Woensdag 17 december 2014 www.limburger.nl extra E19 GO-E18R JAAR VAN DE MIJNEN | KOLENBOEREN De kolen boert nog steeds goed door Wiel Beijer G „ Waar een kolenvuur vlamt, leeft de gezelligheid … en kolen zullen er altijd volop zijn! asverwarming hadden wij nog niet. In de keuken stond een fornuis en in de woonkamer een glimmende zwarte haard. Die werd pas in de namiddag aangestoken. Gestookt met antraciet. Nootjes 3 of 4. Er stond altijd een kolenkit klaar om kolen bij te vullen. Met het hele gezin kropen we ’s avonds zo dicht mogelijk bij die hete haard. Door de micaruitjes zag je het smeulend vuur. In de keuken stond het fornuis. Daar ging ’s morgens heel vroeg de vlam in. Gestookt werd het fornuis met eierkolen, samengeperst steenkoolstof gebonden met teer. Op die eierkolen waren de letters W en S gestempeld. Die stonden voor Willem-Sophia, de mijn waar vader werkte. Op het fornuis werd ’s morgens een kan koffie gezet en daarna werd er gekookt. We leefden vooral in die keuken. Op het fornuis werd ook het badwater verwarmd. Een badkamer met een douche met warm water kenden we niet. In bad ging je in de keuken, in een teil. In het fornuis was een oven, waarin soms cake gebakken werd. In die oven werden in koude wintermaanden bakstenen verwarmd die ’s avonds, gewikkeld in een laken of handdoek, in het koude bed werden gelegd, zodat wij kinderen warme voeten kregen. De steenkolen werden maandelijks in jute zakken aan huis bezorgd. Onze kolenboer heette Dijkstra - pet op het hoofd, zwarte vegen in het gezicht en een sigaret tussen de lippen - en woonde verderop in de straat. Hij gooide de zakken vol kolen persoonlijk leeg in het kolenhok in de kelder. Dijkstra had zwarte leren stukken op de schouder, om die zware zakken met steenkolen te Kolenboeren anno 2014: Wiel Borghans en Peter van der Mark (rechts). torsen. Alleen het hout kieperde de kolenboer van de laadbak van zijn Opel Blitz - als ik me goed herinner - op het trottoir. Het hout moest vader binnenhalen. Kolen en hout werden indertijd betaald met bonnen, die de mijnwerkers van de mijn kregen als loon in natura. Hoe hoger de functie, hoe meer gratis kolen. Voor de bezorging betaalden ze per zak. De Limburgse mijnwerker is niet meer; de kolenboer bestaat nog steeds. JOOP DEN UYL „Het was keihard werken. Met name in de winter als het buiten vroor en de zakken bevroren waren”, zegt Wiel Borghans uit de Heerlense wijk Schandelen. Hij is 68 jaar en nog steeds actief als kolenboer. Toen Joop den Uyl, van- daag exact 49 jaar geleden, aankondigde dat de mijnen zouden sluiten was hij negentien en werkte Wiel al vijf jaar bij zijn vader, die ook kolenboer was. Pa Borghans overleed dat jaar en Wiel moest de zaak alleen runnen. „Joop den Uyl was mijn vriend niet. Die heeft de mijn gesloten en de steenkoolhandel om zeep geholpen”, zegt Borghans thuis in zijn woonkamer. Het is behaaglijk warm in die kamer. Er hangen wel verwarmingsradiatoren aan de muren, maar de warmte komt van een gietijzeren kachel in het midden van de kamer waarin antraciet gloeit. „We steken de kachel in oktober aan en in maart laten we de kachel uitgaan. Tussendoor hoeven we hem niet opnieuw aan te steken. De kolen branden doorlopend. Goede antraciet, nootjes 4 van de mijn in Ibbenbüren bij Oberhausen, die ik betrek via een groothandelaar in Maaseik. De asla moet ik twee keer per week leegmaken”, zegt Wiel Borghans. De oude reclameslogan gezellige mensen stoken kolen gaat kennelijk nog steeds op. Vroeger ging Borghans drie keer per dag naar het rangeerterrein van de Oranje Nassaumijn in Heerlen om verse kolen te laden en die te bezorgen bij de mijnwerkersgezinnen. Zestig tot zeventig zakken met elk een halve mud zo’n 35 kilo kolen. Die gingen stuk voor stuk op zijn rug. Last van zijn rug heeft Borghans nooit gehad. „Wel van de knieën. Van al die keldertrappen lopen met die zakken op mijn rug”, denk ik. „Als je weet hoe je die zakken moet tillen, krijg je geen last van je rug. Ik doe het nog steeds, maar niet meer elke dag. Ik heb enkele klanten op leeftijd die bij kolen zweren, maar ik heb ook jonge klanten die op kolenverwarming zijn overgestapt. Daarnaast lever ik vetkolen aan smederijen.” BESTE ANTRACIET De beste antraciet kwam vroeger van de Domaniale Mijn in Kerkrade. Ook die van de Willem-Sophia, de Wilhelmina en die van de ON I was goed, zegt Borghans. Na de mijnsluiting verkocht de kolenboer uit de vroegere mijnwerkerswijk Schandelen eerst Russiche kolen. „Dat was iets als graniet, veel te hard. Steenkool heeft lucht nodig om goed