A VUmc-compas toetsing Toets herSET B 2.2 13-14 / Cursus-afhankelijke toets Cursus Leren dokteren 4 2013-2014 Cursuscoördinator (vice-) dr. P.H.H. Houben / prof. dr. G. Widdershoven Gelegenheid 2 Toetsdatum Maandag 21 juli 2014 Tijd 12.00 – 14.30 uur (tot 15.00 uur voor extra-tijd studenten) Plaats Tent-hal, VU-campus Aantal en type vragen 65 meerkeuzevragen: 1 tweekeuzevraag, 9 driekeuzevragen, e 55 vierkeuzevragen Druk tweezijdig bedrukt, kleurendruk Toegestane hulpmiddelen geen Studentinstructie: Dit tentamen mag niet door studenten worden meegenomen MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord • • • • • • • • • mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel alléén toetsbenodigdheden op tafel vul je studentnummer en naam duidelijk in op het formulier kras NIET in de barcode rechtsonder; ook GEEN doorhalingen zo nodig foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord commentaren na afloop naar de JVC van je cursus toiletbezoek NIET toegestaan fraude wordt bestraft Succes! herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 1 van 21 herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 2 van 21 1 Welk onderstaand symptoom noopt tot beoordeling op korte termijn bij een kind met koorts? a. Blaasjes b. Erytheem c. Oorpijn d. Petechiae 2 U ziet Marieke op een vrijdagavond op de huisartsenpost. Marieke is 8 maanden oud en is vannacht gaan braken, meerdere malen achter elkaar. Vanochtend was er ook waterdunne diarree. Moeder vertelt dat alles wat zij Marieke te drinken geeft (eten wil zij sowieso niet) er direct weer uitgebraakt wordt. Marieke heeft nu een temperatuur van 38.6. Moeder maakt zich veel zorgen omdat dit nu al bijna 24 uur duurt. Verder is Marieke maar moeilijk te troosten. Het onderzoek door u als huisarts is moeizaam, omdat Marieke veel verzet vertoont. Wel valt u op dat zij over haar hele lichaam wegdrukbare rode vlekjes heeft. Welke aspecten uit bovenstaande tekst maken u alert op een verhoogde kans op dehydratie? a. Braken, koorts, moeilijk te troosten b. Koorts, braken, diarree c. Leeftijd, koorts, moeilijk te troosten d. Rode vlekjes op de huid, verzet tegen onderzoek, koorts 3 Waardoor ontstaat een mucocèle? a. Infectie b. Neoplasie c. Trauma d. Alle drie bovenstaande antwoorden zijn goed 4 Welke bewering over het verloop van de ductus nasolacrimalis is juist? De ductus nasolacrimalis loopt tussen de… a. laterale canthus en de sinus maxillaris b. mediale canthus en de middelste neusgang c. mediale canthus en de onderste neusgang d. mediale canthus en de traanklier 5 Welk onderzoek kan het bestaan van een allergische dispositie onderbouwen? a. CT-scan b. Huidtest c. Neusendoscopie d. Rhinomanometrie 6 Wat is een kenmerk van otitis media met effusie bij kinderen? a. Oorpijn b. Otorrhoe c. Slechthorendheid d. Trommelvliesperforatie herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 3 van 21 7 Mevrouw Borgers, 23 jaar, komt op het spreekuur omdat ze sinds de zomervakantie een week geleden pijn en jeuk heeft aan haar linker oor. Ze heeft ook afscheiding uit dit oor. Ze heeft geen koorts. Ze heeft dit nooit eerder gehad. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Otitis externa b. Otitis media acuta c. Otitis media met effusie 8 Wat is op basis van bovenstaande foto de meest waarschijnlijke diagnose? a. Otitis externa b. Otitis media acuta c. Otitis media met effusie herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 4 van 21 9 Aan het epitympanum grenzen twee belangrijke structuren, in de afbeelding weergegeven met A en B. Welke structuur is weergegeven met de letter A? a. Nervus accesorius b. Nervus facialis c. Nervus hypoglossus d. Nervus trigeminus 10 Welke structuur is (in de afbeelding bij vraag 9) weergegeven met de letter B? a. Cochlea b. Mastoid holte c. Plexus choroideus d. Sinus lateralis herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 5 van 21 11 Jochem