OvD Zondag 4 januari 2015

OvD Zondag 4 januari 2015
Openingsgebed
Heer, onze God,
Uw licht is op onze aarde gevallen
en schijnt op ons bestaan.
Toch is er zoveel dat uw licht verduistert en vertroebelt.
Het leven dat gaat zoals het gaat,
alsof er niets is gebeurd.
Maar bovenal ook onze eigen weerstand
en onvermogen om uit de duisternis te vertrekken
van ons eigen hart
en alles wat daarin leeft aan ongeloof, boosheid en gemakzucht.
Daarom bidden wij U:
kom ons te hulp.
Geef ons een teken van uw aanwezigheid
opdat ook wij op weg zullen gaan
uw aanwezigheid tegemoet.
Amen.
Verkondiging
Gemeente in de Heer Jezus Christus,
Het moet in één van de vele kerstbijlagen geweest zijn die ik opensloeg in de periode
tussen Kerst en Oudjaar. Het ging over de kunst van de conversatie aan de Kerstdis
dat blijkbaar niet vanzelf gaat. Zaak was onderwerpen als religie en politiek te
vermijden. Onwillekeurig dacht ik terug aan het grootouderlijk huis van mijn
moederszijde in Zeist waar een veertig jaar terug vergelijkbare adagia golden. En
waar het dus eigenlijk nergens in het bijzonder over ging. En ik dacht terug aan mijn
grootvader van vaderszijde in Den Bosch. Keurig hervormd, vreest u niet. Maar ook
één van de leiders van de spoorwegstaking in oorlogstijd. Bij uitstek tijdens feest – en
verjaarsdagen in een felle discussie verwikkeld met zijn broers en mijn oudooms
waarvan sommigen een totaal andere politieke keuze hadden gemaakt. Veel
1
stemverheffing en sigarenrook, zo herinner ik het mij als kleinkind dat bij voorkeur
daar ergens onder de tafel kroop. En op Tweede Kerstdag kwam dat allemaal samen
in mijn ouderlijk huis. Kunt u nagaan hoe gezellig dat was.
We willen en kunnen er niet omheen dat het Evangelie, van welke kant we het ook
benaderen, van meet af verkondigd wordt in een politieke en religieuze werkelijkheid
en daar ook het debat mee aangaat. In het Evangelie volgens Lucas, dat oude en
vertrouwde Evangelie dat klinkt op de Kerstavond, hoorden wij reeds hoe Lucas de
geboorte van dit kind als heiland van de wereld in scherp contrast brengt met de
dagen van de keizer Augustus die zichzelf eveneens als heiland van de gehele
bewoonde wereld liet proclameren. Daar ook reeds vielen de namen van Quirinius als
gouverneur van Syrië en Herodes, die duistere koning in Jeruzalem. Het religieuze en
politieke spel is meteen op de wagen: wie is de werkelijke heiland? Wie zal de wereld
werkelijk terecht brengen? Wie wordt het? Augustus, de vanouds verhevene? Of nu
juist die vreemde messias, die de weg van de vernedering, de weg van een knecht zal
gaan, en zo de wereld redden zal? Misschien hoopt een enkeling, die de conversatie
vlekkeloos zal willen houden, dat een ander evangelie nog uitkomst zal bieden.
Johannes misschien? Marcus of Matteüs? Maar overal, in alle delen van de Schrift,
zal hij merken dat dat niet gaat. Dat overal een scherpe tegenstelling gemaakt zal
worden tussen het duister en het licht. Dat pas bij Jezus Christus een werkelijk begin
van het Evangelie gemaakt wordt. En dat dit nieuwe begin niet zonder gevolgen is
voor de bestaande politieke en religieuze orde. Wie hoopt op wat meer rust in het
Evangelie volgens Matteüs komt ook daar bedrogen uit. Want ook daar duikt hij
meteen aan het begin alweer op, deze contrastkoning. Deze namaakkoning. Deze
koning die in alle opzichten het tegendeel is van dat kind van David. De koning die
zich niet verschuilt in koningsburchten. Geen hermelijn en kroon draagt. Hij die niet
komt uit de grote stad – hoe vreemd ons dat ook als Amsterdammers mag schijnen –
maar uit Betlehem. Uit het door de Heer nooit echt vergeten Betlehem.
