STCC ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie Frank Paemeleire A word devoid of thought is a dead thing, and a thought unembodied in words remains a shadow Lev S. Vygotsky (1934) ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 2/32 ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie Handleiding Frank Paemeleire Het scoreformulier en de handleiding van de STCC (Paemeleire, 2013) kunnen gratis gedownload worden via www.neurocom.be. Feedback is welkom via [email protected]. Voor therapiemateriaal dat gebruikt kan worden bij volwassenen met cognitieve stoornissen of cognitieve communicatiestoornissen verwijzen we naar de werkboeken van de MIX-reeks (www.mixreeks.be). www.neurocom.be www.mixreeks.be ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 3/32 DANKWOORD Onze dank gaat uit naar … • Alle proefpersonen en patiënten die meewerkten aan de normeringstudie. • Volgende logopediestudenten van de Bacheloropleiding aan de Arteveldehogeschool (Gent, België) die in het kader van hun Bachelorproef data verzamelden en/of analyseerden: Hebben (2009), Herbiet (2009), Groix & Lamaire (2009), Van Landeghem (2009), Maeremans (2009), Heinen (2010), Van Overwalle & Van der Heijden (2010), Van de Vyver & Heyndrickx (2011), Mathees & Meskens (2011), Herremans & Meirhaeghe (2012), Bosmans (2013), Coppens (2013), Van Diest (2013) en Daeyaert (2013). Alle collega’s die externe promotor waren voor deze Bachelorproeven. • De collega’s van de dienst logopedie & Afasiologie (onder leiding van Erik Robert) van het Algemeen Ziekenhuis Maria Middelares (Gent, België) voor de feedback op dit instrument. Een speciaal woord van dank aan Marijke Van Rumst, Eline Verwilligen, Eline Roggeman en Anne-Sophie Beeckman. De directie van het ziekenhuis voor het steunen van de dienst logopedie en de neurologen voor de goede samenwerking. • Griet Van Beneden voor de foto die gebruikt werd voor het voorblad van deze handleiding. ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 4/32 COPYRIGHT Op dit werk is een creative commons licentie van toepassing. Type: Attribution-Non Commercial-No Derivatives 4.0 International (CC BY-NC-ND 4.0) Je bent vrij om het werk te delen (te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat) onder de volgende voorwaarden: • Naamsvermelding: de gebruiker dient de maker van het werk te vermelden, een link naar de licentie te plaatsen en aan te geven of het werk veranderd is. • Niet Commercieel: je mag het werk niet gebruiken voor commerciële doeleinden. • Geen Afgeleide Werken: je mag het veranderde materiaal niet verspreiden als je het werk hebt geremixt, veranderd, of op het werk hebt voortgebouwd. Daarnaast ligt het auteursrecht van volgende onderdelen bij de oorspronkelijke auteurs: • De complexe situatietekening uit subtest 4 van de STCC werd gemaakt door Richard Simoens. • De foto’s van subtest 5 zijn afkomstig uit ANOMIX (Paemeleire, Olson & Savonet, 2005), een uitgave van Sig vzw. • De tekst uit subtest 6 is gebaseerd op een oefening uit het niet langer uitgegeven therapieprogramma Logotherapia, vertaald uit het Duits door E. Bonta en J.M. Sistermans-Theunisse en uitgegeven door Swets & Zeitlinger (Amsterdam/Lisse) in 1993. Het betreft de oefening ‘reproductie van een tekst aan de hand van sleutelwoorden’ op pagina 191 en volgende. Er dient op volgend wijze naar dit werk verwezen te worden. Paemeleire, F. (2013). Screeningtest voor Cognitie & Communicatie (STCC). Uitgave in eigen beheer verkregen op [datum] via www.neurocom.be. ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 5/32 INLEIDING De STCC is een verzameling van 7 subtests. Het is geen testbatterij die integraal afgenomen moet worden. De moeilijkheidsgraad van de subtests verschilt (vergelijk bijvoorbeeld de subtest ‘beroepen opnoemen’ met de subtest ‘woorden zoeken’). De STCC is niet ontwikkeld voor één bepaalde doelgroep. De onderzoeker selecteert op basis van de aanmelding en de eigen observaties subtests die mogelijks interessant zijn voor een bepaalde persoon. Het is ook geen allesomvattend instrument en het is de bedoeling om de STCC op termijn met extra taken uit te breiden. Op basis van de screeningsresultaten kan besloten worden om meer specifieke onderzoeksinstrumenten af te nemen en/of de persoon naar een andere discipline door te verwijzen. Voor een theoretisch kader over het onderwerp cognitie en communicatie en de STCC verwijzen we naar onderstaande publicatie die gratis kan worden gedownload via www.neurocom.be. Wij raden de proefleider aan dit artikel grondig door te lezen, alvorens de handleiding van de STCC verder door te nemen. Paemeleire, F. (2014). De ScreeningTest voor Cognitie en Communicatie (STCC): een nieuw instrument voor volwassenen met NAH. Logopedie, 27(2), 51-65. De verschillende subtests worden in de toekomst in afzonderlijke artikels meer in detail besproken. In deze artikels zullen ook per subtest suggesties voor verder onderzoek of doorverwijzing gegeven worden. Voor de 7 subtests werden afzonderlijke normen bepaald. Hierdoor kan iedere subtest afzonderlijk afgenomen en geïnterpreteerd worden. De verschillende subtests zijn: • STCC-1: Tekst begrijpen • STCC-2: Beroepen opnoemen • STCC-3: Woorden zoeken • STCC-4: Tekst schrijven • STCC-5: Foto’s benoemen • STCC-6: Verhaal navertellen • STCC-7: Getallen zoeken ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 6/32 Het materiaal van de STCC bestaat uit volgende onderdelen: • Een handleiding (32 pagina’s) • Een scoreformulier (5 