal-economische belang van deze
ontwikkeling in dit plangebied is zodanig dat in die belangenafweging de huidige groepsrisico’s in het
plangebied Alexanderknoop en de geringe toenames van de groepsrisico’s van het spoor en de
rijksweg A20 als aanvaardbaar zijn te achten.
Conclusie
Op basis van de hiervoor genoemde overwegingen maatregelen en het VRR advies wordt het college
van B&W van de gemeente Rotterdam, bij de vaststelling van het bestemmingsplan Alexanderknoop,
het volgende geadviseerd:
- de groepsrisico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor, over de
autosnelwegen A16 en door de hoge druk aardgasleiding bestuurlijk te verantwoorden;
- de groepsrisico’s van de LPG tankstations aan de Rooseveltlaan 751 en aan de Capelseweg
399 bestuurlijk te verantwoorden;
- de toename van het groepsrisico van de autosnelweg A20 en het spoor als gevolg van de
ontwikkeling van het kantoorpand Lotus 3-b bestuurlijk te verantwoorden.
Volgens het gemeentelijk beleid zal de bestuurlijke verantwoording van deze groepsrisico’s volgens de
categorie ‘zwaar’ plaatsvinden. Dit betekent expliciete besluitvorming van het bestuur door middel van
een agendapost behorend bij het (ontwerp-) bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
32 van 38
Bijlage 1: Notitie van DCMR
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
33 van 38
Notitie van DCMR
Aan
Paul Bruijkers, SO-IB
Kopie aan
Datum
Documentnummer
Project
Auteur
22 maart 2013
Frits Kwint
Onderwerp
Groepsrisico bestemmingsplan Pr. Alexanderknoop als gevolg van LPGtankstation Capelseweg 399, Capelle aan den IJssel
Inleiding
In verband met de voorbereiding van het bestemmingsplan Pr. Alexanderknoop worden
milieuonderzoeken uitgevoerd. Onderdeel daarvan is een onderzoek naar externe veiligheid.
Nagegaan wordt of er activiteiten met gevaarlijke stoffen zijn waarbij er een risico is op ongevallen met
dodelijke afloop in het plangebied. Eén van die activiteiten is de opslag en overslag van LPG bij
tankstation Servauto aan de Capelseweg 399, Capelle aan den IJssel. Een deel van het plangebied
van bestemmingsplan Pr. Alexander ligt binnen het invloedsgebied van dit tankstation. In verband
hiermee is het groepsrisico voor dit deel van het bestemmingsplan bepaald.
Berekening
Opzet
Het invloedsgebied van het LPG-vulpunt en de ondergrondse LPG-opslagtank van het tankstation is
150 meter en valt binnen twee gemeenten. In beide gemeenten bevinden zich in het invloedsgebied
meerdere objecten waar zich personen in kunnen bevinden. In Capelle aan den IJssel gaat dat om
twee bedrijfs-/kantoorgebouwen en in de deelgemeente Prins Alexander om de EON centrale en
Alexandrium III.
De gemeente Capelle aan den IJssel heeft het bestemmingsplan Hoofdweggebied in procedure,
waarbij er een nieuwe bestemming wordt toegekend aan de objecten binnen het invloedsgebied van
het tankstation.
De Rijksoverheid heeft met de branchevereniging LPG het convenant LPG-autogas, 2005 afgesloten.
In het convenant zijn maatregelen afgesproken zoals een hittewerende coating op LPG-tankauto’s en
een verbeterde vulslang. Volgens jurisprudentie mag bij de verantwoording van het groepsrisico met
de (in de praktijk uitgevoerde) maatregelen rekening worden gehouden.
Op grond van het voorgaande zijn de volgende situaties berekend:
• huidige situatie zonder en met convenantmaatregelen en plansituatie Capelle aan den IJssel
met en zonder convenantmaatregelen
• idem, maar dan zonder populatie invloedsgebied deelgemeente Prins Alexander
• uitsluitend met populatie invloedsgebied deelgemeente Prins Alexander
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
34 van 38
Berekeningen
Bij de berekening is met de volgende populatie rekening gehouden:
Object
Prins Alexander
Eon centrale
Alexandrium III
Alexandrium III (wonen)
Capelle aan den IJssel
Kantoor 1 (bestaand)
Bedrijf 2 (bestaand)
Plansituatie Capelle
Populatie dag
Populatie nacht
Bron
181,2
550 / ha
2,33
20,4
0
4,66
Populator
Inschatting*
Populator
365
20
155 / ha
0
0
0
Populator
Populator
Gemeente
* Inschatting Alexandrium III:
Voor Woonmall Alexandrium III: 2.000.000 bezoekers per jaar. Per dag gemiddeld 5500. Verdeeld
over 4 momenten geeft 1375 personen in de dag aanwezig.