te branden. Daarna verkocht ik kolen uit Vietnam, maar ook dat was niet de kwaliteit die wij hier gewend waren. Die heeft de antraciet uit de mijn van Ibbenbüren wel. Dat is bijna de kwaliteit van de Domaniale Mijn”, weet Wiel Borghans. Daar is zijn collega Peter van der Mark (59) uit de Schaesbergse wijk Kakert het helemaal mee eens. Ook hij ver- koopt steenkolen uit Ibbenbüren. Aan huis, zak voor zak dragend op zijn rug, zoals Wiel Borghans, bezorgt hij niet. Hij draagt wel een zakje van 25 kilo van zijn loods in Hoensbroek naar de auto van een klant, maar de meeste steenkool wordt besteld via zijn website Openhaardhout.nl. Per pallet van 250 kilogram. „In heel Nederland laten wij die bezorgen, maar de kolen worden niet naar het huis gedragen. De pallet wordt bij de klant op het trottoir neergezet”, zegt Van der Mark, van oorsprong tuinier („ik ben begonnen met het kweken van afrikaantjes”), die in 2008 min of meer bij toeval in de handel met openhaardhout rolde, toen hij werkte als tijdelijk manager in een tuincentrum van het Leger des Heils in Lelystad. Daarna begon hij zijn eigen zaak. „Met openhaardhout begon ik. Dat importeer ik uit Oost-Europa. Vervolgens kwamen er briketten en bruinkool bij en sinds vorig jaar ook steenkool. 7 procent van de klanten van mijn website koopt steenkool. Dus is er een markt voor. Al liep de handel de voorbije zachte winter moeilijk. Op internet moet je als koper overigens wel uitkijken wat je koopt. Er wordt ook veel rotzooi aangeboden. Kolen van slechte kwaliteit, zoals goedkope vetkolen, die helemaal niet geschikt zijn voor de haard.” Thuis stookt hij bruinkool en hardhoutbriketten in zijn allesbranderhaard. Dat stookt nog goedkoper dan steenkolen. „Die bruinkool komt uit de dagbouwgroeves hier vlak over de grens in Duitsland. Die hardhoutbriketten branden ook goed en lang. Je hebt er geen speciale gietijzeren kachel voor nodig, zoals bij antraciet. Tegenwoordig verkoop ik veel pellets; dat is houtzaagsel geperst in de vorm van konijnenvoer. Dat brandt heel lang en als het brandt, zie je een blauwe vlam, net een gasvlam. Je kunt er ook de cv-installatie mee stoken. Volgens mij is dat de toekomst op stookgebied”, zegt Peter van der Mark, die 99,9 procent van zijn omzet via internet draait. Als kolenboer 2.0, die via internet handelt, moet hij op Google adverteren. „Ik moet mijn positie kopen, zodat ik bovenaan sta en mensen mij als eerste zien.” Steenkool is duurder in prijs dan hout of bruinkool, maar voordeliger in het gebruik. Kolenboer Wiel Borghans stookt per week twee zakken antraciet à 12 euro per zak. Gas verbruikt hij nauwelijks. „Ik heb een klant die helemaal geen aardgas wil. Die zweert bij kolen. Hij heeft in zijn huis twee kachels en verstookt twee ton kolen per jaar”, zegt Borghans. Alleen kolen geven leefwarmte, staat op de plastic zakken vol met antraciet en eierkolen in de loods van Peter van der Mark. Of zoals een oude krantenadvertentie zegt: Waar een kolenvuur vlamt, leeft de gezelligheid … en kolen zullen er altijd volop zijn! Wassen H Een dag uit het leven... Er zijn mensen die zich veel liever warmen aan een met kolen gestookte haard dan aan een met aardgas verhitte verwarmingsradiator. Daarom bestaat de ouderwetse kolenboer veertig jaar na sluiting van de laatste Limburgse mijn nog steeds. Hij bezorgt zelfs nog aan huis. Bij de versie 2.0 kun je de kolen via internet bestellen. et is een beeld dat bij iedere koempel op het netvlies staat: een oneindige rij waslijnen met drogende pungels en blauwgrijs geblokte mijnwerkersdoeken. Slechts hier en daar onderbroken door een lijn met voetbalshirtjes voor de vrouw die de pech had ook de wasbeurt van de voetbalclub te hebben. Nee, volautomatische Mieles waren er nog niet. Wassen was wringen. Wringen totdat al het koolgruis uit pungel en handdoek was verdreven. En hing de was dan eindelijk aan de lijn, maar stond de wind verkeerd, dan mocht ze weer opnieuw beginnen. Maandag wasdag betekende om half vier ’s nachts opstaan om de pungel op tijd schoon te krijgen voor de volgende sjiecht. Hele pakken Klok vlogen er doorheen. Eerst de witte was, dan de bonte en in het laatste spoelwater ‘verdronk’ de pungel. Voor de vrijgezelle koempel zonder (was)vrouw bood de pungelwasserij uitkomst. Voor 1,10 gulden werd je kloffie professioneel gewassen. Maar schoner dan moeder de amateur kreeg de professional de kleding niet. O ironie: pas toen de mijnen sloten, kwamen in Nederland de eerste betaalbare volautomatische wasmachines op de markt.
© Copyright 2024 ExpyDoc