NENI (Nota Eisen Normen voor Instellingen) Versie 1.0

NENI (Nota Eisen Normen voor Instellingen)
Versie 1.0
Inleiding
De NVOG is de Nederlandse wetenschappelijk vereniging voor obstetrie en gynaecologie.
De NVOG kent vier inhoudelijke pijlers, t.w. de pijler voor gynaecologie, de pijler voor oncologische
gynaecologie, de pijler voor voortplantingsgeneeskunde en de pijler voor foetomaternale geneeskunde.
In deze nota worden eisen en normen beschreven waaraan instellingen worden gehouden wanneer zij
laagcomplex (categorie 1), complex (categorie 2) en hoogcomplexe zorg (categorie 3) willen verlenen. De
eisen en (volume)normen worden beschreven vanuit het oogpunt van veiligheid van zorg. In deze nota
worden daarom eisen geformuleerd waaraan de organisatie van zorg binnen de instellingen dient te voldoen
en de eisen die gesteld worden aan de kennis en kunde van de gynaecologen die deze zorg (willen)
aanbieden/verlenen. De normering in deze nota vervangt eerdere nota’s op dit gebied en omvat alle delen
van de verloskunde/gynaecologie en voortplantingsgeneeskunde.
1. De NENI beschrijft de eisen gesteld aan de instellingen
2. De NENI beschrijft de eisen gesteld aan de opleiding van gynaecologen die werken in instellingen
die respectievelijk categorie 1, 2 en 3 zorg kunnen verlenen
3. De NENI beschrijft de eisen die worden gesteld aan het portfolio van de gynaecoloog om een
specifiek omschreven zorgtype te mogen leveren in een instelling die daarvoor aan de
kwaliteitseisen voldoet (categorie 1,2 en 3).
4. Behaalde opleidingseisen leiden tot registratie als medisch specialist.
5. Behaalde opleidingseisen binnen een fellowship leiden tot extra certificering afgegeven door het
college vervolgopleidingen.
6. Het college vervolgopleidingen is verantwoordelijk voor de organisatie en certificering van
fellowships
7. De pijlers geven de inhoud aan van de eisen die worden gesteld aan de opleiding van fellows en
aan de portfolio's van praktiserende gynaecologen.
8. Portfolio’s worden ingezien en beoordeeld tijdens reguliere kwaliteitsvisitaties.
9. Het college vervolgopleidingen houdt toezicht op het proces van inrichting portfolio’s door de pijlers.
10. Het bestuur ziet toe op het totale proces
Categorieën
Ten behoeve van het vaststellen van normen en kwaliteitseisen die moeten gaan gelden voor instellingen
zijn behandelingen ingedeeld in de volgende categorieën:
1. Laag complex (basiszorg)
Behandelingen waarvoor algemeen geldende kwalitatieve voorwaarden aan de zorginstelling worden
gesteld (WTZi). In deze zorginstelling wordt de betreffende zorg verleent door specialisten met een
volledig afgeronde opleiding tot gynaecoloog (BOEG algemeen - RGS).
Basiszorg is niet portfolioplichtig.
2. Complex (differentiatiezorg)
Bij deze categorie worden eveneens de algemeen geldende kwalitatieve voorwaarden gesteld aan de
zorginstelling. Bovendien wordt aan het portfolio van de betreffende gynaecoloog eisen gesteld.
3. Hoogcomplex (specialisatiezorg)
A Hoog complexe behandelingen: hiervoor kunnen, naast algemeen geldende, meer specifieke eisen
aan de instelling worden gesteld. Aan de benodigde vervolgopleiding en/of portfolio worden eisen
gesteld. Er worden volumenormen gesteld wanneer daar wetenschappelijk bewijs voor is of sterke
consensus bestaat binnen de beroepsgroep.
B Vergunningsplichtige zorg; Hiervoor geldt beschrijving door de Wet op bijzondere medische
verrichtingen (WBMV). Dergelijke zorg zal aan specifiek vastgestelde eisen moeten voldoen, binnen de
verloskunde/gynaecologie valt deze zorg onder categorie 3.
