Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde Module Endocrinologie Schildklierziekten en Endocriene spoedgevallen MODULE ENDOCRINOLOGIE Colofon De inhoud van moduleboek is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van: Dr. P.M.J. Zelissen, internist-endocrinoloog, UMC Utrecht. In samenwerking met de projectgroep COIG nieuwe stijl regio Utrecht van de Regionale Opleidings Commissie Utrecht (ROCU). Correspondentieadres: Dr. P.M.J. Zelissen, UMC Utrecht, Afd. Interne Geneeskunde / Endocrinologie, Huispost L.00.407, Postbus 85500, 3508 GA Utrecht, Tel. 088 – 7556303 (secretariaat), E-mail [email protected] Website: www.rocuinternegeneeskunde.nl Secretariaat COIG Regio Utrecht: Mevr. A. Kers-Loenen, [email protected], 088-75550801 2 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE ENDOCRINOLOGIE Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde Module: Endocrinologie Schildklierziekten en Endocriene spoedgevallen Versie 6 Juli 2014 3 MODULE ENDOCRINOLOGIE Overal waar voor deelnemers of docenten de mannelijke vorm wordt gebruikt kan ook de vrouwelijke vorm worden gelezen. 4 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE ENDOCRINOLOGIE Inhoudsopgave 1. INLEIDING ---------------------------------------------------------------------------------- 6 1.1 1.2 W OORD VOORAF .....................................................................................6 LEERDOELEN VAN MODULE ENDOCRINOLOGIE ...........................................6 1.2.1 1.2.2 1.3 2. 2.1 2.2 2.3 3. 3.1 3.2 3.3 4. 4.1 4.2 4.3 5. 5.1 5.2 Kennisdoelen ................................................................................................... 6 Vaardigheidsdoelen ......................................................................................... 7 DAGPROGRAMMA VAN MODULE ENDOCRINOLOGIE .....................................8 ZELFSTUDIE OPDRACHTEN MODULE ENDOCRINOLOGIE---------------- 9 ALGEMENE ZELFSTUDIEOPDRACHT TER VOORBEREIDING ...........................9 ZELFSTUDIEOPDRACHT W ERKGROEP 1 (OCHTEND) ...................................9 ZELFSTUDIEOPDRACHT W ERKGROEP 2 (MIDDAG) ....................................10 WERKGROEP 1: SCHILDKLIERZIEKTEN --------------------------------------- 11 CASUS A – EEN VROUW MET “HYPERTHYREOÏDIE” ...................................11 CASUS B – EEN VROUW MET KLACHTEN ONDANKS “FRAAIE GETALLEN” .....12 CASUS C – EEN VROUW MET EEN KNOBBELTJE IN DE HALS .......................12 WERKGROEP 2: ENDOCRIENE SPOEDGEVALLEN ------------------------ 13 CASUS D – EEN JONGE VROUW IN SHOCK ...............................................13 CASUS E – EEN MAN MET ACUTE ENDOCRIENE HYPERTENSIE ...................14 CASUS F – EEN MAN MET ACUTE, HEFTIGE HOOFDPIJN .............................14 LITERATUURLIJST EN AANBEVOLEN WEBSITES -------------------------- 15 VERPLICHTE LITERATUUR .......................................................................15 AANBEVOLEN LITERATUUR .....................................................................15 5 MODULE ENDOCRINOLOGIE 1. Inleiding 1.1 Woord vooraf Endocrinologie is een breed vakgebied waarmee iedere internist intensief te maken krijgt. Schildklierziekten vormen een belangrijk deel van de poliklinische praktijk, vandaar dat daar in deze module ruim aandacht aan wordt besteed. In het middagprogramma komt een aantal endocriene spoedgevallen aan de orde, die ieder internist moet kunnen herkennen en behandelen. T.a.v. het diagnostisch proces binnen de endocrinologie geldt dat er vrijwel steeds pas plaats is voor beeldvormende diagnostiek nadat de resultaten van functioneel (laboratorium) onderzoek tot een vermoedelijke diagnose hebben geleid. 