Bij het woord ‘touwtrekken’ moet ik altijd aan de familie Schuilman denken. Zo heten ze niet echt, uit redenen van discretie heb ik ze een andere naam gegeven. Het was een schijnbaar hecht gezin: vier getrouwde kinderen, moeder zes jaar eerder overleden, en toen ging vader Aart ook heen. De rouwkaart vermeldde dat het einde geheel onverwacht was gekomen. Daar sprak al een zeker gebrek aan realiteitszin uit: hij was een flink eind in de tachtig. Het houdt een keer op, zou je denken, maar toen begon het pas. Net zoals de dood van Tito de scheuring van het voormalig Joegoslavië inluidde, brak ook hier de pleuris uit. Kort na de crematie van de patriarch, de as was nog nauwelijks afgekoeld, begon het getouwtrek. De nobele en bescheiden sport van het touwtrekken is stevig geworteld in onze traditie. Er wordt weinig ophef over gemaakt, maar we kunnen er wat van: in 1920 behaalde ons land zelfs de zilveren medaille op de Olympische Spelen in Antwerpen. Dat was direct ook de laatste keer. Daarna werd dit onderdeel geschrapt als Olympische sport en dat is tot op heden zo gebleven. Het heeft de beoefenaars niet ontmoedigd, bij internationale kampioenschappen trekt Nederland nog steeds een stevig partijtje mee. De Zweden, Ieren en Zwitsers – touwtrekkers pur sang – hebben aan ons een geduchte tegenstander. Touwtrekken is de enige krachtsport die in teamverband beoefend wordt. Als mannen tegen mannen uitkomen bestaat de ploeg uit acht leden aan één kant van het touw. Bij mannen tegen vrouwen is de verhouding twee op drie, dus zes mannen tegen negen vrouwen. In tegenstelling tot cricket, waar je na jaren nog steeds niet helemaal begrijpt wat er op het veld gaande is, zijn de regels eenvoudig. Het touw is 36 meter lang, een rood lintje geeft het midden aan. ‘Pak op het touw!’ roept de scheidsrechter, die er streng op toeziet dat het lint precies boven een witte streep op het wedstrijdterrein is gepositioneerd. Dan klinkt het beginsignaal: ‘Trekken!’. Zodra het rode lintje vier meter over de streep is getrokken, is er een duidelijke winnaar. De verliezende ploeg stort niet schuimbekkend ter aarde, terwijl ze uit louter frustratie de haren uit het hoofd trekken. Ze staan op, kloppen de modder van hun kleren en schudden handen met de winnende ploeg. Dit beschaafde ritueel lijkt een beetje op de felicitatierij bij een huwelijksreceptie. Het publiek murmelt bijval en knikt goedkeurend. Als je je, aanmoedigingen roepend, toevallig naast een supporter van de tegenpartij bevindt, is de kans op ernstig hersenletsel gering. Misschien ligt het aan mijn weinig avontuurlijke aard, maar ik hou wel van dat soort sporten. Bij de Schuilmannetjes verliep het getouwtrek minder harmonieus. Nadat vader Aart was gecremeerd, barstte de strijd los. Niet om zijn erfenis, maar om zijn poederige resten. Gefascineerd volgde ik de gebeurtenissen. De essentie van een lijkverbranding lijkt me dat je jezelf zo klein mogelijk probeert te maken, zodat je as op handzame wijze verstrooid kan worden. Ter land, ter zee of in de lucht, deksel eraf, even schudden met die bus en wég ben je. De kinderen Schuilman dachten daar anders over. Stuk voor stuk eisten ze vaders urn op de schoorsteen. Het probleem was: wie z’n schoorsteen? Waarom je zoiets zou willen slaat me al met stomheid, een mooie foto van de overledene lijkt me gezelliger, maar daar nam niemand genoegen mee. Vredestichters trachtten te bemiddelen. Gedenk vader bij toerbeurt, zei de één, ieder krijgt hem een kwartaal per jaar. Daar konden ze niet mee leven. Verwerk zijn as in vier sieraden, zei de ander, dan dragen jullie hem