NENI Versie 1.0
Foetomaternale geneeskunde categorie 3 behandelingen
1 Ernstige prematuriteit (24-32 weken amenorroeduur en/of <1250 gram)
2 Invasieve prenatale diagnostiek en echografische diagnostiek verdenking ernstige foetale
afwijking
3 Chirurgische behandeling ernstige foetale afwijking
4 Ernstige maternale problematiek/complicaties
Ad 2,3,4; nader uit te werken door pijler in latere versie c.q. in afwachting van nota betreffende specifieke
type zorg
1 Eisen zorginstelling (dreigende) prematuriteit (24-32 weken amenorroeduur en/of <1250 gram)
De instelling heeft een wettelijke erkenning als perinatologisch centrum volgens het planningsbesluit voor
bijzondere perinatologische zorg zoals gepubliceerd in de Staatscourant in 2001 (ministerie van VWS).
De instelling heeft een functionerende complicatie en kwaliteitsregistratie.
De instelling garandeert 7x24- uur dienstverlening ten behoeve van de obstetrische opvang.
24 uurs beschikbaarheid van een afdeling anesthesiologie en OK ruimte inclusief personeel voor
spoedinterventie en pijnstilling.
24 uurs beschikbaarheid van een afdeling interventieradiologie.
24 uurs beschikbaarheid van een volwassenen intensive care die minimaal voldoet aan level 2.
24 uurs beschikbaarheid van een neonatologische intensive care.
Alle patiënten krijgen schriftelijk standaard voorlichting waarbij volgens de geldende regels van de WGBO
wordt getoetst of de informatie is begrepen.
Beschikbaarheid van een echoapparaat met vaginale en abdominale probe en uitgerust met color-doppler
en pulse-wave voor flowmeting.
In de instelling is de beschikking over minimaal één verloskamer per 300 bevallingen. Op de verloskamers
dienen faciliteiten te zijn voor foetale én maternale bewaking.
De instelling draagt er zorg voor dat er een cardiotocogram gedraaid kan worden gelijktijdig op elke
verloskamer, aangesloten op een centraal bewakingssysteem.
De beschikking over adequate voorzieningen voor reanimatie voor moeder en kind.
De reanimatievoorziening voor de pasgeborene is gesitueerd in de directe nabijheid of op de verloskamer.
Er moeten minimaal faciliteiten voor de opvang van 2 kinderen gelijktijdig aanwezig zijn. De faciliteiten in de
reanimatieruimte beantwoorden aan de adviezen hieromtrent van de NVK (Richtlijn “Reanimatie van
Pasgeborenen”, 2008, bijlage V, pag 38-41).
Er is een onderzoekkamer met volledige inrichting en gynaecologische stoel, in nabijheid van de
verloskamers, voor behandeling van acute patiënten, waarbij een beroep kan worden gedaan op
verpleegkundige ondersteuning.
De instelling heeft de mogelijkheid tot gelijktijdige opname van moeder.
In de instelling is er ruimte bedoeld voor observatie van zwangeren met klachten. Voor deze ruimte gelden
dezelfde technische eisen als die aan een verloskamer worden gesteld.
In de instelling is er een verblijfsruimte voor familieleden van de zwangere.
2
NENI Versie 1.0
In de instelling is er een personeelsaccomodatie en ruimten voor overleg/overdracht, onderwijs, centrale
bewaking en verslaglegging.
Binnen de regio rondom een perinatologisch centrum bestaan werkafspraken over de organisatie van het
regionale netwerk van zorg.
Er vindt tussen verwijzend centrum en centrum een adequate informatie-uitwisseling plaats.
Bij plaatsgebrek in het centrum neemt het centrum de verantwoordelijkheid aan te geven waar wel verwijzing
naar kan plaatsvinden. De instelling houdt een registratie bij van regionale patiëntenstromen (verwijzingen,
weigeringen en plaats van uiteindelijke bevalling/handeling).
Naleving van de vigerende kwaliteitsnormen zal getoetst worden bij kwaliteitsvisitaties verricht door de
NVOG alsmede perinatale kwaliteitsaudits.
Er dienen minimaal 2 gynaecologen eindverantwoordelijk te zijn voor de geleverde zorg in de instelling.
