remonstrants maandblad jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 Theologie ‘Mensen hebben in de loop van vele eeuwen prachtige dingen over God gezegd en geschreven. [...] Maar mensen hebben ook de meest vreselijke dingen over God beweerd en, misschien nog wel erger, in naam van God afschuwelijke dingen over mensen gezegd.’ thema van de xxxxx redac tie Theologie Aan het eind van de zomer verlieten duizenden Goddeeltjes het Landelijk Bureau; we hopen dat u ze inmiddels met plezier gelezen hebt. Als vervolg op deze bijzondere actie doen we deze maand een themanummer over theologie. (Niet dat ‘het spreken over God’, wat theologie eigenlijk is, afwezig zou zijn in het bespreken van de vele thema’s die in dit blad aan de orde komen ...). We vroegen de rooms-katholieke theoloog Frank Bosman een recensie te schrijven van de Goddeeltjes. Albert Klok schreef deze keer de overweging: hij gaat in op de vraag of spreken over God wel mogelijk is. In ieder geval heeft hij bezwaren tegen de term ‘godgeleerdheid’, objectieve kennis over God verwerven is onmogelijk. Christa Anbeek schreef een uitgebreid artikel waarin zij haar plannen voor het uitwerken van haar theologie uiteenzet. Het zal gaan over tragiek, schoonheid, spel en overgave. En zij heeft ons nodig voor het gesprek. De leden van de Arminiusgemeente spraken met elkaar over de recente constatering dat de nieuwste generatie christelijke jongeren een stuk conservatiever is dan de vorige. Gold dat ook voor hen? In ieder geval zijn zij flink kritisch naar wat je ‘dogmatische vrijzinnigheid’ zou kunnen noemen. Chris Doude van Troostwijk schreef een boek over degene die voor veel vrijzinnigen een grote inspiratiebron was, zowel door zijn werk als door zijn theologie van ‘eerbied voor alle leven’. Voor AdRem vatte hij de essentie samen van het denken van Albert Schweitzer, dat je ‘mystiek optimisme’ kunt noemen. In dit nummer verder een bespreking van het boek Zo zou je kunnen geloven, van VU-theoloog Maarten Wisse, waarmee hij bijna de prijs voor het beste theologische boek van het jaar won. Ondanks alle theologiseren blijft het soms lastig uit te leggen waarom je gelooft: lees de Miniatuur van Jan Berkvens! • Bert Dicou Hoofdredacteur Het volgende nummer van AdRem verschijnt op 7 november 2014. in dit nummer onder meer: 3 Korte berichten 12 IARF in Birmingham 4 Een nieuw jaar als hoogleraar 13Hemelpoorttrilogie 6 Rituele zin & onzin 9 14Jonge Remonstranten over 7 Overweging theologie en kerk-zijn 8 Zo zou je kunnen geloven 16Schweitzer 9Miniatuur 18 Zij was een echte mystica 10 De Goddeeltjes 20 Het gezicht van... colofon Redactie: Bert Dicou (hoofdredacteur), Joan van Esveld, Vanessa van Koppen-Enters, Michel Peters (eindredacteur) en Carolien Sieverink. Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030 2316970, [email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@remonstranten.org, of via boven staand redactieadres. NL 45 INGB 0004088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 32,50 euro per jaar voor nietremonstranten. Advertentiewerving: Michel Peters, 06 27 62 55 88, [email protected], tarieven op aanvraag verkrijgbaar. Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie. korte bericht en Mensen Twee personen zijn de landelijke organisatie komen versterken per 1 september 2014, namelijk Tom Harkema en Jaap Marinus. Tom Harkema (Sneek, 31 maart 1957) zal als freelancer werkzaam zijn als technisch coördinator ledenwerving. Hij studeerde VWO en HEAO commerciële economie en heeft een langjarige ervaring op het gebied van (commercieel) management, o.a. bij dagblad Trouw en bij uitgeverij Kok ten Have. Hij was verantwoordelijk voor diverse reclamecampagnes en leidde de marketing en verkoop van de boekenuitgeverijen waarvoor hij werkte. Tom Harkema is sinds kort vriend van de Remonstranten en betrokken bij de Geertekerk. Jaap Marinus (Stadskanaal, 20 juli 1983) gaat onderzoeken op wat voor wijze jongere generaties betrokken kunnen worden bij de Remonstranten. Hij komt hiervoor gedurende 4 maanden in dienst van de Remonstrantse Broederschap voor 0,6 fte. Jaap is nieuw bij de Remonstranten. Hij studeerde eerst technische bedrijfskunde aan de Hanzehogeschool in Groningen. In 2012 studeerde hij af als theoloog aan de Christelijke Hogeschool Ede. Jaap is gevraagd om mee te werken aan dit onderzoek omdat hij goed is ingevoerd in het kerkelijke jeugd- en jongerenwerk met name in die kerken die hier succesvol in zijn. Hij is van huis uit betrokken bij de Baptisten. Het Arminius Instituut wil o.a. een stimulerende werkomgeving bieden aan predikanten en pastoraal werkenden door: samenbundeling