Barends, 17 jaar, bezoekt het spreekuur van de huisarts omdat hij sinds een week keelpijn heeft. De klachten begonnen met drie dagen koorts. Hij heeft nu geen koorts meer. Hij heeft een droge hoest, maar snottert niet en heeft geen oorpijn. Bij onderzoek zijn er rode tonsillen met exsudaat en hij heeft pijnlijke voorste halslymfeklieren. Ook is er een gevoelige vergrote lever. Wat is de meest waarschijnlijke verwekker van de keelpijn? a. Epstein-barr virus b. Hepatitis A c. Herpes simplex type I d. Streptokokken-groep-A 12 Er zijn vier klinische criteria die bij keelpijn de kans op infectie met groep-A-streptokokken verhogen. Wat is één van deze criteria? a. Exsudaat tonsillen b. Petechiën c. Splenomegalie d. Unilaterale zwelling tonsil 13 De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige werken samen bij het beoordelen van arbeidsongeschiktheid. Welke taak behoort tot het domein van de verzekeringsarts? a. Beoordelen of het functieverlies een objectief medisch gevolg is van ziekte b. Beoordelen welke arbeidsfuncties nog kunnen worden uitgeoefend c. Opstellen en bijhouden van een re-integratiedossier d. Uitvoeren van een probleemanalyse en informeren van het UWV herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 6 van 21 14 Afbeelding, risicotabel: 10-jaarsrisico op ziekte of sterfte door HVZ voor patiënten zonder HVZ Mevrouw Jacub, 70 jaar, komt op het spreekuur van de huisarts omdat ze met de huisarts haar bloeddruk en cholesterol wilt bespreken. Ze is gezond en gebruikt geen medicatie. Haar cholesterol/HDL ratio is 6,3, haar tensie is 160/95 mmHg en ze rookt. Hoe groot is de relatieve risicoreductie op ziekte of sterfte door hart- en vaatziekten als ze stopt met roken en haar systolische tensie omlaag gaat naar 140 mmHg? a. 44%-26%=18% b. 44/26=1,7 c. 44*26/33*36=1,3 d. Dat is niet te berekenen 15 Mycobacterium tuberculosis veroorzaakt tuberculose bij de mens. Om wat voor soort oorzaak gaat het hier? Om een… a. noch voldoende, noch noodzakelijke oorzaak b. noodzakelijke oorzaak c. voldoende en noodzakelijke oorzaak d. voldoende oorzaak 16 Karl Popper (1902-1994) bekritiseert de manier waarop doorgaans wetenschap wordt bedreven. Met zijn ‘kritisch rationalisme’ waarschuwt hij met name voor het al te makkelijk willen aannemen van wetenschappelijk bewijs. Wat beweert hij verder? a. Dat een theorie bekritiseerbaar moet zijn op grond van de feiten b. Dat uitspraken zo moeten zijn opgesteld dat ze kunnen worden geverifieerd door observaties c. Dat wetenschap ons alleen op basis van toepassing van de juiste, gestandaardiseerde en gedegen onderzoeksmethoden zekerheden levert herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 7 van 21 17 Volgens het standaardbeeld van wetenschap begint een wetenschappelijk onderzoek met het formuleren van een hypothese die vervolgens dient te worden onderzocht om ook daadwerkelijk te kunnen worden aangenomen (of te worden afgewezen). Hoe heten deze twee opeenvolgende processen in de zogenaamde empirische cyclus? a. Deductie en inductie b. Deductie en verificatie c. Inductie en deductie d. Inductie en verificatie 18 In haar zorgethiek gaat Joan Tronto uit van een brede definitie van zorg: het is een activiteit die alles omvat wat wij doen om onze wereld in stand te houden, te continueren en te herstellen, zodat we er zo goed mogelijk in kunnen leven. Welk mensbeeld hoort hierbij? Volgens Joan Tronto zijn mensen wezens die… a. alleen relaties aangaan als ze er zelf voordeel bij hebben b. fundamenteel verbonden zijn met en betrokken zijn bij anderen c. onafhankelijk richting geven aan hun leven d. zorgbehoevend en afhankelijk zijn 19 Wat is de juiste volgorde voor de kernkwaliteiten die Joan Tronto onderscheidt in goede zorg? a. Aandachtigheid-verantwoordelijkheid-competentie-ontvankelijkheid b. Competentie-ontvankelijkheid-aandachtigheid-verantwoordelijkheid c. Ontvankelijkheid-aandachtigheid-verantwoordelijkheid-competentie