pagina’s voor de onderzoeker en 2 werkbladen voor de persoon) • Testmateriaal (21 pagina’s) • Beeldmateriaal behorend bij subtest 5 (MP4-formaat en WMV- formaat) Alvorens het instrument kan worden gebruikt moet een testmap worden samengesteld. Wij raden aan om het pdf-bestand met het testmateriaal op stevig papier af te drukken. Vervolgens wordt het materiaal liggend geperforeerd en in een map die volledig opengelegd kan worden, bewaard. Gebruik geen plastic inschuifmapjes om het materiaal te beschermen omdat door lichtreflectie de leesbaarheid hierdoor kan verminderen. Volgend materiaal moet per afname voorzien worden: • Een kopie van het scoreformulier • Een balpen voor de persoon die getest wordt (subtest 4 en 7) • Een balpen voor de onderzoeker (tijdens de afname reacties op het scoreformulier te noteren) • Een stopwatch • Een opnametoestel waarmee een kwalitatieve audio-opname kan worden gemaakt • Een computerscherm of tablet waarmee de foto’s van subtest 5 kunnen worden getoond In deze handleiding wordt het icoon ‘ ’ gebruikt om te verwijzen naar het materiaal dat voor de afname van een subtest nodig is. De items waarbij een stopwatch moet worden gebruikt, worden met het symbool ‘ ’ aangeduid. Voor een volledige testafname moet de persoon in staat zijn om relatief vlot te lezen en te schrijven. De STCC moet in een rustige omgeving afgenomen worden (zonder storend achtergrondlawaai). De onderzoeker en de persoon zitten rechtover elkaar aan een tafel. De STCC is dus minder geschikt voor bedside screening. De afname van STCC start met een kort inleidend gesprek waarin de bedoeling wordt geschetst. De onderzoeker vraagt ook de goedkeuring van de persoon om een audioopname te maken. ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 7/32 In deze handleiding zijn per subtest de uitgeschreven instructies opgenomen. Ze worden steeds aangeduid met het symbool ‘ ’. Alle instructies in deze handleiding zijn ook onderstreept. De instructies mogen op expliciet (bijv. vraag) of impliciet verzoek (bijv. geen reactie) één maal herhaald of anders geformuleerd worden. Dit heeft geen invloed op de beoordeling. Alle subtests behalve ‘woorden zoeken’ (STCC-3) zijn gemakkelijk af te nemen en te scoren. Om subtest 3 betrouwbaar af te nemen moet de onderzoeker de handleiding bestuderen en een aantal proefafnames (met collega’s en vervolgens met personen met NAH) doen. Proefpersonen geven soms reacties tijdens de afname van de subtest. In de rubriek die aangeduid wordt met het symbool ‘ ’ worden richtlijnen gegeven hoe hier op moet worden gereageerd. Aanmoedigingen tijdens het uitvoeren van een subtest zijn niet toegelaten. Deze aanmoedigingen kunnen namelijk bij bepaalde personen een grote invloed op de prestaties hebben. Bij subtest 3 bijvoorbeeld is het niet toegestaan om zaken zoals “Goed zo”, “Doe maar verder”, “Er zijn er nog” en “Probeer maar” te zeggen. Aanmoedigingen tussen twee subtests zijn echter wel toegelaten (bijv. “De vorige oefening was moeilijk maar je hebt dat zeer goed gedaan. De volgende oefening vergt ook wat concentratie. Daar gaan we!”). Alle subtests worden afgebroken als: • Er geen reactie volgt nadat de onderzoeker bij het uitblijven van een reactie de instructie éénmaal herhaalde of anders formuleerde. • De persoon zelf aangeeft dat hij het antwoord niet weet of wil stoppen met de taak. • De tijd voor de subtest verstreken is (de maximumtijd per subtest is in deze handleiding te vinden naast het icoon ‘ ’). De manier van scoren van iedere subtest wordt verder in deze handleiding toegelicht in een rubriek die aangeduid wordt met het icoon ‘ ’. Om zicht te krijgen op hoe de persoon zijn eigen prestaties inschat, kan de onderzoeker na iedere subtest aan de persoon vragen om een zelfevaluatie te doen. Dit kan zeer interessante informatie opleveren in verband met zelfmonitoring, omgaan met feedback en inzicht in de beperkingen. Op het scoreformulier is een eenvoudige + / - beoordeling opgenomen maar de onderzoeker is vrij om dit systeem aan te passen (bijv. visueel analoog ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 8/32 schaal, score van 0-10, goed/niet goed, normaal/niet normaal, heel slecht/slecht/gemiddeld/goed/zeer goed, …). In een afzonderlijk bestand zijn de normen per subtest te vinden. Er werd hierbij rekening gehouden met belangrijke variabelen zoals geslacht, leeftijd en opleiding. De opleiding wordt ingedeeld aan de hand van de EQF (European Qualifications Framework) niveau’s: laag (EQF 1-3), middel (EQF 4-5) en hoog (EQF 6-8). Iemand bezit een kwalificatie- of opleidingniveau wanneer de genoemde opleiding succesvol voltooid werd (http://nl.wikipedia.org/wiki/Europees_Kwalificatieraamwerk). STCC laag middel hoog EQF Vlaanderen Nederland 1 Lager onderwijs VMBO-BB & MBO-1 2 Tweede graad bso VMBO-kader, VMBO-GL, VMBO-t & MBO-2 3 Tweede leerjaar derde graad BSO MBO-3 4 ASA & TSO & KSO MBO-4 & HAVO & VWO 5 HBO5 Associate degree 6 Bachelor, Universiteit & Hogeschool Bachelor, Universiteit (WO) & Hogeschool (HBO) 7 Master, Universiteit Master, Universiteit (WO) 8 Doctor Doctor & Medisch specialist Naast de scores op de subtests is het de bedoeling om de reacties van de persoon kwalitatief te analyseren. Tijdens de afname worden ook allerhande observatiegegevens verzameld. Op het scoreformulier worden hiervoor per subtest een aantal suggesties gegeven. Specifieke termen worden in deze handleiding per subtest verklaard. Deze observaties kunnen aanleiding geven tot verdere diagnostiek en/of een doorverwijzing. Bij ‘overige observaties’ kan de onderzoeker extra zaken noteren. ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 9/32 STCC-1: Tekst begrijpen Materiaal Bij deze subtest wordt pagina 1 van de testmap gebruikt. Maximumtijd Er is geen tijdslimiet. Instructies voor de afname Leg pagina 1 van de testmap recht voor de persoon en zeg: Lees volgende tekst aandachtig in stilte. Ik stel je er straks enkele vragen over. Als je klaar bent met de tekst één maal te lezen, geef je mij een teken. Neem na het lezen van de tekst de map weg en zeg: Kan je nu volgende vragen over deze tekst met één woord beantwoorden? Instructies tijdens de afname Stel de acht vragen van op het scoreformulier. Noteer de reactie van de persoon tijdens de uitvoering van de taak. Bij de vier laatste vragen kan je vragen om het antwoord te motiveren. Instructies voor het scoren Bij een uitgebreid antwoord vraag je om met één woord te antwoorden. De subtest heeft een eenvoudig juist/fout scoringssysteem. Zelfcorrecties zijn toegestaan en hebben geen invloed op de score. De maximumscore voor deze subtest is 8 (goedscore). Score 1 = een antwoord dat tot één van de onderstaande categorieën behoort: • Correct antwoord zoals aangegeven staat op het scoreformulier. • Correcte variant (voorbeelden van correcte varianten zijn verder in deze handleiding te vinden). bijv. “Wat is de tweede prijs van de wedstrijd?” “Een trip.” • In de uiting van de testpersoon zit het correcte antwoord (of een correcte variant) vervat. bijv. “In welke stad krijgt de familie autopech?” “Niet ver van Parijs.” ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 10/32 Score 0 = een antwoord dat tot één van onderstaande categorieën behoort: • Het antwoord komt niet overeen met het correcte antwoord of de correcte variant. In de lijst met varianten van deze subtest staan ook enkele voorbeelden van foute varianten weergegeven. • Non-antwoord (geen reactie, ik weet het niet, …). Kwalitatieve analyse/observaties: Wij verklaren volgende termen die op het scoreformulier te vinden zijn: • Confabulatie: het weergeven van incorrecte informatie (bijv. Wat is de tweede prijs van de wedstrijd? bijv. “Een fiets”). • Reproductiescore: dit is de score op de vier vragen die peilen naar het reproduceren van informatie die letterlijk in de tekst te vinden is (vraag 1 tot en met 4). • Inferentiescore: dit is de score op de vier vragen waarbij de persoon een inferentie (gevolgtrekking, informatie die niet expliciet vermeld wordt maar uit de context afgeleid moet worden) moet maken om het antwoord te kunnen geven (vraag 5 tot en met 8). Bij deze vragen kan je steeds vragen om het antwoord te motiveren (Waarom denk je dat? Op welke elementen in de tekst is je antwoord gebaseerd?). Een juist antwoord met vervolgens een onvolledige of foutieve motivatie wordt goed gerekend maar deze kwalitatieve gegevens moeten zeker vermeld worden op het scoreblad (en in het verslag). We geven een overzicht van de juiste motivaties voor de antwoorden op de inferentievragen: • Wie betaalt de kosten van het hotel? ‘het gezin zelf’ want o In de tekst staat “ZE besluiten dan maar om hun hotel zelf te betalen”, wie met het voornaamwoord ZE bedoeld wordt, kan afgeleid worden uit de voorgaande zinnen (man en vrouw die een conversatie hebben en die een verblijf moeten betalen). • Keert de familie op dezelfde manier terug als ze gekomen is? ‘nee’ want o Uit het feit dat ze met hun eigen auto naar huis rijden kan afgeleid worden dat ze ook met hun eigen auto naar Italië zijn gereden. o De terugweg wordt deels afgelegd met de auto en deels met de trein (wegens autopech). ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 11/32 • Is het hotel zijn 5 sterren waard? ‘nee’ want o In het zwembad zit geen water. o De meeste kinderen vinden het eten niet lekker. o De man aan de receptie spreekt enkel Italiaans. • In welk seizoen speelt het verhaal zich vermoedelijk af? ‘zomer’ want o Er is sprake van een hittegolf. ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 12/32 Vraag Voorbeeldantwoord Score 1 Voorbeelden van correcte variant Score 1 Voorbeelden van foute reactie Score 0 1. Hoeveel kinderen telt het gezin? 4 3 2. In welke stad krijgt de familie autopech? Parijs 3. Wat is de naam van de man uit het verhaal? De Donker 4. Wat is de tweede prijs van de wedstrijd? Een reis Veertien dagen in een vijfsterrenhotel in Rome, vakantie, (hotel)verblijf, trip, uitstap, Een auto 5. Wie betaalt de kosten van het hotel? Het gezin zelf De familie, De Donker, meneer zelf, hijzelf, zijzelf, het gezin zelf, de man, de vrouw De organisator van de wedstrijd, het hotel, de man aan de receptie 6. Keert de familie op dezelfde manier terug als ze gekomen is? Neen 7. Is het hotel zijn 5 sterren waard? Neen 8. In welk seizoen speelt het verhaal zich vermoedelijk af? Zomer Niet ver van Parijs Ergens in Frankrijk, onderweg naar Frankrijk, op weg van Rome naar huis Donders, De Donder, Donker - Ja, deels, gedeeltelijk, met de auto - - Ja, het was een 4 sterrenhotel Lente, hoogseizoen, vakantie, in augustus ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 13/32 STCC-2: Beroepen opnoemen Materiaal Bij deze subtest wordt een stopwatch en een audio-opnametoestel gebruikt. Maximumtijd Deze taak duurt maximum 1 minuut. Instructies voor de afname Start het audio-opnametoestel en zeg: Noem 10 verschillende beroepen op. Je krijgt hiervoor slechts 1 minuut. Klaar? Start! Start de stopwatch (enkel de onderzoeker ziet de resterende tijd) en