2
Het schijnbaar onschuldige verhaal van Matteüs over de wijzen uit het Oosten is dus
vol politieke en religieuze polemiek. Quasi onschuldig en heerlijk voor de neus weg
informerend, introduceert de evangelist hier drie magiërs uit het Oosten die
hoegenaamd van niets weten, vreemdelingen in Jeruzalem zijn, en dus naar koningen
informeren op plaatsen waar dat te doen gebruikelijk is: in paleizen ten hoofdstede,
bij koningen als Herodes. Want daar – zo weet toch ieder zinnig mens – plegen
koningen geboren te worden. En met een heerlijke heidense onschuld informeren zij
ook nog tot overmaat van ramp naar 'de koning der joden'; een term die de evangelist
Matteüs exclusief reserveert als uitgesproken door de mond van heidenen, op één
plek na waar hij het pesterig in de mond van zijn eigen volk legt. ‘Waar toch’, zo
vragen zij, in dat enthousiasme dat - pijnlijk genoeg - blijkbaar alleen nog van de kant
der heidenen komen kan, ‘waar is deze koning der joden, want wij hebben zijn ster in
het Oosten gezien en zijn gekomen om hem hulde te bewijzen’. Herodes en – zo staat
geschreven – heel Jeruzalem met hem, geraakte in een shock, ontstelde zeer.
Het is overigens duidelijk dat de evangelist Matteus niet gemakkelijk over zijn eigen
shock heen weet te komen dat Israel, zijn eigen volk, de Messias niet herkend heeft
en dat daarom nu die mogelijkheid aan de heidenen is gegeven. Maar dat is vooral
een historische opmerking daarom voor vandaag minder interessant. Wat mij bovenal
boeit en bezig houdt, is dat Matteus een veel en veel ouder, en daarom helaas altijd
weer nieuw verhaal herneemt. Het is het verhaal van de macht. Het is het verhaal van
het behoud van de status quo. Een verhaal dat blijkbaar altijd verontrust wordt door
het bericht van het nieuwe, door het bericht van het goede nieuws voor iedereen die
leeft in het welbehagen des Heren. En dat bericht – het spijt me om dat te moeten
zeggen – valt blijkbaar toch beter in goede aarde bij wie hoopt, bij wie verlangt, bij
wie zucht en smacht naar vrede en gerechtigheid dan bij wie vrede vindt in het
bestaande. Het is goed nieuws voor mensen in de marge, voor de kleinen in
3
Betlehem, zoals de profeet Micha heeft voorzegd. Voor wie hoog is gezeten, voor
wie de verzamelde schriftgeleerden en overpriesters vooral mannetjesmakers en
communicatiemedewerkers zijn, geldt het bericht van de profeet Micha slechts als
opsporingsbericht om de beginnende onrust ergens in de provincie met harde hand de
kop in te drukken. Het is het verhaal van alle tijden. Het is het verhaal van Farao die
alle jongetjes tot twee jaar de Nijl in zal laten werpen. Het is het verhaal van Herodes
– in het geheel niet toevallig – die, naar zeggen van Matteus, tot hetzelfde zal
besluiten in Betlehem en omstreken. Het is het verhaal van Assad, van Mugabe, van
zelfbenoemde leiders van een islamitisch kalifaat. Van Vladimir Poetin met wie
andere koningen der aarde overigens graag een biertje drinken.
Het verhaal van de wijzen uit het Oosten is geen exotisch verhaal. Het is geen verhaal
dat ons naar de sterren verwijst. Naar de buitengemeen interessante maar
tegelijkertijd volkomen irrelevante vraag welke constellatie der sterren of supernova
deze magiërs al of niet gezien zouden hebben. Maar het is de vraag die ons
terugwerpt op onszelf. Of wij bereid zijn ons diep neer te buigen voor het onooglijke
waarvan wij vermoeden dat het heil der wereld daarvan afhangt. Of wij bereid zijn
aan deze vreemde koning ons alles te geven: ons equivalent van goud, wierook en
mirre. Dat is de kwestie, in elke tijd steeds maar weer.
Amen.
Voorbeden
Heer, onze God,
Gij die alle menselijke wijsheid
tot dwaasheid maakt,
in uw wonderlijk licht
wilt Gij ons tasten en zoeken
tot rust brengen.
Wij danken U vandaag
4
voor uw verschijnen onder ons
in de kleinheid en kwetsbaarheid
van een mensenkind
en wij bidden U
dat wij in Hem U mogen ontwaren
als de morgenster
het licht dat voor ons uitgaat,
alle dagen van ons leven,
zo bidden wij:
Dat uw licht ook ons bestaan raakt,
dat bidden wij.
Dat de donkerte rondom ons
de angst en de verwarring ook,
opgenomen wordt en tot rust komt
in uw licht dat schijnt voor alle volkeren
en dus ook voor ons,
laatkomers en nakomers
rondom het heil dat in Sion daagde.
Zo bidden wij:
Voor uw tastende wereld bidden wij,
voor wie zoekt naar recht,
voor wie zoekt naar liefde
voor wie verlangt naar het licht.
Voor de verdrietigen bidden wij
de moedelozen,
ook in een jaar dat nog maar amper begonnen is,
hoe moet dat nu, weer een jaar,
en wat zal het ons brengen?
Wees Gij voor hen aanwezig
als een wenkend licht
een perspectief,
een toekomst,
een route naar vrede.
Zo bidden wij:
Stil Gebed
Onze Vader
5