d. Verantwoordelijkheid-competentie-ontvankelijkheid-aandachtigheid 20 Welk van onderstaande verschijnselen past het best bij rosacea? a. Crustae b. Exantheem c. Rhinophyma d. Schilfering 21 Voor welke groep beroepsbeoefenaars geldt het medisch tuchtrecht? Alle beroepsbeoefenaars in de zorg… a. die BIG-geregistreerd zijn b. die diagnostisch en/of therapeutisch werken c. met patiëntcontacten herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 8 van 21 22 Afbeelding A Afbeelding C Afbeelding B Afbeelding D Welk van de getoonde afbeeldingen past het best bij een dermatomycose? a. Afbeelding A b. Afbeelding B c. Afbeelding C d. Afbeelding D herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 9 van 21 23 U bent huisarts en ziet op uw spreekuur een man van 83 jaar met jeuk in de liezen. Bij onderzoek ziet u de getoonde huidafwijking. Wat is de meest waarschijnlijke verwekker van dit ziektebeeld? a. Candida albicans b. Microsporum canis c. Malassezia furfur d. Trichophyton rubrum 24 Acne, rosacea en folliculitis zijn allen pustuleuze dermatosen. Waarmee onderscheidt acne zich van de andere twee dermatosen? a. Comedonen b. Erytheem c. Onaangetast gebied rondom het lippenrood d. Teleangiëctasieën 25 U bent huisarts en ziet een vrouw van 17 jaar op uw spreekuur vanwege acne vulgaris. U behandelde haar de afgelopen 2 maanden met vitamine-A-zuur-crème (tretinoïne): bij onderzoek ziet u op de slapen en kaaklijn echter nog tientallen rode papels en pustels. Wat is nu de meest aangewezen behandeling? a. Tretinoïne vervangen door benzoylperoxide gel b. Clindamycine lokaal toevoegen aan de tretinoïne c. Tretinoïne vervangen door doxycycline per os d. Isotretinoïne per os toevoegen aan de tretinoïne herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 10 van 21 26 Een huisarts ziet op zijn spreekuur een patiënt die sinds een week hevig aan het hoesten is. De huisarts bepaalt het CRP om te kijken of er sprake is van een pneumonie, omdat een pneumonie noodzaakt tot antibiotische behandeling. Hij schat de voorafkans op een pneumonie op 20%. Stel dat de CRP-test bij een afkappunt van 50 mg/l de volgende testkarakteristieken heeft: sensitiviteit 85%, specificiteit 90%. Wat is de positief voorspellende waarde op een pneumonie in dit geval? a. 30% b. 50% c. 70% d. 90% 27 Een onderzoeksgroep doet een RCT naar behandeling met amoxicilline bij otitis media acuta (OMA). Ze includeren kinderen van 2 tot 12 jaar met OMA sinds drie dagen of langer. Ze excluderen kinderen jonger dan 2 jaar, kinderen die eerder adenotonsillectomie hebben ondergaan, kinderen met aangeboren craniofaciale afwijkingen en kinderen die volgens inschatting van de arts ernstig ziek zijn. Dit onderzoek heeft mogelijk een belangrijke beperking. Welke beperking is dat? Er is een beperking wat betreft de… a. externe validiteit b. interne validiteit 28 Een fenomeen bij onderzoek naar drinken van alcohol is dat patiënten bij vragenlijsten minder consumpties (EH) opgeven dan ze werkelijk drinken, zie het figuur hieronder: Wat is de correcte benaming voor deze afwijking van de werkelijke waarde? a. Confounding b. Effect modification c. Measurement bias d. Random variation herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 11 van 21 29 Wat is een kenmerk van een normale verdeling? (SD = standaarddeviatie) a. Mean = median = mode b. Mean = -1SD, median = +1SD c. Mode ≠ mean d. Van -1SD tot 1SD = 95% 30 In een onderzoek naar decubitus worden voor de variabele ‘decubitus’ vier graderingen gebruikt: 1) niet wegdrukbare roodheid, 2) blaar of open blaar, 3) oppervlakkige decubitus, 4) diepe decubitus. Welk meetniveau heeft de variabele ‘decubitus’? a. Discreet b. Nominaal c. 31 Ordinaal Onderzoekers ontwikkelen een test om ovariumcarcinoom bij vrouwen zonder klachten in een vroeg stadium op te kunnen sporen. Het is een simpel bloedonderzoek en weinig belastend voor de