1.2 Leerdoelen van Module Endocrinologie De hierna gespecificeerde leerdoelen vormen een leidraad voor de kennis en vaardigheden waarover u na afloop van het volgen van deze module tenminste zou moeten beschikken. Dat wil niet zeggen dat alles ook tijdens de COIG dag aan de orde kan komen. 1.2.1 Kennisdoelen a) De deelnemer beschikt in de context van casuïstiek over (parate) feitenkennis en kan deze kennis toepassen ten aanzien van de volgende ziektebeelden zoals dit nader 1 gespecificeerd wordt in het Raamplan: Thyreotoxicosis Hypothyreoïdie Struma (solitaire nodus, multinodulair) Thyreotoxische crisis Myxoedeemcoma Hypocortisolisme Feochromocytoom Hypopituitarisme b) De deelnemer heeft inzicht in het vóórkomen, de prognose en de complicaties van bovengenoemde ziektebeelden en kan dit demonstreren in de context van een casus. c) De deelnemer weet welke informatiebronnen geschikt zijn voor a.s. internisten om de onder a) en b) genoemde gegevens op te zoeken (d.w.z. welke handboeken, toonaangevende tijdschriften, websites) d) De deelnemer is op de hoogte met het bestaan van de volgende protocollen en richtlijnen: http://www.thyroidmanager.org/ http://www.aace.com/publications/guidelines/ e) De deelnemer heeft inzicht in de wijze waarop het patiëntperspectief bij de bovengenoemde ziektebeelden een rol speelt en kan dit inzicht relateren aan een casus, in het bijzonder ten aanzien van: De relatie tussen schildklierfunctiestoornissen en zwangerschap De intrinsieke imperfectie van substitutietherapie, bijvoorbeeld bij hypothyreoïdie f) De deelnemer kan ethische aspecten die bij deze aandoeningen van betekenis zijn identificeren en illustreren aan de hand van casuïstiek, in het bijzonder ten aanzien van: Geen bijzonder ethische aspecten bij deze casuïstiek g) De deelnemer kan maatschappelijke aspecten die bij deze aandoeningen en bij de gevolgen van die aandoeningen van betekenis zijn identificeren en toepassen op 1 pathofysiologie, klinische presentatie, anamnese en lich. onderzoek, aanvullende diagnostiek, farmacotherapie, overige therapie, preventie, voortgezette begeleiding 6 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE ENDOCRINOLOGIE casuïstiek, zoals: arbeids(on-)geschiktheid, transculturele aspecten, sexe specifieke aspecten, stigmatisering. Dit in het bijzonder ten aanzien van: De bijvoorbeeld via internet opgedane kennis van de patiënt over zijn eigen aandoening (zie bijvoorbeeld www.hypomaarniethappy.nl). 