Toelichting

Sion - ‘t Haantje
“Uitwerkingsplan
Laan van ‘t Haantje, Groenrijk
en aangrenzend woongebied”
Ontwerp 13 augustus 2014
Gemeente Rijswijk
Bestemmingsplan “Sion - ’t Haantje’’ - Uitwerkingsplan
“Laan van ‘t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Ontwerp
Inhoud:
- Toelichting
- Regels
- Verbeelding van de geometrische plaatsbepaling
werknummer: 318.419.10
datum: 13 augustus 2014
bestand: J:\318\419\10\3.Projectresultaat\b. ontwerp
Procedureoverzicht
Fase
Datum
Concept-ontwerp
26 mei 2014
Ontwerp
13 augustus 2014
Ter inzage legging
Vaststelling
KuiperCompagnons BV
Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap
Rotterdam
Toelichting
Inhoudsopgave van de toelichting
1 Inleiding
1 1.1 1.2 1.3. 1.4 Aanleiding
Ligging plangebied
Bij het plan behorende stukken
Samenhang tussen de diverse planologische procedures
1 1 1 2 2 Beschrijving plangebied
3 2.1 Het plan RijswijkBuiten
2.2 Bestaande situatie
2.3 Toekomstige situatie
3 Wettelijk kader en beleidskader
3 4 5 13 3.1 Het uitwerkingsplan als deel van het bestemmingsplan
3.2. Procedurele aspecten
13 13 4 Omgevingsaspecten
15 4.1 4.2. 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12 4.13 Algemeen
Milieueffectrapportage
Luchtkwaliteit
Geluid
Bodem
Externe veiligheid
Bedrijven en milieuzonering
Water
Natuur en ecologie
Cultuurhistorie en archeologie
Geur
Duurzaamheid
Overige aspecten
15 15 15 15 16 19 25 25 28 30 31 32 32 5 Uitvoerbaarheid
33 5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
5.2 Economische uitvoerbaarheid
33 33 Bijlagen bij de toelichting
 Bijlage 1:
 Bijlage 2:
 Bijlage 3:
 Bijlage 4:
 Bijlage 5:
Bestemming “Bedrijventerrein – Uit te werken” uit het bestemmingsplan “Sion – ’t
Haantje”
Bestemming “Wonen – Uit te werken 2” uit het bestemminsplan “Sion – ’t Haantje”
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai; Uitwerkingsplan Laan van ’t Haantje,
Groenrijk en aangrenzend woongebied, d.d. 13 augustus 2014
Flora- en faunaonderzoek in het kader van een toekomstig wegtracé in Rijswijk-Zuid,
Natuur-Wetenschappelijk Centrum, d.d. 8 augustus 2014
Programmabureau Rijswijk-Zuid, Duurzaamheidsprofiel ‘t Haantje, concept d.d. 11
augustus 2014
Afbeelding 1a: globale ligging plangebied ten opzichte van de verbeelding van het moederplan “Sion – ’t Haantje”
Afbeelding 1b: globale ligging plangebied op luchtfoto (bron luchtfoto: Google Earth)
1
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
In het zuiden van Rijswijk wordt een groot woon-/werkgebied ontwikkeld: RijswijkBuiten
(voorheen Rijswijk-Zuid). Hiertoe is in september 2011 het bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje”
vastgesteld, dat op 27 november 2013 onherroepelijk in werking is getreden. Dit plan geeft de
juridisch-planologische basis voor de ontwikkeling van de eerste twee deelgebieden van
RijswijkBuiten. In het plan zijn aan grote delen van het te ontwikkelen gebied, uit te werken
bestemmingen toegekend. Daar mag pas worden gebouwd als dat past binnen een door
burgemeester en wethouders vastgesteld (ontwerp)uitwerkingsplan.
Dit uitwerkingsplan heeft betrekking op de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg ‘Laan van ’t
Haantje’, de uitbreiding van het bestaande tuincentrum Groenrijk en de ontwikkeling van het
woongebied tussen Groenrijk en de Prinses Beatrixlaan. Ter plaatse gelden thans uit te werken
bestemmingen. Het voorliggende uitwerkingsplan biedt een juridisch-planologisch kader voor de
realisatie van de plannen.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied van het uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend
woongebied” is gelegen aan de zuidzijde van de kern Rijswijk, binnen het nieuw te ontwikkelen
woongebied RijswijkBuiten. Het plangebied ligt in het deelgebied ’t Haantje, dat ten oosten van
de Prinses Beatrixlaan ligt.
De Laan van ’t Haantje wordt de ontsluitingsweg van deelgebied ’t Haantje en verbindt de
Prinses Beatrixlaan straks met de Lange Kleiweg. De weg vormt de scheidslijn tussen de
bedrijvenzone in ’t Haantje en het woongebied ten noorden hiervan. Het westelijke deel van
deze weg heeft in het moederplan reeds een toereikende verkeersbestemming en maakt dus
geen deel uit van dit uitwerkingsplan.
Het tuincentrum Groenrijk is in de huidige vorm gevestigd aan het adres Haantje 25D. De
woningen Haantje 25C en 25E liggen daarvoor, aan de weg Haantje. De ingang van het
tuincentrum is gevestigd ten westen van de woning 25E.
Tussen Groenrijk en de Prinses Beatrixlaan wordt een nieuw woongebied ontwikkeld, als
onderdeel van ’t Haantje. Het toekomstige woongebied is in het moederplan voorzien van een
uit te werken woonbestemming.
Op afbeelding 1a en 1b is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
1.3.
Bij het plan behorende stukken
Het uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied” bestaat uit
bestemmingen en regels. De bestemmingen zijn geometrisch bepaald. In de bestemmingen zijn
regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van
deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de
geometrisch bepaalde bestemmingen en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens
wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
2
1.4
Samenhang tussen de diverse planologische procedures
Ten behoeve van de gebiedsontwikkeling van RijswijkBuiten zijn en worden verschillende
planologische procedures doorlopen. Basisuitgangspunt voor alle procedures is het Masterplan
Rijswijk-Zuid uit 2009. Op basis daarvan is allereerst een projectbesluit1 genomen voor het
voorbelasten van de gronden in deelgebied Sion die als eerste ontwikkeld zouden worden. De
in paragraaf 1.2 genoemde deellocatie maakt daar geen onderdeel van uit, want deze ligt in
deelgebied ‘t Haantje.
Daarna is het bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje”2 opgesteld waarbinnen zoals gezegd diverse
uit te werken bestemmingen zijn opgenomen. In het kader van het projectbesluit en het
bestemmingsplan is een MER-procedure doorlopen. Het MER maakt deel uit van het
projectbesluit en het bestemmingsplan.
Vanwege nieuwe inzichten, recente ontwikkelingen en enkele geconstateerde omissies wordt
het vastgestelde en onherroepelijk in werking getreden bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje”
momenteel op bepaalde punten herzien. Omdat de ruimtelijke procedure van de herziening niet
parallel loopt aan het voorliggende uitwerkingsplan, is het plangebied van dit uitwerkingsplan
buiten de herziening van bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” gelaten.
Voor de uit te werken bestemmingen uit het plan “Sion – ’t Haantje” zijn en worden diverse
uitwerkingsplannen opgesteld. Het voorliggende uitwerkingsplan is concreet bedoeld voor de
aanleg van de Laan van ’t Haantje, de uitbreiding van het tuincentrum Groenrijk en het
woongebied tussen Groenrijk en de Prinses Beatrixlaan. Naast het onderhavige uitwerkingsplan
zijn en worden er voor RijswijkBuiten thans nog diverse andere uitwerkingsplannen en
wijzigingsplannen opgesteld en in procedure gebracht.
1
2
“Voorbelasten 1e fase Sion”, vastgesteld 17 mei 2011
Vastgesteld 27 september 2011, onherroepelijk per 27 november 2013
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
3
2
Beschrijving plangebied
2.1
Het plan RijswijkBuiten
Rijswijk-Zuid, een gebied van 240 hectare, fungeert in de huidige situatie als ‘bufferzone’ tussen
Rijswijk en Delft. Het gebied kenmerkt zich door (voormalige) glastuinbouw en weidegronden.
Daarnaast bestaat het gebied op dit moment uit woningen gekoppeld aan overige bedrijvigheid,
onder meer ter plaatse van het plangebied aan de Spieringswetering.
Rijswijk-Zuid wordt de komende jaren getransformeerd naar een woon-/werkgebied,
“RijswijkBuiten”, met een groenstedelijk woonmilieu. Duurzaamheid is in het ontwerp het
leidende principe. In het totale plangebied RijswijkBuiten zijn maximaal 4250 woningen gepland,
waarvan maximaal 3400 woningen zullen worden gerealiseerd binnen de eerste twee
deelgebieden Sion en ’t Haantje, waarvan het onderhavige plangebied deel uitmaakt.
Afbeelding 2: ruimtelijke hoofdstructuur RijswijkBuiten in de situatie 2030 (schematisch). De plangrens van het
voorliggende
is inen
het’tzwart
aangegeven.
Daarnaast uitwerkingsplan
wordt in Sion
Haantje
nieuw bedrijventerrein ontwikkeld, verdeeld over
twee
locaties: één locatie aan de zuidzijde van deelgebied ’t Haantje (ter afscherming van de
milieuhinder van DSM) en één locatie aan de noordzijde van Sion.
In RijswijkBuiten wordt daarnaast de groenstructuur versterkt (onder andere in de Zwethzone)
en wordt een nieuw watersysteem gerealiseerd. De ontsluiting van RijswijkBuiten vindt primair
plaats over de Prinses Beatrixlaan en daarnaast over een lusvormige weg in Sion, de Laan van
Sion / Terras van Sion en over deoost-west-georiënteerde weg Laan van ‘t Haantje in
deelgebied ’t Haantje. Ook worden diverse nieuwe (regionale) fietsverbindingen gerealiseerd.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
4
Afbeelding 2 geeft e.e.a. weer. Binnen deze afbeelding is tevens de globale ligging van het
plangebied weergegeven (zwart omlijnd).
In RijswijkBuiten staan diverse bestaande (tuinders)woningen. Het stedenbouwkundig ontwerp
voor RijswijkBuiten gaat uit van het zoveel mogelijk respecteren van de bestaande (historische)
structuren, zoals bijvoorbeeld de weg Haantje, waaraan delen van het plangebied zijn gelegen.
