essay Het eeuwige, verbonden brein B e e l d : ann e c l a i r e d e br e i j Uit heb- en gemakzucht bouwen we mee aan onze virtuele persoonlijkheden, die onderling verbonden worden in c ollectieve big data. Maar zal dat ons beschermen tegen zwarte zwanen, vraagt Peter Olsthoorn zich af. Kijk naar de schermverslaving op straat en in de trein: we leiden een dubbelleven. Aan het fysieke zal een einde komen, het virtuele leeft voort. We bouwen even zeker als onbenullig aan een enorme digitale nalatenschap. Zelfs ons nageslacht zal daarvan de gevolgen ondervinden. Ray Kurzweil, de uitvinder van de scanner, tekstherkenning en de leesmachine voor blinden en volgens het blad Forbes de ‘erfgenaam van Thomas Edison’, voorspelde dat in 2035 de computerintelligentie de menselijke wijsheid in de schaduw zal stellen. Tegen de tijd dat de Chinezen Europa economisch naar het tweede plan hebben verwezen en wij van hun toerisme leven, zullen we hen in Amsterdam de weg wijzen in een persoonlijk gesprek. Google Translate is de eerste majeure toepassing van big data oftewel dikke data. Vertaling vindt plaats op grond van enorme bergen data uit eerdere vertalingen, onder meer van de Europese Commissie. Met de gegevens die we op alle mogelijke plekken invoeren, bouwen we verder aan ons externe brein. Nu al beantwoordt Google de meeste van onze vragen niet louter rationeel. We geven immers ook onze wensen, heimelijke genoegens en 36 De lta L loy d M aga zin e , j u l i 2014 fantasieën prijs aan onbekende machines ver weg. We laten ons volledig kennen. Behalve wellicht je moeder, kent niemand je beter dan Google. De Google-baas heeft al zijn ultieme doel geschetst: onze persoonlijke adviseur worden. Profilering leidt tot kennis van wat het beste voor ons is. Zoiets als: ‘U heeft nu tachtig keer overgewicht ingetikt, tijd voor aandacht voor uw bejaarde overbuurvrouw in plaats van dat egocentrisme.’ En dan vriendelijker, beter op maat en commerciëler, want Google moet er wel aan verdienen. Denk je eens in: de Google-auto die je naar een verrassingshotel rijdt op grond van je profiel en dat van je partner. Facebook boekstaaft alles van ons online sociale gedrag. Van degenen die we attractiever en boeiender vinden dan onze eigen partner, tot een diepgaand psychologisch profiel op basis van de talloze handelingen met en uitingen tegenover deze machine. We betalen het instant genot en gemak van ‘gratis’ Google en Facebook met zeeën van persoonsgegevens. En bouwen ook graag mee aan de Bonus-databerg van Ahold: wat we bij welke boeken van Bol.com drinken van Gall & Gall. Om nog maar niet te spreken van de kennis bij banken over ons Delta L loy d M aga zin e , j u l i 2014 37 C olumn financiële gedrag. En zoals we inmiddels weten, gebruiken inlichtingendiensten zoals NSA alle data die wij zo grif aan internetbedrijven toevertrouwen, voor een gezamenlijk commercieel en staatsbelang. In de diepvries ‘U heeft nu tachtig keer overgewicht ingetikt, tijd voor aandacht voor uw bejaarde overbuurvrouw’ We staan pas aan het begin. Silicon Valley verzamelt de slimste jongens en meisjes ter wereld die codes moeten programmeren om onze hebzucht, gemakzucht, ijdelheid, lust en ongeduld te exploiteren. De NSA en AIVD hebben vast al een lijstje met potentiële moordenaars van Geert Wilders samengesteld. Want waarom zouden ze anders in vredesnaam die databergen gebruiken? Medisch onderzoek zal, met de combinatie van DNA-kennis en databergen van ons gedrag en eigenschappen, gigantische sprongen vooruit maken. Waar we nu nog met lege handen staan bij vreselijke ziekten als ALS en volksstammen worden geplaagd door afschuwelijke migraine, zullen ontdekkingen dankzij die dikkedata-analyse – hopelijk – oplossingen bieden. Maar dit ‘collectieve brein’ zal ook de zwarte kanten van de mensheid exploiteren op grond van onze niet uit te roeien ondeugden zoals afgunst en ijdelheid. Het zal de mogelijkheid bieden van virtuele aanvallen, uitsluiting, verminking en diefstal. Ook dikke data zullen niet ontsnappen aan het kwaad. Overheden en bijvoorbeeld verzekeraars kunnen data ook gebruiken om mensen uit te sluiten. En om gedrag te sturen en vergaand te bepalen; het grootste gevaar van al die big data. Ook die tendens is al in gang gezet, gedreven door de markt: de gezonde, werkende meerderheid. Banken kunnen die data heel banaal aanwenden voor persoonlijke reclame, of om aan de hand van ons bestedings gedrag over vele jaren proberen ons te behoeden voor 38 De lta L loy d M aga zin e , j u l i 2014 Jur jen Alkema Vinden we dit allemaal erg? Of calculeren we welbewust dat we in ruil voor onze gegevens gratis kennis en fantastische diensten en staatsbescherming tegen gespuis krijgen? Immers, privacyschending plegen we vooral zelf. Dus kennelijk maken we ons er niet druk om. En hopen we ons voordeel te doen met die gigantische ruilhandel met data. Oftewel met de groeiende, boeiende uitkomsten van dikkedata-analyse. En hoe lang blijven die data bewaard? Ga er maar van uit tot lang na onze