1.2.2 Vaardigheidsdoelen a) De deelnemer kan t.a.v. de boven genoemde ziektebeelden aan de hand van een casus klinisch redeneneren ("forward redenen", d.w.z. van gegevens naar diagnose). Hij laat zien dat hij vanuit klinische presentaties via werkhypothesen tot een (differentiaal) diagnose kan komen. b) De deelnemer kan dit klinisch redeneren aan de hand van de casus expliciteren aan collega's en docenten. c) De deelnemer toont dat hij de aanbevolen informatiebronnen adequaat kan raadplegen (formuleren vraagstelling, destilleren van "antwoorden" uit de geraadpleegde bronnen. Kunnen extrapoleren "van statistiek naar casuïstiek". Toepassen van bronvermelding). d) De deelnemer kan een Casus kort en bondig ("to the point") presenteren aan collega's met adequaat gebruik van audiovisuele hulpmiddelen. e) De deelnemer kan de volgende resultaten van aanvullend onderzoek t.a.v. de behandelde ziektebeelden interpreteren: Laboratoriumuitslagen Uitslagen van dynamische endocriene testen Radiologisch en scintigrafisch onderzoek Cytologische beoordeling van fijne naald aspiratiebiopsieën van de schildklier. f) De deelnemer laat zien dat hij in de context van casus kan omgaan met de eerder genoemde richtlijnen en protocollen. g) De deelnemer laat zien dat hij in de context van een casus herkent wanneer advies en hulp van collega's van een andere discipline moeten worden ingewonnen. Dit betreft in het bijzonder het volgende: Oogarts bij Graves’ orbitopathie Multidisciplinair (chirurg, nucleair geneeskundige) overleg bij schildkliercarcinoom Intensivist bij schildkliercrises Neurochirurg bij acute hypofysaire problematiek met visusstoornissen 7 MODULE ENDOCRINOLOGIE 1.3 Dagprogramma van Module Endocrinologie Datum: 16 september 2014 Plaats: BCN, Daltonlaan 100, Utrecht (Rijnsweerd Zuid) Dagprogramma Module Endocrinologie 08.30 - 09.00 Ontvangst met koffie Registratie en definitieve indeling werkgroepen 09.00 - 09.10 Plenaire introductie Module Endocrinologie Dr. Pierre Zelissen, UMC Utrecht 09.15 - 11.00 Module Endocrinologie, Werkgroep 1: Schildklierziekten 11.00 - 11.20 Pauze 11.20 - 12.00 Casus presentatie Ochtend thema “Schildklierperikelen in de zwangerschap” door Lette Hoeks, UMC Utrecht en Dr. Rik Heijligenberg, Gelderse Vallei, Ede 12.00 - 13.00 Lunch 13.00 - 13.30 “Schildkliercrises” Dr. Aline Stades, UMC Utrecht 13.30 - 15.15 Module Endocrinologie, Werkgroep 2: Endocriene spoedgevallen Onderbroken door theepauze 14.45 - 15.00 15.15 - 15.35 Pauze 15.35 - 16.20 Casus presentatie Middag thema “Een patiënt met hyponatriëmie” door Wendela de Ranitz-Greven, UMC Utrecht 16.25 - 17.00 Endo quiz (Dr. Pierre Zelissen, UMC Utrecht) en schriftelijke evaluatie 8 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE ENDOCRINOLOGIE 2. Zelfstudie opdrachten Module Endocrinologie Voor een goed verloop van de COIG dag is het noodzakelijk dat u voorafgaand aan deelname de zelfstudieopdrachten heeft gedaan. Hiermee frist u in de eerste plaats reeds aanwezige voorkennis op. Verder is voorbereiding nodig om zelf optimaal profijt te hebben van het gebodene op de dag zelf, maar ook om samen met de overige leden van uw groep te zorgen voor een goed rendement van de bijeenkomsten. Tijdens de werkgroepen wordt actieve participatie en inhoudelijke inbreng verwacht van alle deelnemers. 2.1 Algemene Zelfstudieopdracht ter voorbereiding Voorafgaand aan deelname aan de COIG dag en voorafgaand aan het uitvoeren van de zelfstudieopdrachten voor de werkgroepen bestudeert u de volgende stof: 1. Pearce EN. Diagnosis and management of thyrotoxicosis. Br Med J 2006; 332: 1369-73. 