2.2
Bestaande situatie
In het plangebied bevinden zich thans nog veel opstallen van bedrijvigheid en tuinderijen, die
zullen wijken voor de realisatie van deelgebied ’t Haantje. Ook is een deel van de gronden
thans onbebouwd. Ter plaatse waar Groenrijk zal uitbreiden, is grasland aanwezig. Dit zal
worden omgevormd.
Onderstaande afbeelding toont een weergave van de situatie zoals deze in april 2014 aanwezig
was.
Afbeelding 3: situatie zoals deze in april 2014 was (Bron: KuiperCompagnons).
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
5
2.3
Toekomstige situatie
Laan van ‘t Haantje
De nieuwe oost-west-georiënteerde ontsluitingsweg in deelgebied ’t Haantje, de Laan van ’t
Haantje, zal aan de oostzijde aantakken op de Lange Kleiweg en aan de westzijde op de
Prinses Beatrixlaan. De weg wordt uitgevoerd in 2 x 1 rijbanen (zie afbeelding 4) met een brede
middenberm. Bij de aansluiting op de Prinses Beatrixlaan worden diverse opstelstroken
aangelegd. De weg krijgt een snelheidsregime van 50 km/h. Er zullen enkele aansluitingen
komen op het zuidelijk gelegen bedrijventerrein en het noordelijk gelegen woongebied in ’t
Haantje. Ook het tuincentrum Groenrijk krijgt een eigen aansluiting. De weg zal de spoorlijn
kruizen middels een ongelijkvloerse kruising (tunnel). De aansluiting op de Lange Kleiweg dient
nader bepaald worden. Vooralsnog is er een t-splitsing voorzien. De nieuwe ontsluitingsweg zal
worden begeleidt door laanbeplanting en een watergang.
Afbeelding 4: dwarsprofiel Laan van ‘t Haantje
Tuincentrum Groenrijk
Het bestaande tuincentrum Groenrijk ’t Haantje zal uitbreiden aan de oostzijde. Hierdoor zal het
bedrijf in de toekomst ook achter de bestaande woningen Haantje 25A en 25B komen te liggen.
Aan de noordzijde zal het bedrijf in de toekomst worden begrensd door de Laan van ’t Haanje.
Zoals afbeelding 5 weergeeft, zal de bebouwing centraal op het perceel worden gerealiseerd en
het parkeren ten noorden daarvan. De bebouwde oppervlakte bedraagt circa 4.500 m2 en de
hoogte van de bebouwing bedraagt bijna 5 meter voor de goothoogte en bijna 6,5 meter voor
de bouwhoogte. Aan de achterzijde van de bebouwing komt gelegenheid voor opslag en vindt
de buitenverkoop plaats. De inrit tot het tuincentrum komt aan de noordzijde te liggen; direct
aansluitend op de Laan van ’t Haantje. Dit is ook de inrit t.b.v. de bevoorrading. Vrachtwagens
rijden aan de oostzijde langs het gebouw door naar de achterzijde alwaar ze kunnen laden en
lossen en keren. De bestaande watergang aan de westzijde wordt verbreed.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
6
Afbeelding 5: inrichtingstekening nieuwe situatie tuincentrum Groenrijk in 2020 (eindsituatie).
Parkeren
De parkeernorm behorende bij de 4.500 m2 b.v.o. komt uit op 121 parkeerplaatsen (2,7
plaatsen per 100 m2 b.v.o.). Op het terrein worden 168 parkeerplaatsen gerealiseerd; dit is
derhalve ruim voldoende. Ten westen van de entree worden ook enkele
invalidenparkeerplaatsen gerealiseerd alsmede enkele fietsparkeerplaatsen.
Woongebied
Tussen Groenrijk en de Prinses Beatrixlaan wordt een nieuw woongebied ontwikkeld, als
onderdeel van ’t Haantje. Op basis van schetsverkavelingen is bepaald dat ter plaatse ruimte is
voor minimaal 60 en maximaal 120 woningen, zowel in grondgebonden als gestapelde vorm.
De exacte invulling van het woongebied zal afhankelijk zijn van de vraag vanuit de markt.
2.4
Juridische regeling
Uitwerkingen
In dit uitwerkingsplan wordt toepassing gegeven aan de uitwerkingsverplichtingen uit het
moederplan “Sion – ’t Haantje”:
1.
De gronden ter plaatse van de nieuwe weg (bestemmingen “Bedrijventerrein – Uit te
werken” en “Wonen – Uit te werken – 2”) worden op grond van artikel 14 respectievelijk
16 uitgewerkt naar “Verkeer – 2”;
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
7
2.
3.
De gronden ter plaatse van het tuincentrum (bestemming “Bedrijventerrein – Uit te
werken”) worden op grond van artikel 14 uitgewerkt naar “Bedrijf” met de
functieaanduiding ‘tuincentrum’;
De gronden ter plaatse van het woongebied (bestemming “Wonen – Uit te werken – 2”)
worden op grond van artikel 16 uitgewerkt naar “Woongebied”.
De uitwerkingsopdracht en het kader waarbinnen de uitwerking dient plaats te vinden, zijn
gegeven in de regels van het geldende bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje”. Zoals in hoofdstuk
3 nader wordt toegelicht, geldt dat de regels van het bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” ook
van toepassing zijn op het onderhavige uitwerkingsplan. De artikelen “Leiding – Gas”, “Leiding –
Riool”, “Waterstaat – Waterkering” en “Waarde – Archeologie” zijn in dit uitwerkingsplan
integraal overgenomen uit het moederplan.
Hierna worden de opgenomen artikelen afzonderlijk toegelicht. In ieder artikel is per
bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er
gelden. De overige regels van het plan “Sion – ’t Haantje” zijn van overeenkomstige toepassing
en worden niet (nog eens) met dit uitwerkingsplan in procedure gebracht.
Opgenomen bestemmingen en aanduidingen
De volgende bestemmingen en aanduidingen zijn opgenomen in het voorliggende
uitwerkingsplan.
Bedrijf
Het tuincentrum heeft de bestemming “Bedrijf” verkregen met de functieaanduiding
‘tuincentrum’. Deze functieaanduiding regelt dat een tuincentrum is toegestaan, inclusief
detailhandel in vuurwerk. Bij de bestemming zijn ook bedrijfsgebonden kantoren toegestaan.
Via een wijzigingsbevoegdheid is het toegestaan om anderssoortige bedrijvigheid (tot en met
milieucategorie 2) toe te staan.
Verkeer – 2
De toekomstige weg Laan van ’t Haantje heeft de bestemming “Verkeer – 2” gekregen. Het al
bestemde gedeelte van de weg in het bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” heeft die
bestemming al. In dit uitwerkingsplan is alleen geen dwarsprofiel opgenomen, maar is – in het
kader met het bepaalde in de Wet geluidhinder en het Besluit ruimtelijke ordening – vastgelegd
dat de weg uit hooguit 2x1 rijstroken mag bestaan.
Verkeer – 3
Een klein gedeelte van het plangebied heeft de bestemming “Verkeer – 3” gekregen. Het betreft
een strookje ten noorden van het tuincentrum, waar een perceelsontsluitingsweg wordt
aangelegd alsmede een groen-/waterzone. In analogie met de andere uitwerkingsgebieden in
RijswijkBuiten is de bestemming “Verkeer – 3” hier het meest passend.
“Woongebied”
Aan het uit te werken woongebied is in dit uitwerkingsplan de globale eindbestemming
“Woongebied” opgenomen, waarmee aan deze gronden een rechtstreekse bouwtitel wordt
toegekend.
De eindbestemming “Woongebied” is globaal van aard, maar is gestoeld op
schetsverkenningen die voor het gebied zijn opgesteld. Op basis van die schetsverkenningen is
bepaald hoeveel woningen er binnen de bestemming “Woongebied” gerealiseerd mogen
worden. Zodoende is in het voorliggende uitwerkingsplan bepaald dat binnen de bestemming
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
8
“Woongebied” tenminste 60 woningen dienen te, en maximaal 120 woningen mogen, worden
gebouwd. Daarnaast is in de bouwregels van de bestemming “Woongebied” bepaald dat de
bouwhoogte van grondgebonden woningen ten hoogste 12 meter bedraagt. In aanvulling mag
de bouwhoogte van gestapelde woningen maximaal 35 meter bedragen.
“Leiding – Gas” en “Leiding – Riool” (dubbelbestemmingen)
Op de gronden met de dubbelbestemmingen “Leiding - Gas” en “Leiding - Riool” zijn de
gronden mede bestemd voor respectievelijk een ondergrondse aardgastransportleiding en een
rioolleiding. Deze regelingen dienen ter (planologische) bescherming van deze leidingen.
Ontwikkelingen zijn slechts toegestaan indien de leidingfuncties zulks gedogen en/of zulks geen
onveilige situaties met zich meebrengt. Bescherming van ondergrondse leidingen vindt mede
plaats door het opgenomen stelsel dat ziet op het verkrijgen van een omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden (de vroegere
aanlegvergunning).
“Waarde – Archeologie” (dubbelbestemming)
Een groot deel van het plangebied heeft de beschermende dubbelbestemming “Waarde –
Archeologie” gekregen. Hier is het archeologisch onderzoek nog niet uitgevoerd of afgerond en
moeten de gronden dus nog beschermd worden tegen graafschade. Het beloop van deze
dubbelbestemming is in dit uitwerkingsplan iets anders dan in het moederplan, omdat enkele
percelen (waaronder het oostelijke perceel waar het tuincentrum gaat uitbreiden) inmiddels wel
zijn vrijgegeven.
“Waterstaat – Waterkering” (dubbelbestemming)
In het moederplan “Sion – ’t Haantje” is voor de gronden parallel aan de Kerstanjewetering de
dubbelbestemming “Waterstaat – Waterkering” opgenomen. Deze dubbelbestemming bevat
een beschermende regeling voor de aanwezig waterkering. De dubbelbestemming is integraal
overgenomen.
