Pedagogisch beleid - SKH Kinderopvang

Pedagogisch
beleid 0-12 jaar
Pedagogisch beleid
Versie maart 2014
Inhoudsopgave
1. Inleiding
3
2. Pedagogische visie • Een rijke speelomgeving
• It takes a village to raise a child
• Partners in opvoeding
• Zorg en ondersteuning
4
4
4
5
3. Inspiratiebronnen • Emmi Pikler
• Lev Vygotsky
• Micha de Winter
5
6
6
4. Kinderdagopvang 0-4 jaar • Startblokken van Basisontwikkeling
• Interactie tussen kind en pedagogisch medewerkster
• Dagindeling
• De betekenis van spel en activiteiten
• De groep
• Nieuw in de groep
• Binnen- en buitenruimte
• Gezondheid en veiligheid
• Voorschoolse educatie op de Driesprong 6
7
7
8
8
9
10
11
11
5. Buitenschoolse opvang 4-12 jaar
• Vreedzame BSO
• Interactie tussen kind en pedagogisch medewerkster
• De betekenis van spel en activiteiten
• Onderscheid in activiteiten tijdens schoolweken en de vakanties
• Vakanties • De groep
• Nieuw in de groep
• Binnen- en buitenruimte
• Internet
• Thema BSO
• Kinderparticipatie • Zelfstandigheid en vrijheid
• Vrienden buiten de BSO
• Afstemming met de school
11
12
12
13
13
13
14
14
15
15
15
15
16
16
6. Implementatie pedagogisch beleid
• Pedagogisch jaarwerkplan
• Werken aan welbevinden
• Teambegeleiding
16
16
17
7. Uitwerking pedagogisch beleid in werkinstructies
17
2
1 Inleiding
De kwaliteit van de kinderopvang wordt voor een belangrijk deel bepaald door het pedagogisch beleid. Het pedagogisch
beleid is: ‘Alle formele en informele afspraken die samen continuïteit en gelijkgerichtheid geven aan het handelen
met betrekking tot de opvoeding en ontwikkeling van kinderen’. Alles staat of valt bij de kwaliteit van de pedagogisch
medewerksters*. De kern van het werk in de kinderopvang ligt in de relatie tussen pedagogisch medewerkster en kind
en de manier waarop zij met kinderen omgaat.
SKH vindt het belangrijk om de pedagogische ideeën te verwoorden in pedagogisch beleid om de volgende redenen:
• Het pedagogisch beleid geeft richting aan handelen en is zo een houvast voor de pedagogisch medewerksters bij het
dagelijkse werk met de kinderen. Het zorgt voor een gelijkgestemde en toetsbare aanpak;
• Het biedt handvatten voor nieuwe medewerksters en invalsters;
• Het zorgt voor bewustwording bij medewerksters in hun omgang met kinderen;
• Het dient mede als houvast en informatie voor ouders, zodat zij weten op welke wijze SKH invulling geeft aan haar
pedagogisch handelen op de locaties.
Het pedagogisch beleid van SKH is onder meer gebaseerd op de vier opvoedingsdoelen uit de Wet Kinderopvang van
Professor J.M.A. Riksen-Walraven:
1. Het bieden van voldoende emotionele veiligheid voor het kind (welbevinden);
2. Het bieden van voldoende mogelijkheden voor de kinderen om persoonlijke competenties
te ontwikkelen (o.a. cognitieve; sociaal-emotionele; motorische ontwikkeling);
3. Het bieden van voldoende mogelijkheden voor de kinderen voor het ontwikkelen
van sociale competenties (zoals het leren wachten op elkaar; interactie kinderen
onderling);
4. Overdracht van normen en waarden (zoals het zich houden aan regels en het
hebben van respect voor elkaar: morele ontwikkeling).
In dit pedagogisch beleid beschrijven we hoe we kijken naar kinderen en hoe we
onze rol zien als mede-opvoeder. Naast onze algemene visie vindt u een uitwerking
hiervan in de hoofdstukken over kinderdagopvang en over de BSO. We hebben
ons in ons pedagogisch beleid te houden aan meerdere wettelijke verplichtingen
en eisen die ons keurmerk HKZ van ons vraagt. Deze zijn verwerkt in de tekst, maar
ook in de verdere uitwerking in verschillende werkinstructies. Het laatste hoofdstuk
verwijst naar deze uitwerking in werkinstructies.
Het pedagogisch beleid is een dynamisch stuk. We ontwikkelen steeds verder en doen
nieuwe inzichten op. Maar ook verplichtingen van buitenaf maken soms dat we ons beleid moeten
aanpassen. In die zin zijn we nooit uitgeleerd. Dit betekent dat dit beleid periodiek wordt bijgesteld.
* Waar pedagogisch medewerkster wordt geschreven, wordt zowel de vrouwelijke als mannelijke collega bedoeld.
3
2 Pedagogische visie
Een rijke speelomgeving
De visie van SKH is als volgt geformuleerd: ‘SKH biedt ieder kind de ruimte om zich, in eigen tempo, in een veilige
omgeving door spel en ontdekking te ontwikkelen’. Ons pedagogisch handelen is gebaseerd op een visie op kinderen,
hoe kinderen opgroeien en wat de rol van de volwassenen en omgeving daarbij is. SKH biedt kinderopvang in
groepsverband in een rijke pedagogische omgeving, waarbij het welbevinden en de ontwikkelingskansen van kinderen
centraal staan. Kinderen hebben van nature de behoefte om te ontdekken, te leren. Dat doen ze vooral in de interactie
met andere kinderen en volwassenen. Daarom biedt de groep een geweldige voedingsbodem om henzelf en de wereld
om hen heen te leren kennen. Bovendien kan een kind, dat al op jonge leeftijd met andere kinderen en volwassenen
veel samen doet, leren om de ruimte en aandacht te delen en vriendschappen te sluiten. Een rijke pedagogische
omgeving wordt vooral bepaald door de wijze waarop ieder kind in de groep wordt benaderd en begeleid, de inrichting
en de geboden materialen en activiteiten. Kinderen leren van nature maar niet vanzelf! Opvoeding is de begeleiding van
kinderen naar volwassenheid. Om zich positief te kunnen ontwikkelen, moeten kinderen hun omgeving ervaren als een
veilige plek, waar pedagogisch medewerksters ze echt zien en steeds proberen om ze te volgen in wat ze nodig hebben.
Waar het veilig is omdat pedagogisch medewerksters grenzen aangeven en bewaken en waar zij uitleggen én voordoen
hoe we met elkaar omgaan. Waar pedagogisch medewerksters je stimuleren en aanmoedigen om nieuwe dingen te
leren.
It takes a village to raise a child
Ons pedagogisch doel is dat kinderen respect en verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkelen, zowel voor henzelf als voor
hun omgeving. Wij vinden het belangrijk dat kinderen leren om zelfstandig te denken en te handelen, zodat zij hun eigen
keuzes kunnen maken. Dat kinderen leren om conflicten op een constructieve wijze op te lossen en om te leren gaan
met verschillen. Met deze basisvaardigheden zullen zij later hun eigen plek kunnen vinden in de maatschappij.
‘It takes a village to raise a child’, zo luidt het van oorsprong Afrikaanse gezegde. Die ‘village’ bestaat in onze huidige
tijd uit instanties als scholen, consultatiebureau, kerk, kinderopvang, verenigingen. We zijn allemaal mede-opvoeders.
Met elkaar zijn we verantwoordelijk voor een leefomgeving waarin kinderen veilig en gezond op kunnen groeien en
waar problemen gezamenlijk worden aangepakt. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop de volwassenen samen
kunnen werken als het gaat om afstemmen van opvoeding (zoals ouders met school, kinderopvang, sportclubs), de wijze
waarop de omgeving is ingericht (veilig, maar toch ook uitdagend) en de manier waarop we met elkaar oog houden voor
de kinderen en ze zien als volwaardige burgers in onze samenleving. Ook al zijn ze nog niet volwassen, ze spelen een
belangrijk rol. Niet later, ook nu al!
Partners in opvoeding
Bij SKH zien we het belang van een goede relatie met de ouders in het belang van het kind. Voor de ontwikkeling van
een kind is het belangrijk dat de volwassenen die betrokken zijn bij de zorg en opvoeding betrokken zijn bij elkaar en
goed met elkaar kunnen overleggen. We spannen ons in om ouders op alle niveaus te betrekken: ten aanzien van de
ontwikkeling en het welbevinden van hun eigen kinderen, van de locatie en van de hele organisatie. Zonder betrokken
ouders verworden onze pedagogische doelen tot loze kreten. We willen dat ouders letterlijk en figuurlijk
de ruimte krijgen om deelgenoot te zijn van het leven van hun kind bij SKH. We willen dat ouders
en medewerksters elkaar vinden in wat hen verbindt: het kind. Zodat de kinderen voelen dat
ook de volwassenen om hen heen het goed hebben met elkaar. De ouders van de kinderen
en de pedagogisch medewerksters zijn partners in de opvoeding, waarbij de ouders altijd
eindverantwoordelijk blijven voor hun kind. Beiden zijn deskundig; ouders in de eerste
plaats vanuit hun vanzelfsprekende rol als eerste betrokkene bij hun kind en pedagogisch
medewerksters vanuit hun ervaring en opleiding.
Een oudergesprek als middel van pedagogisch partnerschap werkt alleen als het
onderdeel is van contact op meerdere momenten en plaatsen. Het kan ook nooit een
middel zijn om het contact op te bouwen. Elkaar leren kennen en je prettig voelen bij
elkaar ontstaat in de dagelijkse omgang en het doen van gezamenlijke activiteiten die
beiden prettig vinden. De basis voor een onderlinge band wordt gelegd in de wenperiode:
samen op de groep zijn, praten in de wandelgangen. Vervolgens in de dagelijkse overdracht,
het betrekken van ouders bij het spelen of bekijken van foto’s, het betrekken van ouders bij
een thema, belangstelling tonen en ouders het vertrouwen geven dat we werkelijke interesse
hebben in hun kind. Oudergesprekken zijn vaste momenten om met elkaar te bespreken hoe het
met het kind gaat en hoe we samen verder gaan met de pedagogische aanpak. Met wensen van ouders
over de aanpak van hun kind op de locatie wordt zo veel mogelijk rekening gehouden, tenzij deze strijdig zijn met het
pedagogisch beleid van SKH.