2. Roberts CG, Ladenson PW. Hypothyroidism. Lancet 2004; 363:793-803. 3. Hegedus L. The thyroid nodule. New Engl J Med 2004; 351: 1764-71. 4. Arlt W, Allolio B. Adrenal insufficiency. Lancet 2003; 361: 1881-93. 5. Lenders JW, Eisenhofer G, Mannelli M, Pacak K. Phaeochromocytoma. Lancet 2005; 366: 665-75. 6. Schneider HJ, Aimaretti G, Kreitschmann-Andermahr I, Stalla G-K, Ghigo E. Hypopituitarism. Lancet 2007; 369: 1461-70. 2.2 Zelfstudieopdracht Werkgroep 1 (ochtend) De werkgroep bijeenkomsten vinden plaats aan de hand van casus. Bestudeer de betreffende casus (zie elders in dit werkboek) en bereid uw antwoord op de gestelde vragen en opdrachten voor aan de hand van de hier na opgegeven literatuur. De hier opgegeven literatuur behoeft dus niet van A tot Z bestudeerd te worden, maar dient als naslagwerk. Kennis van het bestaan van deze bronnen en het correct leren gebruiken en toepassen van de vermelde bronnen is hierbij ook een leerdoel. De volgende literatuur en bronnen zijn hierbij aanbevolen: 1. http://www.thyroidmanager.org/ - thyroid algorithms / guidelines for thyroid disease 2. http://www.aace.com/publications/guidelines/ - diverse richtlijnen van de American Association of Clinical Endocrinologists 3. Brent GA. Graves’ disease. N Engl J Med 2008; 358: 2594-605. 4. Surks MI, Ortiz E, Daniels GH, Sawin CT, Col NF, Cobin RH et al. Subclinical thyroid disease: scientific review and guidelines for diagnosis and management. JAMA 2004; 291:228-38. 5. Marx H, Amin P, Lazarus JH. Hyperthyroidism and pregnancy. Br Med J 2008; 336: 6637. 6. Glinoer D, Abalovich M. Unresolved questions in managing hypothyroidism during pregnancy. Br Med J 2007; 335: 300-2. 7. Greenspan FS, Gardner DG. Basic and clinical endocrinology, 8th Ed. 2007. 8. Krenning EP, Wiersinga WM, Lamberts SWJ, Nobels F, Bouillon R. Endocrinologie, 3e druk, 2007. 9 MODULE ENDOCRINOLOGIE 2.3 Zelfstudieopdracht Werkgroep 2 (middag) De werkgroep bijeenkomsten vinden plaats aan de hand van casus. Bestudeer de betreffende casus (zie elders in dit werkboek) en bereid uw antwoord op de gestelde vragen en opdrachten voor aan de hand van de hier na opgegeven literatuur. De hier opgegeven literatuur behoeft dus niet van A tot Z bestudeerd te worden, maar dient als naslagwerk. Kennis van het bestaan van deze bronnen en het correct leren gebruiken en toepassen van de vermelde bronnen is hierbij ook een leerdoel. De volgende literatuur en bronnen zijn hierbij aanbevolen: 1. Reynolds RM, Pafdield PL, Seckl JR. Disorders of sodium balance. Br Med J 2006; 332: 702-5. 2. Randeva HS, Schoebel J, Byrne J, Esiri M, Adams CB, Wass JA. Classical pituitary apoplexy: clinical features, management and outcome. Clin Endocrinol 1999; 51:181188. th 3. Greenspan FS, Gardner DG. Basic and clinical endocrinology, 8 Ed. 2007. 4. Krenning EP, Wiersinga WM, Lamberts SWJ, Nobels F, Bouillon R. Endocrinologie, 3e druk, 2007. 