Gebiedsaanduidingen
De gebiedsaanduidingen ‘geluidzone – industrie 1’ en ‘geluidzone – industrie 2’, ‘milieuzone –
geurzone’, alsmede de aanduiding ‘veiligheidszone - vuurwerk, zoals deze in het moederplan
waren opgenomen, zijn ook in dit uitwerkingsplan opgenomen. De gebiedsaanduiding
‘milieuzone – geurzone’ is voor een deel over het woongebied gelegen. Binnen deze zone zijn
geen geurgevoelige bestemmingen toegestaan. De gebiedsaanduiding ‘geluidzone – industrie
1’ overlapt eveneens een groot gedeelte van het woongebied. Ter plaatse van deze aanduiding
zijn alleen geluidgevoelige bestemmingen toegestaan indien voldaan wordt aan de Wet
geluidhinder. Naast de voorgenoemde gebiedsaanduidingen is er één nieuwe
gebiedsaanduiding toegevoegd, het betreft de aanduiding ‘geluidszone – industrie 3’. Deze
aanduiding is opgenomen voor de gronden grenzend aan het parkeerterrein van Groenrijk. Ter
plaatse van deze aanduiding zijn alleen geluidgevoelige bestemmingen toegestaan indien
voldaan wordt aan de Wet geluidhinder. Hier wordt in hoofdstuk 4 nader op ingegaan.
Bestemmingen / aanduidingen uit het moederplan die zijn komen te vervallen
Aanduiding ‘zoekgebied groen´
Een deel van de gronden in dit uitwerkingsplan zijn in het moederplan voorzien van de
aanduiding ´zoekgebied groen´. Deze aanduiding is in dit uitwerkingsplan echter niet
overgenomen, omdat de definitieve ligging van de weg inmiddels bekend is.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
9
Geometrische plaatsbepaling van dit uitwerkingsplan
Het uitwerkingsplan is vervat in geometrisch bepaalde bestemmingen (de verbeelding), regels
en deze toelichting. De geometrisch bepaalde bestemmingen zijn ingetekend op basis van een
GBKN-ondergrond en geven door middel van lijnen en arceringen, aanwijzingen met betrekking
tot het bebouwen en het gebruik van het perceel.
Toetsing aan uitwerkingsregels
De uitwerking in dit uitwerkingsplan gebeurt op basis van de bestemmingen “Bedrijventerrein –
Uit te werken” en “Wonen – Uit te werken – 2” uit het geldende bestemmingsplan “Sion – ’t
Haantje”.
“Bedrijventerrein – Uit te werken”
In de uitwerkingsregels van de bestemming “Bedrijventerrein – Uit te werken” (artikel 14) is
aangegeven dat de gronden bestemd zijn voor bedrijfsactiviteiten tot categorie 3.2 (artikel 14 lid
14.1.1. onder a), en ter plaatse van de aanduiding ‘tuincentrum’ tevens voor een tuincentrum.
Het tuincentrum past daarbinnen. Ook zijn wegen en paden toegestaan (lid 14.1.1. onder e); de
uitwerking naar de bestemming “Verkeer – 2” ten behoeve van de Laan van ’t Haantje en
“Verkeer – 3” past dus binnen de bestemming.
Verder is in de uitwerkingsregels aangegeven dat de oppervlakte per bouwperceel minimaal
1.000 m2 moet bedragen (lid 14.2 sub a). Het perceel van het tuincentrum bedraagt 14.407 m2
(=het bestemmingsvlak ‘Bedrijf’); aan deze voorwaarde wordt dus voldaan. Voor de weg Laan
van ’t Haantje is de voorwaarde niet relevant.
Per bouwperceel mag niet meer dan 70% worden bebouwd (lid 14.2 sub b). Het
bebouwingspercentage van het perceel van het tuincentrum bedraagt 35% (=het bouwvlak ten
opzichte van het bestemmingsvlak); aan deze voorwaarde wordt dus voldaan. Voor de weg
Laan van ’t Haantje is de voorwaarde niet van toepassing.
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 12 meter en de bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter (lid 14.2 sub c en d). Ook hieraan
wordt voldaan daar de goothoogte niet meer bedraagt dan 5 meter en de bouwhoogte niet meer
dan 6,5 meter.
De waterbergingscapaciteit moet, beschouwd over diverse bestemmingen tezamen, tenminste
325 m2 per hectare te bedragen (lid 14.2 sub e). Zoals in paragraaf 4.8 wordt omschreven,
wordt deze compensatie-eis elders in het gebied opgelost.
Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied groen’ (lid 14.2 sub f) is een zoekgebied voor groen
aangegeven. Zoals hierboven ook al is aangegeven, is deze aanduiding niet langer relevant en
komt deze te vervallen.
Bij de uitwerking moet in verband met externe veiligheid, ter beheersing van uitpandige
vluchtroutes en de bereikbaarheid voor de brandweer, rekening worden gehouden met de
realisatie van voldoende vluchtmogelijkheden (lid 14.2 sub h). Zoals in paragraaf 4.6. van deze
toelichting wordt omschreven, wordt aan deze eis voldaan.
Bij de uitwerking worden met het oog op externe veiligheid ter bescherming van de blootstelling
aan toxische gassen, zo nodig regels gesteld aan de afsluitbaarheid van mechanische ventilatie
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
10
(lid 14.2 sub i). Zoals in paragraaf 4.6. van deze toelichting wordt omschreven, wordt aan deze
eis voldaan.
Bij de uitwerking worden met het oog op externe veiligheid, ter bescherming tegen plasbrand,
zo nodig regels gesteld aan een bouwwerk om te voorkomen dat zich brandbare vloeistoffen in
de ruimten onder de bouwwerken kunnen verzamelen en aan de gevels om bescherming te
bieden tegen de stralingswarmte ten gevolge van een plasbrand (lid 14.2 sub j). Omdat het
voorliggende plangebied niet is gelegen binnen een plasbrandaandachtsgebied, is de
voorgenoemde eis in het kader van dit uitwerkingsplan niet relevant.
Bij de uitwerking wordt artikel 13 van het Bevi gehanteerd, wat kan leiden tot maatregelen in het
kader van de hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid (artikel 14.2 sub k). Zoals in
paragraaf 4.6. van deze toelichting wordt omschreven, wordt aan deze eis voldaan.
“Wonen – Uit te werken – 2”
In de uitwerkingsregels van de bestemming “Wonen – Uit te werken – 2” (artikel 16) is in lid
16.1.1. aangegeven dat de gronden bestemd zijn voor wonen, wegen en paden. De uitwerking
van deze gronden ten behoeve van het woongebied (bestemming “Woongebied”) en de Laan
van ’t Haantje (bestemming “Verkeer – 2”) past hier dus binnen.
In de uitwerkingsregels van de bestemming “Wonen – Uit te werken – 2” (artikel 16) is
opgenomen dat binnen de bestemming ten hoogste 1825 woningen mogen worden gebouwd,
waarvan maximaal 30% gestapelde woningen (artikel 16.2 sub a). Van het aantal woningen
worden tenminste 10% sociale huurwoningen gebouwd (artikel 16.2 sub b). Aan de bouwhoogte
van grondgebonden woningen is een maximum van 12 meter gekoppeld, de bouwhoogte van
de gestapelde woningen mag ten hoogste 35 meter bedragen (artikel 16.2 sub c en d). De
onderhavige uitwerking past binnen deze uitwerkingsregels.
De waterbergingscapaciteit moet, beschouwd over diverse bestemmingen tezamen, tenminste
325 m2 per hectare te bedragen (lid 16.2 sub e). Zoals in paragraaf 4.8 wordt omschreven,
wordt deze compensatie-eis elders in het gebied opgelost.
Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied groen’ (lid 16.2 sub f) is een zoekgebied voor groen
aangegeven. Zoals hierboven ook al is aangegeven, is deze aanduiding niet langer relevant en
komt deze te vervallen.
De bestemming mag niet eerder worden uitgewerkt dan nadat een actueel
DuurzaamheidsProfiel op Locatie (DPL) is opgesteld, waarbij de minimale score een 7 moet zijn
(lid 16.2 sub g). Zoals in paragraaf 4.12 van deze toelichting wordt omschreven, wordt aan deze
eis voldaan.
De bodemkwaliteit van de gronden moet geschikt zijn voor de bestemming “Woongebied’” Zoals
in paragraaf 4.5. van deze toelichting wordt omschreven, wordt aan deze eis voldaan.
Bij de uitwerking wordt artikel 13 van het Bevi gehanteerd, wat kan leiden tot maatregelen in het
kader van de hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid (artikel 16.2 sub i). Zoals in
paragraaf 4.6. van deze toelichting wordt omschreven, wordt aan deze eis voldaan.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
11
Voor de volledigheid zijn de bestemmingen “Bedrijventerrein – Uit te werken” en “Wonen – Uit
te werken – 2” uit het vastgestelde bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” als bijlage 1
respectievelijk 2 bij deze toelichting opgenomen.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
12
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
13
3
Wettelijk kader en beleidskader
3.1
Het uitwerkingsplan als deel van het bestemmingsplan
Bij de uitwerking dienen burgemeester en wethouders te voldoen aan de bestemmings- en
bebouwingsbepalingen en aan de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan. De uitwerking
vormt daarbij geen nieuw bestemmingsplan maar treedt in de plaats van (een deel van) de
“globale” bestemmingen. Het maakt derhalve deel uit van het bestemmingsplan “Sion – ’t
Haantje”.
Omdat in de toelichting van het plan “Sion – ’t Haantje” uitgebreid is ingegaan op de vraag hoe
de planvorming past binnen het beleid van de verschillende overheden, wordt daarnaar in dit
uitwerkingsplan kortheidshalve verwezen. Ook op basis van het meest actuele provinciale
beleid – de Visie Ruimte en Mobiliteit, het programma Ruimte, het programma Mobiliteit en de
Verordening Ruimte 2014 – is het plangebied aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Er is
dan ook geen strijdigheid met het geldende beleid.
De overige regels van het bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” zijn ook op het uitwerkingsplan
van toepassing. Na het rechtskracht krijgen van het uitwerkingsplan dienen aanvragen te
worden getoetst aan het uitwerkingsplan en de overige van toepassing zijnde bepalingen van
het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” is vastgesteld onder de reikwijdte van de Wet
ruimtelijke ordening (Wro). Het voorliggende uitwerkingsplan wordt beschouwd als uitwerking
zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid onder b van de Wro. Voor de opbouw van het plan en de
digitalisering zijn de RO-standaarden 2012 van toepassing.