4
Zorg en ondersteuning
Als partner in opvoeding zijn we bij SKH medeverantwoordelijk voor de veiligheid,
ontwikkeling en het welbevinden van vele kinderen. Ieder kind is uniek en in ons
pedagogisch beleid staat het kind centraal. Uitgangspunt is wat dit specifieke kind nodig
heeft om zich optimaal te ontwikkelen. Op het moment dat wij ons zorgen maken over
het gedrag of de ontwikkeling van een kind is het belangrijk om tijdig deze zorg te delen
met ouders en collega’s. Opvoeden is een puzzel en opvoeders hebben elkaar nodig
om te zoeken naar de juiste aanpak. Soms om te voorkomen dat een kind kwetsbaar
wordt, soms om een specifieke kwetsbaarheid (zoals bijvoorbeeld een beperking) te
compenseren, soms om bescherming te bieden, soms om een gestagneerde ontwikkeling
te helpen vlot te trekken. Wij gaan ervan uit dat een lichamelijke of verstandelijke beperking
op zich geen belemmering hoeft te zijn om op een kinderdagverblijf of BSO te komen. Ons
uitgangspunt is: ‘Gewoon waar het kan, speciaal waar het moet’. Het opnemen van kinderen met
een beperking op een reguliere locatie heeft in veel gevallen een meerwaarde; voor het kind zelf door
de stimulerende werking die van de aanwezigheid van andere kinderen uitgaat. Ook voor de andere kinderen is het
waardevol en leerzaam om kennis te maken met kinderen die zich anders gedragen of er anders uitzien dan zij gewend
zijn. De dagelijkse omgang met kinderen met beperkingen wijkt niet af van de aanpak van de andere kinderen op de
groep vanuit de gedachte dat elk kind uniek is.
Om kinderen die een extra ondersteuningsvraag hebben goed te kunnen begeleiden, is het belangrijk om in gesprek te
gaan en te blijven met ouders en mogelijk andere organisaties die hulp in het gezin bieden. Omdat we vinden dat hulp
in principe in de gewone omgeving van het kind geboden moet worden, heeft SKH een vaste samenwerking met Parlan,
(organisatie voor jeugdzorg en opvoedhulp). Vaste medewerkers van hen komen bij ons en denken mee bij vragen rond
zorg en ondersteuning. Op verzoek van ons en ouders helpen ze de pedagogisch medewerksters en ouders om op de
groep en thuis hun handelen af te stemmen op kinderen die bijzondere aandacht vragen.
De kinderopvangorganisaties zijn wettelijk verplicht om bij een vermoeden van een zorgelijke opvoedsituatie en/of
huiselijk geweld te onderzoeken of er melding gedaan moet worden bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling
(AMK) of het meldpunt Huiselijk geweld. Wanneer SKH het vermoeden heeft dat een kind zich in een situatie bevindt
die onveilig is en schadelijk voor de ontwikkeling, gaan we in gesprek met ouders om onze zorg te delen. Als we
onvoldoende kunnen inschatten of er voor het kind voldoende bescherming en hulp is, dan melden wij bij het AMK het
verzoek om hier onderzoek naar te doen. Zij hebben de deskundigheid en mogelijkheid om een inschatting te maken
van de ernst. Een andere mogelijkheid is dat wij naam en geboortedatum van een kind registreren in de Verwijsindex
risicojongeren. Dit is een landelijk digitaal systeem waarin hulpverleners, leerplichtambtenaren maar ook scholen en
kinderopvangorganisaties meldingen kunnen doen over jongeren tot 23 jaar met problemen. Op deze manier kan men
van elkaar zien dat er ondersteuning in het gezin is geboden en men niet langs elkaar heen werkt. Een melding bij het
AMK, steunpunt Huiselijk geweld of in de verwijsindex gebeurt bij SKH alleen door een lid van de pedagogische afdeling.
Ouders worden altijd op de hoogte gesteld, tenzij daardoor kind of medewerksters in een gevaarlijke situatie belanden.
3 Inspiratiebronnen
SKH heeft zich bij de ontwikkeling van het pedagogisch beleid door de jaren heen laten inspireren door meerdere
pedagogen. Zij hebben ons geïnspireerd om ons steeds verder te ontwikkelen in onze visie op kinderen, ouders en
opvoeding en hoe we dat kunnen vertalen in ons pedagogisch handelen. Ze staan aan de basis van ons denken maar
zorgen er ook voor dat ons handelen stevig is onderbouwd door mensen die hun sporen in de pedagogiek verdiend
hebben.
Emmi Pikler (1902-1984), inspiratiebron voor ons pedagogisch beleid specifiek voor baby’s en dreumesen
Emmi Piklers benadering kenmerkt zich door twee principes: respect voor de behoefte aan een stabiele persoonlijke
band en respect voor de zelfstandige activiteiten van het kind. Vanuit deze principes ontstaat een derde: de noodzaak
om het leven van het kind zinvol te organiseren. Er is een tijd voor rust en slaap, een tijd van wakker zijn in contact met
de pedagogisch medewerkster die hem verzorgt en een tijd om zelf actief bezig te zijn. Pikler vindt dat we inmenging in
de vrije speeltijd van baby’s moeten vermijden. Volwassenen moeten erg voorzichtig zijn met het meespelen en niet de
leiding in het spel overnemen. Baby’s hebben tijd nodig om zelf initiatieven te nemen en om in het eigen spel te komen. Baby’s hebben een veilige en voldoende grote ruimte nodig waarin ze zich volop kunnen bewegen. Op die manier
wordt de lichamelijke ontwikkeling gestimuleerd en kunnen ze hun motoriek oefenen. De eerste behoefte van baby’s
5
en dreumesen in de kinderopvang is emotionele veiligheid. Emotionele veiligheid ontstaat vooral door een gezonde
hechting tussen pedagogisch medewerkster en kind. Een gezonde hechting is een basis voor een goede ontwikkeling.
Vanuit dit gegeven adviseert SKH ouders om jonge kinderen minimaal drie/vier dagdelen per week te plaatsen. Door
regelmatig contact met vaste pedagogisch medewerksters en kinderen ontstaat er sneller een hechting waarin het kind
ook echt op ontdekking gaat.
Bij de jongste kinderen kiezen we een vaste pedagogisch medewerkster die het kind zoveel mogelijk verzorgt, het
zogenaamde ‘mentorschap’. De verzorgingsmomenten worden benut voor één op één contact tussen de mentor en de
baby. De baby krijgt volledige aandacht zodat het voldaan is op alle gebieden, waarna het zichzelf weer kan vermaken.
Dit bevordert het gevoel van veiligheid van de baby.
SKH kiest binnen (grondboxen) en buiten (babytuin) voor veilige ruimtes speciaal ingericht voor baby’s, waarin ze zelf
actief kunnen zijn. We laten hen de vrijheid om zelf te spelen en de pedagogisch medewerksters zijn vooral volgend.
Als de oudere kinderen met activiteiten bezig zijn, worden de baby’s erbij betrokken, maar alleen als het voor hen ook
betekenis heeft. Lev Vygotsky (1896-1934), inspiratiebron voor een ontwikkelingsgerichte manier van kijken en werken
Lev Vygotsky is vooral bekend door zijn kijk op de menselijke ontwikkeling. Volgens Vygotsky leren kinderen door
problemen op te lossen. Hij maakt hierbij onderscheid tussen problemen die het kind zelf kan oplossen (niveau
van eigenlijke ontwikkeling) en problemen die het kind met behulp van iemand anders kan oplossen (potentiële
ontwikkeling). Er zit namelijk een gat tussen deze twee niveaus, wat hij de zone van naastgelegen ontwikkeling noemt.
De volwassene daagt het kind op een speelse manier uit om steeds de volgende stap te zetten en draagt zo steeds meer
verantwoordelijkheid over aan het kind. Kinderen leren door interactie (over en weer contact) met andere kinderen
en volwassenen. Dat maakt taalontwikkeling en taalverwerving tot een ontzettend belangrijk aspect in de opvoeding.
Woordenschat en taalbegrip zijn de voertuigen van de communicatie.
Vanaf de peuterleeftijd en ook voor jongere schoolkinderen is de belangrijkste behoefte het ontwikkelen van de
persoonlijke competentie. De kinderen geven het zelf vaak al aan door te zeggen: ‘Ik wil het zelf doen’. Met dit gegeven
kiest SKH, geïnspireerd door Vygotsky voor het inzetten van pedagogisch medewerksters die goede kennis hebben van
de ontwikkelingsfasen van een kind. Met deze kennis is het mogelijk om af te stemmen op het kind en de zone van de
naaste ontwikkeling te herkennen. SKH heeft gekozen voor een pedagogisch werkplan voor de
0-4 jarigen op basis van de inzichten van Vygotsky: Startblokken van basisontwikkeling.
Micha de Winter, inspiratiebron voor de visie op kinderopvang als plek waar kinderen
kunnen oefenen met democratisch burgerschap
Micha de Winter is van mening dat de kinderopvang een schakel is in de opvoeding.
Daarbij gaat het erom in hoeverre je erin slaagt om samen met ouders, school en
andere voorzieningen in de buurt als een team de opvoedingsverantwoordelijkheid
te delen. Hij blies daarmee de uitdrukking ‘it takes a village to raise a child’
nieuw leven in. Volgens Micha de Winter heeft opvoeden een individueel en
een maatschappelijk belang. Hij vindt het een grote verworvenheid dat een kind
als individu de kans krijgt om zijn talenten te ontplooien. Maar hij vindt ook dat
alle opvoeders, dus ook kinderopvangorganisaties, een maatschappelijke taak
hebben. Hij introduceert hiervoor de term ‘democratisch burgerschap’. We willen
een samenleving die democratisch is; waarin we democratisch met elkaar omgaan.
