INTERVIEW MET DAMIEN HIRST OVER ZIJN DIAMANTEN SCHEDEL ‘De schedel is een optimistisch werk’ Zijn diamanten schedel maakte de tentoonstelling een feest wordt. Dus hebben we de Hermitage gecanceld.” Speciaal voor het Rijksmuseum stelde hij een tentoonstelling samen met werken uit de museumcollectie. De zeventiende-eeuwse schilderijen die hij uitkoos brengen dezelfde thema’s ter sprake die ook steeds in Hirsts werken zijn terug te vinden: de vergankelijkheid van het leven, en de onherroepelijke dood. Er hangt een stilleven van Aelbert van der Schoor, met zes nauwkeurig geschilderde schedels, maar bijvoorbeeld ook een weidegezicht met vier koeien van Paulus Potter – een werk dat onmiddellijk de gehalveerde en in plakken gesneden runderen van Hirst in gedachten brengt. De diamanten schedel heeft zijn eigen ruimte gekregen. Grijnzend straalt het kunstwerk de bezoekers tegemoet – een angstaanjagend hoofd in een verleidelijk blingblingjasje. For the Love of God is een triomfantelijk kunstwerk, buitenaards bijna, dat de draak steekt met de dood. Al is het maar omdat het zelf onverwoestbaar is. Gemaakt van duurzaam platina en eeuwige diamanten zal het de tand des tijds moeiteloos doorstaan. Zoveel loepzuivere diamanten waren er voor het kunstwerk nodig dat Hirst de markt in een paar jaar tijd zo goed als leeg heeft gekocht – met stijgende diamantprijzen tot gevolg. „Zo’n project brengt wel een hoop zorgen met zich mee”, geeft Hirst toe. „Ik was als de dood dat het ding lelijk zou worden. Je denkt steeds: wat als het er straks idioot uitziet? Kan ik dan de diamanten er weer uithalen en terugverkopen? Ik heb veel getwijfeld. Het ging om zoveel geld, 17 miljoen euro. Moest ik dat er wel aan uitgeven?” Had het niet een tikkeltje minder extravagant gekund? „Ik ben gaan nadenken over wat het maximale zou zijn waarmee je de dood te lijf zou kunnen gaan. Zo kwam ik op die diamanten. Natuurlijk heb ik me afgevraagd of het idee niet te decadent was. Of ik het geld niet zou moeten gebruiken om scholen en ziekenhuizen te bouwen. Maar toen gingen we het kunstwerk maken en ben ik er verliefd op geworden. Het is heel raar: je ziet de schoonheid pas op het moment dat de laatste diamant erin gaat. Eerder lukt niet. Je kunt er ook geen model van maken om een indruk te krijgen. Het resultaat heeft me echt verrast. Ik dacht dat het somber en naar zou worden, maar het is juist een heel optimistisch werk. Een klein ding, maar zo helder. Het beneemt je de adem. „Nu realiseer ik me: ja, je hebt ziekenhuizen en scholen nodig, maar je hebt ook kunst nodig en wel op dit niveau. For the Love of God is het soort kunstwerk waarvan je hoopt dat het uiteindelijk door de overheid gekocht wordt. Een object waarvoor mensen in de bres willen springen zodat het in een mooi museum terechtkomt. Vroeger werd dit soort kunstwerken gemaakt in opdracht van koningen en keizers. Het voelt heel raar om als kunstenaar zoiets kostbaars te laten maken. Ik maak me wel eens zorgen over wat ermee gaat gebeuren.” Soms, zegt hij, is het gemakkelijker om kunst te maken in slechte tijden. „Een goed kunstwerk hoeft niet veel te kosten. Ik heb er de laatste jaren best mee geworsteld hoe ik invulling moest geven aan mijn kunstenaarschap. Maar op een gegeven moment besefte ik: als je geld hebt, is je bereik ook groter. Je kunt kunst maken met goud of diamanten. Dus dat ben ik ook maar gaan doen.” Damien Hirst definitief de beroemdste levende kunstenaar ter wereld. Maar hij was lang onzeker over het werk: „Je denkt steeds: wat er als het er straks idioot uitziet?” SANDRA SMALLENBURG et een grote grijns zet Damien Hirst zijn kopje thee op de vloer van zijn kantoor in Londen. Hij stampt even op de grote ijzeren plaat die, als een vreemd soort tapijt, onder zijn voeten ligt. „Een Bruce Nauman”, zegt hij, met ondeugende ogen achter een donkere Prada-bril. „Die kan wel tegen een stootje.” Achter Hirst staan, in de boekenkast, meer werken van zijn favoriete kunstenaars – een gravure van Albrecht Dürer en een groene elektrische stoel van Andy Warhol. Op zijn bureau prijkt een van Jeff Koons’ glimmende opblaasbeesten. Maar het meest in het oog springend zijn de grimmige schilderijen die goudomlijst aan de muur hangen. Een ruggengraat licht blauwig op – als een röntgenfoto – tegen een zwarte achtergrond die verder gevuld is met witte stippen. Het doek ernaast toont een schedel die gevangen is in een kubusvormige kooiconstructie. De stijl, maar ook de formaten en het kleurgebruik doen direct denken aan de Britse schilder Francis Bacon. „Die zijn van mij”, zegt Hirst, als hij me ziet kijken naar de wonderlijke schilderijen. „Ik bedoel: ik heb ze gemaakt.” Het is haast niet te geloven. Damien Hirst (Bristol, 1965), de kunstenaar die wereldberoemd werd met zijn fabrieksmatig