(ca 550/ha)
Kaart 1: Overzicht ligging van de objecten
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
35 van 38
Resultaten
1. Groepsrisico huidige situatie zonder en met convenantmaatregelen (CM) en plansituatie Capelle aan
den IJssel zonder en met convenantmaatregelen
Blauw: GR huidig zonder CM: 600 x 1,27 e-8
Rood: GR huidig met CM: 300 x 1,66 e-9
Groen: GR plansituatie Capelle zonder CM: 300 x 1,30 e-8
Oranje: GR plansituatie Capelle met CM: 200 x 1,0 e-9
: 4,6 OW
: 0,15 OW
: 1,17 OW
: 0,04 OW
2. Groepsrisico huidige situatie zonder en met convenantmaatregelen (CM) zonder populatie
invloedsgebied deelgemeente Prins Alexander en met plansituatie Capelle aan den IJssel
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
36 van 38
Blauw: GR huidig zonder CM: 300 x 1,40 e-8
Rood: GR huidig met CM: 300 x 1,65 e-9
Groen: GR plansituatie Capelle zonder CM: 120 x 1,33 e-8
Oranje: GR plansituatie Capelle met CM: 120 x 1,13 e-9
: 1,26 OW
: 0,15 OW
: 0,19 OW
: 0,02 OW
3. Groepsrisico uitsluitend met populatie invloedsgebied deelgemeente Prins Alexander zonder en met
convenantmaatregelen (CM)
Blauw: GR huidig zonder CM: 250 x 1,33 e-8
Rood: GR huidig met CM: 200 x 1,02 e-9
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
: 0,83 OW
: 0,04 OW
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
37 van 38
Bijlage 2: Advies van de VRR
Bestemmingsplan Alexanderknoop
Onderzoek externe veiligheid en verantwoording
groepsrisico
Projectcode
2012-0002
(MR13002)
Versie
0.5
Datum
8 mei 2014
Pagina
38 van 38
Directie Risico- en Crisisbeheersing
Postadres
Postbus 9154
3007 AD Rotterdam
Bezoekadres
Wilhelminakade 947
Rotterdam
Telefoon
010-4468 900
Telefax
010-4468 699
E-Mail
[email protected]
Ons kenmerk
Betreft
Datum
Behandeld door
Concept ontwerpbestemmingsplan Alexanderknoop.
Veiligheidsadvies: 3807/013D
26 juni 2013
Burgemeester en Wethouders van
Rotterdam namens deze:
R. Voskuilen,
Clusterdirecteur Stadsontwikkeling namens
deze:
de heer J.H. Ekkelenkamp
Opdrachtmanager Bestemmingsplannen
Postbus 6575
3002 AN ROTTERDAM
M. Baars
Geacht College,
Op 17 mei 2013 heeft de heer Ekkelenkamp namens de heer Voskuilen, Clusterdirecteur
Stadsontwikkeling van de gemeente Rotterdam, in het kader van het vooroverleg bij
bestemmingsplannen zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening, het
concept ontwerpbestemmingsplan “Alexanderknoop” vrijgegeven en de Veiligheidsregio
Rotterdam-Rijnmond (VRR) verzocht hierop een advies uit te brengen.
De afdeling Risicobeheersing van de VRR brengt in het kader van externe veiligheid advies uit
over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en
zelfredzaamheid. Zij doet dit middels een analyse van de omgeving waarbij risicobronnen,
mogelijke scenario’s en hun effecten worden beschouwd (zie bijlage 1).