Deze gynaecologen voldoen voor dit type zorg aan de eindtermen van het NVOG fellowship perinatologie en
het portfolio zoals beschreven door de pijler foetomaternale geneeskunde.
Op de verloskunde afdeling dient altijd minimaal 1 verpleegkundige werkzaam te zijn met een afgeronde
opleiding tot O&G verpleegkundige).
Bij elke partus dient een obstetrisch geschoolde verpleegkundige met specifieke kennis en vaardigheden
aanwezig te zijn. Algemeen verpleegkundigen en kraamverzorgenden kunnen deel uit maken van het
ondersteunend verloskundig team, zodat een 1:1 verpleegkundige begeleiding gerealiseerd kan worden.
2 Eisen zorginstelling invasieve prenatale diagnostiek en echografische diagnostiek verdenking
ernstige foetale afwijking
Bij vermoeden op een chromosomale afwijking bestaat er de indicatie voor invasieve prenatale diagnostiek.
Voor het leveren van deze zorg zijn er meerdere infrastructurele instellingseisen denkbaar (bijvoorbeeld een
laboratorium en de aanwezigheid van andere disciplines dan perinatologie). De huidige gecentraliseerde
organisatie van de invasieve PND in Nederland is een uiting van die complexiteit en de
vergunningsplichtigheid.
Door het tegelijkertijd mogelijk worden van NIPT zal er in de aankomende tijd veel veranderen in het veld
van de invasieve prenatale diagnostiek maar met name een negatieve druk leggen op het volume van
invasieve PND. Het aantal centra zal daarom beperkt blijven. De reeds gestelde eisen aan deze instellingen
blijven vooralsnog gelden (kwaliteitsnorm “Invasieve Prenatale Diagnostiek”, 1997.)
Naar aanleiding van bovengenoemde veranderingen zal de kwaliteitsnota Invasieve Prenatale Diagnostiek
herzien moeten worden en medio 2015 een nieuwe conceptnota verschijnen waarin de plaats van de
verschillende bestaande typen van invasieve en echografische diagnostiek alsmede de instellingseisen
beschreven staan.
Na voltooiing van de betreffende nota’s volgt opname in een latere versie van de NENI.
3 Eisen zorginstelling chirurgische behandeling ernstige foetale afwijking
Nota momenteel in ontwikkeling door een samengestelde werkgroep van experts . Na voltooiing van
betreffende nota volgt opname in een latere versie van de NENI.
4 Eisen zorginstelling ernstige maternale problematiek/complicaties
De begrenzing van hoogcomplexe zorg in de perinatologie met de bijbehorende instellingseisen moet
bediscussieerd worden binnen de vereniging. Na voltooiing van deze discussie volgt opname in een latere
versie van de NENI.
3
NENI Versie 1.0
Voortplantingsgeneeskunde categorie 3 behandelingen
1 IVF
2 Satelliet IVF
3 PESA/MESA/TESE
1 Eisen zorginstelling IVF
De instelling is houder van een vergunning ex artikel 2 Wet Bijzondere Medische Verrichtingen (WBMV) voor
het verrichten van alle fasen van de behandeling met IVF.
De instelling is houder van een vergunning als orgaanbank in het kader van de WVKL voor het product
‘zaadcellen’.
De instelling heeft de beschikking over een ISO 15189 of CCKL gecertificeerd fertiliteitslaboratorium.
Het IVF-centrum beschikt over een protocol waarin richtlijnen voor de indicatiestelling tot IVF en
voorschriften voor de uitvoering van te onderscheiden onderdelen van de IVF-behandeling zijn opgenomen.
De indicatiestelling is in overeenstemming met de van toepassing zijnde NVOG richtlijnen betreffende IVF
en ICSI.
De organisatie en klinische uitvoering van IVF behandeling is gestoeld op de richtlijnen zoals omschreven in
het Modelreglement Embryowet, dan wel richtlijnen van internationale, in het bijzonder Europese, overheidsof beroepsorganisaties.
De instelling heeft een functionerende complicatie en kwaliteitsregistratie.
