Vrouw Holle 4 &4 œ œ œ œ m. Alois Künstler (1905-1991) v. Beatrijs Gradenwitz (1926-2010) œ œ œ œ œ œ œ œ œ 1. De vlok - ken dwar - r’len zacht - jes neer en 5 & œ œ Hol - le œ œ gaat daar œ heen œ en ˙ weer. bui - ten bloeit de œ œ Snor - re, œ œ wiel - tje, œ œ œ œ Kerst - bloem teer. Vrouw œ œ Œ snor - re. 2. De maan gluurt over wolkenrand, wijst haar de weg in 't witte land. Zij kijkt waar nog een lichtje brandt. Snorre, wieltje, snorre. 3. Dan staat zij stil en kijkt heel goed, wie er het wieltje snorren doet. Wie vlijtig spint beloont zij goed. Snorre, wieltje, snorre. De gebroeders Grimm hebben het sprookje van Vrouw Holle opgetekend. Dit sprookje wordt ook wel Het vlijtige Liesje en het luie Liesje of Goud-Elsje en Pek-Elsje genoemd. Vrouw Holle maakt sneeuw door haar kussen uit te kloppen en met haar spinnewiel spint ze de wolken. Ze is beschermvrouwe van spinners en wevers. In volkverhalen uit Midden-Europa is er een vrouwfiguur, die Holle, Holda of Hulda werd genoemd. Ze was aanvoerster van de Wilde Jacht, een bovennatuurlijke jachtgroep, dat te paard door de nachtelijke lucht raasde wat als voorbode voor naderend onweer werd gezien. Tussen 23 december en 5 januari keek ze wie van de mensen vlijtig of lui was geweest. ook opgenomen in De Gouden Poort uitg. Christofoor, Zeist gedownload van www.vrijeschoolliederen.nl, het verzamelde liedrepertoire van vrijescholen in Nederland
© Copyright 2024 ExpyDoc