patiënt. De onderzoekers discussiëren over de beste afkapwaarde. Ze willen geen vrouwen met ovariumcarcinoom missen en accepteren eventuele foutpositieve uitslagen. Welke afkapwaarde is het beste voor het doel van de onderzoekers? a. Een afkapwaarde tussen hoog en laag in b. Een hoge afkapwaarde c. 32 Een lage afkapwaarde Wat betekent evaluatiebias bij onderzoek naar de diagnostische waarde van een test? Evaluatiebias beschrijft het feit dat de… a. onderzoekers de beperkingen van de test beter kennen dan de artsen in de praktijk b. sensitiviteit van de test anders is bij screening dan bij diagnostiek c. test in het onderzoek anders wordt uitgevoerd dan in de praktijk d. uitvoering van de test niet onafhankelijk plaatsvindt van de gouden standaard 33 Uit onderzoek blijkt dat de prevalentie van coeliakie 1% is bij mensen met klachten als buikpijn of reflux. Stel dat de positieve likelihoodratio van een test op coeliakie 5,0 is. Wat is de kans dat een patiënt met klachten als buikpijn of reflux coeliakie heeft bij een positieve test? a. 2,5% b. 5% c. 10% d. 20% herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 12 van 21 34 In bovenstaand figuur staan de incidentie en prevalentie van een ziekte weergegeven. Bij de start van het onderzoek in 2011 waren er 1000 patiënten. Elke lijn geeft een patiënt weer. Het bolletje is het begin van de ziekte, en de lijn is de duur van de ziekte. Het is een ziekte die men eenmalig krijgt, en waaraan men niet overlijdt. Wat is de cumulatieve incidentie van deze ziekte in de jaren 2011-2013? a. 11/991 b. 16/980 c. 16/996 d. 20/984 35 Welk studiedesign is geschikt om de prevalentie van een ziekte te kunnen bepalen? Een … a. cross-sectionele studie b. randomized controlled trial (RCT) c. patiënt-controle studie d. prospectieve cohortstudie herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 13 van 21 36 Een belangrijke preventieve taak als arts is om patiënten te adviseren om te stoppen met roken. Het risico voor rokers op hart- en vaatziekten is immers enkele malen groter dan het risico voor niet-rokers, zie onderstaande tabel. Het blijkt echter ook dat het relatieve risico op hart- en vaatziekten daalt met de leeftijd. Incidentie van hart- en vaatziekten Leeftijd Niet-rokers Rokers 45-49 7,4 29,7 50-54 17,2 37,0 55-59 27,9 64,7 60-64 47,4 76,9 65-69 80,2 110,4 Op welke leeftijd is het attributief risico op hart- en vaatziekten door roken het grootst? a. 50-54 jaar b. 55-59 jaar c. 60-64 jaar d. Dat is niet af te lezen uit de tabel 37 Welke bewering over de inclusie van deelnemers aan een cohortonderzoek is correct? Men includeert deelnemers… a. die wel en geen risico lopen om de ziekte te krijgen b. met en zonder de risicofactor c. 38 met en zonder de ziekte Een historisch cohort onderzoek en een case-control onderzoek maken beiden gebruik van gegevens die vastgelegd zijn in het verleden. De uitgangspunten van de onderzoeken verschillen echter wezenlijk in opzet. Wat is het uitgangspunt bij een case-control onderzoek? Uitgangspunt bij een case-control onderzoek zijn patiënten die bij de start van het onderzoek… a. de risicofactor kunnen krijgen b. de ziekte kunnen krijgen c. de risicofactor hebben d. de ziekte hebben 39 In een onderzoek wordt aangetoond dat mensen die tijdens de middelbare leeftijd vitamine B innemen op latere leeftijd een lagere kans hebben om de ziekte van Alzheimer te ontwikkelen. Nadere inspectie van de onderzoeksgroepen leert dat de mensen die vitamine B innamen in het algemeen een gezondere levensstijl hadden met een evenwichtiger dieet en regelmatig bewegen. Waarvan kan hier sprake zijn? a. Confounding b. Effectmodificatie c. Measurement bias d. Selection bias herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 14 van 21 40 Wat is het voordeel van een patiëntcontrole (case control) onderzoeksdesign boven een cohort onderzoeksdesign? Een patiënt controle onderzoeksdesign… a. geeft