3.2.
Procedurele aspecten
Op een uitwerkingsplan is, ingevolge artikel 3.6 lid 5, tweede volzin Wro, Afdeling 3.4 van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. De procedure is als volgt:
Het ontwerp-uitwerkingsplan ligt gedurende zes weken ter inzage. Gedurende deze termijn
kunnen belanghebbenden zienswijzen indienen bij burgemeester en wethouders. De
aanpassingen die volgen uit de zienswijzen worden verwerkt in het ontwerp- uitwerkingsplan.
Ook worden er - indien nodig - ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. Binnen acht weken na
afloop van de zienswijzentermijn, nemen burgemeester en wethouders een besluit omtrent de
uitwerking: ze stellen het uitwerkingsplan al dan niet vast.
Tegen een besluit omtrent vaststelling staat rechtsreeks beroep open bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). De termijn om beroep in te dienen bij de
ABRvS vangt aan met ingang na de dag dat het vaststellingsbesluit ter inzage is gelegd.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
14
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
15
4
Omgevingsaspecten
4.1
Algemeen
In het kader van het projectbesluit, het MER en het bestemmingsplan voor “Sion – ’t Haantje”
zijn reeds veel (milieu)aspecten onderzocht. In dit uitwerkingsplan kan dan ook veelal worden
geput uit c.q. voortgeborduurd op deze onderzoeksresultaten. In het navolgende wordt per
aspect een afweging gemaakt.
4.2.
Milieueffectrapportage
Voor de gebiedsontwikkeling RijswijkBuiten is een Milieueffectrapportage (MER) opgesteld.
Deze heeft zowel als Besluit-MER als Plan-MER gefungeerd. Na het volgen van beide m.e.r.procedures is de m.e.r.-plicht uitgewerkt en is het derhalve niet noodzakelijk dat voor dit
uitwerkingsplan wederom de besluit-m.e.r. procedure wordt doorlopen.
In het MER zijn verschillende varianten onderzocht. Gebleken is dat in de gekozen variant voor
de ontwikkeling van RijswijkBuiten geen onevenredige milieubelasting optreedt.
4.3
Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is niet van toepassing
op uitwerkingsplannen. Dit uitwerkingsplan is een uitwerking van het bestemmingsplan “Sion – ’t
Haantje”. Om die reden wordt er teruggevallen op het luchtkwaliteitonderzoek dat is uitgevoerd in
het kader van het vigerende bestemmingsplan.
Zoals in het vigerende bestemmingsplan is aangegeven zijn de ontwikkelingen binnen het plan
RijswijkBuiten opgenomen in het NSL. Omdat vanuit het NSL wordt zorg gedragen dat tijdig aan
de grenswaarde wordt voldaan, is een toetsing aan de grenswaarde uit de Wet luchtkwaliteit
niet aan de orde.
Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is in het kader van het bestemmingsplan
“Sion – ’t Haantje” wel onderzoek uitgevoerd naar de concentratie luchtverontreinigende stoffen
ter plaatse van (woon)bestemmingen in het plan. Daarnaast is ook langs de Rijksweg A4
onderzoek gedaan naar de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Uit dat onderzoek wordt
geconcludeerd dat langs de Rijksweg A4 en ter plaatse van de uit te werken
woonbestemmingen (waarbinnen het voorliggende plan is gelegen) geen overschrijdingen van
de grenswaarde optreden.
Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit dan ook niet leidt tot belemmeringen voor de
ontwikkelingen in het bestemmingsplan, en dus ook niet voor het onderhavige uitwerkingsplan.
4.4
Geluid
Binnen dit plan zijn vanuit de Wet geluidhinder drie aspecten van belang. Het betreft de aanleg
van de Laan van ’t Haantje, de nieuwe woningen bestemming de bestemming “Woongebied” en
de reconstructie van de Lange Kleiweg. Het vigerende bestemmingsplan waarbinnen het
betrokken deel van het Laan van ’t Haantje is gelegen, is het bestemmingsplan ‘Sion - ’t
Haantje’. In het nu voorliggende uitwerkingsplan wordt deze weg bij recht bestemd.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
16
Binnen de onderzoekszone van deze nieuwe weg zijn bestaande woningen gelegen. Op grond
van de Wet geluidhinder (Wgh) is daarom onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting ter
plaatse van deze woningen. Daarnaast is onderzoek uitgevoerd naar de nieuwe woningen
binnen de bestemming “Woongebied”, gelegen tussen tuincentrum Groenrijk en de Prinses
Beatrixlaan. Het woongebied is gelegen binnen de onderzoekszone van enkele lokale wegen,
de spoorlijn van Den Haag naar Rotterdam en de geluidszone van het industrieterrein DSM.
Als gevolg van de aanleg van de Laan van ’t Haantje wordt een gedeelte van de Lange Kleiweg
ter hoogte van de aansluiting met de Laan van ’t Haantje gereconstrueerd. In dit onderzoek is
beoordeeld of de reconstructie van de Lange Kleiweg past binnen het normenstelsel van de
Wet geluidhinder. De bevindingen van het onderzoek zijn beschreven in de separate rapportage
‘Akoestisch ondertzoek; Bestemmingsplan ‘Sion - ’t Haantje’ - Uitwerkingsplan ‘Laan van ’t
Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied’ van 13 augustus 2014. Hieronder worden de
resultaten kort beschreven.
Geconcludeerd wordt dat het verkeer op de Laan van ’t Haantje niet leidt tot een
geluidsbelasting op de bestaande woningen die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Om dit
te bereiken is het wel noodzakelijk op deze weg een stil wegdek aan te leggen met een
geluidsreductie van 3 dB. Dit betekent dat de Wgh niet leidt tot belemmeringen voor de aanleg
van deze weg. Een hogere waarde procedure is ook niet aan de orde.
De reconstructie van de Lange Kleiweg leidt tot een geluidsbelasting van maximaal 48 dB ter
plaatse van de woning Lange Kleiweg 134. Omdat de geluidsbelasting in het tiende jaar na
reconstructie gelijk of lager is dan de voorkeursgrenswaarde is in de zin van de Wgh geen sprake
van een reconstructie. Dit betekent dat de Wgh niet leidt tot belemmeringen voor de
reconstructie van deze weg. Een hogere waarde procedure is ook niet aan de orde.
Ter plaatse van de nieuwe woningen binnen de bestemming “Woongebied” is een
geluidsbelasting berekend die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van wegverkeers-,
railverkeers- en industrielawaai. Dit betekent dat voor het verwachte aantal woningen met een
overschrijding van de voorkeursgrenswaarde een hogere grenswaarde moet worden vastgesteld.
Gezien de relatief hoge geluidsbelasting langs de Prinses Beatrixlaan en de Laan van ‘t Haantje
wordt aanbevolen zoveel mogelijk aaneengesloten en voldoende hoog te bouwen zodat het
achterliggende gebied akoestisch wordt afgeschermd.
Het ontwerpbesluit tot vaststelling van de hogere waarde moet gelijktijdig met het ontwerpplan ter
inzage worden gelegd. Deze hogere waarde wordt door het college van de gemeente Rijswijk
vastgesteld.
4.5
Bodem
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan
plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Sinds enkele jaren is de
gemeente Rijswijk bezig met het in eigendom krijgen van de diverse percelen in het te
ontwikkelen gebied. Uitgangspunt bij de aankoop van een perceel is dat ofwel is vastgesteld dat
de grond schoon is, ofwel dat er direct onderzoek wordt uitgevoerd en dat de gronden - indien
noodzakelijk - worden gesaneerd. Voor wat betreft de gronden die reeds in gemeentelijk
eigendom zijn gelden er vanuit het aspect ‘bodemkwaliteit’ geen belemmeringen voor de
ontwikkeling van RijswijkBuiten.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
17
Om zicht te krijgen op de (te verwachten) mate van verontreiniging ter plaatse van het
voorliggende plangebied zijn reeds diverse bodemonderzoeken uitgevoerd:
1. Verkennend milieukundig bodemonderzoek aan de Oyevaerswey 5 te Rijswijk,
VanderHelm Milieubeheer B.V., projectcode RYOY120608, d.d. 8 augustus 2014;
2. Verkennend en nader milieukundig bodemonderzoek aan ’t Haantje 25D en 25F te
Rijswijk, VanderHelm Milieubeheer B.V., projectcode RYHA111011, d.d. 21 november
2011;
3. Verkennend en aanvullend milieukundig bodemonderzoek aan ’t Haantje 21-24 en de
Ockenburger Tientweg 25 te Rijswijk (locaties Zegwaard), VanderHelm Milieubeheer B.V.,
projectcode RYH60850, d.d. 9 maart 2007;
4. Aanvullend milieukundig bodemonderzoek aan ’t Haantje 25A te Rijswijk, VanderHelm
Milieubeheer B.V., projectcode RYH90987, d.d. 15 oktober 2009;
5. Verkennend en nader bodemonderzoek en indicatief verhardingenonderzoek
Kerstanjeburg te Rijswijk, BMA Milieu, Rapportnummer NEN.20070037, d.d. 24 mei 2007
en aanvullend bodemonderzoek Kerstanjeburch gemeente Rijswijk, BMA Milieu,
Rapportnummer AO.20060097, d.d. 20 juni 2007.
In afbeelding 6 is een overzicht gegegeven van de reeds onderzochte gronden. De
bodemrapportages zijn als separate bijlage bij de toelichting opgenomen, de belangrijkste
resultaten zijn hieronder beknopt weergegeven.
Afbeelding 6: onderzochte locaties (bodem)
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
18
Oyevaerswey 5 (locatie 1)
Ten aanzien van het perceel Oyevaerswey 5 wordt geconcludeerd dat er vanuit
milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling van de
gronden. Ter onderbouwing van bovenstaand wordt tevens geconcludeerd dat de bodem
(grond en grondwater) maximaal licht verontreinigd is met de geanalyseerde parameters. Het
aanwezige puin op het maaiveld ten oosten van het buitenteelt gebied is niet asbesthoudend.
Ingevolge de Wet Bodembescherming is nader bodemonderzoek en/of het nemen van
sanerende maatregelen dan ook niet noodzakelijk is.