De instelling verleent medewerking aan de landelijke IVF-registratie. Het centrum is verantwoordelijk voor de
aanlevering van alle cycli, ook die van transport en satellietklinieken.
De instelling garandeert 7x24- uur dienstverlening ten behoeve van de fertiliteitszorg.
Naleving van de vigerende kwaliteitsnormen zal getoetst worden bij kwaliteitsvisitaties.
De IVF-instelling beschikt over schriftelijk voorlichtingsmateriaal ten behoeve van de patiënten die IVF
ondergaan. Dit voorlichtingsmateriaal voldoet aan de eisen zoals gesteld in de Wet Geneeskundige
Behandelovereenkomst (WGBO) en zijn in overeenstemming zijn met de richtlijnen van de Commissie
Patiëntenvoorlichting van de NVOG.
De IVF instelling zorgt voor goede en voldoende verslaglegging van de gehele behandeling.
Binnen de regio rondom een IVF centrum bestaan werkafspraken over de organisatie van het regionale
netwerk van zorg.
Binnen de regio bestaat een geformaliseerde overlegstructuur (minimaal 2x per jaar) tussen het
behandelteam van het IVF-centrum enerzijds en de behandelteams van de transport-IVF en satelliet-IVF
instellingen anderzijds (kwaliteitscontrole, logistieke aspecten van de samenwerking, evaluatie van de
resultaten, specifieke casuïstiek dan wel wetenschappelijke aspecten en inzichten).
De resultaten van de transport-IVF en satelliet-IVF instellingen en het IVF-centrum waarmee wordt
samengewerkt worden periodiek geëvalueerd. Wanneer de resultaten van het transport-IVF / satelliet IVF
niet voldoen aan de hier verwoorde kwaliteitsnormen, vigerende wet- en regelgeving of andere
kwaliteitseisen mag het IVF-centrum eenzijdig besluiten de samenwerking te beëindigen.
In geval van toepassing van algehele/regionale anesthesie/intraveneuze sedatie beschikt de instelling over
een ruimte die qua uitrusting en inrichting voldoet aan de vigerende eisen beschreven in de betreffende
richtlijn (NVA richtlijn sedatie en/of analgesie op locaties buiten de operatiekamer).
4
NENI Versie 1.0
In geval van toepassing van algehele/regionale anesthesie/intraveneuze sedatie is dit protocol afgestemd
met de anesthesiologen in de instelling en wordt gewerkt volgens de vigerende norm (NVA richtlijn sedatie
en/of analgesie op locaties buiten de operatiekamer)
Tenminste 2 gynaecologen voldoen voor dit type zorg aan de eindtermen van het fellowship
voortplantingsgeneeskunde en voldoen aan het portfolio zoals beschreven door de pijler
voortplantingsgeneeskunde.
Er is tenminste één klinisch embryoloog verbonden aan de instelling die de dagelijkse leiding en
eindverantwoordelijkheid heeft over het IVF - laboratorium. Deze klinisch embryoloog dient te zijn
ingeschreven in het register van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Embryologie.
De eindverantwoordelijke gynaecologen besteden minimaal 50% van de werkzame tijd aan klinische
werkzaamheden op het gebied van de voortplantingsgeneeskunde.
Het team dat de zorg verleent bevat minimaal 1 VPG gecertificeerd verpleegkundige.
De supervisie van fertiliteitsartsen is gewaarborgd conform de NVOG nota fertiliteitsartsen (NVOG nota
organisatie voortplantingsgeneeskunde,, verschijningsdatum 15-11-2002, NVOG nota functieprofiel en
eindtermen fertiliteitsartsen, 28-5-2004)
Beschikbaarheid van een afdeling klinische embryologie die voldoet aan de eisen van de Nederlandse
Vereniging voor Klinische Embryologie (KLEM kwaliteitsnorm IVF laboratoria, juni 2009).
Mogelijkheden tot consultering:
Beschikbaarheid van een afdeling klinische genetica.
Beschikbaarheid van een afdeling klinische psychologie.
Beschikbaarheid van een afdeling urologie met expertise in op het gebied van andrologische
fertiliteitstoornissen.