de mogelijkheid om een relatief risico te berekenen b. is efficiënter wanneer de onderzochte ziekte weinig voorkomt c. geeft een betere schatting van de incidentie d. maakt gebruik van informatie die over een lange periode verzameld is 41 In een patiëntcontrole-onderzoek wordt gekeken of een beroep waarbij men gedurende lange tijd moet staan, zoals chirurgie, een risicofactor is voor spataderen. Het blijkt dat 150 van de 400 cases een staand beroep hebben. Daarnaast hebben 200 van de 600 controles een staand beroep. Wat is de odds-ratio voor spataderen bij een staand beroep? a. (150*250)/(200*400) = 0.47 b. (150*400)/(250*200) = 1.20 c. (250*200)/(150*400) = 0.83 d. (200*400)/(150*250) = 2.13 42 Welk kenmerk draagt het meest bij aan de interne validiteit van een prognostische studie? a. Geïncludeerde patiënten zijn een afspiegeling van patiënten in de dagelijkse praktijk b. Alle patiënten beginnen in hetzelfde ziektestadium c. Er is geen sprake van uitval van patiënten d. De follow-up is dusdanig dat alle patiënten de te onderzoeken uitkomst krijgen 43 Onderzoekers voerden een studie uit naar het effect van antibiotica op het aantal dagen oorontsteking bij kinderen van 6 maanden tot 2 jaar oud. Ze vonden dat antibiotica het aantal dagen koorts significant verminderden (p=0,04). Wat betekent dit? Dit betekent dat de kans op een… a. type-I fout 0,04 is b. type-I fout 0,96 is c. type-II fout 0,04 is d. type-II fout 0,96 is herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 15 van 21 44 Bovenstaand figuur geeft (een deel van) de survivalcurve weer van patiënten met een bepaalde gynaecologische maligniteit. Welk percentage van de patiënten dat na 3 jaar in leven is, leeft ook nog na 7 jaar? a. 11% b. 19% c. 25% d. 33% 45 Een nieuw antihypertensivum wordt onderzocht in een grote randomized controlled trial. Overlijden door hartinfarct is de primaire uitkomstmaat. Gedurende 2 jaar worden 1000 mensen behandeld met het nieuwe middel. 30 van hen overlijden door een hartinfarct. Er worden ook 1000 mensen behandeld met een placebo. 70 van hen overlijden door een hartinfarct. Wat is de number needed to treat? a. (7% - 3%) / 7% b. 7% - 3% c. (7% - 3%) / 3% d. 1 / (7% - 3%) 46 Een randomized controlled trial heeft een uitgebreide lijst aan inclusie- en exclusiecriteria. Wat wordt hierdoor beperkt? a. Construct validiteit (construct validity) b. Externe validiteit (generalizability) c. Inhoudsvaliditeit (content validity) d. Interne validiteit (internal validity) 47 Wat beschrijft het Hawthorne-effect? a. Dat een niet-werkzame interventie het gedrag van patiënten verbetert b. Dat onderzoekers het gedrag van patiënten verbeteren door een interventie c. Dat patiënten hun gedrag verbeteren doordat ze geobserveerd worden herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 16 van 21 48 Er wordt een nieuwe screeningstest geïntroduceerd voor coloncarcinoom. In een gescreende groep werd kanker ontdekt in 60 mensen. In het daaropvolgende jaar werd bij nog eens 25 mensen die in eerste instantie negatief hadden gescreend, alsnog de diagnose coloncarcinoom gesteld. In een even grote controlegroep die niet werd gescreend, werd in dezelfde periode van een jaar bij 50 mensen de diagnose coloncarcinoom gesteld. Wat is voor bovenstaand voorbeeld de sensitiviteit van de test, berekend via de incidentiemethode? a. (60+25)/(60+50) b. 60 / (60+25) c. 1 – (25/50) d. 1 – (60/[60+50]) 49 Patiënte A heeft nooit meegedaan aan het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker. Ze krijgt plots onregelmatig vaginaal bloedverlies. Na onderzoek wordt baarmoederhalskanker gediagnosticeerd. Ondanks chemotherapie overlijdt zij 3 jaar later. Patiënte B heeft meegedaan aan het bevolkingsonderzoek. Bij haar wordt bij het uitstrijkje baarmoederhalskanker geconstateerd. Er wordt gestart met chemotherapie. Na 3 jaar zet de ziekte steeds verder door, nu ook met ernstig bloedverlies. Zes