Kenmerkend hiervoor is dat we van elkaar accepteren dat we verschillend zijn en
dat we conflicten oplossen door dialoog. We vinden het belangrijk dat mensen actief
betrokken zijn, verantwoordelijkheid nemen, participeren en investeren in hun omgeving.
Dat is niet vanzelfsprekend. Kinderen moeten dat leren van de opvoeders. Ze moeten leren
verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en de omgeving. Met name kinderen op de BSO kunnen
we de gelegenheid bieden om dat te oefenen. Met dit gegeven kiest SKH ervoor om op de BSO
te werken vanuit het pedagogische model ‘de Vreedzame BSO’, gebaseerd op de Vreedzame School.
4 Dagopvang voor 0-4 jarigen
Startblokken van Basisontwikkeling
SKH kiest voor een pedagogisch werkplan Startblokken als basis voor het werken op alle groepen van 0-4 jarigen.
6
Startblokken is voor kinderopvang (en onderbouw van het basisonderwijs) de uitwerking van de visie op ontwikkelingsgericht werken van Vygotsky: de ontwikkeling van kinderen
stimuleren door ze steeds uit te dagen een volgende stap te zetten. Dit doen we via spel,
waarbij de pedagogisch medewerkster steeds kijkt naar waar een kind hulp bij nodig heeft
en wat een kind al zelf kan. Startblokken is een officieel erkend pedagogisch werkplan voor
VVE (Voor- en Vroegschoolse Educatie).
De doelen waar we ons op richten als we werken met de jongste kinderen zijn:
• Het versterken van de basiskenmerken die nodig zijn om te leren: zelfvertrouwen, nieuwsgierig zijn, ‘emotioneel vrij
zijn’ (durven laten zien hoe je je voelt: bijv. bang voor iets zijn, of heel blij zijn);
• Het stimuleren van de ontwikkeling op het gebied van communiceren en taal, samenspelen en samen werken, actief
zijn en initiatieven nemen;
• Het aanleren van specifieke kennis en vaardigheden: motorische vaardigheden, waarnemen en ordenen.
We gaan ervan uit dat kinderen weliswaar van nature leergierig en nieuwsgierig zijn, maar dat ze volwassenen
nodig hebben om hierin steeds nieuwe stappen te zetten. Jonge kinderen leren vooral als de onderwerpen
en activiteiten heel herkenbaar voor hen zijn uit hun eigen leven. Thema’s die daarbij aansluiten, bieden
veel mogelijkheden om hen dat spelenderwijs bij te brengen.
Interactie tussen kind en pedagogisch medewerkster
De kwaliteit van de kinderopvang staat of valt met de kwaliteit van de pedagogisch medewerksters.
Via begeleiding en een gericht scholingsprogramma worden pedagogisch medewerksters ook
voortdurend uitgedaagd om een volgende stap in hun ontwikkeling te zetten. De pedagogisch
medewerksters zijn verantwoordelijk voor een veilige omgeving waarin kinderen en ouders zich
gezien voelen en kinderen alle kansen krijgen om op hun eigen manier te ontdekken en te leren.
Om de continuïteit in het aangaan van relaties voor de kinderen met de pedagogisch medewerksters en
met de andere kinderen te garanderen, is er een minimum aantal dagdelen aanwezigheid vastgesteld voor
zowel pedagogisch medewerksters als voor kinderen. Elk kind krijgt bij plaatsing of overplaatsing op de groep
een vaste pedagogisch medewerkster toegewezen. De mentor is de vaste contactpersoon voor de ouders en zorgt
dat alle informatie over een kind in de kindmap en het kinddossier te vinden is. De pedagogisch medewerksters zijn
in staat om goed te kijken en luisteren naar kinderen. Ze zijn sensitief in hun relatie tot de kinderen, met aandacht en
kennis over wat kinderen nodig hebben, helpen ze het kind om duidelijk te maken wat het wil. Om alert te blijven op de
kwaliteit van onze interactie met de kinderen maken we regelmatig video-opnames om het met elkaar te bespreken en
onze deskundigheid verder te vergroten.
Voorspelbaarheid is een belangrijke voorwaarde voor een veilig gevoel. Pedagogisch medewerksters stemmen onder
elkaar af in de wijze waarop ze met kinderen communiceren en welke grenzen ze hanteren. Voor kinderen is het
belangrijk om te voelen dat de volwassenen op dezelfde lijn zitten en goed kunnen samenwerken. Daarom streven we
ernaar om op iedere locatie vaste invallers in te zetten, die vertrouwd zijn met de kinderen, ouders én de collega’s.
We willen kinderen de kans geven om allerlei ervaringen op te doen, om zelf problemen op te lossen. Daarvoor moeten
we hen ook betrekken bij alle dagelijkse activiteiten. Samen met de kinderen zijn we trots als ze iets nieuws hebben
geleerd. Proberen wordt aangemoedigd; we willen hen laten ervaren dat het niet erg is als iets niet meteen lukt. Doordat
kinderen ervaren dat zij dingen zélf kunnen en mogen, versterkt hun gevoel van zelfvertrouwen en eigenwaarde.
Dagindeling
Kinderen hechten zich ook aan vaste dagelijkse structuren. Het is daarom belangrijk dat er een vast ritme, vaste regels
en herkenbare rituelen zijn waar het kind zich als vanzelfsprekend naar voegt. Afwisseling tussen rust, uitdaging en
verzorging, een veilige en schone ruimte waar het kind naar hartenlust kan spelen en ontdekken komen ook tegemoet
aan de basisbehoeften van een kind.
De dagindeling mag echter geen doel op zich worden, waardoor orde en regelmaat zwaarder gaan wegen dan het
welzijn van de kinderen. Het dagprogramma is evenwichtig opgebouwd en biedt naast georganiseerde groepsactiviteiten
ruimte voor vrij spel en eigen keuze. Ook de georganiseerde activiteiten worden niet dwingend opgelegd. Wel worden
de kinderen gestimuleerd mee te doen aan de activiteit. De activiteiten worden in kleine groepjes aangeboden.
Hiermee bevorderen we het onderlinge contact tussen de kinderen en het onderhouden daarvan. Een divers aanbod
van activiteiten sluit aan bij de verschillende behoeften van de kinderen. Buiten spelen is vast onderdeel van het
dagprogramma en wordt alleen overgeslagen als het weer het niet toelaat.
7
Het begin en het einde van de dag zijn periodes waarin kinderen en ouders in en uit lopen. Alles staat in het teken van
contact maken en uitwisselen. Ouders zijn welkom om even te blijven en samen met hun kind te spelen. Er is aandacht
voor begroeten en afscheid nemen en voor gesprekjes met ouders. Er is dan geen tijd voor een begeleide activiteit maar
de ruimte is zo ingericht dat kinderen veilig zelf kunnen spelen.
Eten en drinken gebeurt in de kring, aan tafel of lekker buiten. Deze momenten zijn pedagogisch rijke momenten.
Behalve dat kinderen hier met een gezonde snack of maaltijd weer kunnen opladen, biedt het samen eten veel
mogelijkheden om te helpen, om te oefenen met wachten op je beurt en kiezen wat je wilt eten of drinken. Eten zien wij
als een sociale en vooral een plezierige bezigheid. Het initiatief om aan tafel te komen zitten, laten we zoveel mogelijk
bij de kinderen. De pedagogisch medewerkster kijkt in de groep rond zodra het tijd is om voorbereidingen voor het eten
te treffen. Kinderen die geconcentreerd bezig zijn, laat ze nog even begaan. Het is onze ervaring dat kinderen dan uit
zichzelf aan tafel komen. Voor de allerjongsten wordt een afweging gemaakt of het voor hen prettig is of juist niet om
erbij te zitten. Tijdens eet- en drinkmomenten wordt een kind nooit gedwongen te eten, wel gestimuleerd en geprezen
als het gelukt is de (hele) boterham op te eten. Echter, indien er zorgen zijn over het eet- en drinkgedrag van een kind,
dan wordt vanuit het belang van het kind, in samenspraak met de ouders, een plan van aanpak afgesproken.
Buiten de vaste momenten van brengen en halen en van eten en drinken vinden activiteiten plaats. Als we het hebben
over activiteiten dan zien we dat in de brede zin van het woord: alles waarbij je volgens een bepaalde orde iets doet en
wat de ontwikkeling van kinderen stimuleert. In die zin zien we het verzorgen van kinderen ook als een activiteit. Het
geven van de fles of het verschonen van een luier is een moment waarop je met aandacht contact maakt, praat met het
kind, het kind stimuleert om zelf actief mee te doen, initiatieven uitlokt. Een rijk moment! Ook samen boodschappen
uitpakken is een activiteit, waar kinderen spelenderwijs veel aan het oefenen zijn: ordenen, stapelen, hoe zwaar iets is,
elkaar helpen, nieuwe woorden gebruiken. Dit past in onze Startblokkenvisie, waarbij we bewust kinderen helpen om
greep te krijgen op hun dagelijkse leefwereld. We zijn ons bewust van de waarde van al deze dagelijkse momenten en
gebruiken deze door kinderen hierbij te betrekken.
De betekenis van spel en activiteiten
Spel is de leidende activiteit voor de ontwikkeling. Vrij spelen is waardevol: een kind kan even alleen of met andere
kinderen in een eigen wereld kruipen, zich spelenderwijs verbinden met anderen en oefenen met geleerde vaardigheden
en kennis. Wij vinden dat we daarnaast meer te bieden hebben. Door onze inbreng als volwassenen en door een bewust
gekozen inrichting en spelmaterialen kunnen we betekenisvol spel bieden. Het is onze visie (en die van Startblokken) dat
kinderen vooral leren als er een verbinding is tussen alle activiteiten. Werken vanuit een thema biedt zo’n verbinding.