Indien een van deze benodigde bovengenoemde specialisten niet tot de vaste staf behoort, dienen
afspraken omtrent de consultatie en beschikbaarheid schriftelijk vast te liggen.
2 Eisen voor samenwerkende klinieken (satelliet IVF)
Het IVF-centrum kan ten behoeve van transport- en/of satelliet-IVF samenwerken met WTZi instellingen.
Het transport- of satellietziekenhuis neemt kennis van het protocol volgens welke in het IVF-centrum de
behandeling wordt uitgevoerd en hanteert dezelfde indicatiestelling als het IVF-centrum waarmee het
samenwerkt. Alleen in overleg kan hiervan afgeweken worden, voor zover dit niet in strijd is met de landelijke
NVOG-richtlijnen.
De instelling die transport-IVF of satelliet-IVF verricht sluit een samenwerkingsovereenkomst met het IVFcentrum met daarin kwaliteitsafspraken.
De transport-IVF / satelliet IVF instelling beschikt over schriftelijk voorlichtingsmateriaal ten behoeve van de
patiënten die IVF ondergaan. Dit voorlichtingsmateriaal voldoet aan de eisen zoals gesteld in de Wet
Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) en in overeenstemming zijn met de richtlijnen van de
Commissie Patiëntenvoorlichting van de NVOG.
De transport-IVF instelling zorgt voor goede en voldoende verslaglegging van het gehele IVF-proces.
Het satellietcentrum participeert in het regionale overleg met het regionale IVF centrum (zie deel IVF
centrum)
De instellingen verlenen medewerking aan de landelijke IVF-registratie.
Naleving van de vigerende kwaliteitsnormen zal getoetst worden bij kwaliteitsvisitaties, verricht door de
NVOG.
5
NENI Versie 1.0
Minimaal 2 gynaecologen heeft aantoonbare expertise ten aanzien van alle fasen van deze zorg.
Aantoonbare ervaring in de indicatiestelling van IVF en de afweging tegen andere fertiliteitsbevorderende
behandelingen.
3 Eisen voor PESA/MESA/TESE
Een voldoende groot volume om de kennis en kunde van zowel de TESE als de TESE-ICSI te waarborgen.
Het minimale volume wordt gesteld op 100 TESE behandelingen en 100 TESE-ICSI behandelingen per jaar.
Een voldoende groot volume om de kennis en kunde van zowel de PESA/MESA als de PESA/MESA-ICSI te
waarborgen. Het minimale volume wordt gesteld op 10 PESA/MESA behandelingen en 10 PESA/MESA ICSI behandelingen per jaar.
De instelling is houder van een vergunning ex artikel 2 Wet Bijzondere Medische Verrichtingen (WBMV) voor
het verrichten van alle fasen van de behandeling met IVF.
De instelling is houder van een vergunning als orgaanbank in het kader van van de WVKL voor het product
‘zaadcellen na TESE’.
De instelling heeft de beschikking over een ISO 15189 of CCKL gecertificeerd fertiliteitslaboratorium.
De instelling dient te beschikken over een protocol waarin richtlijnen voor de indicatiestelling tot
PESA/MESA/TESE-ICSI en voorschriften voor de uitvoering van de onderscheiden onderdelen van de
behandeling zijn opgenomen.
De diagnostiek dient gestandaardiseerd te gebeuren volgens de actuele “EAU guidelines on Male infertility”
en netwerkrichtlijn “Mannelijke subfertiliteit”.
Het IVF-centrum dient te beschikken over schriftelijk voorlichtingsmateriaal ten behoeve van de patiënten die
PESA/MESA/TESE-ICSI ondergaan. Dit voorlichtingsmateriaal moet voldoen aan de eisen zoals gesteld in
de Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) en in overeenstemming zijn met de richtlijnen van
de Commissie Patiëntenvoorlichting van de NVOG.
Het IVF-centrum dient te zorgen voor een goede en voldoende verslaglegging van het gehele
PESA/MESA/TESE-ICSI-proces.
De instelling dient medewerking te verlenen aan de landelijke IVF-registratie waarbij PESA/MESA-ICSI en
TESE-ICSI apart van de ICSI behandelingen zonder chirurgisch verkregen zaadcellen gerapporteerd dienen
te worden.
