Handleiding - Arteveldehogeschool

STCC
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie
Frank Paemeleire
A word devoid of thought is a dead thing,
and a thought unembodied in words remains a shadow
Lev S. Vygotsky (1934)
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 2/32
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie
Handleiding
Frank Paemeleire
Het scoreformulier en de handleiding van de STCC (Paemeleire, 2013) kunnen gratis
gedownload worden via www.neurocom.be. Feedback is welkom via [email protected].
Voor therapiemateriaal dat gebruikt kan worden bij volwassenen met cognitieve stoornissen
of cognitieve communicatiestoornissen verwijzen we naar de werkboeken van de MIX-reeks
(www.mixreeks.be).
www.neurocom.be
www.mixreeks.be
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 3/32
DANKWOORD
Onze dank gaat uit naar …
• Alle proefpersonen en patiënten die meewerkten aan de normeringstudie.
• Volgende logopediestudenten van de Bacheloropleiding aan de Arteveldehogeschool
(Gent, België) die in het kader van hun Bachelorproef data verzamelden en/of
analyseerden: Hebben (2009), Herbiet (2009), Groix & Lamaire (2009), Van Landeghem
(2009), Maeremans (2009), Heinen (2010), Van Overwalle & Van der Heijden (2010), Van
de Vyver & Heyndrickx (2011), Mathees & Meskens (2011), Herremans & Meirhaeghe
(2012), Bosmans (2013), Coppens (2013), Van Diest (2013) en Daeyaert (2013). Alle
collega’s die externe promotor waren voor deze Bachelorproeven.
• De collega’s van de dienst logopedie & Afasiologie (onder leiding van Erik Robert) van het
Algemeen Ziekenhuis Maria Middelares (Gent, België) voor de feedback op dit instrument.
Een speciaal woord van dank aan Marijke Van Rumst, Eline Verwilligen, Eline Roggeman
en Anne-Sophie Beeckman. De directie van het ziekenhuis voor het steunen van de dienst
logopedie en de neurologen voor de goede samenwerking.
• Griet Van Beneden voor de foto die gebruikt werd voor het voorblad van deze
handleiding.
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 4/32
COPYRIGHT
Op dit werk is een creative commons licentie van toepassing.
Type: Attribution-Non Commercial-No Derivatives 4.0 International (CC BY-NC-ND 4.0)
Je bent vrij om het werk te delen (te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk
medium of bestandsformaat) onder de volgende voorwaarden:
• Naamsvermelding: de gebruiker dient de maker van het werk te vermelden, een link naar
de licentie te plaatsen en aan te geven of het werk veranderd is.
• Niet Commercieel: je mag het werk niet gebruiken voor commerciële doeleinden.
• Geen Afgeleide Werken: je mag het veranderde materiaal niet verspreiden als je het werk
hebt geremixt, veranderd, of op het werk hebt voortgebouwd.
Daarnaast ligt het auteursrecht van volgende onderdelen bij de oorspronkelijke auteurs:
• De complexe situatietekening uit subtest 4 van de STCC werd gemaakt door Richard
Simoens.
• De foto’s van subtest 5 zijn afkomstig uit ANOMIX (Paemeleire, Olson & Savonet, 2005),
een uitgave van Sig vzw.
• De tekst uit subtest 6 is gebaseerd op een oefening uit het niet langer uitgegeven
therapieprogramma Logotherapia, vertaald uit het Duits door E. Bonta en J.M.
Sistermans-Theunisse en uitgegeven door Swets & Zeitlinger (Amsterdam/Lisse) in 1993.
Het betreft de oefening ‘reproductie van een tekst aan de hand van sleutelwoorden’ op
pagina 191 en volgende.
Er dient op volgend wijze naar dit werk verwezen te worden.
Paemeleire, F. (2013). Screeningtest voor Cognitie & Communicatie (STCC). Uitgave in
eigen beheer verkregen op [datum] via www.neurocom.be.
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 5/32
INLEIDING
De STCC is een verzameling van 7 subtests. Het is geen testbatterij die integraal afgenomen
moet worden. De moeilijkheidsgraad van de subtests verschilt (vergelijk bijvoorbeeld de
subtest ‘beroepen opnoemen’ met de subtest ‘woorden zoeken’). De STCC is niet ontwikkeld
voor één bepaalde doelgroep. De onderzoeker selecteert op basis van de aanmelding en de
eigen observaties subtests die mogelijks interessant zijn voor een bepaalde persoon. Het is
ook geen allesomvattend instrument en het is de bedoeling om de STCC op termijn met
extra taken uit te breiden. Op basis van de screeningsresultaten kan besloten worden om
meer specifieke onderzoeksinstrumenten af te nemen en/of de persoon naar een andere
discipline door te verwijzen.
Voor een theoretisch kader over het onderwerp cognitie en communicatie en de STCC
verwijzen we naar onderstaande publicatie die gratis kan worden gedownload via
www.neurocom.be. Wij raden de proefleider aan dit artikel grondig door te lezen, alvorens
de handleiding van de STCC verder door te nemen.
Paemeleire, F. (2014). De ScreeningTest voor Cognitie en Communicatie (STCC):
een nieuw instrument voor volwassenen met NAH. Logopedie, 27(2), 51-65.
De verschillende subtests worden in de toekomst in afzonderlijke artikels meer in detail
besproken. In deze artikels zullen ook per subtest suggesties voor verder onderzoek of
doorverwijzing gegeven worden.
Voor de 7 subtests werden afzonderlijke normen bepaald. Hierdoor kan iedere subtest
afzonderlijk afgenomen en geïnterpreteerd worden. De verschillende subtests zijn:
• STCC-1: Tekst begrijpen
• STCC-2: Beroepen opnoemen
• STCC-3: Woorden zoeken
• STCC-4: Tekst schrijven
• STCC-5: Foto’s benoemen
• STCC-6: Verhaal navertellen
• STCC-7: Getallen zoeken
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 6/32
Het materiaal van de STCC bestaat uit volgende onderdelen:
• Een handleiding (32 pagina’s)
• Een scoreformulier (5 pagina’s voor de onderzoeker en 2 werkbladen voor de persoon)
• Testmateriaal (21 pagina’s)
• Beeldmateriaal behorend bij subtest 5 (MP4-formaat en WMV- formaat)
Alvorens het instrument kan worden gebruikt moet een testmap worden samengesteld. Wij
raden aan om het pdf-bestand met het testmateriaal op stevig papier af te drukken.
