De populariteit van een muziekwerk is geen blijvende constante. Alles is in handen van de grillige en onvoorspelbare Vrouwe Fortuna die geheel volgens eigen regels haar favorieten kiest, om ze vervolgens lachend weer te laten vallen. Slechts enkele werken krijgen een tweede kans en worden in hun nieuwe hoedanigheden als orkestsuites, balletten of arrangementen alsnog beroemd. Voor de populariteit van een werk maakt het dan niet meer uit wat er als eerste was: de kip of het ei. Voor de luisteraars kan de voorgeschiedenis wel extra informatie geven die opnieuw belangstelling voor ‘het eerste leven’ van het werk opwekt... Het tweede leven van zwaan, vorst en faun tekst Olga de Kort-Koulikova Het zwanenmeer door Moskow City Ballet Opera House Manchester, 17 maart 2012 6 artikel deklank december januari artikel 7 Veel muziek kreeg nóg een extra leven omdat ze de beeldende kunsten inspireerde, of omdat decors en kostuums van minstens even groot kunsthistorisch belang bleken. De beroemde Amerikaanse beeldhouwster Malvina Cornell Hoffman, leerlinge van Rodin, maakte tussen 1911 en 1914 een serie frienzen van Anna Pavlova en Mikhail Mordkin in de ‘Bacchanale’ uit ‘Herfst’ van Glazoenovs De jaargetijden, naar aanleiding van uitvoeringen Anna Pavlova in Londen in 1910. De friezen zijn zilver en brons als bakchante, ...en in gepolychromeerd en meten ca 115x170 cm. Sint-Petersburg Londen Verspreid over diverse musea en in privébezit. 1907 1910 een pianotranscriptie van zijn ballet te lenen en was van plan er ‘enkele mooie dingen’ voor de suite uit te halen. Als voorbeeld zag hij de werkwijze van de Franse componist Léo Delibes die door het knippen en plakken van zijn succesvolle balletten nog meer gelauwerde concertsuites maakte. De uitgever ging akkoord, de gevraagde partituren werden opgestuurd, maar Tsjaikovski heeft de suite nooit samengesteld. Hij overleed in 1893 en het is nog steeds niet duidelijk wie de publicatie van de zesdelige suite uit Het zwanenmeer in 1900 voorbereidde. De suite staat los van het libretto en wordt ook niet altijd in zijn geheel uitgevoerd. Het eerste deel, ‘Scène’, komt uit het tweede bedrijf en herinnert aan de dansende zwanen. De ‘Wals’ komt uit het eerste bedrijf waar hij gedanst wordt ter ere van de jarige prins Siegfried. De daaropvolgende ‘Zwanenwals’, ‘Scène’ en de ‘Hongaarse dans’ zijn geleend uit het tweede bedrijf, terwijl de afsluitende ‘Scène’ en ‘finale’ in het derde bedrijf van het ballet te vinden zijn. Dat de suite als één geheel wordt ervaren, komt door het herkenbare walsritme dat zo karakteristiek voor dit ballet is. De grote walsen benadrukken de romantische stemming die in de orkestsuite nog meer geconcentreerd en volledig op zijn plaats is. Voor De jaargetijden bestond geen omschrijving. Asefjev creeërde een nieuw begrip: ‘symfonisch poëemballet’ Reisinger niets met de muziek van de componist te maken had. Tsjaikovski’s pogingen om zijn eerste ballet door nieuwe enscèneringen te redden, leidden tot niets. Het succes kwam pas na de dood van de componist en was vooral te danken aan de grondige bewerking van het libretto door zijn broer Modest Tsjaikovski en de nieuwe choreografie van Lev Ivanov. Om zijn muziek ‘van de vergetelheid te redden’ besloot Tsjaikovski in 1882, om er een orkestsuite en een bijbehorend arrangement voor piano vierhandig van te maken. Hij vroeg de