Tenminste 2 gynaecologen voldoen aan de eindtermen van het fellowship voortplantingsgeneeskunde en
voldoen aan het portfolio zoals beschreven door de pijler voortplantingsgeneeskunde.
Tenminste twee klinisch embryologen (geregistreerd als registerlid van de KLEM; zie ook specifieke
kwaliteitsnormen voor het laboratoriumgedeelte van de IVF zoals opgesteld door de KLEM).
Tenminste één uroloog met subspecialisatie klinische andrologie. Deze uroloog-androloog dient bij de
KNMG geregistreerd te zijn.
De uroloog-androloog dient
-op verantwoorde wijze de indicatie tot TESE-behandeling te stellen en deze af te wegen tegen alternatieven
zoals KID of adoptie.
- deskundig en ervaren te zijn op het gebied van de andrologische fertiliteitstoornissen, de endocrinologie en
hormoonsuppletie. Hij/zij dient op basis van anamnese, lichamelijk onderzoek, hormoon spiegels en
beeldvorming de diagnose NOA te kunnen stellen en aantoonbare operatieve bekwaamheid te hebben op
het gebied van TESE.
-op de hoogte te zijn de van de chirurgische methoden om spermatozoa uit de testis te verkrijgen.
6
NENI Versie 1.0
- de kwaliteit van het verkregen materiaal te waarborgen zodat het voor ICSI gebruikt kan worden.
Tenminste één klinisch geneticus, werkzaam binnen dezelfde instelling als het IVF centrum, met kennis op
het gebied van de mannelijke fertiliteit.
Tenminste één patholoog, werkzaam binnen dezelfde instelling als het IVF-centrum, die deskundig is op het
gebied van benigne en maligne testispathologie en spermatogenese.
Voldoende verpleegkundig en paramedisch personeel met specifieke ervaring op het gebied van de
fertiliteitszorg met specifieke aandacht voor mannelijke subfertiliteit. Minimaal een van de verpleegkundigen
dient gecertificeerd te zijn als verpleegkundige VPG.
Tenminste één psychosociaal deskundige / counselor. Deze counselor dient geraadpleegd te worden indien
dat noodzakelijk wordt geacht door de behandelend arts (zie ook het standpunt “Mogelijke morele contraindicaties bij vruchtbaarheidsbehandelingen” van de NVOG)
De patiënt dient uitgebreid ingelicht te worden over de diagnose en de noodzakelijke procedure. De
mogelijkheid semenonderzoek, hormoon analyses, genetisch onderzoek en urologische echoscopie te
verrichten.
De bevindingen van de uroloog-androloog, gynaecoloog, embryoloog en eventueel klinisch geneticus dienen
in een multidisciplinair overleg besproken te worden zodat in gezamenlijkheid besloten kan worden of TESE
zinvol en verantwoord is.
In geval van toepassing van algehele/regionale anesthesie/intraveneuze sedatie beschikt de instelling over
een ruimte die qua uitrusting en inrichting voldoet aan de vigerende eisen beschreven in de betreffende
richtlijn (NVA richtlijn sedatie en/of analgesie op locaties buiten de operatiekamer).
In geval van toepassing van algehele/regionale anesthesie/intraveneuze sedatie is dit protocol afgestemd
met de anesthesiologen in de instelling en wordt gewerkt volgens de vigerende norm (NVA richtlijn sedatie
en/of analgesie op locaties buiten de operatiekamer)
Een geschikte operatiekamer voor het uitvoeren van de TESE die voldoet aan de eisen van de
Ziekenhuishygiëne van de betreffende instelling.
Voor chirurgisch te verkrijgen zaadcellen bedoelde apparatuur die voldoet aan de gangbare technische- en
kwaliteitseisen.
De mogelijkheid tot het cryopreserveren van zaadcellen in een fertiliteitslaboratorium op dezelfde locatie als
waar de TESE plaatsvindt.
De opslag van de chirurgisch verkregen zaadcellen dient vastgelegd te worden in een bewaarovereenkomst
die aangegaan wordt tussen de patiënt (bewaargever) en het fertiliteitslaboratorium (bewaarnemer) (zie
Modelreglement Embryowet). De opslag dient plaats te vinden conform het landelijk reglement voor de
semenbank.
