Download Analyse - België is geen eiland

Analyse geen eiland: Centraal-Afrika
België is geen eiland. Daarom stelde 11.11.11 een verkiezingsmemorandum samen, waarin we aan onze politici
vragen om een internationale bril op te zetten en het lef te hebben om globale uitdagingen aan te pakken. Na onze
publieksactie - herinner je de Vlaamse partijvoorzitters in een Hawaïhemd - en het geslaagde voorzittersdebat,
zoomen we nu in op een paar beleidsthema’s die voor ons cruciaal zijn en waarvoor we concrete maatregelen
willen zien, zowel voor, tijdens als na de verkiezingen van mei 2014. Hiervoor baseren we ons op een vragenlijst
die we naar alle partijen stuurden, de beschikbare visie- en programmateksten en publieke uitspraken. Deze week:
Centraal-Afrika.
Een prioriteit voor het Belgische beleid
Historische banden, de Belgische expertise of de gigantische noden. Er worden verschillende redenen
aangehaald om Centraal-Afrika een centrale plaats te geven in het Belgische buitenlandse en ontwikkelingsbeleid.
Maar dat de regio die plaats moet krijgen, daar lijken de Vlaamse politieke partijen het wel opvallend vaak over eens.
Vraag maar eens aan een politicus die dit beleidsdomein wat opvolgt wat de prioritaire regio’s moeten zijn. Reken
maar dat Centraal-Afrika bovenaan het lijstje staat. Ook in de aanloop naar mei 2014.
“
Op vlak van inhoud schijnen er evenmin
onoverbrugbare verschillen tussen de partijen te
Ontwikkelingssamenwerking
zijn. Neem nu bijvoorbeeld het bezoek deze week
van presidenten Nkurunziza (Burundi), Kagame
mag geen middel zijn om de
(Rwanda) en Kabila (DR Congo) aan Brussel in het
Belgische invloed te versterken kader van de EU-Afrikatop. Alle democratische
partijen ondertekenden gezamenlijk een brief die
Elio Di Rupo opriep om de grondwetsherzieningen in de regio Grote Meren aan te kaarten op die top en om “een
pleidooi te voeren voor een vreedzame en transparante voorbereiding van de verkiezingen, waarbij de rechten van
de oppositie, het middenveld en de pers gerespecteerd worden.”
Democratie, daar en hier
Democratische principes en mensenrechten zijn waarden die over het hele politieke spectrum gedeeld worden.
Dus vinden alle partijen het belangrijk om “maatregelen te nemen om bij te dragen aan de versterking van de
rechten van het middenveld, de pers en de politieke oppositie in Congo, Burundi en Rwanda.” Dit antwoordden
ze althans unisono op de vragenlijst van 11.11.11. Enkel PVDA+ is hier de vreemde eend in de bijt. Voor deze
partij is “het versterken van de politieke oppositie door de Belgische regering in een ander land daarentegen
een onaanvaardbare inmenging in de interne aangelegenheden van dat land.” Dat België oppositiepartijen zou
ondersteunen in de betrokken landen zou inderdaad een brug te ver zijn, maar hun rechten verdedigen is voor
11.11.11 wel een prioriteit.
Als we even de actualiteit in de drie landen onder de loep nemen, dan zien we dat mensenrechten zoals het recht
op vrije meningsuiting en organisatie het zwaar te verduren hebben. Rwanda wordt beschuldigd van aanslagen op
opposanten in Zuid-Afrika, in Burundi worden aanhangers van oppositiepartijen tot levenslange gevangenisstraf
veroordeeld en in Congo staan mensenrechtenverdedigers zwaar onder druk. Dit zijn universele rechten, die België
op verschillende manieren kan versterken. Dan toch een meningsverschil tussen ons en een van de politieke
partijen, of gewoon een verschillende interpretatie?
Bekijken we even de vragen die in de parlementen gesteld worden. Vooral Congo, maar ook Burundi en Rwanda
passeren er wekelijks de revue. Maar echte verantwoording afleggen, dat moeten Reynders en co. nooit doen.
Of minister Reynders naast zijn talloze persberichten (24 in 2013 alleen al) ook een echte dialoog voert met de
Congolese autoriteiten, wat minister Labille tijdens zijn reizen naar de regio juist doet, of de opleiding van de
Congolese legerbataljons door De Crem wel een duurzame impact heeft, daar word je via parlementaire debatten
niet wijzer van. Alle parlementaire aandacht voor de regio is natuurlijk aan te moedigen, maar de wijze waarop het
debat in Kamer en Senaat gevoerd wordt is wel aan een opfrisbeurt toe.
Een strategische en voorwaardelijke aanpak?
