4-9_2-2013-2014 O.deKort. Het tweede leven van

De populariteit van een
muziekwerk is geen
blijvende constante.
Alles is in handen van de
grillige en onvoorspelbare
Vrouwe Fortuna die geheel
volgens eigen regels haar
favorieten kiest, om ze
vervolgens lachend weer te
laten vallen. Slechts enkele
werken krijgen een tweede
kans en worden in hun
nieuwe hoedanigheden als
orkestsuites, balletten of
arrangementen alsnog
beroemd. Voor de populariteit van een werk maakt het
dan niet meer uit wat er als
eerste was: de kip of het ei.
Voor de luisteraars kan de
voorgeschiedenis wel extra
informatie geven die
opnieuw belangstelling
voor ‘het eerste leven’
van het werk
opwekt...
Het tweede leven van
zwaan, vorst en faun
tekst
Olga de Kort-Koulikova
Het zwanenmeer door Moskow City Ballet
Opera House Manchester, 17 maart 2012
6
artikel
deklank
december januari
artikel
7
Veel muziek kreeg nóg een extra leven omdat
ze de beeldende kunsten inspireerde, of
omdat decors en kostuums van minstens
even groot kunsthistorisch belang bleken.
De beroemde Amerikaanse beeldhouwster
Malvina Cornell Hoffman, leerlinge van Rodin,
maakte tussen 1911 en 1914 een serie frienzen
van Anna Pavlova en Mikhail Mordkin in de
‘Bacchanale’ uit ‘Herfst’ van Glazoenovs De
jaargetijden, naar aanleiding van uitvoeringen
Anna Pavlova
in Londen in 1910. De friezen zijn zilver en brons
als bakchante,
...en in
gepolychromeerd en meten ca 115x170 cm.
Sint-Petersburg
Londen
Verspreid over diverse musea en in privébezit.
1907
1910
een pianotranscriptie van zijn ballet te lenen en was van plan er ‘enkele
mooie dingen’ voor de suite uit te halen. Als voorbeeld zag hij de werkwijze
van de Franse componist Léo Delibes die door het knippen en plakken van
zijn succesvolle balletten nog meer gelauwerde concertsuites maakte. De
uitgever ging akkoord, de gevraagde partituren werden opgestuurd, maar
Tsjaikovski heeft de suite nooit samengesteld. Hij overleed in 1893 en het is
nog steeds niet duidelijk wie de publicatie van de zesdelige suite uit Het
zwanenmeer in 1900 voorbereidde.
De suite staat los van het libretto en wordt ook niet altijd in zijn geheel
uitgevoerd. Het eerste deel, ‘Scène’, komt uit het tweede bedrijf en herinnert
aan de dansende zwanen. De ‘Wals’ komt uit het eerste bedrijf waar hij
gedanst wordt ter ere van de jarige prins Siegfried. De daaropvolgende
‘Zwanenwals’, ‘Scène’ en de ‘Hongaarse dans’ zijn geleend uit het tweede
bedrijf, terwijl de afsluitende ‘Scène’ en ‘finale’ in het derde bedrijf van
het ballet te vinden zijn. Dat de suite als één geheel wordt ervaren, komt
door het herkenbare walsritme dat zo karakteristiek voor dit ballet is. De
grote walsen benadrukken de romantische stemming die in de orkestsuite
nog meer geconcentreerd en volledig op zijn plaats is.
Voor De jaargetijden bestond geen
omschrijving. Asefjev creeërde
een nieuw begrip: ‘symfonisch
poëemballet’
Reisinger niets met de muziek van de
componist te maken had. Tsjaikovski’s
pogingen om zijn eerste ballet door
nieuwe enscèneringen te redden, leidden
tot niets. Het succes kwam pas na de
dood van de componist en was vooral te
danken aan de grondige bewerking van
het libretto door zijn broer Modest
Tsjaikovski en de nieuwe choreografie van
Lev Ivanov.