We kiezen altijd een thema dat direct te maken heeft met de wereld waarin de kinderen dagelijks leven en waarmee
veel te spelen valt! Bijvoorbeeld: wij gaan naar de supermarkt. Een gebeurtenis die bij hun dagelijks leven hoort, die
betekenis voor hen heeft en waarbij je veel spelactiviteiten kunt bedenken. Een heel belangrijk onderdeel daarin is het
bevorderen van rollenspel met zoveel mogelijk echte spullen. Kinderen krijgen op die manier greep op hun wereld,
leren de taal die daarbij hoort en gaan verbanden zien. Behalve (beginnend) rollenspel worden binnen het thema ook
bouwactiviteiten (bijvoorbeeld het maken van de winkel), ordeningsactiviteiten (bijvoorbeeld spullen op kleur sorteren),
lees- en schrijfactiviteiten (bijvoorbeeld een boodschappenbriefje maken), gespreksactiviteiten (elkaar verhalen over
de leukste winkel vertellen) en activiteiten die de motoriek stimuleren (met echte winkelkarren rondrijden, knippen van
bordjes voor de winkel). Op die manier komen alle ontwikkelingsgebieden aan bod, maar alles binnen het brede verhaal.
Voor het thema wordt steeds een hoek ingericht, waar kinderen tot hun rollenspel kunnen komen en waar ze ook in hun
vrij spel kunnen doorspelen op het thema.
De pedagogisch medewerksters zijn erg belangrijk in het spel. In Startblokken zijn pedagogisch medewerksters
echte meespelers! Zij zorgen ervoor dat kinderen in de groep aan de activiteiten kunnen meedoen in een ‘gespeelde
werkelijkheid’. Samen met de kinderen bouwen ze het thema op en zoeken ze naar de bijpassende spullen. Ze spelen
samen met de kinderen mee in het verhaal en doen daarin de verschillende rollen voor (zoals de klant, maar ook de
verkoopster), ze stimuleren kinderen om initiatieven te nemen, ze gebruiken de bijbehorende
woorden en zinnen zoveel mogelijk, ze observeren de betekenis die het heeft voor kinderen
en wat hun volgende stap in ontwikkeling zou kunnen zijn. Ze leggen daarbij in een
logboek vast welke activiteiten gedaan zijn en wat ieder kind daarin voor stappen heeft
gezet.
De groep
De opvang is bij SKH groepsgewijs georganiseerd. Dit betekent dat elk kind in
een stamgroep is ondergebracht samen met vaste groepsgenootjes en vaste
pedagogisch medewerksters. SKH werkt voornamelijk met verticale groepen van
12 kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. De stamgroep is het uitgangspunt en
8
wordt gevormd door de kinderen die altijd op die dag komen. We streven ernaar om op iedere groep een team
te hebben van vaste pedagogisch medewerksters, aangevuld met vaste invallers. Elke groep heeft een
eigen groepsruimte, waarin zichtbaar is welke kinderen hier door de week verblijven en welke
pedagogisch medewerksters er werken.
Een stabiele groep is een groep waarin dezelfde kinderen en medewerksters elkaar
tegenkomen. Ze zijn vertrouwd met elkaar en kennen elkaar goed. De situatie
is voor kinderen duidelijk, voorspelbaar en veilig. Stabiliteit wordt niet alleen
bepaald door een vast ritme, vaste rituelen en een vaste groep, maar ook en
misschien wel vooral door de kwaliteit van de relaties met/tussen kinderen en
pedagogisch medewerksters! Iedereen moet zich gezien en gehoord voelen in de
groep. Een groep voelt vertrouwd als pedagogisch medewerksters en ouders er
rond lopen als thuis, als ze positief op elkaar reageren, elkaar zien. Een stabiele
groep heeft een zichtbaar en onzichtbaar net van gewoontes en rituelen waaruit
blijkt dat ze bij elkaar horen! Vaste gezichten zijn daarin erg belangrijk, maar de
realiteit leert dat wisseling van mensen vaak voorkomt. Daarom bewerkstelligen
we vertrouwdheid en stabiliteit niet alleen door vaste personen, maar richten we
ons ook op de vele zichtbare en onzichtbare vormen die hiervoor zorgen: een vaste
dagindeling, foto’s aan de muur, invalsters die welkom geheten en goed ingepraat
worden. Vanuit de veiligheid van de stamgroep wordt het kind de mogelijkheid en de vrijheid
geboden om de omgeving te verkennen. Door de ruimtes op bepaalde momenten van de dag
open te stellen, kan het kind zelf op onderzoek uitgaan, andere plaatsen ontdekken en andere kinderen ontmoeten.
Deze vrijheid draagt bij aan een gezonde drang van elk kind naar het onderzoeken en ontdekken van de wereld om hem
heen. Wanneer kinderen tijdelijk in twee verschillende stamgroepen geplaatst worden, geven ouders hier altijd vooraf
schriftelijk hun toestemming voor en wordt met ouders besproken hoe de communicatie tussen de twee groepen en de
ouders zal gaan verlopen.
Op de kleinere locaties kan het voorkomen dat de groep kinderen zo klein is, dat er maar één pedagogisch medewerkster
aanwezig is op de groep. Om toch te zorgen dat er een achterwacht is in geval van nood of een situatie waarbij de
pedagogisch medewerkster van de groep af moet, is geregeld dat er altijd een andere volwassene in de buurt is die kan
meekijken en meeluisteren en die direct kan inspringen. Daarnaast is er indien nodig een pedagogisch medewerkster op
fietsafstand die binnen een kwartier aanwezig kan zijn om te ondersteunen. Het volledige beleid over groepsopbouw bij
SKH is opgenomen in beroepskracht-kind ratio.
Nieuw in de groep
Kinderen die voor de eerste keer of na een langere tussenperiode in een groep komen, kunnen samen met hun ouders
uitgebreid wennen. Ouders hebben gezien hun verplichtingen de opvang op de contractdagen meestal echt nodig.
Omdat we het belangrijk vinden dat kinderen samen met ouders komen, bieden we de eerste twee weken van het
contract gratis aan. Zo hebben de ouders de gelegenheid om al eerder te starten met de opvang.
In de wenperiode (de eerste twee weken) wordt de tijd dat het kind zonder ouders in de groep is langzaam opgebouwd.
Dit is maatwerk en ieder kind en iedere ouder heeft hierin een eigen tempo. Het belangrijkste doel is dat ouders hun
kind met een veilig gevoel kunnen achterlaten bij de pedagogisch medewerksters. Dit heeft tegelijk een positief effect
op het gevoel van veiligheid van het kind: als ouders niet gewend zijn, zal het kind het ook veel moeilijker vinden in de
nieuwe situatie. Vertrouwen ontstaat ook doordat er oprechte belangstelling is voor het kind. Tijdens de kennismaking
en gedurende de twee weken wennen zal de mentor vragen stellen over de thuissituatie, de persoonlijkheid van het
kind, de specifieke behoeftes. Maar ook over de visie op opvoeding van de ouders en de manier waarop zij gewend zijn
om met hun kind om te gaan. Deze eerste periode draait om het uitwisselen van informatie, om elkaar te leren kennen
en daarmee het kind te leren kennen. Zodat we weten wat het kind van ons nodig heeft.
Er doen zich situaties voor dat een kind overgeplaatst wordt naar een andere groep of naast de vertrouwde groep ook
moet wennen aan een andere groep en/of groepsruimte. Het is belangrijk dat rituelen en gewoontes op de groepen
van één locatie op elkaar afgestemd zijn, zodat de structuur voor kinderen vertrouwd is. Op grotere locaties worden
groepen vooraf aan elkaar gekoppeld, zodat bij samenvoegen altijd dezelfde groepen samen komen. We stimuleren het
‘op bezoek gaan’ bij elkaar en het samenspelen op de gang. De oudste peuters uit de verschillende groepen doen soms
gezamenlijk een activiteit. Kinderen leren elkaar zo kennen en ook pedagogisch medewerksters van de andere groepen
zijn niet meer onbekend. Kinderen worden speciaal welkom geheten en in de kring worden de namen geoefend met
spelletjes en liedjes. Als kinderen onder de twee jaar meegaan naar een andere groep dan blijft er altijd een ‘eigen’
pedagogisch medewerkster in de buurt om direct te kunnen ondersteunen als een kind zich niet thuis voelt.
9
In alle situaties waarin een kind te maken krijgt met een nieuwe
groep (niet de koppelgroep) besteden we extra aandacht aan
wennen van kind en ouders en aan een goede overdracht.
Ouders worden uitgenodigd voor een oudergesprek, gericht
op kennismaking met de nieuwe mentor en afspraken voor het
wennen. Alle schriftelijke informatie, zoals een schriftje en de
kindmap gaan mee naar het gesprek. De nieuwe groep zorgt dat het
kind zich welkom voelt door alvast een eigen mandje, foto en andere
vertrouwde spullen neer te zetten. Maar ook door extra aandacht
te geven en het kind de tijd te geven om zich thuis te gaan voelen.
De andere kinderen moeten ook wennen aan de nieuwkomer, daarom
bereiden we hen voor door alvast te vertellen over het nieuwe kind en de
naam te noemen. Grotere kinderen kunnen ook helpen om het nieuwe kind te
laten wennen door hen bijvoorbeeld te vragen om de groep te laten zien.
Binnen- en buitenruimte
De ruimte van het kinderdagverblijf heeft meerdere functies. Er moet een plek zijn waar kinderen (en volwassenen)
elkaar kunnen ontmoeten, er moet een plek zijn waar je je even rustig terug kunt trekken, er moet een plek zijn waar je
van alles kunt ontdekken en ook is er ruimte nodig waar je goed kunt bewegen zonder dat anderen daar last van hebben.
Kinderen moeten er zich welkom en geborgen kunnen voelen, maar het is ook belangrijk dat ouders en medewerkers
zich thuis voelen! De pedagogische waarde van de inrichting is groot: de ervaring leert dat de manier waarop een
ruimte is ingedeeld en ingericht erg bepalend is voor het (speel)gedrag dat kinderen vertonen en de mate waarin
zelfstandigheid en zelfredzaamheid bevorderd wordt.