’t Haantje 25D en 25F (locatie 2)
Ten aanzien van de percelen ’t Haantje 25D en 25F wordt geconcludeerd dat er vanuit
milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen aanwezig zijn. Ter plaatse van het terrein nabij de
voormalige olietank I (nabij boring 031) is de ondergrond van 0,5 tot 1,0 meter-maaiveld sterk
verontreinigd met zware metalen (zink, koper, lood, barium). De omvang van deze zintuiglijk en
analytisch verontreinigde grond wordt ingeschat op 16 m3; Ter plaatse van het terrein in de kas
(nabij boring 003) de ondergrond van 0,5 tot 0,75 meter-maaiveld sterk verontreinigd is met
zware metalen (zink, koper, lood, barium) en/of PAK. De omvang van deze zintuiglijk en
analytisch verontreinigde grond wordt ingeschat op 400 m3. Ter plaatse is sprake van een
“geval van ernstige bodemverontreiniging” zoals beschreven in de Wet Bodembescherming.
De verontreinigingen zijn in voldoende mate in beeld zijn gebracht. Er is geen aanleiding voor
het uitvoeren van aanvullend onderzoek. Aangezien er sprake is van één “geval van ernstige
bodemverontreiniging” zoals beschreven in de Wet Bodembescherming is het nemen van
sanerende maatregelen (ten tijde van herinrichting) noodzakelijk. Verder is gebleken dat de
funderingslaag niet asbesthoudend is. Het asfalt ter plaatse van de asfaltverharding is niet
teerhoudend en geschikt voor hergebruik.
’t Haantje 21-24 en de Ockenburger Tientweg 25 (locatie 3)
Ten aanzien van de percelen ’t Haantje 21-24 en de Ockenburger Tientweg 25 wordt
geconcludeerd dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt in principe geen belemmeringen
aanwezig zijn. Met betrekking tot de geconstateerde bodemverontreinigingen op de
voorgenoemde percelen is geen sprake van een “geval van ernstige bodemverontreiniging”.
Wel zijn er verontreinigingen met onder andere zware metalen, PAK en minerale olie
aangetroffen. Het uitvoeren van aanvullend onderzoek wordt niet nodig geacht.
’t Haantje 25A (locatie 4)
Ten aanzien van het perceel ’t Haantje 25A wordt geconcludeerd dat er vanuit milieuhygiënisch
oogpunt belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling van de gronden. Ter plaatse
van het voormalig lorryspoor is de bovengrond tot 0,5 meter-maaiveld heterogeen licht tot sterk
verontreinigd met zware metalen. De omvang van deze zintuigelijk en analystische
verontreinigde grond wordt ingeschat op 285 m3. Ter plaatse van het terrein tussen de
voormalige teeltruimte en het waterbassin is de ondergrond van 0,5 tot 0,7 meter-maaiveld
heterogeen licht tot sterk verontreinigd met zware metalen. De omvang van deze zintuigelijk en
analystische verontreinigde grond wordt ingeschat op 360 m3. Ter plaatse van het voormalig
ketelhuis is de ondergrond van 0,0 tot maximaal 1,5 meter-maaiveld heterogeen licht tot sterk
verontreinigd met minerale olie. De omvang van deze zintuigelijk en analystische verontreinigde
grond wordt ingeschat op 130 m3. Met betrekking tot voorgenoemde verontreinigingen is sprake
van een “ernstig geval van bodemverontreiniging”. Het treffen van sanerende maatregelen is
noodzakelijk.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
19
Kerstanjeburch (locatie 5)
Ten aanzien van het perceel aan Kerstanjeburch wordt geconcludeerd dat er vanuit
milieuhygiënisch oogpunt knelpunten aanwezig zijn voor de voorgenomen ontwikkeling van de
gronden. Op basis van een verkennend en aanvullend bodemonderzoek is geconstateerd dat
sprake is van een “ernstig geval van bodemverontreiniging” zoals beschreven in de Wet
Bodembescherming. Het treffen van sanerende maatregelen is derhalve noodzakelijk.
Conclusie
Voor zover er sprake is van een “geval van ernstige bodemverontreiniging” zoals beschreven in
de Wet Bodembescherming, zullen er sanerende werkzaamheden plaatsvinden. Voor een deel
van het plangebied zijn deze sanerende werkzaamheden reeds uitgevoerd. Gelet op het
voorgaande wordt geconcludeerd dat de verschillende locaties geschikt worden geacht voor het
beoogde gebruik.
4.6
Externe veiligheid
4.6.1 Kader
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving
kunnen opleveren, zoals milieurisico’s, transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de
productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting
van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels
omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van
risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen
het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan,
berekend te worden.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks
gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die
plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of
langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet
overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel bestaande als nieuwe
situaties het niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Nieuwe beperkt kwetsbare
objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare
objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour.
Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van
een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10
personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status
van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks
hebben overheden en betrokken private instellingen in sommige gevallen de verplichting om het
GR bestuurlijk te verantwoorden.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uit 2004 legt veiligheidsnormen op aan
overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het
bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPG-tankstations en
spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
20
bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten
waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden en sporthallen.
Hierdoor ontstaan risico’s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken.
Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het
maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent
bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met
gevaarlijke stoffen.
Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor
De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen,
water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke
stoffen” (cRNVGS). Deze circulaire is gewijzigd per 31 juli 2012. In 2014 treedt het Besluit
transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. Hierin staan regels op het gebied van
externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met
vervoer van gevaarlijke stoffen.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev zijn de Basisnetten Weg, Spoor en Water als
bijlage bij de cRNVGS opgenomen.
Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het
Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond
buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid
inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour niet
toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een
ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is.
Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 meter, afhankelijk van de werkdruk.
Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
21
Artikel 2.6.7. (bestemmingsplannen, afwijking van bestemmingsplannen en veiligheidszones)
o
1. Bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op
gronden, gelegen binnen de veiligheidszonering van een militairemunitieopslagplaats of een
civiele inrichting voor activiteiten met explosieven wordt de gebiedsaanduiding van de
veiligheidszones opgenomen.
o
2. Bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op
gronden binnen de begrenzing van de A-zone worden:

a. geen bestemmingen opgenomen die het oprichten van kwetsbare of
beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid
inrichtingen mogelijk maken, of de aanleg van autowegen, autosnelwegen,
spoorwegen of druk bevaren waterwegen, parkeerterreinen of recreatieve
voorzieningen toestaan, en

b. geen agrarische bestemmingen opgenomen die niet kunnen worden
gerealiseerd zonder een meer dan incidentele aanwezigheid van enkele
personen.
o
3. Bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op
gronden binnen begrenzing van de B-zone worden geen bestemmingen opgenomen die het
oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe
veiligheid inrichtingen toestaan.
o
4. Bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op
gronden binnen de begrenzing van de C-zone worden geen bestemmingen opgenomen die
het oprichten van bouwwerken mogelijk maken met vlies- of gordijngevelconstructies of
grote glasoppervlakten en waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt.
o
5. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, kan regels stellen
voor de beoordeling van de veiligheidssituatie en het risico van activiteiten in de
veiligheidszones.
Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb
opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Externe veiligheid bij munitiecomplexen
Met de inwerkingtreding van het Barro worden deze complexen tot dit besluit gerekend. Met
name de regeling opgenomen in artikel 2.6.5 tot en met 2.6.7. uit het Barro is relevant voor dit
plan. In het kader op pagina 22 is de regeling uit artikel 2.6.7. opgenomen.Als gevolg van de
opslag van munitie dient rekening te worden gehouden met drie veiligheidszones, aan te duiden
als A-zone, B-zone en C-zone. Afhankelijk van de aard van de munitie kan er sprake zijn van
minder dan drie veiligheidszones.
4.6.2 Onderzoek
Met het plan wordt de realisatie van een nieuwe ontsluitingsweg, de uitbreiding van een
bestaand tuincentrum en een nieuw woongebied mogelijk gemaakt. In de nabijheid van het
plangebied liggen de volgende risicobronnen:
 Rijkswegen A4 en A13
 Prinses Beatrixlaan;
 TNO-PML;
 DSM;
 Meerdere hogedruk aardgasleidingen.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
22
Rijkswegen A4 en A13
De afstanden tot de Rijkswegen A4 en A13 zijn dusdanig groot (respectievelijk 1.100 m en
1.800 m) dat dit geen relevante risicobronnen zijn.
Prinses Beatrixlaan
De Prinses Beatrixlaan heeft geen PR 10-6 contour. Op basis van het transport van gevaarlijke
stoffen in de categorie LF1 en LF2 (brandbare vloeistoffen) heeft de Beatrixlaan een
invloedsgebied van 45 meter (HART).
Voor het geldende bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” is een QRA uitgevoerd voor de Prinses
Beatrixlaan. Uit deze berekeningen blijkt dat zowel in de oude als de nieuwe situatie (na
volledige ontwikkeling Sion – ’t Haantje) geen sprake is van een zichtbaar groepsrisico,
vanwege de geringe hoeveelheid transporten van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico van de
Beatrixlaan heeft daarom geen Fn-curve en er is geen sprake van een relevant groepsrisico,
omdat het aantal van 10 slachtoffers niet gehaald wordt. Met onderhavige uitwerkingsplan wordt
binnen het invloedsgebied van de Prinses Beatrixlaan een woongebied en de uitbreiding van
een tuincentrum voorzien. Gezien de lage transportintensiteiten en het lage groepsrisico kan
worden gesteld dat ook na deze ontwikkeling geen sprake is van een relevant groepsrisico.
Omdat er formeel geen sprake is van een groepsrisico, is een groepsrisicoverantwoording niet
benodigd.
TNO-PML
De inrichting TNO-PML (TNO), gevestigd aan de Lange Kleiweg 137, is een organisatie voor
toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek. TNO slaat onder andere munitie op en is daarom
een risicovolle inrichting. Het bevoegd gezag is het Rijk.
Als gevolg van de opslag van munitie dient rekening te worden gehouden met drie
veiligheidszones, aan te duiden als A-zone, B-zone en C-zone. Afhankelijk van de aard van de
munitie kan er sprake zijn van minder dan drie veiligheidszones. De A-zone is het dichtst rondom
het complex gelegen, de C-zone kent de grootste afstand.