Vervolgens wordt het materiaal liggend geperforeerd en in een map die volledig opengelegd
kan worden, bewaard. Gebruik geen plastic inschuifmapjes om het materiaal te beschermen
omdat door lichtreflectie de leesbaarheid hierdoor kan verminderen.
Volgend materiaal moet per afname voorzien worden:
• Een kopie van het scoreformulier
• Een balpen voor de persoon die getest wordt (subtest 4 en 7)
• Een balpen voor de onderzoeker (tijdens de afname reacties op het scoreformulier te
noteren)
• Een stopwatch
• Een opnametoestel waarmee een kwalitatieve audio-opname kan worden gemaakt
• Een computerscherm of tablet waarmee de foto’s van subtest 5 kunnen worden getoond
In deze handleiding wordt het icoon ‘
’ gebruikt om te verwijzen naar het materiaal dat
voor de afname van een subtest nodig is. De items waarbij een stopwatch moet worden
gebruikt, worden met het symbool ‘ ’ aangeduid.
Voor een volledige testafname moet de persoon in staat zijn om relatief vlot te lezen en te
schrijven. De STCC moet in een rustige omgeving afgenomen worden (zonder storend
achtergrondlawaai). De onderzoeker en de persoon zitten rechtover elkaar aan een tafel. De
STCC is dus minder geschikt voor bedside screening.
De afname van STCC start met een kort inleidend gesprek waarin de bedoeling wordt
geschetst. De onderzoeker vraagt ook de goedkeuring van de persoon om een audioopname te maken.
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 7/32
In deze handleiding zijn per subtest de uitgeschreven instructies opgenomen. Ze worden
steeds aangeduid met het symbool ‘
’. Alle instructies in deze handleiding zijn ook
onderstreept. De instructies mogen op expliciet (bijv. vraag) of impliciet verzoek (bijv. geen
reactie) één maal herhaald of anders geformuleerd worden. Dit heeft geen invloed op de
beoordeling. Alle subtests behalve ‘woorden zoeken’ (STCC-3) zijn gemakkelijk af te nemen
en te scoren. Om subtest 3 betrouwbaar af te nemen moet de onderzoeker de handleiding
bestuderen en een aantal proefafnames (met collega’s en vervolgens met personen met
NAH) doen. Proefpersonen geven soms reacties tijdens de afname van de subtest. In de
rubriek die aangeduid wordt met het symbool ‘
’ worden richtlijnen gegeven hoe hier op
moet worden gereageerd.
Aanmoedigingen tijdens het uitvoeren van een subtest zijn niet toegelaten. Deze
aanmoedigingen kunnen namelijk bij bepaalde personen een grote invloed op de prestaties
hebben. Bij subtest 3 bijvoorbeeld is het niet toegestaan om zaken zoals “Goed zo”, “Doe
maar verder”, “Er zijn er nog” en “Probeer maar” te zeggen. Aanmoedigingen tussen twee
subtests zijn echter wel toegelaten (bijv. “De vorige oefening was moeilijk maar je hebt dat
zeer goed gedaan. De volgende oefening vergt ook wat concentratie. Daar gaan we!”).
Alle subtests worden afgebroken als:
• Er geen reactie volgt nadat de onderzoeker bij het uitblijven van een reactie de instructie
éénmaal herhaalde of anders formuleerde.
• De persoon zelf aangeeft dat hij het antwoord niet weet of wil stoppen met de taak.
• De tijd voor de subtest verstreken is (de maximumtijd per subtest is in deze handleiding
te vinden naast het icoon ‘ ’).
De manier van scoren van iedere subtest wordt verder in deze handleiding toegelicht in een
rubriek die aangeduid wordt met het icoon ‘
’.
Om zicht te krijgen op hoe de persoon zijn eigen prestaties inschat, kan de onderzoeker na
iedere subtest aan de persoon vragen om een zelfevaluatie te doen. Dit kan zeer
interessante informatie opleveren in verband met zelfmonitoring, omgaan met feedback en
inzicht in de beperkingen. Op het scoreformulier is een eenvoudige + / - beoordeling
opgenomen maar de onderzoeker is vrij om dit systeem aan te passen (bijv. visueel analoog
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 8/32
schaal, score van 0-10, goed/niet goed, normaal/niet normaal, heel
slecht/slecht/gemiddeld/goed/zeer goed, …).
In een afzonderlijk bestand zijn de normen per subtest te vinden. Er werd hierbij rekening
gehouden met belangrijke variabelen zoals geslacht, leeftijd en opleiding. De opleiding wordt
ingedeeld aan de hand van de EQF (European Qualifications Framework) niveau’s: laag (EQF
1-3), middel (EQF 4-5) en hoog (EQF 6-8). Iemand bezit een kwalificatie- of opleidingniveau
wanneer de genoemde opleiding succesvol voltooid werd
(http://nl.wikipedia.org/wiki/Europees_Kwalificatieraamwerk).
STCC
laag
middel
hoog
EQF
Vlaanderen
Nederland
1
Lager onderwijs
VMBO-BB & MBO-1
2
Tweede graad bso
VMBO-kader, VMBO-GL, VMBO-t & MBO-2
3
Tweede leerjaar derde
graad BSO
MBO-3
4
ASA & TSO & KSO
MBO-4 & HAVO & VWO
5
HBO5
Associate degree
6
Bachelor, Universiteit &
Hogeschool
Bachelor, Universiteit (WO) & Hogeschool (HBO)
7
Master, Universiteit
Master, Universiteit (WO)
8
Doctor
Doctor & Medisch specialist
Naast de scores op de subtests is het de bedoeling om de reacties van de persoon
kwalitatief te analyseren. Tijdens de afname worden ook allerhande observatiegegevens
verzameld. Op het scoreformulier worden hiervoor per subtest een aantal suggesties
gegeven. Specifieke termen worden in deze handleiding per subtest verklaard. Deze
observaties kunnen aanleiding geven tot verdere diagnostiek en/of een doorverwijzing. Bij
‘overige observaties’ kan de onderzoeker extra zaken noteren.
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 9/32
STCC-1: Tekst begrijpen
Materiaal
Bij deze subtest wordt pagina 1 van de testmap gebruikt.
Maximumtijd
Er is geen tijdslimiet.