10 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE ENDOCRINOLOGIE 3. Werkgroep 1: Schildklierziekten 3.1 Casus A – Een vrouw met “hyperthyreoïdie” Een 38-jarige vrouw wordt door de huisarts naar uw spreekuur verwezen met het volgend begeleidend briefje: “Mevrouw A heeft al ruim 6 weken last van toegenomen transpireren, moeheid, rusteloosheid en hartkloppingen; ze is ook wat afgevallen. Ik liet een TSH prikken die <0,03 mU/L is. Gaarne verdere diagnostiek en behandeling van deze hyperthyreoïdie.” Vragen en opdrachten: 1. Geef kritisch commentaar op het verwijsbriefje. 2. Wat is in eerste instantie uw uitgebreide differentiaaldiagnose? 3. Welke gegevens uit voorgeschiedenis en anamnese zou u willen weten om beter tot een waarschijnlijkheidsdiagnose te kunnen komen? 4. Op welke zaken let u in dit kader speciaal bij het lichamelijk onderzoek? 5. Welk aanvullend onderzoek vraagt u aan om tot een definitieve diagnose te komen (ervan uitgaande dat anamnese en lichamelijk onderzoek u nog onvoldoende richting hebben gegeven)? 6. Gesteld dat het door u bepaalde FT4 21 pmol/L (referentiegebied 10-23) bedraagt, a. Hoe benoemt u deze toestand? b. Wat is vaak hiervan de oorzaak? c. Gaat u behandelen? Zo ja, waarom, wanneer en hoe? Zo nee, waarom niet? 7. Gesteld dat het FT4 46 pmol/L bedraagt. Geef voor de drie meest belangrijke differentiaal diagnostische overwegingen aan welke gegevens een bepaalde diagnose steunen en/of juist verwerpen. 8. Geef voor elk van deze drie diagnoses in detail aan hoe u de behandeling zou aanpakken en hoe de follow-up precies is. 11 MODULE ENDOCRINOLOGIE 3.2 Casus B – Een vrouw met klachten ondanks “fraaie getallen” Een 48-jarige vrouw wordt door de huisarts naar uw spreekuur verwezen met het volgend begeleidend briefje: “Mevrouw B wil graag een endocrinologische expertise; zij is al 5 jaar bekend met M. Hashimoto en wordt hiervoor met levothyroxine 100 μg per dag gesubstitueerd. Het laboratoriumonderzoek laat prima getallen zien: TSH 3,8 mU/L (referentiegebied 0,3-5) en FT4 13 pmol/L; desondanks heeft ze het laatste half jaar klachten van weinig energie en moeheid.” Vragen en opdrachten: 1. Welke mogelijke verklaringen voor de klachten van deze patiënte komen in u op? 2. Gaat u – afhankelijk van anamnese en lichamelijk onderzoek – aanvullend onderzoek aanvragen? Zo ja, welk? 3. Wat zou u deze patiënte nu adviseren in de behandelsfeer als uw onderzoek geen aanknopingspunten oplevert? 4. Mevrouw B heeft via de patiëntenvereniging gehoord dat je ook met T 3 kunt behandelen en vraagt hierover uw mening. Wat zou u haar vertellen? 5. Mevrouw B is zeer tevreden met uw adviezen en zorgt er voor dat een collega van haar werk ook uw spreekuur bezoekt. Het betreft een 50-jarige vrouw met moeheidsklachten en gewichtstoename (5 kg in 1 jaar) die recent van haar huisarts te horen kreeg dat haar schildklierfunctie niet optimaal was (TSH 8,1 mU/L en FT 4 14 pmol/L). Wat gaat u nu doen (diagnostiek, behandeling)? 3.3 Casus C – Een vrouw met een knobbeltje in de hals Een 35-jarige vrouw wordt door de huisarts naar uw spreekuur verwezen wegens een nodus in de linker schildklierkwab. Ze heeft deze nodus zelf ongeveer 6 weken voor het eerst gevoeld. De huisarts heeft al een echo van de hals laten maken waarop een gemengd solide/cysteuze nodus met een diameter van 2,2 cm in de linker schildklierkwab wordt gezien; in de rechter kwab wordt ook nog een nodusje van 4 mm doorsnede gezien; de radioloog heeft geen vergrote of pathologische lymfomen gezien. Vragen en opdrachten: 1. Zijn er zaken in anamnese en/of voorgeschiedenis die u nog graag wilt weten? 