In voorbereiding op het bestemmingsplan Alexanderknoop en voor eerdere gewenste
ruimtelijke ontwikkelingen is de CHAMP Alexanderknoop-Oost (2010) opgesteld. Als gevolg van
de komst van het Basisnet Spoor wordt de kans op een warme BLEVE verkleind, waardoor het
aanleggen van een bluswatervoorziening als niet doelmatig is beschouwd. Ondanks de kleine
kans op een warme BLEVE kunnen het potentieel aantal slachtoffers nog wel gereduceerd
worden. Hiervoor is in opdracht van de gemeente Rotterdam onderzoek gedaan naar
mogelijkheden om door middel van schuilen, ontruimen of evacueren slachtoffers te beperken.
Dit onderzoek heeft geleid tot het rapport ‘Onderzoek externe veiligheid Alexanderknoop,
Inventarisatie en evaluatie van de maatregelen evacueren, ontruimen of schuilen bij een
treinongeval met gevaarlijke stoffen’. De gemeente Rotterdam zal dit rapport in overleg met de
VRR verder uitwerken.
Voor het beoordelen van het ruimtelijk plan dient u een gemotiveerde afweging te maken tussen
de overwegingen met betrekking tot externe veiligheid en de toegevoegde waarde van het
ruimtelijk plan. Graag verneemt de VRR uw besluit met betrekking tot de onderstaande
adviespunten.
Advies
Ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid kunnen de
volgende maatregelen geborgd worden die vallen binnen de context van de Wet ruimtelijke
ordening:
1.
Het binnen de 100% letaliteitscontour van het BLEVE-scenario van het LPG-tankstation
aan de Capelseweg 399, de Rijksweg A16 / A20 en Spoortraject Rotterdam Centraal –
Gouda of het fakkelbrandscenario (breuk) van de hogedruk aardgastransportleiding W521-04/40 niet mogelijk maken om ‘zeer’ kwetsbare bestemmingen mogelijk te maken,
door deze uitsluiting op te nemen in de bestemmingsplanregels.
Overige maatregelen zijn te borgen binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening, deze
maatregelen kunnen echter wel gerealiseerd worden binnen de context van de gemeentelijke
verantwoordelijkheid ex art. 3 Wet Veiligheidsregio’s:
2.
3.
4.
5.
6.
Het is wenselijk dat bij (her)ontwikkelingen de (nood)uitgang(en) van gebouwen zodanig
worden gesitueerd dat aanwezige personen veilig van een mogelijk incident bij een
risicobron kunnen vluchten, waardoor de zelfredzaamheid van aanwezigen wordt
verbeterd en het aantal slachtoffers kan worden beperkt. Omdat verschillende
risicobronnen in het gebied aanwezig zijn, zal minimaal één (nood)uitgang van het gebouw
van elke relevante risicobron af gerealiseerd moeten worden. Daarbij is het van belang dat
alle (nood)uitgang(en) in voldoende mate aansluiten op de bestaande infrastructuur in het
plangebied.
Bij (her)ontwikkeling(en) binnen de 1% letaliteitscontour van het plasbrandscenario van het
LPG-tankstation aan de Capelseweg 399, de Rijksweg A16 / A20 of het spoortraject
Rotterdam Centraal – Gouda of het meest geloofwaardige fakkelbrandscenario van de
hogedruk aardgastransportleiding W-521-04/40 gebouwen zodanig te construeren, dat
deze beschermd zijn tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als gevolg van een
plasbrand en/of fakkelbrand (lekkage). Hierdoor worden aanwezige personen in staat
gesteld om het effectgebied sneller en veiliger te ontvluchten. Hierbij kan voor de gevels
gericht naar de risicobron(nen) gedacht worden aan blinde gevels of het beperken van het
glasoppervlak. De gevels en of het glasoppervlak welke gericht zijn naar deze risicobron,
2
behoren bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux >15 kW/m . Bij de
bouwvergunningverlening dient bij de brandpreventieve toets rekening te worden
gehouden met de effecten van een plasbrand en/of fakkelbrand op de gevel.
Met de leidingbeheerder Gasunie N.V. vast te stellen of afdoende constructieve en
veiligheidsmaatregelen zijn getroffen om de ongestoorde ligging van de transportleiding te
garanderen.
Met betrekking tot eventuele (her)ontwikkelingen geldt dat bij een toxische wolk de
mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kunnen worden door
gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen. Hiervoor dienen deuren,
ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn en het luchtverversingssysteem
uitgeschakeld te kunnen worden.
Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezigen personen zodat
men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne “Goed
voorbereid zijn heb je zelf in de hand”.
-2–
Voor vragen of nadere toelichting kunt u contact opnemen met de heer M. Baars,
beleidsmedewerker van de afdeling Risicobeheersing van de VRR. Zijn telefoonnummer is
010-4468 963, e-mail: [email protected]
Met vriendelijke groet,
het Bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond,
namens deze,
Mw. Drs. A.C. Trijselaar mpa,
Directeur Risico- en Crisisbeheersing.
Bijlage 1: Achtergrond veiligheidsadvies concept ontwerpbestemmingsplan Alexanderknoop
Kopie:
•
•
•
•
OVD-BZ/Ambtenaar Rampenbestrijding, Directie Veiligheid, Bestuursdienst Rotterdam
Dhr. A.P. Groeneweg, Bureauhoofd Ruimtelijke Ontwikkeling, DCMR
Dhr. W. Kooijman, Bureauhoofd Bureau Veiligheid, DCMR
Dhr. P. Mostert, Teamleider Brandpreventie Rotterdam, VRR
-3–
Bijlage 1
Achtergrond veiligheidsadvies concept ontwerpbestemmingsplan Alexanderknoop
Situatiebeschrijving
Het plangebied ligt in de deelgemeente Prins Alexander. Het concept ontwerpbestemmingsplan
maakt het mogelijk om op de hoek van de Grote Beer en de Hoofdweg het bestaande
winkelcentrum uit te breiden, op de locatie Lotus 3b een nieuw kantoorgebouw te realiseren en
het huidige vervoersstation Rotterdam Alexander te revitaliseren. Daarnaast wordt de huidige
planologische situatie vastgelegd.
Risicobronnen
In het plangebied en in de nabijheid ervan zijn zeven relevante risicobronnen aanwezig:
I.
Hogedruk aardgastransportleiding W-521-04: 16” 40 bar
II. Hogedruk aardgastransportleiding W-521-40: 12” 40 bar
III. Vervoer van toxische en brandbare stoffen over de Rijskweg A16
IV. Vervoer van toxische en brandbare stoffen over de Rijksweg A20
V. Vervoer van brandbare stoffen over de Capelseweg
VI. Vervoer van toxische en brandbare stoffen over het Spoortraject Rotterdam Centraal –
Gouda
VII. LPG-tankstation Capelseweg 399
Scenario’s
Voor het bepalen van het resteffect en voor het bepalen van maatregelen met betrekking tot
zeer kwetsbare bestemmingen wordt uitgegaan van de 1% letaliteitcontour (LC01) van het
worst case scenario. Voor het bepalen van gewenste maatregelen voor (beperkt) kwetsbare
bestemmingen wordt de 1% letaliteitcontour van het meest geloofwaardige scenario gebruikt.
Worst case:
1.
BLEVE1 scenario nabij een LPG-tankstation, op de Rijksweg A16 / A20 of Capelseweg.
Scenario: transport brandbare gassen (GF3) weg (WCS)
Warme-BLEVE: Door verhitting van een tankwagen met LPG/propaan kan de tankwand bezwijken onder de
toegenomen druk. Het gevolg is een explosie in de vorm van een vuurbal met grote hittestraling. In de omgeving
van het incident zullen mensen overlijden; tot op grote afstand raken mensen gewond en breken secundaire
branden uit.
1
35 kW/m2 LC100
Alle blootgestelde mensen komen te overlijden
90 meter
2
23 kW/m2
LC10
10% van blootgestelde mensen komt te overlijden
140 meter
3
12,5 kW/m2
LC01
1% van blootgestelde mensen komt te overlijden
230 meter
4
5 kW/m2
Blootgestelde mensen kunnen overlijden
400 meter
Uitgangspunten
1
-
BLEVE met LPG-tankwagen
Afstand vanuit het hart van de rijbaan
Overlijden op basis van een blootstellingduur van 12 seconden
BLEVE: boiling liquid expanding vapour explosion.
-4–
2.
Toxisch scenario (catastrofaal falen tankwagen met ammoniak) op de
Rijksweg A16 / A20.