De ICSI behandeling dient uitgevoerd te worden volgens de specifieke kwaliteitsnorm van de KLEM.
Het voldoen aan en naleven van de kwaliteitsnormen wordt getoetst tijdens de visitaties van IVF-instellingen
door het Ministerie van VWS en/of de Inspectie voor de Gezondheidszorg, en tijdens de visitaties verricht
door de NVOG en NVU, alsmede tijdens kwaliteitsaudits van het laboratorium door de RvA en de KLEM. Bij
onvoldoende kwaliteit kan In ultimo de vergunning ingetrokken worden.
7
NENI Versie 1.0
Gynaecologie categorie 3 behandeling
1 Laparoscopische ingrepen
2 Kinder- en adolescenten gynaecologie
3 Hysteroscopische ingrepen
1 Eisen zorginstelling voor categorie 3 laparoscopische ingrepen
De betreffende werkgroep heeft aangegeven dat binnen de endoscopie de complexiteit en zeldzaamheid
van enkele laparoscopische behandelingen een positionering binnen categorie 3 rechtvaardigt.
De onderbouwing hiervan en de inhoud van te stellen normen is alleen bediscussieerd in de vereniging voor
de laparoscopische mesh. Toelating van andere interventies tot de NENI zal plaatsvinden na onderbouwde
voordracht door de werkgroep en discussie binnen de vereniging.
2 Eisen zorginstelling kinder- en adolescenten gynaecologie
De betreffende werkgroep heeft aangegeven dat binnen dit deelgebied zeldzame/hoogcomplexe
aandoeningen voorkomen die positionering in categorie 3 NENI rechtvaardigt.
De onderbouwing hiervan en de inhoud van te stellen normen is niet bediscussieerd in de vereniging.
Toelating van ziektebeelden tot de NENI zal plaatsvinden na onderbouwde voordracht door de werkgroep en
discussie binnen de vereniging.
3 Eisen zorginstelling voor categorie 3 hysteroscopische ingrepen
De betreffende werkgroep heeft aangegeven dat binnen de endoscopie de complexiteit en zeldzaamheid
van de hysteroscopische behandeling van ashermann een positionering binnen categorie 3 rechtvaardigt.
De onderbouwing hiervan en de inhoud van te stellen normen is niet bediscussieerd in de vereniging.
Toelating van ziektebeelden tot de NENI zal plaatsvinden na onderbouwde voordracht door de werkgroep en
discussie binnen de vereniging.
8
NENI Versie 1.0
Urogynaecologie categorie 3 behandelingen
1 Vaginale mesh chirurgie
2 Abdominale mesh chirurgie
1 Eisen zorginstelling vaginale mesh chirurgie
De instelling handelt volgens de nota van de werkgroep bekkenbodem/NVOG met betrekking tot het gebruik
van kunststof materiaal bij prolapschirurgie.
De instelling heeft een functionerende complicatie en kwaliteitsregistratie.
Van alle patiënten die meshchirurgie ondergaan wordt een database aangelegd. In deze database wordt het
nummer van het implantaat geregistreerd. Voor complicatie registratie is het POMT verplicht. In de database
zijn verder verplicht opgenomen de pre- en postoperatieve anatomische (POP-Q stadia) en functionele data
(o.a. vragenlijst WBB). Er is een follow up systeem voor patiënten die meshchirurgie ondergaan tot
tenminste één jaar na de operatie.
De instelling zorgt voor goede en voldoende verslaglegging met betrekking tot het gebruik van kunststof
materiaal (meshes, matjes) bij prolapschirurgie.
Alle patiënten krijgen schriftelijk standaard voorlichting waarbij volgens de geldende regels van de WGBO
wordt getoetst of de informatie is begrepen.
De instelling draagt zorg voor een operatief team met aantoonbare ervaring met vaginale mesh chirurgie.
De instelling garandeert 7x24- uur dienstverlening ten behoeve van de opvang van eventuele complicaties
die uit de behandeling kunnen voortvloeien.
