De zoek-het-maar-uit-maatschappij Voor politieke partijen is er veel te winnen op straat, nu burgers in de ‘participatiesamenleving’ veel minder op de overheid kunnen rekenen. Hoe pak je dat aan als partij? Of: hoe red je wat er te redden valt? Door Petra de Koning NRC zaterdag 21 juni 2014 Op een avond, begin dit jaar, staan ze in Breda op straat tussen daklozen en verslaafden: een groepje SP-raadsleden met al hun medewerkers, een pastor die eerder in Latijns-Amerika opkwam voor de armen en één lokale PvdA’er. Ze voeren actie voor een Marokkaanse kok, Rahal Lamlih (63). Hij wil eten uitdelen bij de ingang van daklozenopvang ’t IJ, maar wordt steeds weggestuurd op last van de VVD-wethouder. In het opvangtehuis kunnen bewoners, vooral drugsverslaafden, klusjes opknappen om aan ‘etenspunten’ te komen. Daar hebben ze geen zin in, denkt de wethouder, als ze van Lamlih gratis eten krijgen. Zo werkt de ‘participatiesamenleving’ die VVD en PvdA voor ogen staat: het is niet meer de bedoeling dat de overheid iets speciaals voor je regelt zonder dat je er zelf iets voor hoeft te doen. De etenspunten in Breda passen daar bij, net als de nieuwe ‘tegenprestatie’ die wordt gevraagd van mensen in de bijstand. En de verplichting om een groter beroep te doen op familie, vrienden of buren als je extra zorg nodig hebt. De participatiesamenleving lijkt de enige ‘rode draad’ of doctrine te zijn van dit kabinet. Al bedoelen PvdA en VVD er misschien allebei iets anders mee: is het ‘méé doen’ of vooral ‘zelf doen’? Op straat kunnen politieke partijen er hun voordeel mee doen. Als je ideeën hebt over je eigen soort participatiesamenleving, met christelijke naastenliefde of ouderwetse solidariteit, dan zijn er nieuwe kansen. ChristenUnie-politici gaan op werkbezoeken nu graag langs bij vrijwilligers, of ze doen zelf mee aan projecten. En de SP ziet mogelijkheden om vanuit buurten en wijken – vertrouwd terrein – de belangrijkste concurrent (PvdA) weg te spelen. De PvdA zelf probeert te redden wat er te redden valt. De partij heeft nu 160 ‘ombudsteams’ in het land, 20 meer dan vorig jaar. Partijvoorzitter Hans Spekman, die met het idee kwam in de tijd dat hij nog Tweede Kamerlid was, wil dat het er vierhonderd worden. Het CDA organiseert niets van bovenaf. Er is wel een groep CDA’ers aan het nadenken over het onderwerp ‘maatschappelijk initiatief’: na de zomer komt er een rapport. Maar hulpteams in wijken vinden ze bij die partij al snel neigen naar cliëntelisme. De christen-democraten vinden ook dat Rutte het hele participatie-idee heeft afgekeken van zijn voorganger Jan Peter Balkenende. Er zijn wel lokale CDA’ers die eigen plannen uitvoeren, zoals de Haagse fractievoorzitter Karsten Klein die met zijn ‘Buurthuis van de Toekomst’ organisaties, clubjes en buurtbewoners dichter bij elkaar wil brengen. Voor de VVD past de participatiesamenleving helemaal in de eigen ideologie: de overheid is er alleen voor wat mensen zelf niet kunnen. Dat volgens het CBS 90 procent van de burgers een of andere sociale regeling gebruikt, noemde VVD-fractievoorzitter Halbe Zijlstra vorig najaar „juist niet sociaal”. Want, zei hij: „Het neemt mensen het kostbaarste af dat ze hebben: vrijheid en verantwoordelijkheid.” Dus moeten ook daklozen en verslaafden werken voor hun eten in het opvangcentrum van Breda. De enige PvdA’er die erbij is als actie wordt gevoerd voor de Marokkaanse kok met zijn gratis eten, is Hassan Lamou, lid van het afdelingsbestuur. Zijn partij zat de afgelopen raadsperiode niet in