breek de test na 60 seconden af of wanneer er 10 correcte woorden werden gegeven. Instructies tijdens de afname • Als de persoon vraagt hoeveel items hij/zij al heeft gezegd, antwoord dan dat je de persoon zal verwittigen wanneer er 10 genoemd zijn. • Reageer steeds bij foutieve woorden met “het moeten allemaal beroepen zijn”. • Reageer op synoniemen (bijv. tuinman/hovenier, ploegbaas/voorman) met “het moeten verschillende beroepen zijn” en geef in dit geval slechts 1 punt (voor het eerste woord). • Reageer bij variaties op hetzelfde woord (bijv. verpleger-verpleegster, bakker-bakkers, dokter-doktersassistente) met “het moeten verschillende beroepen zijn” en geef in dit geval slechts 1 punt (voor het eerste woord). • Vraag om een specifiek beroep wanneer omschrijvingen (bijv. ”iemand die in een bank werkt”) worden gegeven. • De tijd blijft lopen wanneer er feedback op foutieve antwoorden wordt gegeven. Instructies voor het scoren • Turf tijdens het uitvoeren van de opdracht de correcte reacties van de persoon. Schrijf de reacties niet tijdens de afname op! Doe dit eventueel achteraf op basis van de audioopname. Stop de tijd wanneer de persoon 10 correcte reacties heeft gegeven. • Een dialectvariant wordt als een correcte reactie beschouwd (bijv. pompier in plaats van brandweerman). • De maximumscore voor deze subtest is 10 (goedscore). ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 14/32 Kwalitatieve analyse/observaties Wij verklaren volgende termen die op het scoreformulier te vinden zijn: • Herhalingen: de persoon herhaalt één of meerdere items (al dan niet gevolgd door zelfcorrecties), het aantal herhalingen kan geturfd worden • Intrusies: de persoon geeft een foutief woord, het kan bijvoorbeeld gaan over een woord uit een andere semantische categorie (bijv. werktuigen) of een foutieve woordsoort (bijv. een werkwoord). Om inzicht te krijgen in de aard van de fouten kunnen de intrusies achteraf op het scoreblad worden geschreven. ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 15/32 STCC-3: Woorden zoeken Materiaal Bij deze subtest wordt pagina 2 (en volgende) van de testmap gebruikt. Maximumtijd Er is geen tijdslimiet voor deze subtest. Breek de oefening af wanneer deze te frustrerend is voor de persoon. In dit geval kunnen de normen niet gebruikt worden. Instructies voor de afname Leg de testmap voor de persoon en zeg: De volgende oefening heb je waarschijnlijk nog nooit gedaan. Ik toon je zo dadelijk allemaal woorden, dit kunnen voorbeelden zijn van dieren of van fruit. Wijs tijdens onderstaande uitleg met de vinger op de verschillende woorden in het schema op pagina 2 van de testmap. Als je de naam van een dier leest, moet je de naam van een fruitsoort zeggen. Als je de naam van een fruitsoort leest, moet je de naam van een dier zeggen. Het woord dat je zegt, hoeft niets te maken te hebben met het woord dat er staat. Illustreer je uitleg niet met concrete woorden. Er is nog een tweede regel: je moet steeds een nieuw woord zeggen. Woorden die je al gelezen heeft of die je al zelf heeft gezegd, mag je niet meer gebruiken. Begrijp je de opdracht? Laten we dan samen enkele voorbeelden proberen. Draai het blad om en bied pagina 3 van de testmap aan. Laat de persoon de drie oefenitems uitvoeren en geef hulp en feedback waar nodig. Schrijf zijn/haar reacties op. Gebruik voor een correcte afname het stroomschema dat verder in deze handleiding te vinden is. • Correcte reacties zijn zowel voorbeelden (bijv. koe en banaan), rassen/merken (bijv. Labrador en Jonagold) als klassen (bijv. reptielen en citrusvruchten) van dieren of fruit. • Synoniemen worden als 2 verschillende reacties beschouwd (bijv. appelsien en sinaasappel). ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 16/32 • Verschillende woorden die naar hetzelfde concept verwijzen, worden ook als 2 verschillende reacties beschouwd (bijv. kalf en koe). • Woorden in enkelvoud en meervoud (bijv. kers – kersen) worden niet als 2 verschillende reacties beschouwd. • Noten worden tot fruit gerekend. • Dialectwoorden worden als correct beschouwd. Breek de test na deze drie oefenitems af indien de persoon ondanks alle hulp er niet in slaagt om één correcte reactie te geven. Zeg na de 3 oefenitems: Nu komen er 15 opdrachten die je alleen moet doen. Alle woorden die je tot nu toe gezien hebt ‘appel, kat en bessen’ mag je niet meer gebruiken. Ook … (lees nu de drie woorden uit de onderstaande tabel die de persoon zelf zei voor) … mag je niet meer zeggen. OK? Daar gaan we. Instructies tijdens de afname Draai steeds zelf de pagina’s om en noteer alle reacties tijdens het uitvoeren van de taak. In het stroomschema dat verder in deze handleiding te vinden is, is duidelijk aangegeven welke feedback moet gegeven worden. Bij correcte reacties of onmiddellijke zelfcorrectie (bijv. een ba- neen een muis) wordt geen feedback gegeven. Bij foutieve reacties wordt volgende feedback gegeven: • Regelfout (RF) bijv. ‘aardbei → boom’, feedback: “Als het fruit is, moet je een dier zeggen. Een boom is geen dier. We proberen de volgende (onderzoeker draait blad om)” • Wwisselfout (WF) bijv. ‘kersen → peer’, feedback: “Als het fruit is, moet je een dier zeggen. Een peer is ook fruit. We proberen de volgende (onderzoeker draait blad om)” • Herhalingen (HH): herhalen van aangeboden item, feedback: “[herhaalde item] heb ik u al getoond. Het moet steeds een nieuw woord zijn. We proberen de volgende (onderzoeker draait blad om)” herhaling van eigen reactie, feedback: “[herhaalde