Naleving van de vigerende kwaliteitsnormen zal getoetst worden bij kwaliteitsvisitaties, verricht door de
NVOG.
In de instelling zijn ten minste 2 gynaecologen werkzaam die minimaal voldoen aan de kwalificaties van een
gynaecoloog met urogynaecologisch aandachtsgebied, 1 daarvan voldoet voor dit type zorg aan de
eindtermen van het fellowship urogynaecologie.
Van beide gynaecologen voldoet het portfolio aan de eisen zoals gesteld door de pijler.
De gynaecologen moeten minimaal 1x per 2 jaar aantoonbaar NVOG geaccrediteerde bijscholing genieten
op dit gebied.
In de instelling is er een multidisciplinaire bespreking met de volgende specialismen:
Uroloog
Maag-darm-lever arts
Colorectaal chirurg
Deze specialismen zijn tevens beschikbaar voor consultering.
Indien een van deze benodigde bovengenoemde specialisten niet tot de vaste staf behoort, dienen
afspraken omtrent de consultatie schriftelijk vastgelegd te zijn.
2 Eisen zorginstelling abdominale mesh chirurgie (minimaal invasief)
De instelling handelt volgens de nota van de werkgroep bekkenbodem/NVOG met betrekking tot het gebruik
van kunststof materiaal bij prolapschirurgie.
De instelling heeft een functionerende complicatie en kwaliteitsregistratie.
Van alle patiënten die meshchirurgie ondergaan wordt een database aangelegd. In deze database wordt het
nummer van het implantaat geregistreerd. Voor complicatie registratie is het POMT verplicht. In de database
9
NENI Versie 1.0
zijn verder verplicht opgenomen de pre- en postoperatieve anatomische (POP-Q stadia) en functionele data
(o.a. vragenlijst WBB). Er is een follow up systeem voor patiënten die meshchirurgie ondergaan tot
tenminste één jaar na de operatie.
De instelling zorgt voor goede en voldoende verslaglegging met betrekking tot het gebruik van kunststof
materiaal (meshes, matjes) bij prolapschirurgie.
Alle patiënten krijgen schriftelijk standaard voorlichting waarbij volgens de geldende regels van de WGBO
wordt getoetst of de informatie is begrepen.
De instelling draagt zorg voor een operatief team met aantoonbare ervaring met minimaal invasieve
chirurgie.
De instelling garandeert 7x24- uur dienstverlening ten behoeve van de opvang van eventuele complicaties
die uit de behandeling kunnen voortvloeien.
Naleving van de vigerende kwaliteitsnormen zal getoetst worden bij kwaliteitsvisitaties, verricht door de
NVOG alsmede kwaliteitsaudits.
In de instelling zijn ten minste 2 gynaecologen werkzaam die minimaal voldoen aan de kwalificaties van een
gynaecoloog met urogynaecologisch aandachtsgebied, 1 daarvan voldoet voor dit type zorg aan de
eindtermen van het fellowship urogynaecologie.
Van beide gynaecologen voldoet het portfolio aan de eisen zoals gesteld door de pijler (WBB).
Van de gynaecoloog die de operatie uitvoert voldoet het portfolio aan de eisen zoals gesteld door de pijler
(In dit geval WBB en WGE).
De gynaecologen moeten minimaal 1x per 2 jaar aantoonbaar NVOG geaccrediteerde bijscholing genieten
op dit gebied.
In de instelling is er een multidisciplinaire bespreking met de volgende specialismen:
Uroloog
Maag-darm-lever arts
Colorectaal chirurg
Deze specialismen zijn tevens beschikbaar voor consultering.
Indien een van deze benodigde bovengenoemde specialisten niet tot de vaste staf behoort, dienen
afspraken omtrent de consultatie schriftelijk vastgelegd te zijn.
Colofon
© 2014 Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie Deze nota is vastgesteld in de 619e
Ledenvergadering te Arnhem, 13 november 2014. Deze nota is opgesteld door het bestuur van de NVOG.
Nota's zijn beleidssturende documenten over de organisatie van (een deel van) het vak.
NVOG
Postbus 20075
3502 LB Utrecht
http://www.nvog.nl/
10