het college en hoefde de VVD-wethouder niet te steunen. Maar de PvdA steunde de kok ook nauwelijks. „Dat moet anders”, zegt Lamou. „Ik vind het goed om het initiatief bij burgers te laten. Maar we schieten als partij wel een beetje tekort als mensen echt hulp nodig hebben. We zeggen te snel: laat ze het zelf oplossen.” Koekjes bakken Ook wie het niet weet, ziet het meteen: Arie Slob, fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer, bakt nooit koekjes. „Ik laat dat meestal aan mijn dochter over”, zegt Slob zelf. Hij staat in de keuken van een woongroep met zes dementerende bejaarden en gooit meel bij het beslag. „Eerst suiker”, zegt de fractiemedewerkster die hem helpt. Maar Slob denkt dat het niet uitmaakt: het meel kan ook eerst. Het is vrijdagochtend, bijna de hele Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie is in Amsterdam om vrijwilligerswerk te doen: bij ouderen, daklozen, prostituees. Ze dragen felgroene T-shirts van de christelijke hulporganisatie Serve the City. In de zorgflat ‘Saskia van Uijlenburgkade’, in Amsterdam-Nieuw-West, zit een Marokkaanse man vriendelijk naar Slob te staren. „U heeft nu al zin in koekjes, hè?”, zegt Slob, maar de man praat niet. Een jonge vrouw, kleindochter van een bewoonster, komt bij het aanrecht staan en zegt: „U bent van die ouderenpartij?” „Ja, zoiets”, zegt Slob. „Ik ben al 52.” De vrouw komt een paar keer in de week langs om soep te koken voor de hele groep. De ChristenUnie? Ze haalt haar schouders op. „O ja.” „Overal waar ik nu kom, kom ik vrijwilligers tegen”, zegt Slob. „In Urk is er zelfs een stop op vrijwilligers, het aanbod was te groot. Het zijn de stille krachten, de kurk waar alles op drijft. We krijgen een wat meer zorgzame samenleving.” Toch is Slob geïrriteerd over de ‘participatiemaatschappij’ van Rutte II. Welk idee zit erachter, behalve dat er bezuinigd moet worden? „Ik mis de bouwtekening.” Na maanden aandringen (door Slob) kreeg De Tweede Kamer er in het voorjaar een brief over van premier Mark Rutte. Het waren twee pagina’s met een paar voorbeelden van burgerinitiatieven, het voornemen dat de overheid die niet meer in de weg zit en uitleg over kosten voor ‘voorzieningen’ – die nu lager zullen worden, zoals „noodzakelijk” is. Slob noemt het een „armetierig briefje”. De participatiesamenleving, vindt zijn partij, wordt gebruikt als pr-stunt om bezuinigingen te verkopen. De ChristenUnie vindt dat Nederland moet worden voorbereid op een ándere manier van samenleven. Slob: „Je moet er een maatschappelijk debat over hebben, laat mensen erover nadenken. Vrijwilligers komen niet vanzelf uit de lucht vallen.” Hij heeft een debat met Rutte aangevraagd, dat nog vóór de zomer gevoerd zal worden met alle andere fractievoorzitters. Het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie schreef al een advies, ‘Achter de Schutting’, voor afdelingen en lokale bestuurders over de decentralisaties in de zorg, jeugdzorg en het werk voor gehandicapten: hoe help je christelijke organisaties het beste – met als doel mensen weer ‘te laten omzien naar elkaar’? De ChristenUnie heeft de eigen wethouders gevraagd om er met zoveel mogelijk christelijke en andere hulporganisaties over te praten, en met kerken. „De kerken”, vindt Slob, „moeten deze kansen ook grijpen.” En als ze meedoen, zegt Slob ook, mag „zieltjes winnen” het doel niet zijn. „Het gaat om pure naastenliefde. Het is: leef je geloof. Je mag nooit zeggen: jij krijgt eten van mij als je op zondag om negen uur in de kerk zit. Het is