item] heeft u al gezegd. Het moet steeds een nieuw woord zijn. We proberen de volgende (onderzoeker draait blad om)” ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 17/32 Instructies voor het scoren De maximumscore voor deze subtest is 15 (goedscore, al dan niet na zelfcorrectie). Na afloop van de volledige testafname kunnen de fouten als volgt kwalitatief beoordeeld worden: • Zelfcorrectie (ZC) = de persoon corrigeert zichzelf spontaan • Regelfout (RF) = een reactie die geen dier of fruit is • Wisselfout (WF) = een reactie die tot dezelfde klasse behoort als de stimulus • Herhalingen (HH) = een reactie die al in de opgave voorkwam of de persoon al zelf uitte • Geen reactie = de persoon geeft aan dat hij geen enkel woord kan vinden of de onderzoeker merkt dat de persoon niet langer actief een woord aan het zoeken is (er worden nooit aanmoedigingen gegeven) Gecombineerde fouten worden allemaal aangeduid. Per item kunnen er dus meerdere fouten gescoord worden. Onderstaand voorbeeld maakt dit duidelijk. CR Hond Aardbei Paard Koe nee een aardbei ZC RF WF HH ⌧ ⌧ ⌧ ⌧ De kwalitatieve analyse heeft geen invloed op de score. Kwalitatieve analyse/observaties De belangrijke termen op het scoreformulier werden reeds in deze handleiding verklaard. ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 18/32 foutieve reactie stimulus geen reactie correcte reactie De persoon merkt de fout zelf niet op. score = RF, WF en/of HH De persoon merkt de fout zelf op en begint een nieuw woord te zoeken. De onderzoeker reageert niet zolang de persoon actief blijft zoeken. score = ZC De onderzoeker draait het blad om zonder feedback te geven. score = CR De persoon geeft een correcte reactie. score = CR De persoon geeft opnieuw een foutieve reactie. score = RF, WF en/of HH De persoon geeft op. De onderzoeker geeft feedback over de aard van de fout en draait het blad om. De persoon mag geen nieuw woord zoeken bij deze stimulus ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 19/32 STCC-4: Tekst schrijven Materiaal Bij deze subtest wordt de tekening uit de testmap gebruikt. Voorzie ook een blanco pagina en een balpen. Maximumtijd Deze subtest duurt maximum 5 minuten. Instructies voor de afname Leg pagina 21 van de testmap recht voor de persoon en zeg: Ik toon je nu een tekening waar van alles op gebeurt. Kan je zo uitgebreid mogelijk beschrijven wat er op deze tekening allemaal gebeurt en wat er te zien is? Neem rustig de tijd om alles in volledige en correcte zinnen op te schrijven. Je mag het blad niet verschuiven. Leg de pen neer wanneer je klaar bent. Je krijgt maximum 5 minuten voor deze opdracht. Geef de balpen en leg een blanco blad horizontaal (‘landscape’) recht voor de persoon. start stopwatch, max. 5 minuten Instructies tijdens de afname Laat de persoon rustig aan de tekst werken en observeer. Reageer niet op mondelinge reacties van de persoon op de taak. Als de persoon een vraagt stelt, wordt er geantwoord met “Ik mag je niet helpen bij deze taak”. Als de persoon vraagt hoeveel tijd er nog over is, antwoord dan met “Ik geef je een signaal als de tijd om is”. Het blad moet recht voor de persoon blijven liggen. Als de persoon het blad steeds verschuift, kleef je het vast op tafel. Instructies voor het scoren Enkel de zinnen die binnen de tijd volledig zijn opgeschreven, worden meegenomen in de beoordeling. Laat de persoon wel de zin afmaken wanneer de maximumtijd wordt overschreden. Als er sprake is van een slecht leesbaar handschrift, vraag je aan de persoon om de tekst achteraf hardop te lezen. Vervolgens kunnen volgende kwantitatieve analyses gebeuren: ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 20/32 • aantal correcte informatie-eenheden (A): ___ / 20 • totaal aantal geschreven woorden (B): ____ • gebruikte tijd (C): ____ seconden (max. 300) • woorden per minuut: B/C x 60: ____ • bondigheidsindex: A/B x 100: ____ % De laatste twee analyses zijn enkel zinvol wanneer de persoon in volzinnen geschreven heeft (en dus niet louter benoemd). Tijdens de uitvoering van de taak kunnen we aanwijzingen krijgen voor hemianopsie of neglect. In dit geval is een inhoudelijke analyse van de geschreven tekst ook niet zinvol. Centraal thema Personen Acties Objecten 1 Objecten 2 Familie: gezin, familie [naam], … Meisje: dochter, [meisjesnaam], … Bouwen: spelen met, maken, … Zandkasteel; fort, toren, kasteel, … Boek Vakantie: uitstap, strandvakantie, weekend, een dagje uit aan de kust, op reis, … Jongen: zoon, [jongensnaam], … Gieten: sproeien, nat maken, besprenkelen, begieten, [jongen] met gieter, … Schoen: schoenen, pantoffels, … Bril: zonnebril Mooi weer: tropisch, de zon schijnt, zonnig, een warme dag, zuiders land, exotisch, hitte, de zon, … Vrouw: moeder, mama, Mevrouw [familienaam], jonge dame, … Lopen: rennen, (terug) komen, aangewandeld komen, joggen, aangestormd komen, … Zee: water, oceaan, aan de rand van de zee … Strand: kust, palmeiland, eiland met bomen, … Man: opa, papa, vader, Meneer [familienaam], … Slapen: rusten, dutten, in slaap vallen, dromen, luieren, … Strandzetel, ligstoel, zetel, strandstoel, … Wandelstok: stok Palmboom ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 21/32 • Bij het tellen van het aantal woorden worden ook getallen en cijfers meegeteld. Tekens zoals ‘+’ en ‘&’ worden niet meegeteld. • Voor het berekenen van het aantal correcte informatie-eenheden kan onderstaande tabel gebruikt worden. De persoon mag onderstaande informatie-eenheden anders weergeven zolang het concept maar bewaard