Instructies voor de afname
Leg pagina 1 van de testmap recht voor de persoon en zeg:
Lees volgende tekst aandachtig in stilte. Ik stel je er straks enkele vragen over. Als je klaar
bent met de tekst één maal te lezen, geef je mij een teken.
Neem na het lezen van de tekst de map weg en zeg:
Kan je nu volgende vragen over deze tekst met één woord beantwoorden?
Instructies tijdens de afname
Stel de acht vragen van op het scoreformulier. Noteer de reactie van de persoon tijdens de
uitvoering van de taak. Bij de vier laatste vragen kan je vragen om het antwoord te
motiveren.
Instructies voor het scoren
Bij een uitgebreid antwoord vraag je om met één woord te antwoorden. De subtest heeft
een eenvoudig juist/fout scoringssysteem. Zelfcorrecties zijn toegestaan en hebben geen
invloed op de score. De maximumscore voor deze subtest is 8 (goedscore).
Score 1 = een antwoord dat tot één van de onderstaande categorieën behoort:
• Correct antwoord zoals aangegeven staat op het scoreformulier.
• Correcte variant (voorbeelden van correcte varianten zijn verder in deze handleiding te
vinden).
bijv. “Wat is de tweede prijs van de wedstrijd?”
“Een trip.”
• In de uiting van de testpersoon zit het correcte antwoord (of een correcte variant) vervat.
bijv. “In welke stad krijgt de familie autopech?”
“Niet ver van Parijs.”
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 10/32
Score 0 = een antwoord dat tot één van onderstaande categorieën behoort:
• Het antwoord komt niet overeen met het correcte antwoord of de correcte variant. In de
lijst met varianten van deze subtest staan ook enkele voorbeelden van foute varianten
weergegeven.
• Non-antwoord (geen reactie, ik weet het niet, …).
Kwalitatieve analyse/observaties:
Wij verklaren volgende termen die op het scoreformulier te vinden zijn:
• Confabulatie: het weergeven van incorrecte informatie (bijv. Wat is de tweede prijs van
de wedstrijd?
bijv. “Een fiets”).
• Reproductiescore: dit is de score op de vier vragen die peilen naar het reproduceren van
informatie die letterlijk in de tekst te vinden is (vraag 1 tot en met 4).
• Inferentiescore: dit is de score op de vier vragen waarbij de persoon een inferentie
(gevolgtrekking, informatie die niet expliciet vermeld wordt maar uit de context afgeleid
moet worden) moet maken om het antwoord te kunnen geven (vraag 5 tot en met 8). Bij
deze vragen kan je steeds vragen om het antwoord te motiveren (Waarom denk je dat?
Op welke elementen in de tekst is je antwoord gebaseerd?). Een juist antwoord met
vervolgens een onvolledige of foutieve motivatie wordt goed gerekend maar deze
kwalitatieve gegevens moeten zeker vermeld worden op het scoreblad (en in het verslag).
We geven een overzicht van de juiste motivaties voor de antwoorden op de
inferentievragen:
• Wie betaalt de kosten van het hotel?
‘het gezin zelf’ want
o In de tekst staat “ZE besluiten dan maar om hun hotel zelf te betalen”, wie
met het voornaamwoord ZE bedoeld wordt, kan afgeleid worden uit de
voorgaande zinnen (man en vrouw die een conversatie hebben en die een
verblijf moeten betalen).
• Keert de familie op dezelfde manier terug als ze gekomen is?
‘nee’ want
o Uit het feit dat ze met hun eigen auto naar huis rijden kan afgeleid worden
dat ze ook met hun eigen auto naar Italië zijn gereden.
o De terugweg wordt deels afgelegd met de auto en deels met de trein (wegens
autopech).
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 11/32
• Is het hotel zijn 5 sterren waard?
‘nee’ want
o In het zwembad zit geen water.
o De meeste kinderen vinden het eten niet lekker.
o De man aan de receptie spreekt enkel Italiaans.
• In welk seizoen speelt het verhaal zich vermoedelijk af?
‘zomer’ want
o Er is sprake van een hittegolf.
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 12/32
Vraag
Voorbeeldantwoord
Score 1
Voorbeelden van correcte variant
Score 1
Voorbeelden van foute reactie
Score 0
1. Hoeveel kinderen telt het
gezin?
4
3
2. In welke stad krijgt de
familie autopech?
Parijs
3. Wat is de naam van de man
uit het verhaal?
De Donker
4. Wat is de tweede prijs van
de wedstrijd?
Een reis
Veertien dagen in een vijfsterrenhotel
in Rome, vakantie, (hotel)verblijf, trip,
uitstap,
Een auto
5. Wie betaalt de kosten van
het hotel?
Het gezin zelf
De familie, De Donker, meneer zelf,
hijzelf, zijzelf, het gezin zelf, de man,
de vrouw
De organisator van de wedstrijd, het hotel,
de man aan de receptie
6. Keert de familie op dezelfde
manier terug als ze gekomen
is?
Neen
7. Is het hotel zijn 5 sterren
waard?
Neen
8. In welk seizoen speelt het
verhaal zich vermoedelijk af?
Zomer
Niet ver van Parijs
Ergens in Frankrijk, onderweg naar
Frankrijk, op weg van Rome naar huis
Donders, De Donder, Donker
-
Ja, deels, gedeeltelijk, met de auto
-
-
Ja, het was een 4 sterrenhotel
Lente, hoogseizoen, vakantie, in augustus
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 13/32
STCC-2: Beroepen opnoemen
Materiaal
Bij deze subtest wordt een stopwatch en een audio-opnametoestel gebruikt.
Maximumtijd
Deze taak duurt maximum 1 minuut.
Instructies voor de afname
Start het audio-opnametoestel en zeg:
Noem 10 verschillende beroepen op. Je krijgt hiervoor slechts 1 minuut. Klaar? Start!
Start de stopwatch (enkel de onderzoeker ziet de resterende tijd) en breek de test na 60
seconden af of wanneer er 10 correcte woorden werden gegeven.
Instructies tijdens de afname
• Als de persoon vraagt hoeveel items hij/zij al heeft gezegd, antwoord dan dat je de
persoon zal verwittigen wanneer er 10 genoemd zijn.
• Reageer steeds bij foutieve woorden met “het moeten allemaal beroepen zijn”.
• Reageer op synoniemen (bijv. tuinman/hovenier, ploegbaas/voorman) met “het moeten
verschillende beroepen zijn” en geef in dit geval slechts 1 punt (voor het eerste woord).