Scenario: transport toxische gassen (GT3) weg (WCS)
Vrijkomen toxisch gas: Door het bezwijken van een tankwagen met toxische stoffen, komt de inhoud ervan vrij.
Mensen die de worden blootgesteld aan de toxische stof kunnen hieraan overlijden of gewond raken.
1
LC100
Alle blootgestelde mensen komen te overlijden
100 meter
2
LC50
50% van blootgestelde mensen komt te overlijden
225 meter
3
LC01
1% van blootgestelde mensen komt te overlijden
400 meter
550 meter
4
LBW
Blootgestelde mensen kunnen overlijden
5
AGW
Irreversibele gezondheidsschade is mogelijk
Uitgangspunten
3.
-
2200 meter
Falen tankwagen gevuld met ammoniak
Afstand vanuit de rechterzijde van de rechterrijstrook
Blootstellingduur 600 seconde
BLEVE scenario op het spoortraject Rotterdam Centraal – Gouda.
Scenario: transport brandbare gassen (A) spoor (WCS)
Warme-BLEVE: Door verhitting van een spoorketelwagon met LPG/propaan kan de tankwand bezwijken onder de
toegenomen druk. Het gevolg is een explosie in de vorm van een vuurbal met grote hittestraling. In de omgeving
van het incident zullen mensen overlijden; tot op grote afstand raken mensen gewond en breken secundaire
branden uit.
1
35 kW/m2 LC100
Alle blootgestelde mensen komen te overlijden
140 meter
2
23 kW/m2
LC10
10% van blootgestelde mensen komt te overlijden
220 meter
3
12,5 kW/m2
LC01
1% van blootgestelde mensen komt te overlijden
330 meter
4
5 kW/m2
Blootgestelde mensen kunnen overlijden
600 meter
Uitgangspunten
4.
-
BLEVE met LPG-spoorketelwagon
Afstand vanuit het hart van de transportroute
Overlijden op basis van een bloodstellingsduur van 12 seconden
Explosieduur van 12 seconden
Toxisch scenario (catastrofaal falen spoorketelwagon met ammoniak) op het
spoortraject Rotterdam Centraal – Gouda.
Scenario: transport toxische gassen (B2) spoor (WCS)
Vrijkomen toxisch gas: Door het bezwijken van een spoorketelwagon met toxische stoffen, komt de inhoud ervan
vrij. Mensen die de worden blootgesteld aan de toxische stof kunnen hieraan overlijden of gewond raken.
1
LC100
Alle blootgestelde mensen komen te overlijden
250 meter
2
LC50
50% van blootgestelde mensen komt te overlijden
350 meter
3
LC01
1% van blootgestelde mensen komt te overlijden
750 meter
850 meter
4
LBW
Blootgestelde mensen kunnen overlijden
5
AGW
Irreversibele gezondheidsschade is mogelijk
Uitgangspunten
-
Falen spoorketelwagon gevuld met ammoniak
Afstand vanuit de buitenzijde van de buitenste spoorbaan
Blootstellingduur 600 seconde
-5–
3900 meter
5.
Fakkelbrand als gevolg van een breuk van de hogedruk aardgastransportleiding
W-521-04.
Scenario: transport brandbare gassen: breuk hogedruk aardgastransportleiding W-521-04 (WCS)
Fakkelbrand: Door breuk van een hogedruk aardgastransportleiding komt de inhoud vrij. Na ontsteking ontstaat
een fakkelbrand met grote hittestraling als gevolg. In de omgeving van het incident zullen mensen overlijden; tot op
grote afstand raken mensen gewond en breken secundaire branden uit.
1
35 kW/m2 LC100
Alle blootgestelde mensen komen te overlijden 50 meter
2
23 kW/m2
LC10
10% van blootgestelde mensen komt te overlijden
90 meter
3
12,5 kW/m2
LC01
1% van blootgestelde mensen komt te overlijden
140 meter
4
5 kW/m2
Blootgestelde mensen kunnen overlijden
220 meter
Uitgangspunten
6.
-
Breuk hogedruk aardgastransportleiding
Dikte transportleiding: 16 inch
Druk transportleiding: 40 bar
Afstand vanuit het hart van de leiding
Overlijden op basis van een blootstellingduur van 20 seconden
Fakkelbrand als gevolg van een breuk van de hogedruk aardgastransportleiding
W-521-40.