dood. Want ze zijn behalve commercieel en wellicht ook medisch nuttig om ons van wieg tot graf te bedienen, ook handig voor profilering van ons nageslacht en de groepen en ‘lookalikes’ met wie we worden ingedeeld en vergeleken. Je bent straks al voor je geboorte gekend, maar dankzij big data vinden we ook onze gelijken in kennis en intelligentie, interesses, gezondheid, sport en spel. Zo’n sociaal netwerk is boeiender dan de voorspelbare contacten op Facebook, dat wellicht zelf in die mondiale verbindingen zal voorzien. v alkuilen. Maar ze kunnen ze ook gebruiken om individuen die volgens wiskundige formules en psychologische indelingen discutabel betalingsgedrag vertonen, uit te sluiten. De beslissende factor in dit alles is: vertrouwen. Dat is enorm op de proef gesteld door zowel democratische staten als financiële concerns. Zijn ze nog wel te vertrouwen? Daar zijn we lang niet meer zeker van. We hopen – een synoniem van bidden – dat de toekomst van Kurzweils superintelligente brein, ofwel de versmelting van onze hersens met de computers van het slimme bedrijfs leven in de cloud, ons geluk naar nog grotere hoogten zal stuwen. Wie weet komt het wel goed. Toch kennen ook techno- en bureaucraten hun beperkingen. Ze zijn niet opgewassen tegen de zwarte zwanen: volkomen onverwachte gebeurtenissen, die afwijken van hun gedachte lijn en die tot een catastrofe of grote doorbraak kunnen leiden. Zoals Poetins veroverdrift ons overviel, terwijl wij maar bleven zeuren over de procentjes ‘economische crisis’. Of zoals de fenomenale maar ontwrichtende werking van 3D-printing op onze distributie. Op weg naar de collectief intelligentere mens van 2045 zijn we dan ook niet immuun voor verwoestende natuurrampen, virussen of gewapende strijd. Constanten in de geschiedenis waartegen ook dikke data geen afweer vormen. Peter Olsthoorn is onderzoeksjournalist en schrijver. Hij schreef onder andere de boeken Privacy bestaat niet – Doe er je voordeel mee, De macht van Google en De macht van Facebook. Ze noemen zich ‘cryonisten’. Zodra ze klinisch dood zijn, laten ze zich ‘vitrificeren’: zó snel invriezen dat de lichaamscellen zonder schade worden stilgezet. Als je je tot het hoofd beperkt, kan dat in de VS al vanaf 10.000 dollar, in Rusland nog goedkoper. Het idee is dat het brein dan over een eeuw of wat, ontdooid en voorzien van een nieuw gezond lichaam, het leven kan vervolgen. De ware cryonist kijkt echter verder, want ook hersenen verouderen. Zijn wens is ooit onsterfelijk voort te leven, geüpload in een computer. Verder leven met een nieuw lichaam, of zonder lichaam… het is leuk bedacht, maar de complicaties zijn enorm. De hersenen zijn langs ontelbare zenuw verbindingen met het lichaam verbonden. Gedachten, emoties en herinneringen komen tot stand in een voortdurend samenspel met zenuwbanen naar zintuigen, hart, huid, maag en spieren. Volgens neuro-onderzoeker Antonio Damasio hebben we aan dit samenspel zelfs ons zelfbewustzijn te danken. Wat ik interessant vind aan de cryonisten is niet hun naïeve toekomstvisie, maar de honger naar onsterfelijkheid. Hoe ver wil je gaan? Menselijk is hun verlangen zeker. Dieren rennen voor hun leven vanuit een reflex. Alleen mensen worstelen met gedachten over doodgaan. We vinden het onver draaglijk niet te weten hoe onze kleinkinderen groot worden en beangstigend ons over te geven aan het onbekende. Jaren geleden ontmoette ik de Britse neuropsycho loog Paul Broks. Hij vertelde over de ontreddering van zijn patiënten als ze ontwaken uit een coma. Dat ze weken of maanden van het leven hadden gemist, beklemde en verontrustte ze. Ze wisten wat er aan de hand was, maar begrepen het niet. Want waar waren ze in de tussentijd geweest? Broks bedacht een manier om het uit te leggen. Hij vergeleek de menselijke geest met een kaarsvlam die kan doven en later weer aan gaan. Daartussenin is de kaarsvlam er niet. Toen hij dit vaak had verteld, merkte hij tot zijn verrassing dat zijn eigen angst voor de dood was verdwenen. Mensen zijn verhalenvertellers. Onze hersenen besteden zeeën van tijd en energie aan het scheppen van een vertelling over ons leven. Ze trekken een rode draad door alle gebeurtenissen en zorgen dat die draad niet breekt. Daarom worstelen we zo met de dood: het verhaal kan niet eindigen. Want wat gebeurt er dan daarna? ‘Wie zich laat invriezen, gaat niet dood; partner en kinderen kunnen altijd op bezoek komen’ Mensen die zich laten invriezen, gaan niet dood. Partner en kinderen kunnen altijd langskomen om de geliefde te bezoeken. ‘Dat geeft troost’, schrijven de folders. Troost? Iedereen die iets van rouw verwerking weet, huivert bij zo’n opmerking. Weinig is zo belastend voor nabestaanden als verder moeten leven zonder een onomkeerbaar afscheid. Hoe pijn lijk en onbegrijpelijk dat definitieve afscheid ook is, zo kunnen ze verder met hun eigen leven. Mark mieras is schrijver en wetenschapsjournalist, gespecialiseerd in het brein. Hij schreef onder andere de boeken Ben ik dat? en Liefde.
© Copyright 2024 ExpyDoc