• Reageer bij variaties op hetzelfde woord (bijv. verpleger-verpleegster, bakker-bakkers,
dokter-doktersassistente) met “het moeten verschillende beroepen zijn” en geef in dit
geval slechts 1 punt (voor het eerste woord).
• Vraag om een specifiek beroep wanneer omschrijvingen (bijv. ”iemand die in een bank
werkt”) worden gegeven.
• De tijd blijft lopen wanneer er feedback op foutieve antwoorden wordt gegeven.
Instructies voor het scoren
• Turf tijdens het uitvoeren van de opdracht de correcte reacties van de persoon. Schrijf de
reacties niet tijdens de afname op! Doe dit eventueel achteraf op basis van de audioopname. Stop de tijd wanneer de persoon 10 correcte reacties heeft gegeven.
• Een dialectvariant wordt als een correcte reactie beschouwd (bijv. pompier in plaats van
brandweerman).
• De maximumscore voor deze subtest is 10 (goedscore).
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 14/32
Kwalitatieve analyse/observaties
Wij verklaren volgende termen die op het scoreformulier te vinden zijn:
• Herhalingen: de persoon herhaalt één of meerdere items (al dan niet gevolgd door
zelfcorrecties), het aantal herhalingen kan geturfd worden
• Intrusies: de persoon geeft een foutief woord, het kan bijvoorbeeld gaan over een woord
uit een andere semantische categorie (bijv. werktuigen) of een foutieve woordsoort (bijv.
een werkwoord). Om inzicht te krijgen in de aard van de fouten kunnen de intrusies
achteraf op het scoreblad worden geschreven.
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 15/32
STCC-3: Woorden zoeken
Materiaal
Bij deze subtest wordt pagina 2 (en volgende) van de testmap gebruikt.
Maximumtijd
Er is geen tijdslimiet voor deze subtest. Breek de oefening af wanneer deze te frustrerend is
voor de persoon. In dit geval kunnen de normen niet gebruikt worden.
Instructies voor de afname
Leg de testmap voor de persoon en zeg:
De volgende oefening heb je waarschijnlijk nog nooit gedaan. Ik toon je zo dadelijk allemaal
woorden, dit kunnen voorbeelden zijn van dieren of van fruit.
Wijs tijdens onderstaande uitleg met de vinger op de verschillende woorden in het schema
op pagina 2 van de testmap.
Als je de naam van een dier leest, moet je de naam van een fruitsoort zeggen. Als je de
naam van een fruitsoort leest, moet je de naam van een dier zeggen. Het woord dat je zegt,
hoeft niets te maken te hebben met het woord dat er staat.
Illustreer je uitleg niet met concrete woorden.
Er is nog een tweede regel: je moet steeds een nieuw woord zeggen. Woorden die je al
gelezen heeft of die je al zelf heeft gezegd, mag je niet meer gebruiken.
Begrijp je de opdracht? Laten we dan samen enkele voorbeelden proberen.
Draai het blad om en bied pagina 3 van de testmap aan.
Laat de persoon de drie oefenitems uitvoeren en geef hulp en feedback waar nodig. Schrijf
zijn/haar reacties op. Gebruik voor een correcte afname het stroomschema dat verder in
deze handleiding te vinden is.
• Correcte reacties zijn zowel voorbeelden (bijv. koe en banaan), rassen/merken (bijv.
Labrador en Jonagold) als klassen (bijv. reptielen en citrusvruchten) van dieren of fruit.
• Synoniemen worden als 2 verschillende reacties beschouwd (bijv. appelsien en
sinaasappel).
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 16/32
• Verschillende woorden die naar hetzelfde concept verwijzen, worden ook als 2
verschillende reacties beschouwd (bijv. kalf en koe).
• Woorden in enkelvoud en meervoud (bijv. kers – kersen) worden niet als 2 verschillende
reacties beschouwd.
• Noten worden tot fruit gerekend.
• Dialectwoorden worden als correct beschouwd.
Breek de test na deze drie oefenitems af indien de persoon ondanks alle hulp er niet in
slaagt om één correcte reactie te geven.
Zeg na de 3 oefenitems:
Nu komen er 15 opdrachten die je alleen moet doen. Alle woorden die je tot nu toe gezien
hebt ‘appel, kat en bessen’ mag je niet meer gebruiken. Ook … (lees nu de drie woorden uit
de onderstaande tabel die de persoon zelf zei voor) … mag je niet meer zeggen. OK? Daar
gaan we.
Instructies tijdens de afname
Draai steeds zelf de pagina’s om en noteer alle reacties tijdens het uitvoeren van de taak. In
het stroomschema dat verder in deze handleiding te vinden is, is duidelijk aangegeven welke
feedback moet gegeven worden.
Bij correcte reacties of onmiddellijke zelfcorrectie (bijv. een ba- neen een muis) wordt geen
feedback gegeven. Bij foutieve reacties wordt volgende feedback gegeven:
• Regelfout (RF) bijv. ‘aardbei → boom’, feedback: “Als het fruit is, moet je een dier
zeggen. Een boom is geen dier. We proberen de volgende (onderzoeker draait blad om)”
• Wwisselfout (WF) bijv. ‘kersen → peer’, feedback: “Als het fruit is, moet je een dier
zeggen. Een peer is ook fruit. We proberen de volgende (onderzoeker draait blad om)”
• Herhalingen (HH):
herhalen van aangeboden item, feedback: “[herhaalde item] heb ik u al getoond. Het
moet steeds een nieuw woord zijn. We proberen de volgende (onderzoeker draait
blad om)”
herhaling van eigen reactie, feedback: “[herhaalde item] heeft u al gezegd. Het moet
steeds een nieuw woord zijn. We proberen de volgende (onderzoeker draait blad
om)”
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 17/32
Instructies voor het scoren
De maximumscore voor deze subtest is 15 (goedscore, al dan niet na zelfcorrectie).
Na afloop van de volledige testafname kunnen de fouten als volgt kwalitatief beoordeeld
worden:
• Zelfcorrectie (ZC) = de persoon corrigeert zichzelf spontaan
• Regelfout (RF) = een reactie die geen dier of fruit is
• Wisselfout (WF) = een reactie die tot dezelfde klasse behoort als de stimulus
• Herhalingen (HH) = een reactie die al in de opgave voorkwam of de persoon al zelf uitte
• Geen reactie = de persoon geeft aan dat hij geen enkel woord kan vinden of de
onderzoeker merkt dat de persoon niet langer actief een woord aan het zoeken is (er
worden nooit aanmoedigingen gegeven)
Gecombineerde fouten worden allemaal aangeduid. Per item kunnen er dus meerdere fouten
gescoord worden. Onderstaand voorbeeld maakt dit duidelijk.