Er bestaat een consensus bij de Vlaamse partijen over de nood aan een meer strategische aanpak van
het Belgische beleid betreffende de Grote Merenregio. Indien de reacties van de partijen op de bevraging van
11.11.11 kloppen, komt er sofort een “ambitieuze
en coherente strategienota voor het Belgische
Centraal-Afrikabeleid, onderschreven door de
ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie,
In onze vragenlijst stellen
Ontwikkelingssamenwerking en Financiën”. In de
vragenlijst zijn democratisering en mensenrechten
alle partijen democratisering
prioriteiten voor alle partijen. Niet onverwacht
en mensenrechten voorop
benadrukken Open Vld en CD&V eveneens de
aandacht voor het economische aspect. Opvallend
afwezige factor in de vragenlijst wat betreft de prioriteiten voor Centraal-Afrika van N-VA, Open Vld en PVDA+, is
alles wat conflict en veiligheid omvat. Toch opmerkelijk, gezien het conflict in Oost-Congo de topprioriteit is voor de
Belgische diplomatie in de regio.
“
Opvallende bondgenoten in onze vragenlijst zijn Groen en N-VA in hun oproep voor een meer conditionele
aanpak van de ontwikkelingssamenwerking met DR Congo, Rwanda en Burundi. Dit kwam al aan bod in het debat
over de homowet in Oeganda. Tijdens ons verkiezingsdebat leken niet alleen Groen en N-VA, maar alle partijen
ervoor gewonnen om politieke voorwaarden aan ontwikkelingssamenwerking te koppelen, bijvoorbeeld rond
mensenrechten, als de bevolking daar geen nadeel van ondervindt. Even herhalen dat 11.11.11 niet per se gekant is
tegen het koppelen van ontwikkelingshulp aan respect voor mensenrechten en democratische principes. Bovendien
is er een kloof tussen discours en concrete handelingen. De radiostilte van de partijen tijdens de voorbereiding van
het nieuwe ontwikkelingsprogramma van België met DR Congo, dat deze week tijdens de EU-Afrikatop ondertekend
wordt, is immers wel erg opvallend. Als ons land dan toch zo’n voorstander is van meer conditionaliteit, waarom
weegt het dan niet meer op dat ene beslissingsmoment waar dit aan bod komt? Een illustratie van de kloof tussen
discours en concrete handelingen.
Out of Africa
Relatief veel consensus dus, op het eerste zicht. Maar is het wel zeker dat Congo, Burundi en Rwanda na mei
2014 behouden worden als partnerlanden binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking? Als we tussen de lijnen
van de N-VA-visienota over ontwikkelingssamenwerking lezen, is dat zeker geen garantie. Volgens deze partij is de
keuze van de partnerlanden immers “vooral nattevingerwerk. De federale aanwezigheid is vooral geconcentreerd in
de regio van de Grote Meren. De Democratische Republiek Congo, Rwanda, Oeganda en Burundi slokken meer dan
de helft op van het federale budget. De keuze is historisch gegroeid en wordt politiek verantwoord: ‘het versterkt
de Belgische invloed in deze landen’. Toch lijkt de Belgische diplomatie, ondanks deze samenwerking, er niet in te
slagen deze invloed positief aan te wenden voor een oplossing van het conflict rond de Grote Meren.”
Over de (te) beperkte invloed zijn we het bij 11.11.11 wel eens, maar deze passage bevat toch wel wat problemen.
Ten eerste zijn wij niet akkoord met de aanname dat ontwikkelingssamenwerking een middel moet zijn om de
Belgische invloed te versterken of positief aan te wenden om een oplossing te zoeken voor het conflict. Natuurlijk
is het van belang dat de Belgische diplomatie bijdraagt aan het beëindigen van het conflict in Oost-Congo, maar
dit is niet de enige reden waarom België aan ontwikkelingssamenwerking moet doen. Ontwikkelingssamenwerking
heeft ook een waarde op zich, namelijk werken aan ontwikkeling en armoedebestrijding, wat uiteraard niet mogelijk
is zonder veiligheid. Ten tweede lijkt de N-VA ook impliciet de Belgische ontwikkelingssamenwerking in de regio van
de Grote Meren in vraag te stellen, onder andere door de keuze voor partnerlanden te willen objectiveren op basis
van indicatoren zoals “de uitbouw van het overheidsapparaat, de naleving van de mensenrechten, het aantal actieve
donoren, de uitbouw van de (lokale) economie en de kwaliteit en reikwijdte van de gezondheidszorg”. Wil men
positieve scores op deze indicatoren, dan liggen Congo en Burundi er alvast uit. Voor 11.11.11 is deze fragiele context
net wel een reden om in de regio van de grote meren aanwezig te blijven, al moet de ontwikkelingssamenwerking
zich er wel aan aanpassen. Hopelijk is de N-VA het hier toch mee eens.
Alleszins vinden wij het een goede zaak dat alle partijen eens grondig willen nadenken over het Belgische
beleid, in de voorbereiding van een Centraal-Afrikastrategie. Sp.a heeft de belofte voor zo’n strategische oefening
alvast vastgelegd in haar verkiezingsprogramma, het enige dat al beschikbaar was toen we deze tekst schreven.
Wij hopen dat ook de andere partijen dit voorbeeld volgen en dat ze hun belofte na de verkiezingen ook effectief
vastleggen in een regeerakkoord. Het Belgische beleid is immers vaak nogal gefragmenteerd en mist ambitie. Als
we echt een rol willen spelen in Centraal-Afrika, dan is een strategische én coherente benadering van groot belang.