Jonge kinderen komen het beste tot spel in groepjes van 3, hooguit 4 kinderen. Door de indeling van de ruimte in
(kleine) hoeken bevorderen we het onderlinge contact van de kinderen en het onderhouden daarvan. Naast de eigen
groepsruimte kunnen de kinderen gebruik maken van andere, gezamenlijke ruimten op de locatie. De gezamenlijke
ruimtes bieden ander en groter spelmateriaal zoals een binnenglijbaan of klim- en klauterkussens. Het gebruik maken
van andere ruimten naast de eigen groepsruimte vergt van de pedagogisch medewerksters een andere werkwijze.
Er zijn taakafspraken nodig met collegae van verschillende groepen met betrekking tot het houden van toezicht
op de verschillende groepjes kinderen en de plaatsen waar zij zich bevinden. We kiezen ervoor om kinderen meer
bewegingsruimte te geven dan alleen hun eigen groepsruimte. Ze zijn meestal een hele dag bij ons en dan is het
verblijven in één ruimte niet wenselijk.
Voor de allerjongsten kan het spel van de oudere kinderen in de eigen groep soms al storend zijn; in de gezamenlijke
(buiten)ruimte kan dit ook onrust geven. De pedagogisch medewerksters houden altijd in de gaten of zij niet teveel
geprikkeld worden. Ze kiezen in zo’n geval voor een duidelijke taakverdeling, waarbij de baby’s steeds onder aandacht en
bij de pedagogisch medewerkster blijven. Binnen werkt SKH met grondboxen voor baby’s. Dit biedt baby’s een veilige,
van grotere kinderen afgeschermde plek, zodat zij op veilige wijze hun omgeving kunnen ontdekken. In de tuinen zijn
speciale babyhoeken aangelegd waar ze veilig en ongestoord kunnen spelen.
De buitenruimtes zijn zo ingericht, dat de omgeving veel verschillende vormen van spel uitlokt. Niet alleen fietsen, maar
ook klimmen, bouwen, verstoppen, onderzoeken en rollenspel. We vinden natuur belangrijk voor kinderen, net zoals
veel en goed bewegen. Spelenderwijs bewegen in de natuur is dan ook een belangrijk uitgangspunt voor de dagelijkse
gang van zaken op het kinderdagverblijf. We spelen iedere dag buiten, tenzij het weer het echt niet toelaat. Buiten
stimuleren we kinderen om te bewegen en te ontdekken.
Onze uitgangspunten zijn:
• In aanraking komen met planten en dieren draagt bij aan het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen;
• Alle ontwikkelingsgebieden worden gestimuleerd als kinderen in een natuurrijke omgeving kunnen spelen. Kinderen
kunnen zich verwonderen over dieren, de groei van bloemen en planten. De natuur daagt uit en nodigt kinderen uit
om op onderzoek te gaan, maar ook wordt het creatieve en innovatieve vermogen bij kinderen gestimuleerd, met
een positief effect op de taalontwikkeling;
• In de natuurtuin worden kinderen gestimuleerd om risico’s te leren onderkennen en in te schatten;
• Uit onderzoek blijkt dat kinderen in de natuur veel meer tot gevarieerd spel komen;
• Naar buiten gaan is meer dan ‘even een frisse neus halen’;
• Jong kennismaken met de natuur bevordert een respectvolle, milieubewuste houding;
• Lichaamsbeweging heeft zowel een positieve invloed op de fysieke ontwikkeling en de leerprestaties als op het
zelfvertrouwen van kinderen.
10
Gezondheid en veiligheid
SKH heeft een voedingsbeleid dat is gebaseerd op de richtlijnen van het Voedingscentrum. Voedingsmiddelen worden
ingedeeld in kleurcodes, waardoor steeds duidelijk is welke producten dagelijks, welke soms en welke maar heel af en
toe gebruikt mogen worden. SKH voert het beleid dat snoepen soms mag, als de hoeveelheden maar passen bij wat
jonge kinderen kunnen hebben. Het uitgangspunt is dat bij een feestelijke gelegenheid iets extra’s gepresenteerd mag
worden, bijvoorbeeld pepernoten met Sinterklaas en een kerstkransje met Kerst. Ook verjaardagen worden feestelijk
gevierd. Doorgaans neemt de jarige iets mee om uit te delen. Ouders worden verzocht te kiezen voor de gezondere
traktaties en vooral om de traktatie klein te houden.
Veel kinderen op de dagopvang slapen nog tussen de middag of, in het geval van zuigelingen, een groot deel van de
dag. Het kind dat slaapt op het kinderdagverblijf krijgt een vaste slaapplek. Kinderen kunnen bij SKH ook buiten slapen
in een speciaal ‘buitenbedje’. Het buiten slapen is gezond voor kinderen; het is goed voor de longen en er wordt meer
vitamine D opgebouwd. Daarbij weten we uit ervaring dat sommige kinderen die binnen weinig of onrustig slapen soms
beter slapen in een ‘buitenbedje’. Het buiten slapen wordt besproken met de ouders in het kennismakingsgesprek.
Rituelen rond het slapen gaan, worden zoveel mogelijk gerespecteerd, mits deze niet strijdig zijn met de visie van SKH op
opvoeding of met de veiligheidsvoorschriften. Een eigen knuffel of speentje voor het slapen gaan, kunnen altijd worden
meegegeven door de ouders. Het slapen op de buik bij zuigelingen wordt vermeden en alleen op nadrukkelijk verzoek
van ouders toegepast. Door toezicht wordt de veiligheid van de kinderen zoveel mogelijk gewaarborgd. Minimaal eens
per half uur wordt elk kind van nabij gecontroleerd op slaaphouding en ademhaling en de kamer op temperatuur. Er is
(per unit) altijd minimaal één medewerkster binnen die toezicht houdt op de slapende kinderen. Als er kinderen in de
slaapkamer zijn, staat altijd de babyfoon aan, ook als er een pedagogisch medewerkster bij is. Er wordt voorkomen dat
baby’s te lang achter elkaar huilen: stress en een verstoorde slaap kunnen het gevolg zijn.
De speeltoestellen van SKH worden regelmatig gekeurd op veiligheid en betrouwbaarheid om te voorkomen dat er
ongelukken gebeuren die we hadden kunnen voorzien. Maar vallen en opstaan hoort bij opgroeien. Ongelukjes en
incidenten kunnen zich voordoen tijdens het spel. Van incidenten wordt altijd melding
gedaan bij de ouders en de leidinggevende, zodat we samen kunnen bekijken of we
dit in de toekomst kunnen voorkomen. Maar niet alle risico’s zijn te vermijden en
kinderen moeten de kans krijgen om te leren door vallen en opstaan. We gaan
ervan uit dat het bij opgroeien en opvoeden hoort dat kinderen vallen, botsen,
zandhappen en allerlei ongemakken ervaren. Deze ervaringen maken hen
sterker, flexibel en leren hen om te gaan met risico’s. Extra aandacht voor voorschoolse educatie op De Driesprong
Op een aantal locaties bieden we de driejarige kinderen de mogelijkheid
om samen met kinderen van de peuterspeelzaal mee te doen aan
De Driesprong. Een ochtend of middag per week komen de kinderen
vanaf 3 jaar hier samen spelen. Omdat de groep alleen uit driejarigen
bestaat, kunnen de activiteiten optimaal worden afgestemd op hun
ontwikkelingsfase. Kinderen laten hier complexer spel zien en maken
grote sprongen in hun ontwikkeling. Zelfs één dagdeel per week levert
een extra stimulans. De manier van werken is een balans tussen een gericht
activiteitenaanbod en veel ruimte voor vrij spel. Juist kinderen op deze leeftijd
leren veel door het naspelen van dagelijkse situaties in rollenspel. In De Driesprong
kunnen ze ongestoord in hun rollen kruipen.
5 Buitenschoolse opvang (BSO) voor 4-12 jarigen
Vreedzame BSO
De BSO verschilt in veel opzichten van het kinderdagverblijf. Het kinderdagverblijf is naast het gezin het tweede
opvoedmilieu voor kinderen. Voor schoolgaande kinderen is de school het tweede opvoedmilieu en de BSO het derde.
De kinderen brengen het grootste deel van hun dag door op school, waar veel tijd besteed wordt aan het formele
leren, maar waar ook aandacht is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. Op de BSO staat de sociaal-emotionele
ontwikkeling centraal. We zien het als onze taak om kinderen in de basisschoolleeftijd op dit ontwikkelingsgebied
te ondersteunen en te versterken. Om hier handen en voeten aan te geven, kiezen we op alle BSO locaties voor een
pedagogische huisstijl die gebaseerd is op het programma De Vreedzame School. Bij ons noemen we dat de Vreedzame
BSO.
11
Op de Vreedzame BSO vinden we het belangrijk om vanuit vier pijlers te werken:
• Kinderen zijn verantwoordelijk voor elkaar en hun groepsruimte;
• Kinderen hebben invloed en een aandeel in de dagelijkse organisatie;
• Kinderen leren om zo met conflicten om te gaan dat de aandacht gaat naar oplossingen
in plaats van naar problemen;
• Kinderen leren omgaan met verschillen en gaan hier respectvol mee om.
Interactie tussen kind en pedagogisch medewerkster
De BSO groep wordt zoveel mogelijk begeleid door vaste pedagogisch medewerksters. Net als op het kinderdagverblijf
krijgt ieder kind een mentor die verantwoordelijk is voor de oudercontacten en het bijhouden van alle informatie en
rapportage over het kind. Ook op de BSO is de relatie tussen de pedagogisch medewerkster en het kind de basis. Vanuit
deze relatie kunnen kinderen zich veilig voelen en zijn ze bereid om zich open te stellen voor ontwikkeling en groei.
Van de pedagogisch medewerkster verwachten we dat ze vanuit hun kennis het gedrag van kinderen kunnen plaatsen
in het kader van hun ontwikkeling. Door gesprekken met kinderen, maar vooral ook door samen met kinderen bezig te
zijn, leren ze de kinderen kennen en bevorderen ze een open cultuur waarin ieder kind zichzelf kan zijn, zich gezien en
gehoord voelt en hulp kan vragen als dat nodig is.