CR
Hond
Aardbei
Paard
Koe nee een aardbei
ZC
RF
WF
HH
⌧
⌧
⌧
⌧
De kwalitatieve analyse heeft geen invloed op de score.
Kwalitatieve analyse/observaties
De belangrijke termen op het scoreformulier werden reeds in deze handleiding verklaard.
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 18/32
foutieve reactie
stimulus
geen
reactie
correcte
reactie
De persoon merkt de fout
zelf niet op.
score = RF, WF en/of HH
De persoon merkt de fout zelf op en begint
een nieuw woord te zoeken.
De onderzoeker reageert niet zolang de
persoon actief blijft zoeken.
score = ZC
De onderzoeker draait
het blad om zonder
feedback te geven.
score = CR
De persoon geeft een
correcte reactie.
score = CR
De persoon geeft
opnieuw een foutieve
reactie.
score = RF, WF en/of HH
De persoon geeft op.
De onderzoeker geeft feedback over de aard van
de fout en draait het blad om.
De persoon mag geen nieuw woord zoeken bij
deze stimulus
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 19/32
STCC-4: Tekst schrijven
Materiaal
Bij deze subtest wordt de tekening uit de testmap gebruikt. Voorzie ook een blanco pagina
en een balpen.
Maximumtijd
Deze subtest duurt maximum 5 minuten.
Instructies voor de afname
Leg pagina 21 van de testmap recht voor de persoon en zeg:
Ik toon je nu een tekening waar van alles op gebeurt. Kan je zo uitgebreid mogelijk
beschrijven wat er op deze tekening allemaal gebeurt en wat er te zien is? Neem rustig de
tijd om alles in volledige en correcte zinnen op te schrijven. Je mag het blad niet
verschuiven. Leg de pen neer wanneer je klaar bent. Je krijgt maximum 5 minuten voor deze
opdracht.
Geef de balpen en leg een blanco blad horizontaal (‘landscape’) recht voor de persoon.
start stopwatch, max. 5 minuten
Instructies tijdens de afname
Laat de persoon rustig aan de tekst werken en observeer. Reageer niet op mondelinge
reacties van de persoon op de taak. Als de persoon een vraagt stelt, wordt er geantwoord
met “Ik mag je niet helpen bij deze taak”. Als de persoon vraagt hoeveel tijd er nog over is,
antwoord dan met “Ik geef je een signaal als de tijd om is”. Het blad moet recht voor de
persoon blijven liggen. Als de persoon het blad steeds verschuift, kleef je het vast op tafel.
Instructies voor het scoren
Enkel de zinnen die binnen de tijd volledig zijn opgeschreven, worden meegenomen in de
beoordeling. Laat de persoon wel de zin afmaken wanneer de maximumtijd wordt
overschreden. Als er sprake is van een slecht leesbaar handschrift, vraag je aan de persoon
om de tekst achteraf hardop te lezen. Vervolgens kunnen volgende kwantitatieve analyses
gebeuren:
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 20/32
•
aantal correcte informatie-eenheden (A): ___ / 20
•
totaal aantal geschreven woorden (B): ____
•
gebruikte tijd (C): ____ seconden (max. 300)
•
woorden per minuut: B/C x 60: ____
•
bondigheidsindex: A/B x 100: ____ %
De laatste twee analyses zijn enkel zinvol wanneer de persoon in volzinnen geschreven heeft
(en dus niet louter benoemd). Tijdens de uitvoering van de taak kunnen we aanwijzingen
krijgen voor hemianopsie of neglect. In dit geval is een inhoudelijke analyse van de
geschreven tekst ook niet zinvol.
Centraal
thema
Personen
Acties
Objecten 1
Objecten 2
Familie:
gezin, familie
[naam], …
Meisje:
dochter,
[meisjesnaam],
…
Bouwen:
spelen met,
maken, …
Zandkasteel;
fort, toren,
kasteel, …
Boek
Vakantie:
uitstap,
strandvakantie,
weekend, een
dagje uit aan de
kust, op reis, …
Jongen:
zoon,
[jongensnaam],
…
Gieten:
sproeien, nat
maken,
besprenkelen,
begieten,
[jongen] met
gieter, …
Schoen:
schoenen,
pantoffels, …
Bril: zonnebril
Mooi weer:
tropisch, de zon
schijnt, zonnig,
een warme dag,
zuiders land,
exotisch, hitte,
de zon, …
Vrouw:
moeder, mama,
Mevrouw
[familienaam],
jonge dame, …
Lopen:
rennen, (terug)
komen,
aangewandeld
komen, joggen,
aangestormd
komen, …
Zee: water,
oceaan, aan de
rand van de zee
…
Strand: kust,
palmeiland,
eiland met
bomen, …
Man: opa,
papa, vader,
Meneer
[familienaam],
…
Slapen:
rusten, dutten,
in slaap vallen,
dromen, luieren,
…
Strandzetel,
ligstoel, zetel,
strandstoel, …
Wandelstok:
stok
Palmboom
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 21/32
• Bij het tellen van het aantal woorden worden ook getallen en cijfers meegeteld. Tekens
zoals ‘+’ en ‘&’ worden niet meegeteld.
• Voor het berekenen van het aantal correcte informatie-eenheden kan onderstaande tabel
gebruikt worden. De persoon mag onderstaande informatie-eenheden anders weergeven
zolang het concept maar bewaard blijft. Enkele voorbeelden van correcte varianten zijn
eveneens in deze tabel opgenomen.
• Er worden enkel informatie-eenheden geteld en deze moeten niet logisch verbonden zijn.
Wanneer hier fouten tegen gemaakt worden, wordt dit wel genoteerd bij de rubriek
kwalitatieve analyse.
Uiteraard kunnen op het schrijfstaal tal van linguïstische analyses gebeuren (lexicaal,
fonematisch, morfosyntactisch, …).