jaar na het uitstrijkje overlijdt patiënte B. Welke bias kan meespelen bij de langere overlevingsduur van patiënte B? a. Compliance bias b. Lead-time bias c. Length-time bias d. Measurement bias 50 Welk criterium voor de aannemelijkheid van een oorzaak-gevolg-relatie kan niet goed vastgesteld worden met een patiënt-controle onderzoek (case-control study)? a. Of de determinant consistent samenhangt met de ziekte b. Of de determinant sterk samenhangt met de ziekte c. Of er een biologisch plausibele relatie tussen determinant en ziekte is d. Of er een temporele relatie tussen determinant en ziekte is 51 Een jongeman van 18 jaar heeft sinds een half jaar onbeschermde wisselende homoseksuele contacten. Hij is op de SOA-poli om getest te worden. De arts doet onderzoek naar HIV, lues, chlamydia en gonorroe. Welke andere test is in ieder geval ook geïndiceerd? a. DNA-test humaan papilloma virus b. Hepatitis-B serologie c. Kweek Stafylococcus aureus d. PCR herpes genitalis virus herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 17 van 21 52 Een vrouw van 21 gaat als maagd het huwelijk in. Na twee weken consulteert ze de huisarts in verband met erg veel pijn bij het vrijen. Wat is de beste anamnesevraag die de huisarts nu kan stellen? a. Beleeft u plezier aan zelfbevrediging? b. Heeft u glijmiddel geprobeerd? c. Hoe is de relatie met uw man? d. Wat is de culturele achtergrond van u en uw man? 53 Een vrouw van 32 jaar heeft sinds ongeveer twee jaar toenemend last van pijn bij het vrijen. Tevens heeft ze veel pijn in de onderbuik tijdens de menstruatie. Bij doorvragen blijkt ze ook al drie jaar een onvervulde kinderwens te hebben. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de pijn bij het vrijen bij deze patiënte? a. Endometriose b. Emotionele problemen c. Ovariumcarcinoom d. Somatisch onverklaarde lichamelijke klachten (SOLK) Casus 1 (hoort bij vraag 54 en 55) Een 75-jarige man heeft een naar de hilusklieren gemetastaseerd bronchuscarcinoom. Hij is uitbehandeld en terminaal. De huisarts verwacht zijn overlijden over ongeveer een week. Sinds drie dagen heeft hij toenemend last van stuwing van zijn hals en hoofd gepaard gaand met hevige hoofdpijn, wat de huisarts toeschrijft aan een vena cava superiorsyndroom. Met krachtig werkende opiaten lukt het niet om de hoofdpijn voldoende te onderdrukken. 54 Welke bijwerking moet men verwachten bij het snel ophogen van de medicatie in deze casus? a. Anafylactische shock b. Braken c. Dysartrie d. Epileptisch insult 55 Welk beleid is nu geïndiceerd en met welk middel? a. Euthanasie met als eerste middel een barbituraat b. Euthanasie met als eerste middel een curare-derivaat c. Palliatieve sedatie te beginnen met midazolam d. Palliatieve sedatie te beginnen met morfine Einde casus 1 herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 18 van 21 Casus 2 (hoort bij vraag 56 en 57) Een man van 55 jaar heeft sinds zijn 17e jaar gemiddeld 30 sigaretten per dag gerookt. Na een scheiding gaat hij samenwonen met zijn nieuwe partner. Die eist dat hij het roken staakt, wat hij van de ene dag op de andere doet (‘zo ben ik’). Na 2 weken meldt hij zich bij zijn huisarts met klachten. 56 Welke klachten zijn te verwachten in deze situatie? a. Apathie en sufheid b. Diarree en tachycardie c. Euforie en gewichtsverlies d. Prikkelbaarheid en concentratieproblemen 57 Welk medicament is nu geïndiceerd? a. Bupropion b. Nicotinevervangend middel c. Nortriptyline d. Varenicycline Einde casus 2 Casus 3 (hoort bij vraag 58 en 59) Een docente op een plaatselijk VWO heeft een man met MS. Hij gaat steeds verder achteruit. Door de zorgen meldt ze zich ziek vanwege oververmoeidheid. Ze krijgt weinig begrip van haar leidinggevende. Dan komt haar man te overlijden. De docente is extreem moe, emotioneel labiel, heeft hoofdpijn en voelt zich duizelig. Na twee weken neemt de leidinggevende contact met haar op en eist werkhervatting. Ze vraagt de huisarts om advies. Deze raadt haar aan om niet te gaan werken en onmiddellijk een afspraak met de bedrijfsarts te maken. 