wel logisch dat je dan soms in gesprek raakt over de diepere dingen in het leven.” De koekjes zijn klaar. De Marokkaanse man die zat te wachten, komt ervan eten, samen met de vrouw die vrijwilligster is en één andere bewoner. De anderen liggen in bed. Daarna helpt Slob de man in zijn jas en in zijn rolstoel, ze gaan wandelen. Woonbioloog In de wijk Haagpoort in Breda heeft de SP een eigen voorbeeld staan van de participatiesamenleving: buurthuis De Scheldestraat. Het buurthuis zou verdwijnen, de subsidies werden afgeschaft. Cees Venderbos (64), oud-ondernemer en voorzitter van de SP-afdeling in Breda, bedacht een plan om het gebouw commercieel uit te baten: er worden zalen verhuurd, maar er is ook plek voor buurtbingo’s, multiculturele kookclubjes of een weggeefwinkel. En de Marokkaanse kok Rahal Lamlih deelt er nu drie keer per week eten uit. De SP, zegt Venderbos, is niet zomaar voor méér subsidies. De partij houdt ook van eigen initiatief en elkáár helpen. Hij had zelf de bezuinigingen en decentralisaties natuurlijk „liever niet gehad”. Maar het is vruchtbare grond voor SP-ideeën. „Absoluut. En het is misschien een extreme vergelijking, maar wat je ziet in oorlogssituaties, dat mensen boven zichzelf uitstijgen, dat zien we hier ook.” In een vergaderzaal van het buurthuis staat een grote foto van SP-leider Emile Roemer. Venderbos houdt daar elke week het inloopspreekuur van de SP-Hulpdienst. Al sinds de oprichting van de SP, begin jaren zeventig, organiseert de partij zulke spreekuren. Van de 160 partijafdelingen hebben er 84 een Hulpdienst en het aantal groeit: sinds vorig jaar kwamen er 20 bij. Ze houden jaarverslagen bij, medewerkers volgen de ‘startcursus hulpdienst’ en doen daarna nog een of twee keer per jaar een ‘opfriscursus hulpdienst’. De bedoeling is dat raadsleden en Tweede Kamerleden door de hulpdiensten beter weten welke problemen moeten worden opgelost. Op een maandagmiddag om één uur zit een vrouw van 55 tegenover Venderbos. Ze heeft halflang, grijs haar, ze draagt een trui, spijkerbroek, bergschoenen. Uit haar tas haalt ze een dossiermap en een fles zelfgemaakte appelsap. Ze vertelt over schimmel in haar huis, lekkages, over de woningcorporatie die niet naar haar luistert en de verzekeraar die weigert de vochtschade aan haar matras te vergoeden. „Ze zijn elkaars kameraden, die verzekeraar en de woningbouw.” De vrouw gebruikte een deel van haar bijstandsuitkering om een woonbioloog onderzoek te laten doen, maar de coöperatie vindt de kritiek in het rapport van de bioloog onterecht: de vrouw moet de verwarming wat hoger zetten en luchten. „Ze zijn het niet eens met de conclusies”, zegt Venderbos. „Maar zíj zijn geen experts.” Hij belooft dat hij zal praten met zijn contactpersoon bij de woningbouwvereniging. „Een aardig en sociaal iemand.” De vrouw knikt en praat door. Ze is hypersensitief, zegt ze. Ze lijdt aan reuma „en ander chronisch gedoe”. Ze heeft „veel meegemaakt”. „Ook als kind.” Venderbos brengt het gesprek steeds weer op de problemen in haar huis. De vrouw had maandenlang de huurverhoging niet betaald, maar was geschrokken van het incassobureau dat brieven stuurde en had toen toch betaald. „Incasso mag pas als er een uitslag is”, zegt Venderbos. „En dit geschil loopt nog.” Venderbos zegt dat de SP een enquête kan organiseren in haar woonblok: als meer mensen last hebben van schimmel, is er misschien structureel iets mis. Dan kan de SP-fractie er vragen over stellen in de gemeenteraad. De vrouw: „Een buurvrouw van mij heeft