Kwalitatieve analyse/observaties
Wij verklaren volgende termen die op het scoreformulier te vinden zijn:
• Afwijkende werkhouding: dit kan onder andere duidelijk worden door een
ongestructureerde opbouw van de tekst, een niet planmatig gebruik van het blad en
impulsief schrijven zonder zelfcorrectie.
• Irrelevante informatie: informatie die gerelateerd is aan het onderwerp maar niet in
overeenstemming met de opdracht is (bijv. een persoonlijke strandervaring beschrijven,
opmerkingen op de taak opschrijven).
• Redundante informatie: informatie die bestaat uit een herhaling van informatie die eerder
in de tekst staat (bijv. ‘de zon schijnt heel fel op het strand, ze zitten aan het water, het is
mooi weer’).
• Ongerelateerde informatie: uitweidingen die volledig ongerelateerd zijn aan het
onderwerp of de taak (bijv. ‘ik heb honger’).
• Incorrecte informatie: informatie die niet overeenkomt met de informatie die te zien is op
de tekening (bijv. ‘de man bouwt een zandkasteel’ of ‘de kinderen hebben ruzie’).
• Geen verbanden: de persoon legt geen verbanden tussen de verschillende elementen van
de situatie (bijv. het is een tropische bestemming want de zon schijnt fel, er ligt een
eiland in zee en er staan palmbomen, de vrouw is vermoedelijk de moeder van de
kinderen).
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 22/32
STCC-5: Foto’s benoemen
Materiaal
Bij deze subtest wordt een videobestand met foto’s via een beeldscherm (tablet/PCscherm/laptop) getoond. Zorg voor een goede opstelling waarbij er geen storende lichtinval
op het scherm is.
Maximumtijd
Deze subtest duurt 1 minuut.
Instructies voor de afname
Ik toon je zo dadelijk enkele foto’s op het scherm. Het is de bedoeling dat je met één woord
benoemt wat er te zien is op de foto. Zeg enkel en alleen het woord dat is afgebeeld. Geef
dus geen omschrijvingen of toevoegingen bij het woord. Als je bijvoorbeeld een stoel ziet,
dan zeg je gewoon stoel. Iedere twee seconden verschijnt er namelijk een nieuwe foto.
Begrijp je de opdracht? … Klaar? Start!
Start het videobestand.
De taak duurt 1 minuut en mag niet afgebroken worden. De overgang naar een volgende
foto gebeurt automatisch.
Instructies tijdens de afname
Noteer de reacties van de persoon indien deze afwijken van het doelwoord uit de eerste
kolom. Nadien kan je kijken of de uiting in de lijst met varianten voorkomt. De eerste drie
foto’s (appel, hand en bril) zijn proefitems. Zij hebben als bedoeling om de persoon te laten
wennen aan de tijdsdrukconditie. Ze worden dus ook niet meegerekend in de totaalscore. Je
mag tijdens deze drie items feedback geven op de reacties van de persoon (bijv. ‘een hand
met 5 vingers’
reactie van de onderzoeker ‘hand is voldoende’ of ‘een rode appel’
reactie
van de onderzoeker ‘appel is voldoende’). Bij de testitems zelf is het niet meer toegestaan
om feedback te geven. De taak mag ook niet onderbroken worden bijvoorbeeld voor het
herhalen van de instructie.
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 23/32
Instructies voor het scoren
De maximumscore voor deze subtest is 30 (goedscore).
Wanneer een foto die niet meer zichtbaar is op het scherm toch binnen de tijd correct wordt
benoemd, wordt dit ook als een correcte reactie beschouwd. De volgorde waarin de reacties
worden gegeven is dus niet belangrijk.
Score 1 wordt toegekend wanneer het antwoord tot één van de volgende categorieën
behoort:
• Benoeming met het doelwoord zoals aangegeven op het scoreformulier.
• Benoeming met een correcte variant zoals aangegeven in de tabel verder in de tekst (bijv.
synoniemen, merknamen, correcte semantische specificaties, meervouden,
verkleinwoorden, …).
• Benoeming met een correcte dialectvariant. Deze zijn niet weergegeven in de tabel met
varianten omdat deze per regio verschillen. De onderzoeker dient zelf – op basis van
zijn/haar kennis van het dialect van de persoon - uit te maken of de dialectvariant correct
het afgebeelde concept weergeeft.
• Een uiting waarin het doelwoord (of een correcte variant) vervat zit bijv. spons
een
synthetische spons.
• Verkleinwoorden bijv. Tandenstokers
• Meervouden bijv. Radijs
tandenstokertjes.
radijzen en Bloemkolen
bloemkool.
Score 0 wordt toegekend wanneer het antwoord tot één van volgende categorieën behoort:
• Non-antwoord: geen reactie.
• Hyperoniem bijv. accordeon
muziekinstrument.
• Semantisch verwant woord bijv. gieter
• Semantisch neologisme bijv. blikopener
emmer.
opendoenderding.
• Semantisch onvolledige benoeming bijv. verrekijker
• Fonologisch verwant woord bijv. flamingo
kijker.
flimango’s.
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 24/32
Correcte varianten
Voorbeelden van foute reacties
1.
Accordeon
Harmonica, Trekzak
Mondharmonica
2.
Clown
-
Pipo (personage), Nar
3.
Kangoeroe
-
Buideldier
4.
Ton
(wijn-, water- regen-, of
bier-)vat, (wijn-, waterregen-, of bier-)ton
(bier)kuip, Ketel
5.
Verrekijker
-
-
6.
Haardroger
7.
Spons
-
-
8.
Serre
(planten-, broei- of
kweek)kas
-
9.
Bloemkool
-
-
10. Neushoorn
Rhinoceros
-
11. Zonnebloem
-
-
12. Struisvogel
-
Emoe
13. Witloof
-
-
14. Blikopener
-
Bokaalopener, Pottenopener,
(Haar)föhn
-
Opendraaier
15. Pinguïn
-
-
16. Deegroller
Deegrol
Rol(ler)
17. Tandenstokers
-
Tandenstokjes, Satéstokjes,
Kaasstokskes, Stokje, Prikkers
18. Caravan
-
Home-wagen, Mobilhome,
Woonwagen, Kampeerwagen
19. Schildpad
-
-
20. Bloempot
-
Pot, Terracottapotje
21. Kiwi
Zespri
-
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 25/32
22. Gieter
Sproeier, Watergieter,
Plantengieter
Waterkan, Emmer
23. Radijs
-
-
24. Kruiwagen
-
Wagen
25. Flamingo
-
Stelt(en)loper, Pelikaan
26. Slee
Ijsstoel, Slede,
Sneeuwstoel, Sneeuwar,
Ijsslee, ijslede
Skistoel, Ski, Bank, Sneeuwding
27. Giraf
-
-
28. Tank
Oorlogstank, Legertank
Tanker, Kanon
29. Punaise
Punaises, Duimspijker(s)
Spijkers
30. Ketting
-
-
Kwalitatieve analyse/observaties
Op het scoreformulier staan zaken die tijdens de afname van deze subtest geobserveerd
kunnen worden. Deze observaties kunnen aanleiding geven tot verdere diagnostiek en/of
een doorverwijzing. Bij ‘overige observaties’ kan je nog extra zaken noteren.