58 Welke diagnose is het meest waarschijnlijk? a. Angststoornis b. Depressie c. Persoonlijkheidsstoonis d. Surmenage 59 Welk advies van de bedrijfsarts is het beste in deze situatie? a. Analyseren van belastende factoren in haar werksituatie b. De patiënte adviseren werk te hervatten voor 50% c. Samen met de patiënte en de huisarts een plan voor werkhervatting maken d. Verwijzing naar de GGZ voor psychiatrische diagnostiek Einde casus 3 herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 19 van 21 60 Een meisje van 6 jaar is sinds 4 weken nachtelijk aan het hoesten en heeft last van dyspnoe bij inspanning. Ze gebruikt meerdere keren per dag salbutamol. Welke medicamenteuze behandeling is nu geïndiceerd? a. Corticosteroïd inhalatie b. Ipratropium inhalatie c. 61 Langwerkend betasympathicomimeticum inhalatie Een vrouw van 75 jaar heeft sinds vijf jaar coxartrose rechts. Ze heeft pijn in het rechter bovenbeen bij het lopen, vooral in de ochtend. Met drie paracetamol per dag is de pijn onvoldoende onder controle. Een controlefoto laat een matig-ernstige versmalling van de gewrichtsruimte zien en enkele artrotische haken. Zij heeft hypertensie en diabetes mellitus type 2 met retinopathie en neuropathie. Wat is nu het beste beleid voor de behandeling van de coxartrose en waarom? a. Conservatief want de pijnstilling is nog niet optimaal ingesteld b. Conservatief want door haar comorbiditeit is een operatie gecontra-indiceerd c. Operatief want de uitslag van de röntgenfoto is doorslaggevend d. Operatief want haar dagelijks functioneren is sterk verslechterd 62 Een vrouw van 55 jaar is reeds vier jaar in de postmenopauze. Zij heeft sinds drie maanden pijn in de linker mamma en voelt zelf geen afwijkingen. De huisarts vindt alleen drukpijn op het gebied vlak boven en lateraal van de tepel. Ze vindt geen palpabele afwijkingen of gezwollen lymfeklieren. Wat is nu het beste diagnostische beleid? a. Een mammografie b. Een MRI-scan c. Een proefpunctie uit het pijnlijke gebied d. Het lichamelijk onderzoek maandelijks herhalen en verdere diagnostiek bij afwijkingen 63 Een vrouw van 90 jaar consulteert de huisarts in verband met kortademigheid en hartkloppingen. Ze ziet nogal bleek. De huisarts laat bloed onderzoeken en vindt een ferriprieve anemie. Haar voeding is gevarieerd ondanks lichte bovenbuiksklachten. Ze heeft namelijk sinds ongeveer een jaar regelmatig pijn in de bovenbuik en is daarbij soms misselijk, zonder braken. Deze klachten reageren goed op de Rennies die patiënte er zelf voor inneemt. Ze heeft nooit bloed bij de ontlasting gezien. Ze valt geleidelijk af: 3 kg in 6 maanden (uitgangsgewicht 70 kg). Wat is nu het beste beleid? a. Coloscopie b. Gastroscopie c. IJzersuppletie d. Stollingsonderzoek herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 20 van 21 Casus 4 (hoort bij vraag 64 en 65) Een man van 28 jaar is uitgegleden en hard op zijn zitvlak gevallen. Hij consulteert nu de huisarts in verband met pijn in zijn scrotum. De huisarts ziet enkele kleine bloeduitstortingen in de scrotumhuid en palpeert de scrotuminhoud. De rechter testis is erg drukpijnlijk. De linker testis is beduidend groter dan de rechter en is niet drukpijnlijk. Beide testes hebben een normale consistentie en voelen glad aan. 64 Wat is nu het beste diagnostische beleid? a. Een echo van de linker testis b. Een maand afwachten en het lichamelijk onderzoek herhalen c. Een punctie uit de rechter testis d. Sperma-onderzoek op maligne cellen 65 Stel dat bij deze patiënt een testiscarcinoom wordt vastgesteld, hoe is dan zijn prognose? a. 2-jaars overleving 50% b. 2-jaars overleving 95% c. 5-jaars overleving 50% d. 5-jaars overleving 95% Einde casus 4 herSET Leren dokteren 4 / afname 21-07-2014 Pagina 21 van 21
© Copyright 2024 ExpyDoc