2. Welke aanvullende onderzoeken (en in welke volgorde) gaat u aanvragen? 3. Wat doet u met het kleine nodusje in de rechter kwab? 4. Waar let u speciaal op als u de uitslag van de cytologie terugkrijgt? 5. Wat is uw therapeutisch voorstel bij een cytologisch duidelijk benigne nodus, wat bij een cytologisch duidelijk maligne nodus (papillair carcinoom) en wat bij een nodus waarbij de patholoog u hierover geen zekerheid kan geven? 12 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE ENDOCRINOLOGIE 4. Werkgroep 2: Endocriene spoedgevallen 4.1 Casus D – Een jonge vrouw in shock U wordt met spoed naar de S.E.H. geroepen waar net een 24-jarige vrouw met de ambulance is binnengebracht. De huisarts heeft haar ingestuurd omdat hij haar bij een huisbezoek wegens braken en “algemene achteruitgang” een erg zieke indruk vond maken en tekenen van dehydratie vond. De vrouw had de afgelopen maanden regelmatig zijn spreekuur bezocht met klachten van toenemende moeheid, duizeligheid, anorexie, gewichtsverlies en vage buikklachten. De huisarts had geen duidelijke diagnose kunnen stellen, maar een week geleden vond hij bij laboratoriumonderzoek een TSH van 23 mU/L en een FT4 van 8 pmol/L en hij schreef patiënte 50 μg levothyroxine per dag voor. U ziet op de S.E.H. een traag reagerende vrouw met iets verlaagd bewustzijn, een bloeddruk van 80/40 mm Hg en een regulaire, zwakke pols van 120/min. Haar gewicht is 56 kg bij een lengte van 170 cm. Er zijn inderdaad enige discrete tekenen van dehydratie. Oriënterend neurologisch onderzoek en onderzoek van thorax- en buikorganen levert geen duidelijke afwijkingen op. Vragen en opdrachten: 1. Wat zijn uw diagnostische overwegingen? 2. In welke zaken uit de anamnese bent u in het bijzonder geïnteresseerd om een zeldzame diagnose die door uw hoofd speelt waarschijnlijk te kunnen maken? 3. Welke bijzonderheid bij het lichamelijk onderzoek hebt u mogelijk over het hoofd gezien? 4. U geeft haar een royaal infuus en ondertussen komen de aangevraagde laboratoriumresultaten (bloedbeeld, CRP, lever- en nierfuncties, elektrolyten, glucose) binnen. Welke laboratoriumbepalingen kunnen u mogelijk snel op het goede spoor zetten? 5. Welke aanvullende onderzoeken vraagt u aan om uw waarschijnlijkheidsdiagnose te bevestigen? 6. Wat is in dit geval en in deze situatie uw therapievoorstel (ervan uitgaande dat u de juiste diagnose hebt gesteld)? 7. En hoe behandelt u deze aandoening in de chronische setting? 8. Welke adviezen geeft u aan een dergelijke patiënt om voortaan deze acute situaties zoveel mogelijk te voorkomen? 13 MODULE ENDOCRINOLOGIE 4.2 Casus E – Een man met acute endocriene hypertensie U wordt gebeld door de anesthesist die op O.K. de anesthesie-inleiding bij een 56-jarige man aan het verzorgen was. Tot zijn schrik registreerde hij bij herhaling een bloeddruk van 230/145 mm Hg, terwijl deze enige weken geleden bij het preoperatief screeningsonderzoek nog 160/100 mm Hg bedroeg; hij heeft de inleiding afgebroken en de neurochirurg (de patiënt zou een electieve extirpatie van een cerebellair hemangioblastoom ondergaan) verwittigd dat de operatie tot nader order niet door kan gaan. Hij vraagt u in medebehandeling. Vragen en opdrachten: 1. Welke diagnose(n) overweegt u? 2. In het kader van welke syndromen kan deze diagnose voorkomen? 