blijft. Enkele voorbeelden van correcte varianten zijn eveneens in deze tabel opgenomen. • Er worden enkel informatie-eenheden geteld en deze moeten niet logisch verbonden zijn. Wanneer hier fouten tegen gemaakt worden, wordt dit wel genoteerd bij de rubriek kwalitatieve analyse. Uiteraard kunnen op het schrijfstaal tal van linguïstische analyses gebeuren (lexicaal, fonematisch, morfosyntactisch, …). Kwalitatieve analyse/observaties Wij verklaren volgende termen die op het scoreformulier te vinden zijn: • Afwijkende werkhouding: dit kan onder andere duidelijk worden door een ongestructureerde opbouw van de tekst, een niet planmatig gebruik van het blad en impulsief schrijven zonder zelfcorrectie. • Irrelevante informatie: informatie die gerelateerd is aan het onderwerp maar niet in overeenstemming met de opdracht is (bijv. een persoonlijke strandervaring beschrijven, opmerkingen op de taak opschrijven). • Redundante informatie: informatie die bestaat uit een herhaling van informatie die eerder in de tekst staat (bijv. ‘de zon schijnt heel fel op het strand, ze zitten aan het water, het is mooi weer’). • Ongerelateerde informatie: uitweidingen die volledig ongerelateerd zijn aan het onderwerp of de taak (bijv. ‘ik heb honger’). • Incorrecte informatie: informatie die niet overeenkomt met de informatie die te zien is op de tekening (bijv. ‘de man bouwt een zandkasteel’ of ‘de kinderen hebben ruzie’). • Geen verbanden: de persoon legt geen verbanden tussen de verschillende elementen van de situatie (bijv. het is een tropische bestemming want de zon schijnt fel, er ligt een eiland in zee en er staan palmbomen, de vrouw is vermoedelijk de moeder van de kinderen). ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 22/32 STCC-5: Foto’s benoemen Materiaal Bij deze subtest wordt een videobestand met foto’s via een beeldscherm (tablet/PCscherm/laptop) getoond. Zorg voor een goede opstelling waarbij er geen storende lichtinval op het scherm is. Maximumtijd Deze subtest duurt 1 minuut. Instructies voor de afname Ik toon je zo dadelijk enkele foto’s op het scherm. Het is de bedoeling dat je met één woord benoemt wat er te zien is op de foto. Zeg enkel en alleen het woord dat is afgebeeld. Geef dus geen omschrijvingen of toevoegingen bij het woord. Als je bijvoorbeeld een stoel ziet, dan zeg je gewoon stoel. Iedere twee seconden verschijnt er namelijk een nieuwe foto. Begrijp je de opdracht? … Klaar? Start! Start het videobestand. De taak duurt 1 minuut en mag niet afgebroken worden. De overgang naar een volgende foto gebeurt automatisch. Instructies tijdens de afname Noteer de reacties van de persoon indien deze afwijken van het doelwoord uit de eerste kolom. Nadien kan je kijken of de uiting in de lijst met varianten voorkomt. De eerste drie foto’s (appel, hand en bril) zijn proefitems. Zij hebben als bedoeling om de persoon te laten wennen aan de tijdsdrukconditie. Ze worden dus ook niet meegerekend in de totaalscore. Je mag tijdens deze drie items feedback geven op de reacties van de persoon (bijv. ‘een hand met 5 vingers’ reactie van de onderzoeker ‘hand is voldoende’ of ‘een rode appel’ reactie van de onderzoeker ‘appel is voldoende’). Bij de testitems zelf is het niet meer toegestaan om feedback te geven. De taak mag ook niet onderbroken worden bijvoorbeeld voor het herhalen van de instructie. ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 23/32 Instructies voor het scoren De maximumscore voor deze subtest is 30 (goedscore). Wanneer een foto die niet meer zichtbaar is op het scherm toch binnen de tijd correct wordt benoemd, wordt dit ook als een correcte reactie beschouwd. De volgorde waarin de reacties worden gegeven is dus niet belangrijk. Score 1 wordt toegekend wanneer het antwoord tot één van de volgende categorieën behoort: • Benoeming met het doelwoord zoals aangegeven op het scoreformulier. • Benoeming met een correcte variant zoals aangegeven in de tabel verder in de tekst (bijv. synoniemen, merknamen, correcte semantische specificaties, meervouden, verkleinwoorden, …). • Benoeming met een correcte dialectvariant. Deze zijn niet weergegeven in de tabel met varianten omdat deze per regio verschillen. De onderzoeker dient zelf – op basis van zijn/haar kennis van het dialect van de persoon - uit te maken of de dialectvariant correct het afgebeelde concept weergeeft. • Een uiting waarin het doelwoord (of een correcte variant) vervat zit bijv. spons een synthetische spons. • Verkleinwoorden bijv. Tandenstokers • Meervouden bijv. Radijs tandenstokertjes. radijzen en Bloemkolen bloemkool. Score 0 wordt toegekend wanneer het antwoord tot één van volgende categorieën behoort: • Non-antwoord: geen reactie. • Hyperoniem bijv. accordeon muziekinstrument. • Semantisch verwant woord bijv. gieter • Semantisch neologisme bijv. blikopener emmer. opendoenderding. • Semantisch onvolledige benoeming bijv. verrekijker • Fonologisch verwant woord bijv. flamingo kijker. flimango’s. ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 24/32 Correcte varianten Voorbeelden van foute reacties 1. Accordeon Harmonica, Trekzak Mondharmonica 2. Clown - Pipo (personage), Nar 3. Kangoeroe - Buideldier 4. Ton (wijn-, water- regen-, of bier-)vat, (wijn-, waterregen-, of bier-)ton (bier)kuip, Ketel 5. Verrekijker - - 6. Haardroger 7. Spons - - 8. Serre (planten-, broei- of kweek)kas - 9. Bloemkool - - 10. Neushoorn Rhinoceros - 11. Zonnebloem - - 12. Struisvogel - Emoe 13. Witloof - - 14. Blikopener - Bokaalopener, Pottenopener, (Haar)föhn - Opendraaier 15. Pinguïn - - 16. Deegroller Deegrol Rol(ler) 17. Tandenstokers - Tandenstokjes, Satéstokjes, Kaasstokskes, Stokje, Prikkers 18. Caravan - Home-wagen, Mobilhome, Woonwagen, Kampeerwagen 19. Schildpad - - 20. Bloempot - Pot, Terracottapotje 21. Kiwi Zespri - ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 25/32 22. Gieter Sproeier, Watergieter, Plantengieter Waterkan, Emmer 23. Radijs - - 24. Kruiwagen - Wagen 25. Flamingo - Stelt(en)loper, Pelikaan 26. Slee Ijsstoel, Slede, Sneeuwstoel, Sneeuwar, Ijsslee, ijslede Skistoel, Ski, Bank, Sneeuwding 27. Giraf - - 28. Tank Oorlogstank, Legertank Tanker, Kanon 29. Punaise Punaises, Duimspijker(s) Spijkers 30. Ketting - - Kwalitatieve analyse/observaties Op het scoreformulier staan zaken die tijdens de afname van deze subtest geobserveerd kunnen worden. Deze observaties kunnen aanleiding geven tot verdere diagnostiek en/of een doorverwijzing. Bij ‘overige observaties’ kan je nog extra zaken noteren. Wij verklaren kort volgende term: • Stress door tijdsdruk: de persoon vertoont een waarneembare stresstoename vanaf het moment dat de tijdsdrukfactor wordt geïntroduceerd. ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 26/32 STCC-6: Verhaal navertellen Materiaal Er wordt geen materiaal bij deze subtest gebruikt. Maximumtijd Deze subtest heeft geen tijdslimiet. Instructies voor de afname Ik lees je nu een verhaal voor waar nogal wat details in voorkomen. Luister aandachtig want straks vraag ik je om het verhaal zo goed mogelijk na te vertellen. Als je het goed vindt, maak ik ook een geluidopname zodanig dat ik alles gemakkelijk kan scoren. Klaar? Hier komt het verhaal. Lees onderstaand verhaal rustig hardop voor en maak hierbij geen oogcontact met de persoon. De tekst wordt op een natuurlijke manier voorgelezen en tussen de zinnen wordt een korte pauze ingelast. De tekst mag slechts 1 maal voorgelezen worden. Herhalingen van zinnen zijn niet toegelaten (ook niet op verzoek van de persoon). Dit is het verhaal van Meneer De Meyer. Meneer De Meyer staat ’s morgens op en hij neemt een douche in de badkamer. Intussen maakt zijn vrouw het ontbijt klaar: koffie met croissants. Hij gaat naar beneden en ze eten samen het ontbijt. Dan vertrekt hij naar zijn werk met een oude auto. Hij komt goed op tijd toe op zijn werk maar daar ziet hij dat de lift defect is. Dus moet hij de trap nemen naar de tiende verdieping. Dat zijn tweehonderd treden. Hij is doodmoe als hij boven toekomt en daar staat zijn baas die nog kwaad is ook omdat hij te laat is. Deze tekst is gebaseerd op een oefening uit Logotherapia (Bonta & Sistermans-Theunisse, 1993, pagina 191 e.v.). Start de audio-opname. Kan je mij dit verhaal nu zo goed mogelijk navertellen? ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 27/32 Instructies tijdens de afname Luister geïnteresseerd naar de persoon maar noteer niets. De persoon mag op geen enkele manier geholpen of aangemoedigd worden. Ook op foutieve informatie wordt niet gereageerd. De persoon geeft zelf aan wanneer hij klaar is met de taak. Instructies voor het scoren Duid de informatie-eenheden die de persoon correct weergeeft aan. De maximumscore voor deze subtest is 18 (goedscore). • De persoon moet de informatie-eenheid zeker niet letterlijk reproduceren. Een correcte informatie-eenheid moet wel de vooropgestelde essentiële informatie bevatten. o Vb. ‘de lift is kapot’ geldt als een juiste reproductie van ‘de lift is defect’. In de tabel op de volgende pagina’s zijn voorbeelden te vinden van variaties die correct gescoord werden. o Vb. Voor de informatie-eenheid “vrouw maakt ontbijt” is de essentiële informatie: “vrouw + actie die te maken heeft met het voorbereiden van het ontbijt”. Zo wordt de uiting “zijn vrouw haalt croissants” correct gerekend omdat de essentiële informatie aanwezig is. • Hou geen rekening met de volgorde van de informatie-eenheden (bijv. hij eet croissants en neemt dan een douche) of met foutieve informatie (bijv. hij staat om 10 uur op = 1 correcte informatie-eenheid). Al deze informatie wordt uiteraard wel bij de kwalitatieve analyse van de taak genoteerd. Kwalitatieve analyse/observaties De termen die op het scoreformulier te vinden zijn, werden reeds toegelicht bij de bespreking van subtest 4. ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 28/32 Doelreactie Voorbeelden van correcte varianten Voorbeelden van foutieve reacties De Meyer - De Meyere, De Dekker, De Schrijver, Meneer X, de Neyer, de Neyer of Denayer Opstaan Ontwaken - Douche Hij neemt een stortbad; Hij gaat in de douche Hij neemt een bad; Hij maakt zich klaar in de badkamer; Hij wast hem in de badkamer. Vrouw maakt ontbijt Zijn vrouw maakt eten klaar; De Hij zet koffie en dekt de tafel; Hij vrouw maakt koffie gereed met maakt het ontbijt. croissants; Zijn vrouw is beneden bezig met het ontbijt; Zijn vrouw Essentiële haalt croissants; Zijn vrouw heeft informatieeenheden: Vrouw + koffie gezet; Terwijl zijn vrouw de actie die te maken croissants gereedmaakt; Zijn vrouw heeft croissants; Terwijl heeft met zijn vrouw dus de koffie voorbereiden van klaarmaakt met croissants; Zijn een ontbijt vrouw maakt koffie; Zijn vrouw maakt het eten gereed, het ontbijt; Zijn vrouw maakt 's morgens het eten klaar, croissants; Zijn echtgenote maakt het ontbijt klaar Croissants Croissant Boterkoeken Koffie - - Ze eten samen Ze gaan koffie drinken met croissants; Ze ontbijten samen; Neemt hij samen met zijn vrouw het ontbijt; Hij gaat dan het ontbijt nemen met