Wij verklaren kort volgende term:
• Stress door tijdsdruk: de persoon vertoont een waarneembare stresstoename vanaf het
moment dat de tijdsdrukfactor wordt geïntroduceerd.
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 26/32
STCC-6: Verhaal navertellen
Materiaal
Er wordt geen materiaal bij deze subtest gebruikt.
Maximumtijd
Deze subtest heeft geen tijdslimiet.
Instructies voor de afname
Ik lees je nu een verhaal voor waar nogal wat details in voorkomen. Luister aandachtig want
straks vraag ik je om het verhaal zo goed mogelijk na te vertellen. Als je het goed vindt,
maak ik ook een geluidopname zodanig dat ik alles gemakkelijk kan scoren. Klaar? Hier komt
het verhaal.
Lees onderstaand verhaal rustig hardop voor en maak hierbij geen oogcontact met de
persoon. De tekst wordt op een natuurlijke manier voorgelezen en tussen de zinnen wordt
een korte pauze ingelast. De tekst mag slechts 1 maal voorgelezen worden. Herhalingen van
zinnen zijn niet toegelaten (ook niet op verzoek van de persoon).
Dit is het verhaal van Meneer De Meyer.
Meneer De Meyer staat ’s morgens op en hij neemt een douche in de badkamer.
Intussen maakt zijn vrouw het ontbijt klaar: koffie met croissants.
Hij gaat naar beneden en ze eten samen het ontbijt.
Dan vertrekt hij naar zijn werk met een oude auto.
Hij komt goed op tijd toe op zijn werk maar daar ziet hij dat de lift defect is.
Dus moet hij de trap nemen naar de tiende verdieping.
Dat zijn tweehonderd treden.
Hij is doodmoe als hij boven toekomt en daar staat zijn baas die nog kwaad is ook omdat hij
te laat is.
Deze tekst is gebaseerd op een oefening uit Logotherapia (Bonta & Sistermans-Theunisse,
1993, pagina 191 e.v.).
Start de audio-opname.
Kan je mij dit verhaal nu zo goed mogelijk navertellen?
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 27/32
Instructies tijdens de afname
Luister geïnteresseerd naar de persoon maar noteer niets. De persoon mag op geen enkele
manier geholpen of aangemoedigd worden. Ook op foutieve informatie wordt niet
gereageerd. De persoon geeft zelf aan wanneer hij klaar is met de taak.
Instructies voor het scoren
Duid de informatie-eenheden die de persoon correct weergeeft aan. De maximumscore voor
deze subtest is 18 (goedscore).
• De persoon moet de informatie-eenheid zeker niet letterlijk reproduceren. Een correcte
informatie-eenheid moet wel de vooropgestelde essentiële informatie bevatten.
o Vb. ‘de lift is kapot’ geldt als een juiste reproductie van ‘de lift is defect’. In de tabel op
de volgende pagina’s zijn voorbeelden te vinden van variaties die correct gescoord
werden.
o Vb. Voor de informatie-eenheid “vrouw maakt ontbijt” is de essentiële informatie:
“vrouw + actie die te maken heeft met het voorbereiden van het ontbijt”. Zo wordt de
uiting “zijn vrouw haalt croissants” correct gerekend omdat de essentiële informatie
aanwezig is.
• Hou geen rekening met de volgorde van de informatie-eenheden (bijv. hij eet croissants
en neemt dan een douche) of met foutieve informatie (bijv. hij staat om 10 uur op = 1
correcte informatie-eenheid). Al deze informatie wordt uiteraard wel bij de kwalitatieve
analyse van de taak genoteerd.
Kwalitatieve analyse/observaties
De termen die op het scoreformulier te vinden zijn, werden reeds toegelicht bij de
bespreking van subtest 4.
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 28/32
Doelreactie
Voorbeelden van correcte
varianten
Voorbeelden van foutieve
reacties
De Meyer
-
De Meyere, De Dekker, De
Schrijver, Meneer X, de Neyer, de
Neyer of Denayer
Opstaan
Ontwaken
-
Douche
Hij neemt een stortbad; Hij gaat
in de douche
Hij neemt een bad; Hij maakt zich
klaar in de badkamer; Hij wast
hem in de badkamer.
Vrouw maakt
ontbijt
Zijn vrouw maakt eten klaar; De
Hij zet koffie en dekt de tafel; Hij
vrouw maakt koffie gereed met
maakt het ontbijt.
croissants; Zijn vrouw is beneden
bezig met het ontbijt; Zijn vrouw
Essentiële
haalt croissants; Zijn vrouw heeft
informatieeenheden: Vrouw + koffie gezet; Terwijl zijn vrouw de
actie die te maken croissants gereedmaakt; Zijn
vrouw heeft croissants; Terwijl
heeft met
zijn vrouw dus de koffie
voorbereiden van
klaarmaakt met croissants; Zijn
een ontbijt
vrouw maakt koffie; Zijn vrouw
maakt het eten gereed, het
ontbijt; Zijn vrouw maakt 's
morgens het eten klaar,
croissants; Zijn echtgenote maakt
het ontbijt klaar
Croissants
Croissant
Boterkoeken
Koffie
-
-
Ze eten samen
Ze gaan koffie drinken met
croissants; Ze ontbijten samen;
Neemt hij samen met zijn vrouw
het ontbijt; Hij gaat dan het
ontbijt nemen met zijn vrouw; Ze
gaan eten
Hij eet; Hij ontbijt; Ze gaan
samen naar beneden.