Om zijn muziek ‘van de vergetelheid te
redden’ besloot Tsjaikovski in 1882, om
er een orkestsuite en een bijbehorend
arrangement voor piano vierhandig van te
maken. Hij vroeg de muziekuitgever Pjotr
Jurgenson om hem een orkestpartituur en
George Balanchine als Bacchus
in Glazoenovs De jaargetijden,
olieverf 1922
© Léon Bakst, 1866-1924
Het ballet Het zwanenmeer van Pjotr
Tsjaikovski (1840-1893) heeft geen
introductie nodig: het is populair, vaak
uitgevoerd, nog vaker ter sprake gebracht
en in tientallen motieven bekend, die
eenmaal geneuried of gefloten nog
moeilijk uit het hoofd te krijgen zijn.
Toch leek het aanvankelijk nooit een
succes te worden. De première in 1877
bracht voor Tsjaikovski niets anders dan
twijfels, irritaties en wanhoop met zich
mee. De dansers vonden zijn muziek niet
‘dansant’ genoeg, het publiek verbaasde
zich over een te lang verhaal en de povere
decoraties, en iedereen was het er over
eens dat de choreografie van Julius
Een wereld van geluk en dromen
Heel anders verging het het ballet De jaargetijden van Alexander Glazoenov
(1865-1936). Glazoenov hóefde er geen orkestsuite van te maken, want al na
drie producties, in 1900 en 1907, verhuisde de muziek ongewijzigd en
integraal van het theater naar de concertzaal. Enerzijds lag dat aan het
vrij gekunstelde libretto van de toen al 81-jarige choreograaf Marius
Petipa, anderzijds aan de meesterlijk georkestreerde muziek van
Glazoenov zelf, die ook zonder dansers en decoraties veelzeggend
genoeg was.
Glazoenov schreef De jaargetijden als danssuite in de tradities van de
Franse hofballetten uit de zestiende en zeventiende eeuw. Geen ingewikkelde
handelingen, geen dramatische ontwikkeling van karakters, alleen de
zingende vogels, geurende bloemen, spelende najaden, satires, bakchanten (mainaden) en faunen.
De vier allegorische scènes verhalen over het ontwaken van de natuur
uit de winterse slaap en van de alleroverwinnende kracht van de zon. >
8
artikel
deklank
december januari
artikel
bij een verfijnd gedicht van Stéphane Mallarmé over een dagdromende faun te
componeren en de provocerende choreografie van Nijinsky, lag zelfs 25 jaar!
Vrouwe Fortuna lachte deze Prélude toe. De oude recensies beschrijven de
verrassende uitwerking van deze ‘muzikale rêverie’ op de luisteraars. Zo
prees de verwonderde recensent van het Algemeen Handelsblad na de
Nederlandse première (1904) in Het Concertgebouw ‘een teere doorschijnende
toonschildering en een bijzondere kleur’, en ‘proefde’ zijn collega vier jaar
later ‘iets betoverend verleidelijks’ in deze ‘onweerstaanbare muziek’.
‘In de kleedkamer van Het zwanenmeer’, olieverf 1924
staat was om ‘een wereld van geluk, vrolijkheid, rust, vlucht, melancholie’
en ‘van vele andere gelukkige, diepe, ongelooflijk nobele en gevleugelde
[werelden] te creëren’. Maar al die lof gold de muziek; nooit het ballet!
Een faun van 25 jaar
Prélude à l’après-midi d’un faune (Voorspel op de namiddag van een Faun)
van Claude Debussy (1860-1918) kon als orkestwerk al niet over gebrek aan
belangstelling klagen, maar won desalniettemin aan populariteit dankzij
de Ballets Russes van Sergej Djaghilev. Vaak realiseert men zich niet dat
Vaslav Nijinsky in 1912 danste op muziek die toen al achttien jaar
daarvoor als een symfonisch gedicht voor orkest gecomponeerd werd.