Scenario: transport brandbare gassen: breuk hogedruk aardgastransportleiding W-521-40 (WCS)
Fakkelbrand: Door breuk van een hogedruk aardgastransportleiding komt de inhoud vrij. Na ontsteking ontstaat
een fakkelbrand met grote hittestraling als gevolg. In de omgeving van het incident zullen mensen overlijden; tot op
grote afstand raken mensen gewond en breken secundaire branden uit.
1
35 kW/m2 LC100
Alle blootgestelde mensen komen te overlijden 30 meter
2
23 kW/m2
LC10
10% van blootgestelde mensen komt te overlijden
65 meter
3
12,5 kW/m2
LC01
1% van blootgestelde mensen komt te overlijden
100 meter
4
5 kW/m2
Blootgestelde mensen kunnen overlijden
175 meter
Uitgangspunten
-
Breuk hogedruk aardgastransportleiding
Dikte transportleiding: 12 inch
Druk transportleiding: 40 bar
Afstand vanuit het hart van de leiding
Overlijden op basis van een blootstellingduur van 20 seconden
Meest geloofwaardig:
7.
Plasbrandscenario LPG-tankstation Capelseweg 399, op de Rijksweg A16 / A20.
Scenario: transport brandbare vloeistoffen (LF2) weg (MGS)
Plasbrand: Door bezwijken van de tankwand van een tankwagen met brandbare vloeistoffen en ontsteking van de
inhoud ervan, ontstaat een brandende vloeistofplas. Door de hittestraling overlijden mensen dichtbij en kunnen
secundaire branden uitbreken.
1
35 kW/m2 LC100
Alle blootgestelde mensen komen te overlijden
20 meter
2
23 kW/m2
LC10
10% van blootgestelde mensen komt te overlijden
25 meter
3
12,5 kW/m2
LC01
1% van blootgestelde mensen komt te overlijden
35 meter
4
5 kW/m2
Blootgestelde mensen kunnen overlijden
70 meter
Uitgangspunten
-
Falen benzinetankwagen
Afstand vanuit de rechterzijde van de rechterrijstrook
Overlijden op basis van een blootstellingduur van 20 seconden
Duur hittestraling: 5 minuten
-6–
8.
Toxisch scenario (lekkage tankwagen met ammoniak) op de Rijksweg A16 / A20.
Scenario: transport toxische gassen (GT3) weg (MGS)
Vrijkomen toxisch gas: Door lekkage van een tankwagen met toxische stoffen, komt de inhoud ervan vrij. Mensen
die de worden blootgesteld aan de toxische stof kunnen hieraan overlijden of gewond raken.
1
LC100
Alle blootgestelde mensen komen te overlijden
40 meter
2
3
4
LBW
5
AGW
Uitgangspunten
9.
LC50
50% van blootgestelde mensen komt te overlijden
55 meter
LC01
1% van blootgestelde mensen komt te overlijden
120 meter
Blootgestelde mensen kunnen overlijden
150 meter
Irreversibele gezondheidsschade is mogelijk
500 meter
-
Lekkage tankwagen gevuld met ammoniak (15 mm lek)
Afstand vanuit de rechterzijde van de rechterrijstrook
Bronsterkte 3 kilogram per seconde
Plasbrandscenario op het spoortraject Rotterdam Centraal – Gouda.
Scenario: transport brandbare vloeistoffen (C3) spoor (MGS)
Plasbrand: Door bezwijken van de tankwand van een spoorketelwagon met brandbare vloeistoffen en ontsteking
van de inhoud ervan, ontstaat een brandende vloeistofplas. Door de hittestraling overlijden mensen dichtbij en
kunnen secundaire branden uitbreken.
1
35 kW/m2 LC100
Alle blootgestelde mensen komen te overlijden
15 meter
2
23 kW/m2
LC10
10% van blootgestelde mensen komt te overlijden
20 meter
3
12,5 kW/m2
LC01
1% van blootgestelde mensen komt te overlijden
30 meter
4
5 kW/m2
Blootgestelde mensen kunnen overlijden
55 meter
Uitgangspunten
10.