geproduceerde stippelschilderijen, die een vermogen van enkele honderden miljoenen euro’s vergaarde door anderen zijn kunst te laten uitvoeren, heeft zelf het penseel weer opgepakt. „Ik raakte verveeld”, zegt hij met groot gevoel voor understatement. „Jarenlang heb ik het schilderen ontweken. Ik liet machines of assistenten het werk doen. Maar twee jaar geleden begon het weer te kriebelen.” De eerste resultaten waren zo vreselijk, zegt Hirst, dat hij zich er dood voor schaamde. En ook over deze nieuwe schilderijen is hij nog onzeker. „De invloed van Bacon is nog te duidelijk. Ik heb geprobeerd hem te omzeilen, maar ik kon niet om hem heen. Dus moet ik er maar doorheen, tot ik hem kwijt ben geraakt. Ik ben met schilderen gestopt toen ik een jaar of zestien was. En ook toen schilderde ik al als Bacon. Ik had toen door moeten zetten. Dan hadden mijn werken er nu niet uitgezien als de zijne.” Tentoonstellen durft hij zijn nieuwe schilderijen nog niet. „Misschien volgend jaar. Ik zie de krantenkoppen al voor me. ‘Damien Bacon’, zullen ze me noemen.” M Hirsts timide houding is opvallend. Is dit dezelfde kunstenaar die een kleine twintig jaar geleden de kunstwereld opschudde door een haai op sterk water te zetten? Die met al zijn bluf en bravoure tot het kopstuk van de Young British Artists uitgroeide? Niet alleen is Hirst de rijkste kunstenaar ter wereld, volgens het Britse kunsttijdschrift Art Review is hij ook de meest invloedrijke persoon in de kunstwereld. Vorige maand nog schreef hij geschiedenis door in één klap ruim tweehonderd nieuwe werken bij Sotheby’s te veilen voor in totaal zo’n 140 miljoen euro. Hij is de kunstenaar die op het krankzinnige idee kwam om een schedel van 8601 diamanten te laten maken – en het nog kon betalen ook. En toch heeft ook hij zijn twijfels over hoe het verder moet. „Ik denk niet dat ik ooit een eigen idee gehad heb”, laat hij zich halverwege het gesprek opeens ontvallen. „Al mijn werk is gebaseerd op wat anderen gemaakt hebben.” Als voorbeeld Het kantoor van Damien Hirst in Londen foto’s Inga Powilleit, in opdracht van het Rijksmuseum/Oog noemt hij A Thousand Years, het roemruchte werk uit 1990 waarin duizenden vliegen zich konden laven aan een rottende koeienkop om zich vervolgens te laten elektrocuteren door een vliegenlamp. „Daar zitten tal van referenties in. Het neonlicht is gepikt van Bruce Nauman, de kubus lijkt op een Sol LeWitt of een Dan Graham, en natuurlijk is er de gelijkenis met de aquaria van Jeff Koons. Op Goldsmiths, de kunstacademie die ik gevolgd heb, werden we gestimuleerd om te stelen van andere kunstenaars. Gebruik wat je gebruiken kan, zeiden ze, en maak daar je eigen ding van. Dat was voor mij een openbaring.” Zelfs For the Love of God, de diamanten schedel die vorig jaar voor het eerst gepresenteerd werd in de Londense galerie White Cube, is volgens de kunstenaar een directe rip-off van een bestaand object. Hirst: „Die heb ik afgekeken van de Azteken. Ik heb altijd een voorliefde gehad voor de Mexicaanse turkooizen schedel uit de collectie van het British Museum, die bedekt is met kleine stukjes jade. Door middel van decoratie probeerden primitieve volkeren de dood te begrijpen, dragelijker te maken. Dat vind ik een mooi idee.” For the Love of God is vanaf morgen zes weken lang te zien in het Rijksmuseum in Amsterdam. Daarna vervolgt het pronkstuk zijn wereldtournee en zal het in ieder geval Berlijn en Dubai aandoen. Ook de Hermitage in St. Petersburg stond bovenaan Hirsts wensenlijstje, maar daar liepen de onderhandelingen spaak. „De Hermitage vindt zichzelf het beste museum ter wereld en stelde allerlei onmogelijke eisen”, zegt Hirst. „Er hing een hele negatieve sfeer, niets kon. Het Rijksmuseum daarentegen was vanaf het begin heel enthousiast. Op een gegeven moment zei ik tegen mijn galeriehouder: weet je, ik ben geen dode kunstenaar. Ik leef nog, en ik wil dat Zeven bedrijven telt het imperium van Damien Hirst inmiddels, waaronder uitgeverij Other Criteria en de kunstcollectie Murderme, die alleen al een geschatte waarde heeft van 200 miljoen pond. Twee weken geleden opende Hirst zijn eigen winkel in de sjieke New Bond Street, waar hij kunstenaarsboeken en posters verkoopt. En over een jaar of vijf hoopt hij zijn eigen museum te beginnen in Toddington Manor, het immense landhuis in de Cotswolds dat hij drie jaar geleden voor drie miljoen pond kocht. „Een koopje”, vindt de kunstenaar zelf. Trots laat hij op zijn Blackberry foto’s zien van zijn driehonderd kamers tellende gotische sprookjeskasteel. „Ik heb ook al het land eromheen gekocht, plus wat boerderijen en huizen. We zijn het nu allemaal aan het renoveren.” In totaal heeft Hirst zo’n 180 man personeel voor hem werken op vijf verschillende 䊳 䊳 䊳
© Copyright 2024 ExpyDoc