last van hetzelfde en ze had dezelfde woonbioloog. Maar zij neemt nu energetische middeltjes.” Venderbos: „Je kunt van alles slikken om je beter te voelen. Dat lost het probleem niet op.” Hij zegt niet: wíj lossen het op. Zo leerde hij het op de cursus: beloof niets wat je niet zeker kunt waarmaken. Na drie kwartier staat de vrouw op, ze neemt een slok uit haar fles en glimlacht. „Nog nooit is er zo goed en zo lang naar mij geluisterd. De SP is de sociaalste partij die er is.” Bij de deur staat een doos met SP-folders. „Ik neem een stapel mee”, zegt ze. „Voor in mijn buurt.” Sigaretje Net nadat Peter de Klerk (70) was begonnen als medewerker van het PvdA-Ombudsteam in Utrecht, vijf jaar geleden, kreeg hij via Twitter een bericht van een oud-collega van de vakbond, een SP’er: „Gaan jullie ons nadoen?” De Klerk begreep het wel. Partijvoorzitter Hans Spekman was met het idee van ombudsteams gekomen: de PvdA moest tussen de mensen staan en naar hun problemen luisteren. „Natuurlijk had Spekman dat afgekeken van de SP. Die partij doet het al veel langer.” Maar De Klerk, tot zijn vervroegd pensioen hoofd personeelszaken bij (toen nog) Voedingsbond FNV en oud-wethouder in Maarssen, vindt: „Zo lang mensen geholpen worden, is het goed. En als ze op meer plekken terecht kunnen, is dat alleen maar beter. Daarin moet je geen concurrent van elkaar zijn.” Het Utrechtse Ombudsteam, met een kantoor aan de Amsterdamsestraatweg, was vijf jaar geleden een van de eerste PvdA-teams en geldt in de partij als voorbeeld: betrokken medewerkers, goed georganiseerd. In vijf jaar werden driehonderd klachten behandeld, vooral over woningen, schulden, bijstand. Op het wekelijkse spreekuur, woensdag van 10 tot 12 uur, wacht Peter de Klerk op cliënten. Maar er komt niemand. Een dag eerder had hij wel een man van 40 op kantoor, doorverwezen door het partijbestuur. De man was tijdelijk ontslagen, hij kreeg een nieuwe functie bij de gemeente maar was het niet eens met de arbeidsvoorwaarden. Nu zit hij zonder inkomen, de bezwaarprocedure tegen het ontslag loopt nog. Door de geldproblemen kreeg hij huwelijksproblemen, familieleden van de man stuurden een wanhopige e-mail naar Spekman. De Klerk had beloofd te bellen met de voorzitter van de gemeentelijke commissie bij wie de man zijn bezwaren had toegelicht, dus dat doet hij in het spreekuur. Hij wil weten of het verslag van de zitting al klaar is. De voorzitter reageert geïrriteerd. PvdA-Ombudsteam? Nooit van gehoord. Is De Klerk gemachtigd? En weet De Klerk dat de voorzitter ook al de advocaat van deze man én zijn familieleden te woord heeft moeten staan? Hoe groter de irritatie aan de andere kant van de lijn, hoe zelfverzekerder De Klerk klinkt. „Er is zelfs al een uitslag van de procedure? Kunt u mij die vertellen? O, nee? En waarom niet?” Na het gesprek zegt De Klerk dat veel mensen die langskomen laagopgeleid zijn en makkelijk worden „omvergeblazen” door autoriteiten. Hém overkomt dat niet. Het Utrechtse team vindt dat het er niet is om de PvdA-achterban te steunen of de partij te promoten. Doel, zeggen de Utrechtse leden, is dat beleid wordt aangepast als het onrechtvaardig uitpakt – via de eigen politici in de gemeente of in Den Haag. Of dat fouten worden rechtgezet: zoals een vergissing bij de Belastingdienst over een verhuisdatum, waardoor bij een cliënt onterecht een jaar huurtoeslag werd teruggevorderd. De afgelopen jaren had het Ombudsteam in Utrecht het voordeel van ‘eigen’ PvdA-wethouders. Al werkte dat niet altijd. Het kostte