altijd bij je. Ook deze suggestie werd met hoongelach verworpen. Wie wist wat je dan om je nek of aan je vinger had? Alleen papa’s piemel, wellicht. Nee, geen denken aan. Het was alles of niets, de hakken gingen in het zand. De officiële wedstrijdschoenen zijn herkenbaar aan een metalen plaat op de hak, scherp genoeg om goed de grond mee in te komen. De rest van de gladde zool is bekleed met trespa. Geen spikes, geen noppen, geen listig profiel. Voor het begin van de wedstrijd knielen de deelnemers devoot neer, zodat de scheidsrechter de schoenen kan controleren. Om de blote handen stroef te maken is vloeibare hars en magnesiumpoeder toegestaan. Er wordt getrokken in vier gewichtsklassen: 560 kilo, 640 kilo, 680 kilo en 720 kilo. Daarbij gaat het om het totaalgewicht van de acht deelnemers. Een zware jongen in de ploeg kan dus gecompenseerd worden door een dunne spriet. Brute kracht is geen doorslaggevende factor. Een willekeurige collectie dubbelbrede sportschoolbonken is niet automatisch zeker van de overwinning, als ze het touwtrekken nooit geoefend hebben. Techniek en tactiek, dat is het geheim. Op een prachtige zomeravond maak ik het zelf mee. Ik ben uitgenodigd voor een gewestelijke competitie in Woudenberg. Gelukkig heb ik een goede routebeschrijving, mijn navigatiesysteem kan het adres niet helemaal vinden, ik rij over landweggetjes waarvan je soms vergeet dat die in Nederland nog bestaan. Een discreet bordje op een eikenboom (‘touwtrekken hier’) bevestigt dat ik op het juiste pad ben. Het leidt naar een grote boerderij. Op het veld is een wedstrijdbaan uitgezet. Er staat een toiletwagen, de bar is open, de schuur is al ingericht voor het feest na afloop, blinkend schoongeboende bakplaten wachten op willig barbecuevlees. Ondanks concurrentie van de popgroep Normaal, die deze avond in het naburige Renswoude optreedt, begint de parkeerplaats zich te vullen. Deelnemers en toeschouwers rijden, fietsen en wandelen binnen. De stemming is verwachtingsvol: vanavond gaan we pret hebben, hangt er in de lucht. Licht wantrouwig kijk ik om me heen. Als stedeling vermijd ik massale bijeenkomsten. Het laatste grote evenement dat ik bezocht heb was een aspergeparty. Veel makelaars en advocaten, dames in kittige kantoorpakjes en hier en daar een bekende Nederlander. Een zenuwslopende affaire, mensen met ogen die voortdurend de omgeving scannen terwijl ze met je praten, gesprekjes als knisperend cellofaan. Zelden voelde ik me zo bodemloos oninteressant, pas na een fles Pinot Blanc werden de scherpe kantjes wat waziger. In Woudenberg niets van dat alles, hoewel er toch bekers op het spel staan. De sfeer is goedmoedig, de scheiding tussen stad en platteland wordt zichtbaar, ik tast mijn gezicht af om te checken of ik niet per ongeluk een roze bril heb opgezet. Tiny Langeveld uit Purmerend, in het dagelijks leven sales manager bij een farmaceutisch bedrijf, neemt me op sleeptouw. Ze is een mooie, slanke vrouw die hier komt scheidsrechteren. Vergis je niet in haar postuur, ze oordeelt uit ervaring, in 1986 werd ze met haar ploeg Spierkracht wereldkampioen. Tiny legt me de belangrijkste regels uit: niet zitten en niet met de open hand op de grond steunen. Alleen de laatste aan het touw, de ankerman of -vrouw, mag rugbescherming dragen. Verkeerd trekken sloopt de rug, de kracht moet vooral uit de benen komen. Dat kun je dan ook wel aan die benen zien. Judith Ravestein, de locoburgemeester van Woudenberg, donker gelakte nagels en modieus gekleed, bezoekt daarom graag competities. Ze vindt het een visueel aantrekkelijke sport en geniet van de mooie, sappige