Onderhavig uitwerkingsplan is niet gelegen binnen de genoemde veiligheidszones. Deze
risicobron is hiermee niet relevant voor dit uitwerkingsplan.
DSM
DSM Gist is een biotechnologisch productiebedrijf dat antibiotica, anti-schimmelmiddelen en
aroma’s voor de voedingsmiddelenindustrie en diverse andere (bij)producten vervaardigt. Voor
deze inrichting is een QRA opgesteld3, die gebaseerd is op eerder onderzoek van de provincie
Zuid-Holland. In de QRA is de PR 10-6 contour berekend. De ligging van de PR 10-6 contour
wordt voornamelijk bepaald door een opslagloods, genaamd Hannibal. De PR 10-6 contour
overlapt het plangebied niet.
Binnen de PR 10-7 contour zullen ontwikkelingen met een grote toename van het aantal
personen, leiden tot een zichtbare toename van het groepsrisico in de Fn-curve. De PR 10-7
contour is weergegeven in afbeelding 7.
3
SAVE, Groepsrisico ruimtelijke ontwikkelingen rondom DSM Gist B.V., projectnummer 110178 – 202763, 4 april 2011
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
23
-6
Afbeelding 7: PR 10 contour DSM-gist
-6
PR 10 contour
Binnen deze zone kan niet
worden uitgesloten dat een
toename van het aantal
personen een significante
invloed heeft op de waarde
van het groepsrisico
Uit afbeelding 7 kan worden opgemaakt dat de PR 10-7 contour de gronden waar dit
uitwerkingsplan op ziet, overlapt. Daarmee kan gesteld worden dat dit plan een mogelijke
toename van het groepsrisico teweegbrengt vanuit het oogpunt van de risicobron DSM.
De uitbreiding van het tuincentrum brengt een toename van het aantal bezoekers met zich mee.
Echter, omdat reeds een tuincentrum aanwezig is kan gesteld worden dat de voorziene
ontwikkeling geen ontwikkeling betreft welke ziet op een grote toename van het aantal
personen. Hiermee kan tevens worden gesteld dat ook het groepsrisico niet wezenlijk zal
worden verhoogd als gevolg van dit plan.
De ontwikkeling van het woongebied tussen Groenrijk en de Prinses Beatrixlaan zal wel leiden
tot een (grotere) toename van het aantal personen. Deze ontwikkeling is echter reeds voorzien
in het geldende bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje”. Een verantwoording van het groepsrisico
heeft plaatsgevonden in het kader van het moederplan en een nieuwe verantwoording wordt
daarom in deze uitwerking niet nodig geacht. In het geldende bestemmingsplan “Sion - ’t
Haantje” is verantwoording genomen voor het groepsrisico. Daarmee gelden er geen
belemmeringen voor de planvorming. In aanvulling daarop wordt verderop in deze paragraaf
aandacht besteed aan de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Hogedruk aardgasleidingen
In de omgeving van het plangebied liggen diverse gasleidingen. Het gaat om de volgende
leidingen:
 A-517;
 W-514-01;
 W-514-07;
 W-514-10.
In afbeelding 8 is de ligging van de leidingen weergegeven. Parallel aan de spoorlijn loopt de
buisleiding W-514-10. Omdat het voorliggende uitwerkingsplan ter plaatse uitsluitend voorziet in
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
24
een verkeersbestemming en het invloedsgebied van de leiding niet tot het tuincentrum en het
woongebied reikt, is de buisleiding niet relevant voor dit plan. Wel is de buisleiding en de
beschermingsstrook voorzien van een dubbelbestemming.
Het invloedsgebied van de overige buisleidingen reikt tot het plangebied van dit
uitwerkingsplan. Hiermee zijn de buisleidingen in de omgeving niet relevant voor dit plan.
W-514-07
A-517
W-514-01
A-517
W-514-01
W-514-01
W-514-10
A-517
Afbeelding 8: ligging gasleidingen
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid
Het voorliggende uitwerkingsplan voorziet gevoelige functies binnen het invloedsgebied van de
Prinses Beatrixlaan en DSM. Derhalve wordt hieronder ingegaan op de zelfredzaamheid van
personen.
Zelfredzaamheid is het vermogen van personen om zichzelf te kunnen onttrekken aan een
dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden
voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting. Het zelfredzame vermogen
van personen in de buurt van een risicovolle bron is een belangrijke voorwaarde om grote
effecten bij een incident te voorkomen.
Het meest waarschijnlijke en meest voorkomende ongeval bij DSM is lekkage van
waterstofsulfide bij de biogasinstallatie. Bij accuraat optreden van hulpdiensten zullen de
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
25
concentraties van dit toxische gas in het plangebied niet leiden tot doden. Het maatgevende
scenario is een toxische brand in de loods Hannibal. Bij een toxische brand komen toxische
stoffen vrij waardoor een toxische wolk ontstaat. De omvang van het effectgebied wordt bepaald
door de hoeveelheid toxische damp die vrijkomt en de verspreiding van de dampwolk. De
verspreiding van de dampwolk is mede afhankelijk van de weersomstandigheden (windrichting
en snelheid e.d.). In het meest ongunstige geval kunnen tot op 1.500 meter dodelijke
slachtoffers vallen. Bij het scenario van een toxische wolk is het van belang dat de aanwezigen
in het effectgebied binnen blijven en dat ramen, deuren en ventilatiepompen worden gesloten.
Hiermee wordt een safe-haven principe gecreëerd. Bij het toxisch scenario speelt
risicocommunicatie een belangrijke rol. Ten behoeve van deze zelfredzaamheid is het van
belang dat het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS) wordt ingezet. In het kader van
een effectieve zelfredzaamheid bij het vrijkomen van toxische stoffen wordt geadviseerd bij
ontwikkelingen afsluitbare ventilatiesystemen in gebouwen toe te passen waarmee kan worden
voorkomen dat toxische stoffen binnentreden. Om de effectiviteit van de hierboven genoemde
maatregelen te garanderen is het zinvol dat het bedrijfspersoneel van Groenrijk door middel van
risicocommunicatie worden geïnformeerd en geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke
maatregelen die zij zelf kunnen nemen. De gemeente heeft in dat kader een informatieplicht.
De veiligheidsregio en de regionale brandweer worden in het kader van het voorliggende
uitwerkingsplan om advies gevraagd. In het advies zal moeten worden ingegaan op de
bereikbaarheid van het gebied voor hulpdiensten en in hoeverre voldoende blusvoorzieningen
aanwezig zijn. Vooruitlopend hierop kan gesteld worden dat het tuincentrum in de toekomstige
situatie ontsloten wordt via de Laan van ’t Haantje. Daarnaast wordt er aan de oostzijde van de
kavel van Groenrijk een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd. Daarmee is het tuincentrum in
voldoende mate bereikbaar voor hulpdiensten. Het nieuwe woongebied wordt omringd door
infrastructuur en zal dan ook goed bereikbaar zijn voor hulpdiensten.
4.5.3 Conclusie
Met onderhavig uitwerkingsplan wordt de uitbreiding van een tuincentrum, de realisatie van een
woongebied en aanleg van een weg voorzien. De aanleg van de weg is niet relevant in het
kader van het aspect externe veiligheid. Voor wat betreft de uitbreiding van het tuincentrum en
de realisatie van het woongebied zijn de relevante risicobronnen behandeld en getoetst aan het
groepsrisico. Hieruit is gebleken dat er geen belemmeringen zijn vanuit externe veiligheid.
4.7
Bedrijven en milieuzonering
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste
afstemming tussen de verschillende voorkomende functies noodzakelijk.
In dit plan worden kwetsbare functies (zoals woningen) mogelijk gemaakt. Daarnaast dient
gekeken te worden naar de hinder die uitgaat van de functies in het plangebied zelf (het
tuincentrum).
Conform de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ kent een tuincentrum milieucategorie
2. Het maatgevende aspect betreft geluid waarbij een richtafstand geldt van 30 meter. Ten
zuiden van de locatie van het voorziene tuincentrum bevinden zich diverse bestaande
woningen. Ten noorden van de Laan van ’t Haantje is binnen het in voorbereiding zijnde
bestemmingsplan ´Sion ´t Haantje, eerste herziening´ de uit te werken woonbestemming W-U-2
gelegen waarbinnen nieuwe woningen kunnen worden gebouwd. Daarnaast wordt het gebied
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
26
direct ten westen van het beoogde tuincentrum in dit uitwerkingsplan uitgewerkt en voorzien van
de (directe) bestemming “Woongebied”.
Woongebied
De omgeving van de ontwikkeling is van belang in het kader van de toetsing aan de
richtafstanden. Het nieuwe woongebied ten westen van Groenrijk kan worden getypeerd als
een woongebied (‘rustige woonwijk’), waar naast de woonfunctie geen andere functies zijn
voorzien. Voor het tuincentrum betekent dit dat getoetst moet worden aan een richtafstand van
30 meter. Toetsing aan de richtafstanden vindt plaats door het bepalen van de afstand van de
grens van de inrichting tot de gevel van de dichtstbijzijnde woningen. De afstand van de grens
van de bestemming ”Bedrijf” tot het nieuwe woongebied ten westen hiervan bedraagt minder
dan 30 meter. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de richtafstand.
Wanneer niet voldaan kan worden aan de richtafstanden dient de feitelijke situatie in beeld
worden gebracht. Het aspect geluid is voor het tuincentrum maatgevend. Tussen Groenrijk en
de gemeente Rijswijk zijn concrete afspraken overeengekomen. Die voorzien er onder meer in
dat het Groenrijk niet is toegestaan om met vrachtverkeer rond te rijden op de westzijde van het
perceel. Vrachtverkeer van en naar Groenrijk is alleen toegestaan via de nieuw aan te leggen
expeditiestraat aan de oostzijde van het bedrijfsperceel. Een en ander is aangeduid in
afbeelding 9.