De pedagogisch medewerksters zijn zich bewust van het belang van modelgedrag voor deze leeftijd. Kinderen leren
veel door imitatie. Ze zijn gevoelig voor inconsequent gedrag: iets verwachten van een kind, maar het zelf niet doen.
Alle pedagogisch medewerksters zijn op de hoogte van het modelgedrag van een pedagogisch medewerkster op de
Vreedzame BSO en bespreken dit regelmatig met elkaar in het werkoverleg.
Er is een groot verschil tussen een vierjarige en een twaalfjarige, waardoor bij ieder kind steeds opnieuw gekeken moet
worden wat het aankan en wat de volgende stap in de ontwikkeling zou kunnen zijn. Het stimuleren van zelfstandigheid
en zelfredzaamheid is een belangrijke taak voor de pedagogisch medewerksters op de BSO. Zij geven ondersteuning aan
de kinderen via drie manieren: informeren (uitleggen waarom iets gaat zoals het gaat), gedrag reguleren (bijsturen en
grenzen stellen) en affectie bieden (laten voelen dat een kind waardevol en geliefd is). Alledrie zijn belangrijk; het één
kan niet zonder het ander.
De betekenis van spel en activiteiten
Er zijn voor ons drie belangrijke redenen waarom we actief spel en activiteiten aanbieden op de BSO:
1. Als ondersteuning voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, met name op het gebied van leren aangaan van relaties
en jezelf daarin goed leren kennen;
2. Als ondersteuning bij het vormen van een positieve groep;
3. Als stimulans van talentontwikkeling.
1. We stimuleren kinderen om deel te nemen aan spel en activiteiten met andere kinderen. Juist in
de basisschoolleeftijd zijn kinderen veel aan het oefenen met hun positie en aandeel in relaties
met anderen. Kinderen leren in het samen doen veel over zichzelf en over anderen. Ook
over het effect van hun gedrag op anderen; wat ze wel of niet willen. Kinderen leren over
zichzelf en anderen door iets samen te doen, niet zozeer door er alleen over te praten.
Vriendschappen ontstaan als kinderen vaker iets samen ondernemen. Praten met
kinderen gaat op deze leeftijd ook vaak het best tijdens een activiteit, al is het maar
samen afwassen!
2. In een positieve groep spelen kinderen graag samen, helpen ze elkaar waar nodig
en is er veel initiatief om iets te ondernemen. Kinderen gaan op een respectvolle
manier met elkaar om en kunnen conflicten zelf oplossen of roepen daarbij zelf
hulp in van volwassenen. Om te komen tot een positieve groep moeten kinderen
elkaar leren kennen en begrip krijgen voor elkaar. Daarvoor zijn veel activiteiten en
spelletjes bedacht die de onderlinge band versterken. Activiteiten die samenwerking
vragen en stimuleren dat kinderen zich in elkaar verdiepen. Daarnaast vinden kinderen
het van nature leuk om iets te organiseren. Soms heeft het organiseren van een spel of
activiteit meer betekenis dan de uitvoering. De lol zit hem dan in het samenwerken.
3. Als een kind alleen doet wat het altijd al doet, zal het niet ontdekken wat het nog meer kan.
Ook hier is het belangrijk om te zien wat een kind misschien nog wel meer zou kunnen en daar gericht
activiteiten bij te zoeken. We willen kinderen uitdagen om nieuwe dingen uit te proberen en uit te zoeken, zodat het
ondervindt waar het goed in is.
12
Onderscheid in activiteiten gedurende de schoolweken en tijdens de vakanties
Wanneer een kind na schooltijd naar de BSO komt, heeft het er al een schooldag opzitten. In een beperkte tijd hebben
kinderen even behoefte aan wat eten en drinken, even hangen of juist even rondrennen. Daarbij vinden we het
belangrijk dat de kinderen ook voldoende buitenlucht en buitenlicht krijgen. We bieden op de schooldagen binnen- en
buitenactiviteiten aan en stimuleren hen om mee te doen. Maar deze zijn nooit verplicht. Op de woensdagmiddag (en
vaak ook op de vrijdagmiddag) is er meer tijd. Deze middagen zijn geschikt om wat grotere activiteiten te plannen,
gezamenlijk met andere groepen uit de wijk of op een andere locatie.
Het bedenken en plannen van activiteiten doen we samen met de kinderen die hierin mee willen denken en praten.
Verder bekijken we bij de activiteiten welke taak de kinderen hierin zelf kunnen hebben. We streven naar een zo groot
mogelijk inbreng van de kinderen, zodat ze zich betrokken en medeverantwoordelijk voelen. Maar ook omdat ze vaak
veel meer zelf kunnen dan volwassenen denken.
In het kader van ‘de BSO is de vrije tijd van de kinderen’ zullen de pedagogisch medewerksters van de BSO incidenteel
hun medewerking verlenen, wanneer kinderen deelnemen aan activiteiten buiten de BSO, mits de activiteiten in de
buurt plaatsvinden. In overleg met de ouders wordt gekeken naar de haalbaarheid om de kinderen te begeleiden of de
mogelijkheid om de kinderen zelfstandig naar een activiteit te laten gaan.
Vakanties
Omdat niet alle kinderen in de vakantie naar de BSO komen, worden tijdens vakanties de BSO groepen uit één
wijk samengevoegd op de BSO vakantielocatie. Dit biedt de mogelijkheid om de kinderen anders dan gebruikelijk,
bijvoorbeeld op leeftijd 7- en 7+ in te delen en de activiteiten daarop aan te passen. De pedagogisch medewerksters beoordelen in overleg met de ouders of een kind van (net) 4 nog naar het kinderdagverblijf gaat tijdens de vakantie en of
een kind van 7 bij de 7- of bij de 7+ groep gaat. Vooraf wordt een vakantieprogramma gemaakt, waarbij we streven naar
een aanbod voor de verschillende leeftijden en voor de verschillende dagen dat kinderen komen. Ook in de vakantie
bieden we langlopende activiteiten aan; projecten waar de kinderen meerdere dagen aan kunnen werken en spelen.
De groep
Op de BSO is de pedagogisch medewerkster vooral groepswerkster. Het groepswerk krijgt op de BSO een duidelijke
plek: de kinderen richten zich steeds meer op elkaar en de rol van de pedagogisch medewerkster is een duidelijk andere
dan op het kinderdagverblijf. Kinderen leren vooral van elkaar en het is aan de pedagogisch medewerksters om als
groepsleiding zorg te dragen voor een veilige en uitdagende omgeving, waarin ze zich kunnen ontwikkelen in relatie tot
anderen. De BSO groep gedraagt zich ook als groep: ieder kind heeft een eigen rol en samen zetten ze een bepaalde
groepscultuur neer. Het kan zijn dat een kind zich op school heel anders gedraagt dan op de BSO. De groepscultuur en
de rol van het kind is erg bepalend en kan dus overal anders zijn. Wij maken onderscheid tussen een positieve groep
en een negatieve groep. In een positieve groep voelen kinderen zich thuis en krijgen ze volop mogelijkheden om zich
te ontwikkelen. In een negatieve groep kiezen kinderen een rol waarin ze ‘overleven’, zijn ze op hun hoede en komen
ze minder toe aan wat ze zelf leuk en belangrijk vinden. Kinderen gaan zich hier vaak aanpassen om problemen te
vermijden. In een positieve groep is het veilig en vinden kinderen het leuk om samen dingen te ondernemen. In een
negatieve groep passen kinderen zich aan, kan pesten ontstaan en bepalen ze niet zelf wat ze leuk vinden, maar wordt
door de leiders bepaalt wat de andere kinderen moeten vinden en willen. Natuurlijk zitten er tussen een positieve groep
en een negatieve groep heel veel tussenvormen. Maar de inzet van de pedagogisch medewerksters is om steeds bewust
te werken aan het ontstaan van een positieve groep. Door bewust het goede voorbeeld te geven (naar het modelgedrag
van de vreedzame pedagogisch medewerkster) en door het kiezen van activiteiten die de onderlinge betrokkenheid
en samenwerking bevorderen.
Een stamgroep voor de BSO bestaat maximaal uit 20 kinderen van 4 tot 12 jaar, begeleid door twee pedagogisch
medewerksters. Uitgangspunt is dat de stamgroep de vaste uitvalsbasis is, waarmee
gegeten wordt en waar kinderen van verschillende leeftijden samen komen.
Dit versterkt onze doelstelling om kinderen te stimuleren elkaar te helpen,
samen verantwoordelijk te zijn. Een verticale opbouw van leeftijden
bevordert een groep waarin de kinderen leren om met allerlei
leeftijden om te gaan. Voor activiteiten is echter de leeftijd wel van
belang. Om een activiteit betekenisvol te laten zijn, moet het goed
aansluiten op de leeftijd van de kinderen. Een gezamenlijke
techniekactiviteit of sportactiviteit is niet goed uit te voeren als
zowel een vierjarige als een negenjarige meedoet. Daarom maken
we in het activiteitenaanbod wel een scheiding in leeftijden en
worden bepaalde activiteiten gesplitst naar leeftijdsgroep.
13
Soms worden de stamgroepen samengevoegd. Op dat moment zijn er bijvoorbeeld meerdere groepen op de locatie
zo klein, dat ze samen wel weer een volwaardige groep vormen. Op woensdag en vrijdag zijn de groepen allemaal erg
klein. Kinderen vinden dan minder leeftijdsgenoten om mee te spelen en het is voor de organisatie erg inefficiënt. Daarom voegen we op deze rustige dagen structureel samen op de vakantielocatie in de wijk. Op de woensdag- en
vrijdagmiddagen worden steeds langer lopende activiteiten aangeboden voor de verschillende leeftijdsgroepen (7- en
7+). Het volledige beleid over groepsopbouw bij SKH is opgenomen in de beroepskracht-kindratio.