zijn vrouw; Ze gaan eten Hij eet; Hij ontbijt; Ze gaan samen naar beneden. Hij gaat naar zijn werk; Hij rijdt naar zijn werk; ... moet hij dan vertrekken naar richting zijn werk; Dan gaat hij met zijn auto werken ; Vertrekt hij met een oude auto en hij komt op zijn werk toe ; Hij gaat dan weg naar zijn werk; Hij rijdt naar zijn werk ; ... vertrekt meneer De Meyer naar kantoor. Hij maakt zich klaar om te gaan werken; Hij stapt in zijn auto op weg naar het werk; Hij vertrekt met zijn oude auto; Dan rijden ze samen met de auto naar het werk. Essentiële informatieeenheden: 2 personen + een actie die te maken heeft met samen eten Vertrekt naar werk Essentiële informatieeenheden: verplaatsing naar werk ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 29/32 Oude - Slechte Auto Karretje; Wagen - Komt op tijd (toe) Hij is precies op tijd; Hij is niet te laat als hij toekomt Hij vertrekt naar zijn werk goed op tijd; Hij is daar goed geraakt; Hij vertrekt op tijd; Hij komt toe op zijn werk; Eens daar aangekomen; Hij komt aan op zijn werk; Hij was tevoren heel goed op tijd vertrokken; Hij dacht dat hij op tijd ging zijn. Lift defect Een geblokkeerde lift; De lift is stuk; De lift gaat niet meer; De lift is kapot; Lift in panne; De lift doet het niet 10e verdieping Tien verdiepingen hoog; Het Tien trappen tiende verdiep; Tien hoog; Op het tiende 200 treden 200 trappen; Tweehonderd en … treden Doodmoe Buiten adem; Uitgeput; Uitgeteld; Moe en zuchtend; Bekaf; Heel moe; Hij komt hijgend boven; Einde adem; Vermoeid Baas Werkgever; Patron; Directeur; Chef Kwaad Hij krijgt onder zijn voeten; Hij krijgt een blaam van zijn baas; Hij wordt berispt door zijn baas; Zijn baas is niet goed gezind; Zijn baas doet vervelend; Zijn baas begint hem uit te schelden; Ontevreden; Boos Hij is te laat Hij zegt dat hij te laat is; Hij komt bij zijn baas, hij komt te laat zijn baas is kwaad; Hij komt toch te laat 100 treden, heel veel treden - ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 30/32 STCC-7: Cijfers zoeken Materiaal Bij deze subtest wordt volgend materiaal gebruikt: 2 werkbladen (die zich achteraan het scoreformulier bevinden), een stopwatch en een balpen. Gebruik geen stift vermits hierdoor de doorstreepte cijfers niet meer leesbaar zijn. Maximumtijd Deze subtest duurt maximaal 5 minuten. Instructies voor de afname Leg het eerste werkblad recht voor de persoon en zeg: In het raster op deze pagina staan alle cijfers van 1 tot en met 9. Begin bij 1 en doorstreep dan zo snel mogelijk alle andere cijfers in opklimmende volgorde zonder er één over te slaan. Doorstreep dus eerst 1, dan 2, dan 3, dan 4 en zo verder. Geef de persoon schrijfgerief en laat hem de taak uitvoeren. Geef feedback op het resultaat. Neem het blad weg en zeg: Zo dadelijk geef ik je een ander blad waarop ook een raster staat. In dat raster staan alle cijfers van 1 tot en met 99. De opdracht is dezelfde als op deze pagina: begin bij 1 en doorstreep dan zo snel mogelijk alle andere cijfers in opklimmende volgorde. Er mogen geen cijfers overgeslagen worden. We doen dit gedurende 5 minuten. Op dit tijd kan je uiteraard niet alle cijfers doorstrepen maar je moet wel proberen er zoveel mogelijk te vinden. Ik geef je een teken wanneer de tijd om is. Je mag de pen nemen. Klaar? Start! Leg het tweede werkblad recht voor de persoon en start de stopwatch. Instructies tijdens de afname Volg nauwgezet de uitvoering van de taak en wijs de persoon er op wanneer hij/zij een cijfer overslaat (“Het laatste cijfer/getal dat u heeft aangeduid was […], u moet nu op zoek gaan naar het cijfer/getal dat daar onmiddellijk op volgt. U mag geen enkel cijfer overslaan.”). Als de persoon de draad kwijt is en vraagt welk cijfer hij/zij laatste aangeduid heeft, antwoord je: “Ik mag je tijdens deze taak niet helpen”. Het blad moet recht voor de persoon blijven liggen. Als de persoon het blad steeds verschuift, kleef je het vast op tafel. De persoon moet ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 31/32 de cijfers maar met 1 lijn doorstrepen (meerdere keren krassen waardoor het doorstreepte cijfer niet meer leesbaar is, is niet toegelaten). De persoon mag strategieën gebruiken om de taak op te lossen (bijv. hardop het cijfers zeggen dat gezocht wordt, zijn vinger plaatsen bij een volgend cijfer of rij- of kolomscanning). Duid dit aan bij de kwalitatieve analyse. Als de persoon vraagt hoeveel tijd hij/zij nog heeft, antwoord je dat je een teken zal geven wanneer de tijd om is. Stop de taak na 5 minuten. Instructies voor het scoren Noteer het laatste cijfer dat de persoon doorstreept heeft op 5 minuten. De maximumscore voor deze subtest is 99 (goedscore). Kwalitatieve analyse/observaties Wij verklaren volgende termen die op het scoreformulier te vinden zijn: • Geen strategiegebruik: de persoon gaat heel impulsief te werk en gebruikt geen enkele zoekstrategie zoals rij- of kolomscanning. • Stress door tijdsdruk: de persoon vertoont een stresstoename vanaf het moment dat de tijdsdrukfactor wordt geïntroduceerd. • Houdt zich bewust niet aan de instructies: de persoon begrijpt de instructies wel maar slaat bijvoorbeeld bewust cijfers over om een zo hoog mogelijke score te behalen. • Vergeet doelcijfer: de persoon geeft aan dat hij/zij niet meer weet welk cijfer hij/zij aan het zoeken is of uit observatie is duidelijk dat de persoon in de reeds aangeduide cijfers het laatst aangeduide cijfer gaat zoeken. ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 32/32
© Copyright 2024 ExpyDoc