3. Met welke aanvullende onderzoeken denkt u uw meest waarschijnlijke diagnose te kunnen bevestigen? 4. Welke factoren kunnen uw biochemische diagnostiek storen? 5. Wat is uw therapeutisch advies voor dit moment en voor de nabije toekomst? 6. Met welke problemen worden deze patiënten regelmatig geconfronteerd als gevolg van uw medicamenteuze behandeling? 4.3 Casus F – Een man met acute, heftige hoofdpijn Een 60-jarige man wordt op de S.E.H. binnengebracht wegens in korte tijd ontstane zeer heftige hoofdpijn, gepaard gaande met dubbelbeelden bij het zien. De neuroloog denkt aanvankelijk aan een subarachnoïdale bloeding, maar deze wordt middels een CT-scan uitgesloten. Omdat de man ook braakt en een wat lage bloeddruk (95/60 mm Hg) heeft wordt u in consult gevraagd. Vragen en opdrachten: 1. U wilt de CT-scan zelf bekijken. Waarom? 2. In welke zaken uit anamnese en/of voorgeschiedenis bent u bij deze man met name geïnteresseerd en waar let u speciaal op bij het lichamelijk onderzoek? 3. Welk aanvullend onderzoek vraagt u aan om uw waarschijnlijkheidsdiagnose te bevestigen (iedere gewenste laboratoriumbepaling noemen en motiveren)? 4. Welke behandeling(en) overweegt u? 14 Catharijne Onderwijs Interne Geneeskunde regio Utrecht MODULE ENDOCRINOLOGIE 5. Literatuurlijst en aanbevolen websites 5.1 Verplichte literatuur 1. Pearce EN. Diagnosis and management of thyrotoxicosis. Br Med J 2006; 332: 1369-73. 2. Roberts CG, Ladenson PW. Hypothyroidism. Lancet 2004; 363:793-803. 3. Hegedus L. The thyroid nodule. New Engl J Med 2004; 351: 1764-71. 4. Arlt W, Allolio B. Adrenal insufficiency. Lancet 2003; 361: 1881-93. 5. Lenders JW, Eisenhofer G, Mannelli M, Pacak K. Phaeochromocytoma. Lancet 2005; 366: 665-75. 6. Schneider HJ, Aimaretti G, Kreitschmann-Andermahr I, Stalla G-K, Ghigo E. Hypopituitarism. Lancet 2007; 369: 1461-70. 5.2 Aanbevolen literatuur 1. http://www.thyroidmanager.org/ - thyroid algorithms / guidelines for thyroid disease 2. http://www.aace.com/publications/guidelines/ - diverse richtlijnen van de American Association of Clinical Endocrinologists 3. Brent GA. Graves’ disease. N Engl J Med 2008; 358: 2594-605. 4. Surks MI, Ortiz E, Daniels GH, Sawin CT, Col NF, Cobin RH et al. Subclinical thyroid disease: scientific review and guidelines for diagnosis and management. JAMA 2004; 291:228-38. 5. Marx H, Amin P, Lazarus JH. Hyperthyroidism and pregnancy. Br Med J 2008; 336: 6637. 6. Glinoer D, Abalovich M. Unresolved questions in managing hypothyroidism during pregnancy. Br Med J 2007; 335: 300-2. 7. Reynolds RM, Pafdield PL, Seckl JR. Disorders of sodium balance. Br Med J 2006; 332: 702-5. 8. Randeva HS, Schoebel J, Byrne J, Esiri M, Adams CB, Wass JA. Classical pituitary apoplexy: clinical features, management and outcome. Clin Endocrinol 1999; 51:181188. th 9. Greenspan FS, Gardner DG. Basic and clinical endocrinology, 8 Ed. 2007. 10. Krenning EP, Wiersinga WM, Lamberts SWJ, Nobels F, Bouillon R. Endocrinologie, 3e druk, 2007. 15
© Copyright 2025 ExpyDoc