En tussen de eerste pogingen van Debussy om zijn ‘zeer vrije illustratie’
Nijinsky danste in 1912 een ballet op
muziek die al achttien jaar eerder als
orkestwerk was gecomponeerd
‘Winter’ uit De jaargetijden en Suite uit Het
zwanenmeer > Kerstconcerten > 14 t/m 23
december 2013 > zie pagina 44 en
Prélude à l’après-midi d’un faune > 24 t/m 31
januari en 1 februari 2014 > zie pagina 50
Antieke Griekse kraters
‘Een betoverende werking’, ‘een sensatie van extase’, ‘droom van goddelijke
schoonheid en verrukking’; wat de loftuitingen verder ook waren, ze getuigden
er allen van dat de sfeer van het gedicht van Mallarmé [zie pagina 54, red.] en die
van de bedwelmende, mysterieuze muziek van Debussy sterk overeenkwamen.
Toch waren het niet het gedicht of de muziek die Nijinsky en Djaghilev tot
hun balletversie L’Après-midi d’un faune inspireerden. Dat waren de antieke
amforen in het Louvre. Aangestoken door de passie van Djaghilev voor
antiek keramiek, bestudeerde Nijinsky de beschilderde Griekse kraters en
maakte zijn tekeningen van satires en nymfen ‘en profil’ en ‘en face’, die
later in zijn choreografische transcriptie zo veel opschudding zouden
veroorzaken. Nijinsky vond de muziek van Debussy’s Prélude trouwens veel
te mild en eigenlijk niet
eens scherp genoeg voor zijn
revolutionaire ideeën.
De kritieken vermelden
overigens geen ‘betoverende
werking’ die van het ballet
uitging; deze kwalificatie
bleef gereserveerd voor
concertuitvoeringen van de
muziek van Debussy. De
associatie tussen muziek en
het ballet bleef in de
geschiedenis echter voor
altijd bestaan: de Prélude
markeerde, volgens Pierre
Boulez, het begin van de
moderne muziek, terwijl de
choreografie van Nijinsky de
nieuwe balletdans inleidde.
© Adolph de Meyer, 1868-1949
© Zinaida Serebriakova, 1884-1967
Er zijn kabouters die het vuur aansteken
om de ‘Winter’ en daarbij horende
‘Sneeuw’, ‘IJs’, ‘Vorst’ en ‘Hagel’ te verjagen.
Er is de westenwind Zephyr die de ‘Lente’
begroet en in de ‘Zomer’ de ‘Korenaar’
van de satires en faunen redt. Er is een
najaarsoogstfeest dat uiteindelijk alle
jaargetijden bij elkaar brengt om druiventrossen te plukken. De van wijn en dansen
dronken bakchanten maken guirlandes
van druivenbladen. En dit alles gebeurt
op de vrolijke, uitbundige en melancholieke muziek van Glazoenov, die elk
jaargetijde van zijn eigen leidmotief voorziet. De samenkomst van alle seizoenen in
de laatste scène, verenigt alle muzikale
thema’s. De Sovjet muziekcriticus en
componist Boris Asafjev vergeleek dit
afsluitende muzikale vuurwerk met ‘een
muzikale zuilengang’. Hij was van mening
dat de Jaargetijden-muziek van Glazoenov
niet in bestaande fomuleringen te
beschrijven viel en vond, speciaal voor dit
ballet, een nieuwe term uit: ‘het symfonisch
poëemballet’. Nikolaj Rimski-Korsakov
koos Glazoenovs ‘Winter’ als de beste
Russische wintermuziek. Zelfs de eerste
Sovjet commissaris voor onderwijs Anatoli
Loenotsjarski was onder de indruk en
schreef dat Glazoenov met zijn muziek in
9
De muziekgeschiedenis
kent meer voorbeelden van
onbedoelde lotgevallen van
Nijinsky als faun tijdens de première van
een muziekcompositie.
L’Après-midi d’un faune, 29 mei 1912
Maar is één componist die
het ‘Rad van fortuin’ naar
zijn hand probeerde te
zetten: Igor Stravinsky. Hij
zorgde er voor dat ál zijn balletten óók in symfonische suites en piano- en
kamermuziektranscripties voortleefden. Heel bewust creëerde hij die
compositiesatellieten die, net als de originele composities, om de gunsten
van Vrouwe Fortuna wedijverden.
Hermes maakt Herse het hof op Griekse
roodfigurige amfora, ca 470 v.C., Louvre