muziekuitgever Pjotr Jurgenson om hem een orkestpartituur en George Balanchine als Bacchus in Glazoenovs De jaargetijden, olieverf 1922 © Léon Bakst, 1866-1924 Het ballet Het zwanenmeer van Pjotr Tsjaikovski (1840-1893) heeft geen introductie nodig: het is populair, vaak uitgevoerd, nog vaker ter sprake gebracht en in tientallen motieven bekend, die eenmaal geneuried of gefloten nog moeilijk uit het hoofd te krijgen zijn. Toch leek het aanvankelijk nooit een succes te worden. De première in 1877 bracht voor Tsjaikovski niets anders dan twijfels, irritaties en wanhoop met zich mee. De dansers vonden zijn muziek niet ‘dansant’ genoeg, het publiek verbaasde zich over een te lang verhaal en de povere decoraties, en iedereen was het er over eens dat de choreografie van Julius Een wereld van geluk en dromen Heel anders verging het het ballet De jaargetijden van Alexander Glazoenov (1865-1936). Glazoenov hóefde er geen orkestsuite van te maken, want al na drie producties, in 1900 en 1907, verhuisde de muziek ongewijzigd en integraal van het theater naar de concertzaal. Enerzijds lag dat aan het vrij gekunstelde libretto van de toen al 81-jarige choreograaf Marius Petipa, anderzijds aan de meesterlijk georkestreerde muziek van Glazoenov zelf, die ook zonder dansers en decoraties veelzeggend genoeg was. Glazoenov schreef De jaargetijden als danssuite in de tradities van de Franse hofballetten uit de zestiende en zeventiende eeuw. Geen ingewikkelde handelingen, geen dramatische ontwikkeling van karakters, alleen de zingende vogels, geurende bloemen, spelende najaden, satires, bakchanten (mainaden) en faunen. De vier allegorische scènes verhalen over het ontwaken van de natuur uit de winterse slaap en van de alleroverwinnende kracht van de zon. > 8 artikel deklank december januari artikel bij een verfijnd gedicht van Stéphane Mallarmé over een dagdromende faun te componeren en de provocerende choreografie van Nijinsky, lag zelfs 25 jaar! Vrouwe Fortuna lachte deze Prélude toe. De oude recensies beschrijven de verrassende uitwerking van deze ‘muzikale rêverie’ op de luisteraars. Zo prees de verwonderde recensent van het Algemeen Handelsblad na de Nederlandse première (1904) in Het Concertgebouw ‘een teere doorschijnende toonschildering en een bijzondere kleur’, en ‘proefde’ zijn collega vier jaar later ‘iets betoverend verleidelijks’ in deze ‘onweerstaanbare muziek’. ‘In de kleedkamer van Het zwanenmeer’, olieverf 1924 staat was om ‘een wereld van geluk, vrolijkheid, rust, vlucht, melancholie’ en ‘van vele andere gelukkige, diepe, ongelooflijk nobele en gevleugelde [werelden] te creëren’. Maar al die lof gold de muziek; nooit het ballet! Een faun van 25 jaar Prélude à l’après-midi d’un faune (Voorspel op de namiddag van een Faun) van Claude Debussy (1860-1918) kon als orkestwerk al niet over gebrek aan belangstelling klagen, maar won desalniettemin aan populariteit dankzij de Ballets Russes van Sergej Djaghilev. Vaak realiseert men zich niet dat Vaslav Nijinsky in 1912 danste op muziek die toen al achttien jaar daarvoor als een symfonisch gedicht voor orkest gecomponeerd werd. En tussen de eerste pogingen van Debussy om zijn ‘zeer vrije illustratie’ Nijinsky danste in 1912 een ballet op muziek die al achttien jaar eerder als orkestwerk was gecomponeerd ‘Winter’ uit De jaargetijden en Suite uit Het zwanenmeer > Kerstconcerten > 14 t/m 23 december 2013 > zie pagina 44 en Prélude à l’après-midi d’un faune > 24 t/m 31 januari en 1 februari 2014 > zie pagina 50 Antieke Griekse kraters ‘Een betoverende werking’, ‘een sensatie van extase’, ‘droom van goddelijke schoonheid en verrukking’; wat de loftuitingen verder ook waren, ze getuigden er allen van dat de sfeer van het gedicht van Mallarmé [zie pagina 54, red.] en die van de bedwelmende, mysterieuze muziek van Debussy sterk overeenkwamen. Toch waren het niet het gedicht of de muziek die Nijinsky en Djaghilev tot hun balletversie L’Après-midi d’un faune inspireerden. Dat waren de antieke amforen in het Louvre. Aangestoken door de passie van Djaghilev voor antiek keramiek, bestudeerde Nijinsky de beschilderde Griekse kraters en maakte zijn tekeningen van satires en nymfen ‘en profil’ en ‘en face’, die later in zijn choreografische transcriptie zo veel opschudding zouden veroorzaken. Nijinsky vond de muziek van Debussy’s Prélude trouwens veel te mild en eigenlijk niet eens scherp genoeg voor zijn revolutionaire ideeën. De kritieken vermelden overigens geen ‘betoverende werking’ die van het ballet uitging; deze kwalificatie bleef gereserveerd voor concertuitvoeringen van de muziek van Debussy. De associatie tussen muziek en het ballet bleef in de geschiedenis echter voor altijd bestaan: de Prélude markeerde, volgens Pierre Boulez, het begin van de moderne muziek, terwijl de choreografie van Nijinsky de nieuwe balletdans inleidde. © Adolph de Meyer, 1868-1949 © Zinaida Serebriakova, 1884-1967 Er zijn kabouters die het vuur aansteken om de ‘Winter’ en daarbij horende ‘Sneeuw’, ‘IJs’, ‘Vorst’ en ‘Hagel’ te verjagen. Er is de westenwind Zephyr die de ‘Lente’ begroet en in de ‘Zomer’ de ‘Korenaar’ van de satires en faunen redt. Er is een najaarsoogstfeest dat uiteindelijk alle jaargetijden bij elkaar brengt om druiventrossen te plukken. De van wijn en dansen dronken bakchanten maken guirlandes van druivenbladen. En dit alles gebeurt op de vrolijke, uitbundige en melancholieke muziek van Glazoenov, die elk jaargetijde van zijn eigen leidmotief voorziet. De samenkomst van alle seizoenen in de laatste scène, verenigt alle muzikale thema’s. De Sovjet muziekcriticus en componist Boris Asafjev vergeleek dit afsluitende muzikale vuurwerk met ‘een muzikale zuilengang’. Hij was van mening dat de Jaargetijden-muziek van Glazoenov niet in bestaande fomuleringen te beschrijven viel en vond, speciaal voor dit ballet, een nieuwe term uit: ‘het symfonisch poëemballet’. Nikolaj Rimski-Korsakov koos Glazoenovs ‘Winter’ als de beste Russische wintermuziek. Zelfs de eerste Sovjet commissaris voor onderwijs Anatoli Loenotsjarski was onder de indruk en schreef dat Glazoenov met zijn muziek in 9 De muziekgeschiedenis kent meer voorbeelden van onbedoelde lotgevallen van Nijinsky als faun tijdens de première van een muziekcompositie. L’Après-midi d’un faune, 29 mei 1912 Maar is één componist die het ‘Rad van fortuin’ naar zijn hand probeerde te zetten: Igor Stravinsky. Hij zorgde er voor dat ál zijn balletten óók in symfonische suites en piano- en kamermuziektranscripties voortleefden. Heel bewust creëerde hij die compositiesatellieten die, net als de originele composities, om de gunsten van Vrouwe Fortuna wedijverden. Hermes maakt Herse het hof op Griekse roodfigurige amfora, ca 470 v.C., Louvre
© Copyright 2024 ExpyDoc