30 m
Afbeelding 9: eindsituatie tuincentrum Groenrijk 2020 (links) en uitsnede verbeelding (rechts)
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
27
Doordat de expeditiestraat aan de oostzijde van het perceel wordt gesitueerd, zal eventuele
geluidhinder richting het aangrenzende woongebied zich met name concentreren rond de
entree van het tuincentrum en het parkeerterrein. Het betreft in dit geval stemgeluid en het
geluid van dichtslaande portieren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is daarom de
gebiedsaanduiding ‘geluidzone – industrie 3’ opgenomen voor de strook direct grenzend aan
het parkeerterrein en de entree. De gebiedsaanduiding heeft een breedte van 30 meter,
gemeten vanuit de bestemming ‘Bedrijf’ (zie afbeelding 9). Ter plaatse van deze aanduiding is
de bouw van geluidsgevoelige objecten (woningen) in principe niet toegestaan.
Bestaande woningen ‘t Haantje
Ten aanzien van de bestaande woningen ten zuiden van het tuincentrum, gelegen aan ’t
Haantje, kan gesteld worden dat sprake is van omgevingstype 'gemengd gebied’. Het
omgevingstype gemengd gebied kenmerkt zich door een afwisseling van milieugevoelige en
milieuhinderlijke functies. ’t Haantje is een bebouwingslint waaraan zich diverse milieuhinderlijke
functies bevinden, waaronder kassencomplexen en andere bedrijvigheid. Bovendien is direct
ten zuiden van ’t Haantje het terrein van DSM gelegen.
Wanneer sprake is van een gemengd gebied kunnen de richtafstanden verlaagd worden met
één afstandsstap, behalve voor het aspect gevaar. Voor het tuincentrum betekent dit dat
getoetst kan worden aan een richtafstand van 10 meter tot de bestaande woningen aan ‘t
Haantje. Aan deze richtafstand kan niet worden voldaan.Gesteld kan worden dat in deze
situatie sprake is van een bestaande situatie: het tuincentrum is daar reeds aanwezig op deze
(kleine) afstand van de woningen. Aan deze situatie wijzigt niets.
Conclusie
Ten aanzien van de bestaande woningen aan ’t Haantje geldt dat er sprake is van een
bestaande situatie die niet wijzigt. Ter plaatse kan een goed woon- en leefklimaat worden
gewaarborgd. Ten aanzien van het nieuwe woongebied aan de westzijde van het tuincentrum is
een gebiedsaanduiding ‘Geluidzone – industrie 3’ opgenomen, waarmee wordt voorkomen dat
binnen 30 meter van het perceel van het tuincentrum geluidgevoelige objecten (woningen)
worden gerealiseerd. Daarmee kan een goed woon- en leefklimaat ter plaatse gewaarborgd
worden.
4.8
Water
In het kader van de MER en het bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” is een waterparagraaf
opgesteld. Hierin wordt het toekomstige waterhuishoudkundige systeem voor het totale gebied
Sion – ’t Haantje uitgebreid beschreven. Volgens het beleid van het hoogheemraadschap is het
uitgangspunt dat er in RijswijkBuiten 325 m3/ha waterberging moet worden gecompenseerd. Dit
komt neer op een oppervlakte van 14 hectare met 49.500 m3 berging. Het is niet de bedoeling
dat de compensatie-eis van 325 m3/ha per perceel wordt opgelost, omdat er op die manier nooit
een robuust en samenhangend watersysteem kan ontstaan. Het is de bedoeling om op
bepaalde plekken in RijswijkBuiten grotere waterpartijen aan te leggen waarin de totale
ontwikkeling van het woon-/werkgebied wordt gecompenseerd. De hiervoor genoemde
oppervlakte is dan ook opgenomen in de stedenbouwkundige uitwerking.
Binnen het voorliggende plangebied worden geen nieuwe watergangen aangelegd. Wel worden
enkele bestaande watergang verbreed.
Tot slot is in het moederplan “Sion – ’t Haantje” de dubbelbestemming “Waterstaat –
Waterkering” opgenomen voor de gronden ten noorden van de weg Haantje. Deze
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
28
dubbelbestemming bevat een beschermende regeling ter bescherming van de aanwezig
waterkering. De aanwezige dubbelbestemming is overgenomen in het voorliggende
uitwerkingsplan. Ter plaatse van deze dubbelbestemming mogen in principe alleen
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Burgemeester en wethouders kunnen
hier van afwijken ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere
bestemming van deze gronden, mits door het bouwen geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de belangen van de waterkering en de waterhuishouding. Daarnaast dient vooraf
advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
4.9
Natuur en ecologie
In het kader van het MER en het bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” is onderzoek uitgevoerd
naar de aspecten ‘natuur’ en ‘ecologie’. Uit het onderzoek blijkt dat er diverse door de Flora- en
faunawet beschermde soorten in RijswijkBuiten voorkomen of mogelijk kunnen voorkomen.
Naast algemene beschermde soorten komen er ook verschillende juridisch zwaarder
beschermde soort(groep)en voor.
In aanvulling op het voorgenoemde onderzoek is in het kader van voorliggend uitwerkingsplan
een quickscan flora- en fauna4 uitgevoerd. Hieronder worden de belangrijkste resultaten
besproken, de volledige rapportage is als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.
Beschermde gebieden
In een straal van drie kilometer rondom het plangebied ligt geen Natura 2000-gebied of ander
natuurgebied dat onder bescherming van de Natuurbeschermingswet 1998 valt. Om deze reden
is het uitvoeren van een zogenaamde habitattoets in het kader van deze wet niet nodig.
Daarnaast maakt het plangebied geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Hierdoor is een toetsing aan de wet- en regelgeving omtrent de EHS niet nodig: als gevolg van
de voorgenomen plannen gaat geen oppervlakte aan EHS-gebied verloren.
Vleermuizen
Enkele garageboxen en een woonhuis zijn geschikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen.
Door het slopen van deze boxen en het woonhuis zouden verblijfplaatsen vernield kunnen
worden, waardoor artikel 11 uit de Flora- en faunawet wordt overtreden. Om na te gaan of
overtreding daadwerkelijk aan de orde is, dient onderzoek te worden uitgevoerd om uit kunnen
sluiten, danwel vast te kunnen stellen, of er verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn, om
welke soort(en) en hoeveel vleermuizen het gaat en in welke periode de vleermuizen
gebruikmaken van de bomen. Met behulp van dit onderzoek wordt de precieze functie van de
garageboxen en het woonhuis voor vleermuizen onderzocht en wordt duidelijk welke soorten
gebruikmaken van het plangebied. Op basis van de resultaten wordt alsdan beoordeeld of en
welke mitigerende maatregelen genomen dienen te worden en of er een ontheffing moet
worden aangevraagd. Omdat de ‘houdbaarheid’ van zo’n nader onderzoek beperkt is, is het
onderzoek thans nog niet in gang gezet. Dit moet gebeuren op het moment dat de
werkzaamheden daadwerkelijk gaan plaatsvinden. Om te waarborgen dat een dergelijk
onderzoek plaatsvindt is in de regels van dit uitwerkingsplan een voorwaardelijke verplichting
opgenomen.
4
Flora- en faunaonderzoek in het kader van een toekomstig wegtracé in Rijswijk-Zuid, Natuur-Wetenschappelijk
Centrum, d.d. 8 augustus 2014
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
29
Binnen het plangebied zijn geen belangrijke vliegroutes van vleermuizen aanwezig. Het
plangebied kan wel gebruikt worden als foerageergebied, maar in de directe omgeving zijn
voldoende alterantieve foerageergebieden aanwezig. Om deze reden bestaan er geen
verplichtingen ten aanzien van vliegroutes en foerageergebied.
Vogels met een vaste verblijfplaats
De plannen die getoetst worden in de voorliggende quickscan zullen geen significant nadelige
effecten op jaarrond beschermde verblijfplaatsen hebben. Dit omdat dergelijke verblijfplaatsen
binnen het plangebied ontbreken. Om deze reden vindt er, ten aanzien van deze soortgroep,
geen overtreding van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet plaats.
Wel dienen de bomen en het struikgewas buiten het broedseizoen van vogels (globaal van half
maart tot en met juli) gekapt/verwijderd te worden om nadelige effecten op broedende vogels te
voorkomen. Wanneer dit niet mogelijk is, dient door een ecologisch deskundige vastgesteld te
worden of er broedgevallen binnen het plangebied aanwezig zijn. De bomen/struiken waarin
broedgevallen zijn vastgesteld, kunnen pas gekapt/verwijderd worden wanneer de jonge vogels
van het betreffende broedgeval uitgevlogen zijn.
Vissen
De Kleine modderkruiper wordt vermeld in tabel 2 van de Flora- en faunawet en is daarmee
streng beschermd. Indien de watergang waarin deze vissoort gevangen is, gedempt of
anderszins aangetast wordt, dan dienen deze werkzaamheden volgens een goedgekeurde
gedragscode en onder ecologische begeleiding uitgevoerd te worden.
Ongewervelden
Omdat de strikt beschermde Platte schijfhoren niet binnen het plangebied is aangetroffen en de
ongewervelden die wel aangetroffen zijn, niet beschermd worden door de Flora- en faunawet, is
er geen sprake van nadelige effecten voor deze soortgroep en gelden er vanuit de wet geen
verplichtingen ten aanzien van deze soorten.
Amfibieën
Het plangebied is geschikt als leefgebied voor de strikt beschermde Rugstreeppad. Om
aanwezigheid van de Rugstreeppad op het zanddepot aan te kunnen tonen, danwel uit te
kunnen sluiten, is aanvullend onderzoek benodigd. De meest gunstige en efficiënte periode
voor dit onderzoek is april tot half juni. Onderzoek vindt plaats door het plaatsen en controleren
van zogenaamde herpetoplaatjes en het afspelen van de territoriumroep van de Rugstreeppad.
De roep kan de eventueel aanwezige dieren stimuleren om ook te gaan roepen. Zodra de soort
gevonden wordt, is zijn aanwezigheid aangetoond en zijn verdere inventarisaties niet meer
nodig. Om te waarborgen dat een onderzoek naar de Rugstreeppad plaatsvindt is in de regels
van dit uitwerkingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
Indien de soort binnen het plangebied aangetroffen wordt, moet een ontheffing aangevraagd
worden en dienen mitigerende en/of compenserende maatregelen genomen te worden om de
nadelige gevolgen voor de soort zoveel mogelijk te voorkomen/ compenseren.