moeite om het college ervan te overtuigen dat een vrouw met longproblemen die recht had op een scootmobiel, net zo goed een aangepaste brommer moest kunnen krijgen. Dat wilde ze zelf, het was nog veel goedkoper ook. De Klerk: „Toen we het voor elkaar hadden, stak die vrouw buiten een sigaretje op. Dan denk ik wel: ‘Oh, oh.’” Maar iedereen die in de problemen zit, heeft recht op hulp, vindt De Klerk. „Ook als het je eigen schuld is. Iedereen kan fouten maken.” Bij de gemeenteraadsverkiezingen ging de PvdA in Utrecht van negen naar vijf zetels en doet niet meer mee in het college. De Klerk heeft het er moeilijk mee: de landelijke coalitie met de VVD, strengere regels voor de bijstand, en vooral het hele idee, óók van zijn eigen PvdA, van de participatiemaatschappij. „Het is onzinnig om het zo te noemen, het is de zoek-het-maar-uit-maatschappij. Wie een beroep kan doen op familie, vrienden of buren, doet dat nu allang en blijft dat doen. Maar je hebt altijd mensen die het niet kunnen.” Over een paar jaar kan alles anders zijn, denkt De Klerk. Nu zucht hij diep. „Het is veel makkelijker om rechts te zijn.” Pamperen Een paar weken eerder, ook op een woensdag, zitten twee andere leden van het PvdA-Ombudsteam in het kantoor te wachten op cliënten: Lies Vellekoop (67), oud-journalist bij Het Vrije Volk en oudStatenlid, en Tilly Fast (56), met een adviesbureau voor milieu en gezondheid. Tilly Fast vertelt over de oprichting: de leden kregen van de partij toen alleen nog maar een informatiemapje. Nu is er een boekje met tips. Fast: „Verder was het: laat duizend bloemen bloeien.” De eerste klacht ging over een ventilator van KPN die op een dag naast een flat was neergezet. KPN wilde niks doen tegen de herrie, het Ombudsteam kreeg voor elkaar dat de woningcorporatie de elektriciteitskabel doorknipte. Het team bedacht zelf dat ze met maximaal vijf vrijwilligers willen zijn en jaarverslagen bijhouden. Vorig jaar werden er 75 problemen gemeld. Meer dan de helft kon het team oplossen. Maar hoe ver moet je als partij gaan met je hulp en bescherming? „Wij krijgen hier ook wel mensen die zeggen: ‘Jij voor mij dit doen’”, zegt Lies Vellekoop. „En er zijn natuurlijk mensen voor wie het beter is dat ze zelf hun boontjes doppen.” Maar als ze PvdA-ministers hoort zeggen dat ouderen graag thuis blijven wonen, windt ze zich op. „Ik heb zo vaak mensen zien opknappen in een verzorgingshuis. En familie? Iedereen die ervaring heeft met hulpbehoevende ouders weet: al regel je tafeltje-dekje en thuiszorg, je hebt het er nog hartstikke druk mee.” Tilly Fast: „Mijn moeder is 84 en wil helemaal niet in een verzorgingshuis. Ze heeft een schoonmaakster via de gemeente. Eigenlijk heeft ze geld genoeg om het zelf te betalen, maar het moet wel voor haar geregeld worden.” Ze bedoelt: er kán nog wel bezuinigd worden. Zij vindt ook niet zomaar de strengere regels voor de bijstand slecht. „Je moet fraudeurs aanpakken, anders hou je het systeem niet overeind. En het pamperen, daar ben ik niet voor. In de praktijk was dat vroeger vaak wat solidariteit betekende.” De PvdA-boodschap van de ‘participatiemaatschappij’ is volgens haar: „Dat iedereen wordt gestimuleerd om mee te doen, maar wie dat niet kan, moet worden geholpen. De VVD zegt: je moet het zelf doen.” Lies Vellekoop knikt. Maar soms twijfelt ze. „Voor ons eigen PvdA-verhaal is nu zo weinig plek. De partij kiest altijd voor wat wél kan, anders dan de SP. Soms vind ik het verleidelijk om die andere kant te kiezen.”
© Copyright 2024 ExpyDoc