De nadruk op de BSO ligt op vrijetijdsbesteding, de kinderen mogen grotendeels zelf bepalen wat zij doen. Dat betekent
echter niet dat alles mag en dat er op de BSO geen eisen worden gesteld aan kinderen. Kinderen die naar de BSO komen,
maken deel uit van een groep. Deel uit maken van een groep stelt per definitie eisen aan de individuele leden van de
groep. Ook binnen de BSO is dat het geval; binnen de groep gelden bepaalde regels en afspraken waar de kinderen
zich aan moeten houden. Deze regels komen in overleg met de kinderen tot stand. Zij hebben vaak zelf hele goede
ideeën over wat er nodig is om de groep goed te laten draaien. De regels zijn nooit bedoeld om onnodig beperkingen
op te leggen, maar hebben in alle gevallen tot doel het samenzijn in de groep zo optimaal mogelijk te laten verlopen en
daarnaast de veiligheid van de kinderen te waarborgen.
Nieuw in de groep
Ieder nieuw kind heeft invloed op de groep en zal even tijd nodig hebben om hierin
een eigen plek te vinden. Als volwassenen kunnen we dit proces ondersteunen.
We streven ernaar dat ouders en hun kind samen in gesprek gaan met de mentor
om elkaar te leren kennen. Ouders zijn van harte welkom op de locatie om
eens mee te draaien en mee te doen. Ook voor het wennen op de BSO geldt
dat ouders twee weken voordat opvang noodzakelijk wordt de gelegenheid
krijgen om gratis te komen wennen. Wanneer een kind overgaat van het
kinderdagverblijf naar de BSO regelt de mentor van het kinderdagverblijf
de overdracht en het oudergesprek dat hoort bij de overstap. Als een kind
van de ene BSO naar de andere BSO gaat zorgt ook de ‘oude’ groep voor
een goede overdracht en het leggen van het contact tussen de ouders en de
nieuwe groep.
Op de BSO is het van groot belang dat de andere kinderen het nieuwe kind ook
welkom heten. Zij kunnen een rol spelen in het wegwijs maken op de groep en
op de locatie. Iedere groep maakt een eigen stappenplan hoe ze nieuwe kinderen
gaan helpen om zich thuis te voelen. Individuele kinderen kunnen incidenteel of
structureel in een andere stamgroep geplaatst worden dan de oorspronkelijke stamgroep.
Bijvoorbeeld omdat er op een dag in een andere groep meer leeftijdsgenoten zijn. Ouders
geven schriftelijk hun toestemming voor een afgesproken periode. Omdat de kinderen van de hele locatie elkaar
ontmoeten tijdens activiteiten zijn extra maatregelen om een kind te laten wennen in principe overbodig.
Binnen- en buitenruimte
De uiteenlopende leeftijdsgroep op de BSO vraagt om een ruimte waar verschillende activiteiten
naast elkaar plaats kunnen vinden. Bij voorkeur is er ruimte voor rustige activiteiten en ruimte waar wat drukker
gespeeld kan worden. De groepsruimte moet bij voorkeur plaats hebben voor het inrichten van verschillende hoeken.
Er dient voldoende gelegenheid voor alle kinderen te zijn om te spelen. Spelen is belangrijk in de ontwikkeling
van kinderen. Via spel krijgen hun gevoelens en ervaringen een plek. Daarbij heeft spel invloed op alle
ontwikkelingsgebieden. Kinderen dienen zelfstandig speelgoed te kunnen pakken. Speelgoed dat zo nu en dan wordt
aangeboden kan voor de kinderen zichtbaar worden opgeborgen. Op ieder ontwikkelingsgebied dient er voor de
verschillende leeftijdsgroepen voldoende spelmateriaal op de locatie en in de groep aanwezig te zijn. Op de BSO wordt
er bij de aanschaf van speelgoed ook rekening gehouden met de wensen van de kinderen.
Daarnaast is er ook ruimte nodig voor ontspannen: ‘hangen’, kletsen met elkaar én eten en drinken. Omdat kinderen op
deze leeftijd letterlijk ruimte nodig hebben, is het niet altijd mogelijk om alle functies in één groepsruimte te realiseren.
Daarom bekijkt elke BSO hoe de beschikbare ruimte zo effectief mogelijk gebruikt kan worden. Dat kan betekenen dat
een stamgroep in één ruimte eet/drinkt en kan ontspannen en dat de activiteiten in de andere ruimtes zijn. Iedere
stamgroep heeft een eigen verzamelruimte, maar de kinderen gebruiken de hele locatie voor allerlei spelactiviteiten.
We vinden dit belangrijk, omdat kinderen de mogelijkheid hebben om zelf keuzes te maken met wie ze spelen en wat
ze gaan doen. De mate waarin ze zich vrij door de locatie kunnen bewegen, is afhankelijk van de leeftijd: hoe ouder een
kind hoe meer vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.
14
Omdat de BSO meestal gevestigd is in de scholen zijn we voor het buitenspelen veelal aangewezen op de bestaande
schoolpleinen. Binnen de mogelijkheden die we hebben, zorgen we ervoor dat de buitenruimtes zo zijn ingericht dat de
omgeving veel verschillende vormen van spel uitlokt. Niet alleen fietsen, maar ook klimmen, bouwen,
verstoppen, onderzoeken en rollenspel.
Buiten zijn vinden we belangrijk voor een gezonde opvoeding. Buitenlucht én buitenlicht
is belangrijk voor een goede gezondheid, maar buiten zijn lokt ook meer
bewegingsspel uit. Om beweging te stimuleren heeft SKH veel sportmaterialen die
door de locaties voor een bepaalde periode geleend kunnen worden. Daarnaast
zijn sport- en spelactiviteiten een vast onderdeel van het activiteitenprogramma.
We vinden natuur belangrijk voor kinderen, juist omdat kinderen hierin zoveel
kunnen oefenen op motorisch gebied (zoals klimmen in een boom, kuilen
graven), maar ook omdat hun creativiteit wordt aangesproken (zoals het bouwen
van een hut van takken). Daarom gaan we, als het even kan, met de kinderen ook
naar speelgebieden buiten de schoolpleinen. We spelen iedere dag buiten, tenzij
het weer het echt niet toelaat.
Internet
SKH ziet het gebruik van internet als een verrijking voor kinderen, mits er op een
verantwoorde manier mee omgegaan wordt. De kinderlijke geest is van nature ingesteld
op ontdekken, leren en proberen. Internet is daarvoor een geschikt instrument. Onderzoek
heeft uitgewezen dat kinderen internet gebruiken voor plezier, ontspanning, zelfexpressie
en communicatie. Op de BSO groepen is voor kinderen van 7 jaar en ouder een computer met internetverbinding
beschikbaar. Een voorwaarde voor een verantwoord gebruik hiervan is het maken van goede afspraken met kinderen en
ouders én een goede begeleiding in het gebruik.
Thema BSO
Een kind van 7 jaar en ouder kan kiezen om naar een thema BSO te gaan. Dit kan naast de plek op een reguliere
BSO. Het kind kiest, na enkele keren op proef te hebben meegedraaid, voor een dag op de thema BSO, waar een
activiteitenprogramma gericht op het thema wordt aangeboden (theater of natuur). De thema BSO is ingericht voor
het bieden van deze activiteit en biedt niet de volledige faciliteiten die een ‘normale’ BSO biedt. Kinderen zullen
daarom sterk gestimuleerd worden om met de activiteiten mee te doen. Mocht een kind het echt niet leuk vinden op
de thema BSO, wordt een gesprek met de ouders en het kind aangegaan, om het - als er plaats is - terug te plaatsen
op de reguliere BSO of over te plaatsen naar een andere thema BSO. Het kind zal nooit gedwongen worden om met de
activiteiten mee te doen. Het is mogelijk om een kind alleen op een thema BSO te plaatsen.
Kinderparticipatie
We gaan ervan uit dat kinderparticipatie meer is dan alleen maar meedenken en meepraten. Het is ook meedoen!
Actief betrokken zijn bij alles wat de groep aangaat. We streven ernaar om de kinderen in de groep een rol te geven in
de dagelijkse organisatie van de groep. We vinden dit zo belangrijk omdat de BSO groep bij uitstek een plek is waar je
dat kunt leren en oefenen. En omdat uit onderzoek gebleken is dat een groep waar kinderen zich echt verantwoordelijk
voelen veel minder ‘lastig’ gedrag voorkomt. Bij alles stellen we ons de vraag: wat kunnen de kinderen hierin zelf
doen? En hoe kunnen we hen hierin nog een stap verder laten meedenken en meedoen. Alle kinderen worden dus op
verschillende manieren betrokken bij het ‘reilen en zeilen’ op de BSO.
De oudere kinderen op de BSO zijn vaak al uitstekend in staat om hun wensen met betrekking tot de BSO kenbaar te
maken. In de kindervergadering kunnen de kinderen aangeven wat hun wensen en ideeën zijn over de inrichting, het
aanschaffen van materialen en de bezigheden op de BSO. Hun wensen worden zichtbaar opgehangen in de groep, door
middel van een wensenboom of op de vleugels van de vlinder. Op deze manier hebben de kinderen een eigen inbreng
in de gang van zaken op de BSO, na school en tijdens de vakanties. Ook worden zaken als regels en het respecteren
van elkaar op deze vergaderingen aan de orde gesteld. De kindervergadering wordt minimaal zes keer per jaar
georganiseerd.
Zelfstandigheid en vrijheid
Voor alle kinderen die geplaatst zijn op de BSO geldt dat de afspraken over de toegestane vrijheid die het kind geboden
wordt van jaar tot jaar opnieuw gemaakt moeten worden. Immers het kind groeit op en kan steeds meer aan. Het
is van belang dat het kind de nodige ruimte krijgt om de drang naar zelfstandigheid niet te belemmeren. Het bieden
van voldoende vrijheid aan het kind op de BSO is dan ook een zaak van overleg tussen pedagogisch medewerksters
en ouders. De pedagogisch medewerkster maakt haar beoordeling omtrent de vrijheid die het kind aankan en toetst
15
deze vervolgens aan de regels die de ouders hanteren. In elk oudergesprek wordt dit onderwerp besproken en worden
gezamenlijk afspraken gemaakt of en in hoeverre een kind zelfstandig is en er bepaalde vrijheden kunnen worden
toegestaan. Deze afspraken worden opgenomen in het zelfstandigheidscontract dat tussen kind, ouders en BSO wordt
opgesteld. Omdat we op de BSO ook altijd het kind uitnodigen om bij het oudergesprek te zijn, kunnen zij daar zelf ook
in meedenken.