Vaatplanten
Er zijn geen strikt beschermde vaatplanten aangetroffen binnen het plangebied. Ook beschikt
het plangebied niet over geschikt biotoop voor dergelijke plantensoorten, waardoor
aanwezigheid uitgesloten kan worden. Om deze reden bestaan er geen verplichtingen vanuit de
Flora- en faunawet ten aanzien van vaatplanten.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
30
Overig
Tenslotte geldt voor alle plant- en diersoorten (ook de onbeschermde) de zorgplicht die in artikel
2 van de Flora- en faunawet voorgeschreven wordt. Deze houdt in dat mogelijke nadelige
gevolgen voor planten en dieren, voor zover redelijk, zoveel mogelijk vermeden moeten worden.
Dit kan bijvoorbeeld door een Egel (Erinaceus europaeus) die zich op het werkterrein bevindt te
verplaatsen voordat gestart wordt met de werkzaamheden. Hiervoor is eerst een inspectie van
het werkterrein nodig.
4.10 Cultuurhistorie en archeologie
4.10.1 Kader
Een aantal beleidsstukken en nota’s geeft richtlijnen en kaders voor de inrichting van gebieden
in relatie tot cultuurhistorie en archeologie. Te noemen zijn de provinciale cultuurhistorische
hoofdstructuur (CHS) en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
4.10.2 Afweging en conclusie
Cultuurhistorie
Op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de Provincie Zuid-Holland zijn wat betreft het
aspect ‘cultuurhistorie’ in RijswijkBuiten de structuren langs de Noordhoornseweg en de
Sionsweg relevant. Deze structuren zijn gekwalificeerd als landschappelijke lijn met een redelijk
hoge waarde. Diverse andere belangrijke (water-)wegen uit de Late Middeleeuwen in het
gebied hadden ook aangegeven kunnen worden. Geen van deze elementen is gelegen binnen
het onderhavige plangebied.
Op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de Provincie Zuid-Holland heeft het gebied
RijswijkBuiten wat betreft het aspect ‘archeologie’ een behoorlijk aantal aanduidingen c.q.
waarderingen verkregen. Het gehele plangebied kent de indicatie ‘redelijke tot grote trefkans op
archeologische sporen’. Voor de locatie van het tuincentrum en het woongebied is zelfs sprake
van een zeer grote trefkans.
Archeologie
Het beleid van de gemeente Rijswijk is om waardevolle archeologische resten zoveel mogelijk
intact in hun originele positie in de bodem te bewaren. Als er geen of onvoldoende informatie
over een gebied voorhanden is, wordt een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd om na te
gaan, of het gebied van het projectbesluit behoudenswaardige (dat wil zeggen wetenschappelijk
waardevolle) archeologische resten bevat. Percelen, die behoudenswaardige resten bevatten,
worden gereserveerd voor behoud of voor een archeologisch vervolgonderzoek (opgraving).
Opgravingen worden uitsluitend uitgevoerd, als behoud en bescherming van de resten in hun
originele positie in de bodem niet mogelijk is. Deze gedragslijn zorgt voor bescherming van
(mogelijk aanwezige) archeologische waarden in het gebied.
Ten behoeve van de ontwikkeling van RijswijkBuiten als nieuwe woonwijk is de afgelopen tijd
reeds archeologisch onderzoek uitgevoerd en het onderzoek duurt nog steeds voort. Het
archeologisch onderzoek moet zo veel mogelijk uitgevoerd worden vóór het voorbelasten en het
ophogen van de percelen.
Het archeologisch veldwerk is begonnen in oktober 2010 en wordt voortgezet. Wanneer
waardevolle archeologische resten redelijkerwijs in het plan ingepast kunnen worden door
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
31
wijziging van de planvorming, worden de onderzochte percelen na het vooronderzoek niet
vrijgegeven, maar aangewezen voor bescherming.
De gemeente Rijswijk zal percelen binnen het gebied van het bestemmingsplan RijswijkBuiten
vrijgeven voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden:
 ofwel na het archeologisch bureauonderzoek, als daaruit blijkt dat de kans op het
voorkomen van waardevolle resten verwaarloosbar klein is.
 ofwel na het inventariserend veldonderzoek, als blijkt dat er binnen de percelen
waarschijnlijk geen waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn. Om de
archeologische verwachting te kunnen verifiëren worden bij het veldonderzoek
grondboringen en proefsleuven uitgevoerd.
 ofwel na het afronden van het archeologische vervolgonderzoek, als gebleken is dat er
ter plaatse waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn, die niet
behouden kunnen worden.
In grote delen van Sion is het archeologisch onderzoek inmiddels afgerond. Voor ’t Haantje zijn
de werkzaamheden in volle gang. Ter plaatse van het tuincentrum is ht onderzoek wel al
afgerond en zijn de gronden vrijgegeven. Hiervoor dient nog wel een officieel selectiebesluit te
worden genomen. Daar is de archeologische dubbelbestemming uit het moederplan dan ook
komen te vervallen. Voor de overige gronden in het plangebied is de dubbelbestemming
gehandhaafd. Afbeelding 10 geeft e.e.a. weer.
Afbeelding 10: stand van zaken archeologisch onderzoek d.d. 7 mei 2014
4.11 Geur
Rond RijswijkBuiten liggen (potentiële) geurbronnen: lood fabriek Uzimet, de AWZI
Harnaschpolder, BPRC en DSM. In het kader van het MER en het bestemmingsplan “Sion – ’t
Haantje” is onderzoek naar geur uitgevoerd. Voor het voorliggende plangebied is alleen DSM
relevant; de 3 ge/m3-contour van DSM valt deels over het te ontwikkelen woongebied. De
geurcontour van DSM is in het moederplan voorzien van de gebiedsaanduiding ‘milieuzone –
geurzone’. Ter plaatse van deze aanduiding mogen geen geurgevoelige objecten, waaronder
woningen, worden gerealiseerd. De gebiedsaanduiding ‘milieuzone – geurzone’ is
overgenomen in het voorliggende uitwerkingsplan.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
32
Verder worden er in RijswijkBuiten geen nieuwe bedrijven mogelijk gemaakt uit hogere
milieucategorieën (en grotere kans op geuremissie). Geuroverlast, veroorzaakt door
toekomstige bedrijven, is hierdoor uitgesloten.
4.12 Duurzaamheid
Bij de ontwikkeling van RijswijkBuiten is ‘duurzaamheid’ een leidend principe. Het is onder meer
een streven om van RijswijkBuiten een CO2-arme wijk te maken. Een ander onderdeel van een
duurzame wijk is om deze leefbaar en veilig te maken.
Monitoring van duurzaamheidsaspecten tijdens het planproces vindt onder meer plaats door het
toepassen van het model “DuurzaamheidsProfiel op Locatie” (DPL). Met deze methode verkrijgt
de wijk op vijfentwintig duurzaamheidaspecten een rapportcijfer, waarop tijdens de verdere
planvorming en uitvoering getoetst wordt.
In de regels van de uit te werken bestemmingen binnen het bestemmingsplan “Sion – ’t
Haantje” is bepaald, dat een DPL voor elk van de afzonderlijke deelgebieden van RijswijkBuiten
zal worden opgesteld, zodat duurzaamheid steeds bespreekbaar wordt gemaakt voor de
verschillende doelgroepen, voortdurend getoetst wordt en de motor vormt voor integrale
kwaliteitsverbetering van de wijk. Daarbij wordt een DPL-score van minimaal 7 nagestreefd
(toetsdatum 2011).
Voor deelgebied ‘t Haantje is een DPL opgesteld5. Hieruit komt naar voren dat de gemiddelde
score over de gemeten aspecten, een 7,12 bedraagt. De waarderingen van de afzonderlijke
aspecten staan in de tabel in de DPL-rapportage opgenomen. Voldaan wordt dus aan de DPLeis uit de uit te werken bestemming. Het DPL voor ‘t Haantje van augustus 2014 is opgenomen
als bijlage 5 bij deze toelichting.
4.13 Overige aspecten
Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij
het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat
bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen
(zoals waterleidingen, hoogspanningsverbindingen of rioleringsleidingen), beschermingszones
en dergelijke.
In het onderhavige plangebied bevindt zich een gasleiding, ten westen van de huidige spoorlijn.
De zakelijke rechtstrook van de leiding is voorzien van de beschermende dubbelbestemming
“Leiding – Gas”. Daarnaast is ten westen van het plangebied, parallel aan de Prinses
Beatrixlaan, een rioolwaterpersleiding gelegen. De beschermingszone van de leiding overlapt
het plangebied en is voorzien van de beschermende dubbelbestemming “Leiding – Riool”. Voor
het overige bevinden zich geen overige aspecten die een planologische bescherming
behoeven.
5
Programmabureau Rijswijk-Zuid, Duurzaamheidsprofiel ‘t Haantje, concept d.d. 11 augustus 2014
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014
33
5
Uitvoerbaarheid
5.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
In het kader van het bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” is uitvoerig stilgestaan bij
inspraakreacties en zienswijzen. Op basis hiervan is het plan op onderdelen aangepast. Het
uitwerkingsplan past binnen het bestemmingsplan.
Evenwel zal het uitwerkingsplan conform het gestelde in hoofdstuk 3 ter inzage worden gelegd.
Zienswijzen in het kader van de terinzagelegging zullen worden ingevoegd na afloop van de
zienswijzentermijn.
Gezien het voorgaande wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.
5.2
Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit
ruimtelijke ordening (Bro) in de toelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden
gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Bij het bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” is een exploitatieplan opgesteld. Hierin is een
grondexploitatie opgenomen die is opgebouwd uit de opbrengsten en kosten die gemoeid zijn
met de (her)inrichting van het gebied, waaronder de Laan van ‘t Haantje. Aanvullend hierop is
met Groenrijk een (posterieure) overeenkomst gesloten inzake het kostenverhaal.
Uit de actuele grondexploitatie bij het bestemmingsplan blijkt dat het plan “Sion – ’t Haantje”,
dus met inbegrip van het thans voorliggende plangebied, economisch uitvoerbaar kan worden
geacht.
Bestemmingsplan “Sion – ’t Haantje” – Uitwerkingsplan “Laan van ’t Haantje, Groenrijk en aangrenzend woongebied”
Toelichting
Ontwerp, 13 augustus 2014