unité 1 I Estelle rencontre David David Estelle 1. Dag, Estelle, hoe gaat het? 2. Hallo. Het gaat goed, dank je. En met jou? 3. Ach, de vakantie is voorbij. 4. En hoe gaat het met je knie? 5. Het gaat wel. II En classe leraar leerlingen / Estelle 1. Wat stilte, alstublieft. Goedemorgen! 2. Goedemorgen, meneer. 3. En dat is Fabien, Caroline, Sara, Rachid ... 4. Hé, jij bent nieuw! 5. Hoe heet je? 6. Ik heet Estelle, Estelle Morel. 7. Welkom in klas 4B, Estelle. III Une nouvelle copine Sophie Florian / Estelle 1. Hoi Florian! Gaat het goed? 2. Ja, het gaat goed. 3. Estelle, dat is Sophie. 4. Dag Sophie. 5. Sophie is een vriendin. Zij zit in de klas van David. 6. En jij heet dus Estelle? 7. Ja, inderdaad. 8. Nou, tot ziens Estelle. Tot ziens, Florian. IV Chez Estelle Estelle / David Moeder 1. Dag mama, dat is David. 2. Dag David, gaat het goed? 3. Dag mevrouw. Ja, het gaat goed. 4. Zit jij in de klas van Estelle? 5. Nee, ik zit in een andere klas. 6. Mama, is er cola?
© Copyright 2024 ExpyDoc