Vrienden buiten de BSO
Ook als een kind naar de BSO gaat, moet het zijn sociale contacten buiten de BSO kunnen bijhouden. Met uitzondering
van de thema BSO’s, is het op de BSO net als thuis mogelijk om af en toe een vriendje of vriendinnetje mee te nemen of
te gaan spelen bij een vriendje of vriendinnetje. Met name in het laatste geval is overleg met en/of toestemming van de
ouders nodig.
Afstemming met de school
Voor de BSO is een goede samenwerking en afstemming met school van groot belang. We werken met dezelfde kinderen
en ouders en in de loop van de dag komen de kinderen en ouders op beide plaatsen. Ook al doen we op de BSO iets
anders dan op school, voor een groot deel zijn we wel met dezelfde zaken bezig. Pedagogisch gezien is het belangrijk
dat zowel school als BSO dezelfde normen en waarden hanteren ten aanzien van omgaan met elkaar, omgaan met
de ruimtes en materialen, omgaan met conflicten. We streven naar een gezamenlijke pedagogische huisstijl, waarbij
kinderen en ouders op een herkenbare manier worden benaderd.
We kunnen elkaar versterken in positieve zin als we een probleem gezamenlijk aanpakken. Dit kan een algemeen
probleem zijn, zoals veel ruzie op het schoolplein. Maar ook als er zorg is rond een individueel kind. Een gezamenlijke
plan van aanpak van ouders, school en BSO heeft grote kans van slagen. Voor de pedagogisch medewerksters is het
belangrijk om te weten of er onder schooltijd iets is gebeurd en hoe een kind zich die dag voelt. Deze dagelijkse
overdracht tussen pedagogisch medewerksters en leerkrachten is voorwaarde voor een goede begeleiding van de
kinderen. Ouders gaan hier bij de kennismaking mee akkoord. Wanneer we contact willen met school over iets wat niet
zozeer te maken heeft met de dagelijkse overdracht, bijvoorbeeld zorg over gedrag
of ontwikkeling
Werken
aan van een kind,
zullen we altijd eerst met ouders bespreken of zij het goed vinden dat we de leerkracht
pedagogische
om informatie vragen.
kwaliteit
‘Dit jaar geven we extra
aandacht aan de thema’s
o
rso
nlijke compete
en
va
motionele veilig
he
ne
id
va
pe
d
Stimule
ren
n
nti
e
Pedagogisch jaarwerkplan (PJWP)
Het pedagogisch jaarwerkplan geeft vorm aan ons beleid en is de vertaling
van de pedagogische visie van SKH en de vier opvoedingsdoelen uit de Wet
kinderopvang naar de dagelijkse praktijk. In het plan staan de thema’s uit ons
pedagogisch beleid concreet uitgewerkt naar de uitvoering in de dagelijkse
praktijk. Ieder team kiest jaarlijks welke thema’s zij verder wil verdiepen en
ontwikkelen. Op deze manier blijft het pedagogisch beleid verbonden aan de
dagelijkse praktijk en geven we aan dat we nooit uitgeleerd zijn.
Periode
Bi
e
6 Implementatie pedagogisch beleid
Locatie
in de vlinder.’
w
aa
rde
n
Stimulere
Het pedagogisch jaarwerkplan biedt de mogelijkheid om gestructureerd
te werken aan:
1. Verbeterpunten voor de eigen locatie vanuit diverse kwaliteitsrapportages,
pedagogische werkgroepen en signalen van de werkvloer;
2. Het zichtbaar en toetsbaar maken van het pedagogisch beleid waarbij bewustwording
e
co
mp
van het eigen pedagogisch handelen voorop staat. Hiervoor worden onder andere thema’s
eten
tie
vastgesteld die in de betreffende periode extra de aandacht krijgen.
ns
l
ia
oc
Ov
erd
n
me
racht van nor
Bij SKH zijn we nooit uitgeleerd. Ieder jaar maken de teams een Pedagogisch
Jaarwerkplan (PJWP) en kiezen ze waar ze dit jaar extra accenten willen leggen.
De vier opvoedingsdoelen van de kinderopvang die wettelijk zijn vastgelegd, staan in
de vlinder. Het PJWP is voor ons een manier om te blijven ontwikkelen en verbeteren.
Op iedere locatie is het actuele jaarwerkplan zichtbaar op een speciaal daarvoor bestemde poster (zie hierboven).
Werken aan welbevinden
Wij hechten veel waarde aan het welbevinden van de kinderen op onze locaties. Een kind moet zich veilig en
geborgen voelen als het bij ons is. Om dit te controleren hanteren wij het instrument ‘Werken aan Welbevinden’. Een
evaluatie instrument bestaande uit observatie- en vragenlijsten, waarmee pedagogisch medewerksters kunnen nagaan
of de kinderen zich bij SKH prettig en op hun gemak voelen. De informatie die verkregen wordt uit de observatie en
vragenlijsten levert (nieuwe) gespreksstof op en is de basis voor het verbeteren van de kwaliteit van de opvang.
16
en
Deze verbeteringen kunnen in principe op drie niveaus plaatsvinden:
1. Op het niveau van het individuele kind;
2. Op het niveau van de groep;
3. Op het niveau van het totale beleid.
Teambegeleiding
Een aantal keren per jaar wordt een overleg met het team van de locatie gepland waar kennisoverdracht, verdieping
en verbreding van het pedagogisch beleid centraal staan. Naast de gekozen thema’s uit het PJWP komen methodische
vragen rond Startblokken en Vreedzame BSO aan de orde.
7 Uitwerking pedagogisch beleid in
werkinstructies
Het pedagogisch handelen is voor een aantal specifieke situaties
vastgelegd in werkinstructies en protocollen. Deze staan samen
met achtergrondinformatie en uitgebreide toelichting in het
kwaliteitmanagementsysteem Kwibuss. Alle medewerkers en de
Ouderraad hebben toegang tot dit systeem en kunnen in alle gevallen
snel de bijbehorende afspraken opzoeken. Hieronder een aantal
werkinstructies uit Kwibuss die verbonden zijn met het pedagogisch
beleid. Deze lijst - in willekeurige volgorde - is een selectie daaruit.
Eten en drinken
Het doel van deze werkinstructie is het verzorgen en aanbieden
van verantwoorde en gezonde voeding op de locaties gedurende de
periode dat een kind bij SKH doorbrengt. Meer informatie...
Stappenplan bij ongevallen
Het doel van dit stappenplan is het waarborgen van een goede verzorging
en aanpak bij ongelukken, maar ook bijv. bij krabben of bijten. Meer
informatie...
Stappenplan bij ziekte
Het doel van dit stappenplan is het voorkomen van infecties en besmetting en het waarborgen van een goede verzorging
en aanpak bij ziekte. Meer informatie...
Veilig slapen
Dit document bevat de inhoud van alle maatregelen rondom het veilig slapen van kinderen op de kinderopvang.
Meer informatie...
Opvoedingsondersteuning en zorg
In dit beleid wordt beschreven hoe wij aankijken tegen opvoedingsondersteuning en zorg en welke protocollen wij
inzetten in situaties waarin handelen geboden is. Meer informatie...
Huiselijk geweld en kindermishandeling
Het doel van dit beleid is het op adequate wijze omgaan met signalen van mishandeling of verwaarlozing van kinderen,
alsmede signalen van sociale problemen in de omgeving van het kind, die een negatieve invloed hebben op het kind en
het nemen van de nodige maatregelen. Meer informatie...
Welbevinden
Het doel van deze werkinstructie is het hanteren van een systematische aanpak om het welbevinden van de
kinderen te bewaken en te vergroten. Meer informatie...
Spel- en speelgoedwijzer
Het doel van deze werkinstructie is het zorgdragen voor goed en verantwoord speelgoed en/of (spel)materiaal,
aangepast op de leeftijd en ontwikkelingsfase van de kinderen. Meer informatie...
17
Wennen
Het doel van deze werkinstructie is het zorgdragen voor een zorgvuldige introductie en wenperiode van het kind en de
ouders op de groep. Meer informatie...
Kindermishandeling door een medewerker
Het doel van deze werkinstructie is het op adequate wijze omgaan met signalen van mishandeling van kinderen door een
medewerkster en het nemen van maatregelen. Meer informatie...
Pesten
Het doel van dit document is het voeren van een anti-pestbeleid. Pesten is ongewenst gedrag dat schade toebrengt aan
een kind. Meer informatie...
Geneesmiddelenverstrekking en medisch handelen
Het doel van deze werkinstructie is het zorgdragen voor het zorgvuldig omgaan met het verstrekken van geneesmiddelen
aan kinderen en het doen van medische handelingen bij kinderen tijdens het verblijf bij SKH. Meer informatie...
Calamiteiten en ontruimingsplan
Het doel van deze werkinstructie is het streven naar en waarborgen van een veilige en gezonde omgeving ten behoeve
van de aan haar toevertrouwde kinderen en ten behoeve van de medewerksters. Ook het zon- en hittebeleid staat in dit
document beschreven. Meer informatie...
Veiligheids- en gezondheidsmanagement
Het doel van deze werkinstructie is zorgdragen voor een jaarlijkse inventarisatie van van risico’s op het gebied van
veiligheid en gezondheid en het nemen van maatregelen om risico’s te verminderen. Meer informatie...
Hygiëne
Het doel van deze werkinstructie is het zorgdragen voor de algemene hygiëne op de locaties en de hygiëne rond de
voeding en het bereiden van maaltijden. Meer informatie...
18