-
Falen spoorketelwagon gevuld met benzine
Afstand vanuit de buitenzijde van de buitenste spoorbaan
Overlijden op basis van een blootstellingduur van 20 seconden
Toxisch scenario (lekkage spoorketelwagon met ammoniak) op het spoortraject
Rotterdam Centraal – Gouda.
Scenario: transport toxische gassen (B2) spoor (MGS)
Vrijkomen toxisch gas: Door lekkage van een spoorketelwagon met toxische stoffen, komt de inhoud ervan vrij.
Mensen die de worden blootgesteld aan de toxische stof kunnen hieraan overlijden of gewond raken.
1
LC100
Alle blootgestelde mensen komen te overlijden
40 meter
2
3
4
LBW
5
AGW
Uitgangspunten
LC50
50% van blootgestelde mensen komt te overlijden
55 meter
LC01
1% van blootgestelde mensen komt te overlijden
120 meter
Blootgestelde mensen kunnen overlijden
130 meter
Irreversibele gezondheidsschade is mogelijk
550 meter
-
Lekkage spoorketelwagon gevuld met ammoniak (15 mm lek)
Afstand vanuit de buitenzijde van de buitenste spoorbaan
Bronsterkte 3 kilogram per seconde
-7–
11.
Fakkelbrand als gevolg van een lekkage van de hogedruk aardgastransportleiding
W-521-04 of W-521-40
Scenario: transport brandbare gassen: breuk hogedruk aardgastransportleiding W-521-40 (WCS)
Fakkelbrand: Door breuk van een hogedruk aardgastransportleiding komt de inhoud vrij. Na ontsteking ontstaat
een fakkelbrand met grote hittestraling als gevolg. In de omgeving van het incident zullen mensen overlijden; tot op
grote afstand raken mensen gewond en breken secundaire branden uit.
1
35 kW/m2 LC100
Alle blootgestelde mensen komen te overlijden 0 meter
2
23 kW/m2
LC10
10% van blootgestelde mensen komt te overlijden
0 meter
3
12,5 kW/m2
LC01
1% van blootgestelde mensen komt te overlijden
15 meter
4
5 kW/m2
Blootgestelde mensen kunnen overlijden
20 meter
Uitgangspunten
-
Lekkage hogedruk aardgastransportleiding
Lekkage van 1,2”
Afstand vanuit het hart van de leiding
Overlijden op basis van een blootstellingduur van 20 seconden
Zelfredzaamheid
De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen
kracht in veiligheid te brengen. Per scenario verschillen de mogelijkheden hiertoe. Binnen het
plangebied is de sirenealarmering goed hoorbaar waardoor een effectieve alarmering van de
bevolking mogelijk is.
Ad 1/3 BLEVE scenario
Voor het beschouwde scenario als gevolg van een BLEVE- incident met een tankwagen met
vloeibaar gas geldt dat een potentieel incident zich opbouwt in de tijd en zich voor aanwezigen
onverwacht kan voltrekken. De effectafstanden zijn groot. De BLEVE kan binnen 20 tot 30
minuten plaatsvinden. Mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn aanwezig, mits tijdig
aangevangen wordt met ontruiming en er geen beperkingen zijn ten aanzien van de
zelfredzaamheid van aanwezigen en de infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is
ingericht.
Ad 2/4/8/10 Toxisch scenario
Voor het beschouwde scenario als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een
toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar voor
omwonenden. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering
plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten
van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen.
Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk
voor een effectieve zelfredzaamheid.
Ad 5/6/11 Fakkelbrand
Voor het beschouwde incidentscenario als gevolg van een brand na leidingbreuk of lekkage
geldt dat een fakkelbrand zich zeer snel (instantaan of binnen enkele minuten) kan ontwikkelen.
Dit effect is zichtbaar voor aanwezigen. Ontvluchting is mogelijk, mits er geen bijzondere
beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen en de infrastructuur in de
omgeving op een juiste manier is ingericht.
Ad 7/9 Plasbrandscenario
Voor het beschouwde scenario als gevolg van een plasbrand geldt dat de brand zich snel kan
ontwikkelen. Dit effect is zichtbaar voor de aanwezigen in de locatie. Ontvluchten is mogelijk,
mits er geen beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen en de
infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is ingericht.
-8–