Hij gaat naar zijn werk; Hij rijdt
naar zijn werk; ... moet hij dan
vertrekken naar richting zijn werk;
Dan gaat hij met zijn auto werken
; Vertrekt hij met een oude auto
en hij komt op zijn werk toe ; Hij
gaat dan weg naar zijn werk; Hij
rijdt naar zijn werk ; ... vertrekt
meneer De Meyer naar kantoor.
Hij maakt zich klaar om te gaan
werken; Hij stapt in zijn auto op
weg naar het werk; Hij vertrekt
met zijn oude auto; Dan rijden ze
samen met de auto naar het
werk.
Essentiële
informatieeenheden: 2
personen + een
actie die te maken
heeft met samen
eten
Vertrekt naar werk
Essentiële
informatieeenheden:
verplaatsing naar
werk
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 29/32
Oude
-
Slechte
Auto
Karretje; Wagen
-
Komt op tijd (toe)
Hij is precies op tijd; Hij is niet te
laat als hij toekomt
Hij vertrekt naar zijn werk goed
op tijd; Hij is daar goed geraakt;
Hij vertrekt op tijd; Hij komt toe
op zijn werk; Eens daar
aangekomen; Hij komt aan op zijn
werk; Hij was tevoren heel goed
op tijd vertrokken; Hij dacht dat
hij op tijd ging zijn.
Lift defect
Een geblokkeerde lift; De lift is
stuk; De lift gaat niet meer; De lift
is kapot; Lift in panne; De lift doet
het niet
10e verdieping
Tien verdiepingen hoog; Het
Tien trappen
tiende verdiep; Tien hoog; Op het
tiende
200 treden
200 trappen; Tweehonderd en …
treden
Doodmoe
Buiten adem; Uitgeput; Uitgeteld; Moe en zuchtend; Bekaf; Heel
moe; Hij komt hijgend boven;
Einde adem; Vermoeid
Baas
Werkgever; Patron; Directeur;
Chef
Kwaad
Hij krijgt onder zijn voeten; Hij
krijgt een blaam van zijn baas; Hij
wordt berispt door zijn baas; Zijn
baas is niet goed gezind; Zijn
baas doet vervelend; Zijn baas
begint hem uit te schelden;
Ontevreden; Boos
Hij is te laat
Hij zegt dat hij te laat is; Hij komt bij zijn baas, hij komt te laat zijn
baas is kwaad; Hij komt toch te
laat
100 treden, heel veel treden
-
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 30/32
STCC-7: Cijfers zoeken
Materiaal
Bij deze subtest wordt volgend materiaal gebruikt: 2 werkbladen (die zich achteraan het
scoreformulier bevinden), een stopwatch en een balpen. Gebruik geen stift vermits hierdoor
de doorstreepte cijfers niet meer leesbaar zijn.
Maximumtijd
Deze subtest duurt maximaal 5 minuten.
Instructies voor de afname
Leg het eerste werkblad recht voor de persoon en zeg:
In het raster op deze pagina staan alle cijfers van 1 tot en met 9. Begin bij 1 en doorstreep
dan zo snel mogelijk alle andere cijfers in opklimmende volgorde zonder er één over te
slaan. Doorstreep dus eerst 1, dan 2, dan 3, dan 4 en zo verder.
Geef de persoon schrijfgerief en laat hem de taak uitvoeren. Geef feedback op het resultaat.
Neem het blad weg en zeg:
Zo dadelijk geef ik je een ander blad waarop ook een raster staat. In dat raster staan alle
cijfers van 1 tot en met 99. De opdracht is dezelfde als op deze pagina: begin bij 1 en
doorstreep dan zo snel mogelijk alle andere cijfers in opklimmende volgorde. Er mogen geen
cijfers overgeslagen worden. We doen dit gedurende 5 minuten. Op dit tijd kan je uiteraard
niet alle cijfers doorstrepen maar je moet wel proberen er zoveel mogelijk te vinden. Ik geef
je een teken wanneer de tijd om is. Je mag de pen nemen. Klaar? Start!
Leg het tweede werkblad recht voor de persoon en start de stopwatch.
Instructies tijdens de afname
Volg nauwgezet de uitvoering van de taak en wijs de persoon er op wanneer hij/zij een cijfer
overslaat (“Het laatste cijfer/getal dat u heeft aangeduid was […], u moet nu op zoek gaan
naar het cijfer/getal dat daar onmiddellijk op volgt. U mag geen enkel cijfer overslaan.”). Als
de persoon de draad kwijt is en vraagt welk cijfer hij/zij laatste aangeduid heeft, antwoord
je: “Ik mag je tijdens deze taak niet helpen”. Het blad moet recht voor de persoon blijven
liggen. Als de persoon het blad steeds verschuift, kleef je het vast op tafel. De persoon moet
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 31/32
de cijfers maar met 1 lijn doorstrepen (meerdere keren krassen waardoor het doorstreepte
cijfer niet meer leesbaar is, is niet toegelaten). De persoon mag strategieën gebruiken om de
taak op te lossen (bijv. hardop het cijfers zeggen dat gezocht wordt, zijn vinger plaatsen bij
een volgend cijfer of rij- of kolomscanning). Duid dit aan bij de kwalitatieve analyse. Als de
persoon vraagt hoeveel tijd hij/zij nog heeft, antwoord je dat je een teken zal geven
wanneer de tijd om is. Stop de taak na 5 minuten.
Instructies voor het scoren
Noteer het laatste cijfer dat de persoon doorstreept heeft op 5 minuten. De maximumscore
voor deze subtest is 99 (goedscore).
Kwalitatieve analyse/observaties
Wij verklaren volgende termen die op het scoreformulier te vinden zijn:
• Geen strategiegebruik: de persoon gaat heel impulsief te werk en gebruikt geen enkele
zoekstrategie zoals rij- of kolomscanning.
• Stress door tijdsdruk: de persoon vertoont een stresstoename vanaf het moment dat de
tijdsdrukfactor wordt geïntroduceerd.
• Houdt zich bewust niet aan de instructies: de persoon begrijpt de instructies wel maar
slaat bijvoorbeeld bewust cijfers over om een zo hoog mogelijke score te behalen.
• Vergeet doelcijfer: de persoon geeft aan dat hij/zij niet meer weet welk cijfer hij/zij aan
het zoeken is of uit observatie is duidelijk dat de persoon in de reeds aangeduide cijfers
het laatst aangeduide cijfer gaat zoeken.
ScreeningTest voor Cognitie & Communicatie (Paemeleire, 2013): handleiding - pagina 32/32