kuiten. Die krijg je als touwtrekker niet vanzelf. Op het terrein staat een bouwlift, verzwaard met gewichten. Het is een ‘ijzeren tegenstander’ waar de wedstrijdploegen regelmatig aan trainen. ’s Winters gebeurt dat in een schuur, zij aan zij. Het touw loopt dan over een wiel, want een overdekte locatie van 36 meter lang is moeilijk te vinden. De strijd om de as van vader Schuilman is nog steeds onbeslist. De kinderen spreken niet meer met elkaar en er zijn advocaten geraadpleegd. Als pus uit een abces komt sluimerend oud zeer naar de oppervlakte. Iemand had op zijn huwelijk ooit een televisie cadeau gekregen, terwijl de ander het met een broodrooster moest doen. Dan was er nog de kwestie van de auto van pappa, die tijdens zijn leven voor een zeer schappelijk prijsje aan de jongste was verkocht. Om nog maar te zwijgen over hoe oneerlijk de sieraden van moeder zijn verdeeld. Iedereen voelt zich tekort gedaan, de urn met as is de trofee van het Eigen Grote Gelijk geworden. Achteraf was een gewone begrafenis misschien toch verstandiger geweest, niemand wil een lijkkist op de schoorsteen. Zo woekert de ruzie voort, terwijl het conflict zo eenvoudig op te lossen is. Ga met z’n allen gezellig touwtrekken, zou ik zeggen. De winnaar krijgt de urn als beker, men schudt elkaar de hand en dan: zand erover. Mijn neef van 25, die al jaren amateurvoetbal speelt, is er vorige week mee opgehouden. Het is een aardige kerel, hij zal geen vlieg kwaad doen. ‘Er is geen lol meer aan,’ zegt hij. ‘De tegenstanders schelden je verrot, de scheidsrechter krijgt terminale ziektes toegewenst en ik heb al twee keer klappen opgelopen. En waar gaat het nou helemaal over? Een potje voetbal in de laagste klasse. Natuurlijk wil je winnen, maar als we verliezen lig ik er geen minuut wakker van. Ik kan me er niet zo druk om maken, blijkbaar heb ik niet de juiste mentaliteit.’ Touwtrekkers nemen zichzelf niet zo dodelijk serieus. Ze trainen hard en geven het uiterste in een wedstrijd, maar de ploegen dragen namen als ‘De Terugtrekkers’, ‘De Machtige Meiden’ of ‘De Lamme Handjes’. De NTB, de Nederlandse Touwtrekbond, heeft zo’n 3000 leden. De bond wil het touwtrekken graag weer op de Olympische agenda krijgen. Ik kan dat verlangen begrijpen, maar ik maak me er ook een beetje zorgen over. De helft van het plezier schuilt in het vriendelijk karakter van de sport. Wordt dat niet aangetast als er zoveel op het spel komt te staan? Of heb ik andere motieven en wil ik deze oase in de overspannen topsportwereld liever geheim houden? Zoals je de locatie van een mooi en onontdekt vakantieoord niet doorvertelt, om een stroom van vervelende bezoekers te voorkomen? Tijdens de wedstrijd, op dezelfde baan als de ‘echte’ touwtrekkers, doen de recreanten ook mee. Ze hebben volstrekt verkeerd schoeisel aan, rubber laarzen of lage sportschoenen die geen greintje houvast bieden. Rode koppen van de inspanning, maar er wordt vooral veel gelachen. De zon gaat onder. In een naburig weiland landt een grote luchtballon, de rieten mand stuitert over het gras. Juichende kinderen rennen erheen. Op de achtergrond klinken de eerste tonen van het afsluitingsfeest dat tot diep in de nacht zal duren. Niet voor iedereen, sommige deelnemers zullen voor twaalf uur naar huis gaan want morgen is het zondag. Er is alcoholcontrole op de rotonde, waarschuwt de wedstrijdleiding, kijk uit als je terugrijdt. Met een koffie en twee Spa achter de kiezen geldt die mededeling niet voor mij. Vreemd, want ik voel me toch een beetje licht in het hoofd. Touwtrekken kan dat effect op je hebben.
© Copyright 2025 ExpyDoc