van studieactiviteiten (o.a. studieverloven), het delen van studie-onderwerpen en/of het gezamenlijk uitwerken van resultaten in seminars en publicaties. Ook wil het ruimte bieden aan samenwerking van geïnteresseerde onderzoekers (wetenschappelijke staf, remonstrantse predikanten en andere academici) uit binnen- en buitenland. Raad van Kerken presenteert digitale oecumene-scan De Raad van Kerken heeft een digitale scan ontwikkeld waarmee plaatselijke kerken hun oecumenische ontwikkeling kunnen verkennen. In tien minuten tot een kwartier vult de bezoeker van de website 25 vragen in. Op basis daarvan volgt er een rapportcijfer voor de plaatselijke oecumene, compleet met een beoordeling van de situatie en suggesties voor verdere stroomlijning van de samenwerking. De oecumene-scan is te vinden op www.raadvankerken.nl; links boven staan de woorden ‘Doe de oecumene-scan’. Wie daarop klikt, komt vanzelf in het programma. Spiritualiteit van de Verdraagzaamheid In het vorige nummer van AdRem trof u al een aankondiging aan van het nieuwe boek van Tom Mikkers ‘Het voelt echt goed. Spiritualiteit van de verdraagzaamheid’. U kunt het via ons bestellen via [email protected] of tel. 030 2316970, prijs €8,95. Wij laten u weten dat er nu ook een Facebookpagina is met de titel ‘Spiritualiteit van de verdraagzaamheid’ met meer informatie over het thema. Zie https://www.facebook.com/spiritualiteitvande verdraagzaamheid?ref=ts&fref=ts Arminius Instituut van start gegaan Per 1 september 2014 is dr. Bert Dicou, remonstrants predikant van de doopsgezinde-remonstrantse gemeente Hoorn, benoemd tot directeur van het Arminius Instituut. Zijn aanstelling omvat 0,3 fte en is voor twee jaar. Dr. Dicou zal functioneren als de ‘bouwpastor’ die het Arminius Instituut gaat opzetten, in nauwe samenwerking met de wetenschappelijke staf van het Seminarium (prof. dr. Christa Anbeek en rector dr. Tjaard Barnard), ondersteund door de wetenschappelijk coördinator, drs. Elza Kuijk. jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 3 thema Theol ogie Bijna een jaar geleden sprak ik mijn oratie Aan de E en als hoogleraar nieu w remonstrantse jaar theologie Contrastervaringen De begrensdheid van onze macht manifesteert zich in wat ik contrastervaringen noem, of ook wel ervaringen van kwetsbaarheid. Dit zijn ervaringen die onze alledaagse geordende werkelijkheid op z’n kop zetten. Er zijn twee soorten: ervaringen van eenheid en van fragmentatie. De ervaringen van eenheid gaan vaak gepaard met schoonheid, verrukking, boven jezelf uitgetild worden, meegenomen worden door iets buiten jezelf, gevoelens van harmonie en geluk. Mensen doen deze ervaringen bijvoorbeeld op in de natuur, luisterend naar muziek, kijkend naar een kind… De ervaringen van fragmentatie zijn anders van klank en kleur, ze gaan gepaard met het gevoel op jezelf teruggeworpen te worden, stilgezet te worden, buiten de wereld te vallen die maar doordraait, vervreemding, verbijstering, onzekerheid, soms schuld… Deze ervaringen gaan vaak samen met verlies: verlies van een baan, gezondheid, een geliefde, verlies van vertrouwen omdat iemand je iets ergs aandoet, verlies van jezelf. De filosofe Judith Butler wijst erop dat ook de ervaring van geweld zo’n fragmenterende contrastervaring kan zijn. Door contrastervaringen, zowel de positieve als de negatieve, wordt een onbekende wereld voelbaar en zichtbaar. De wereld zoals we dachten dat die was blijkt anders te zijn. Groter, mooier, verrukkelijker, maar ook vreemder, angstiger, onbetrouwbaarder. Het bijzondere aan die contrastervaringen is dat de positieve en de negatieve, die ik hier uit elkaar trek, in werkelijkheid dicht bij elkaar liggen. Mensen doen bijna nooit maar één van de twee op. De ervaring van schoonheid gaat niet zelden gepaard met een diep besef dat we dit niet kunnen vasthouden. En het getroffen worden 4 adrem remonstrants maandblad heidenen overgeleverd uit en aanvaardde daarmee het ambt van hoogleraar remonstrantse theologie. In mijn inaugurele rede stel ik een theologisch programma voor dat bestaat uit gesprekken over kwetsbaarheid. Kwetsbaarheid is de term waarmee ik de ‘condition humaine’ aanduid. Kwetsbaarheid staat voor het gegeven dat wij ons leven, en zelfs breder het leven, niet totaal onder controle hebben. De beheersing van het menselijk bestaan kent, ondanks alle wetenschappelijke kennis, technologische vermogens, gezonde leefstijlen en intelligente overwegingen, zijn grenzen. door pijn om een (dreigend) verlies gaat vaak gepaard met een diep gevoeld besef van hoe kostbaar datgene was dat nu (bijna) voorbij is. Lange tijd was het onderstaande gedichtje van de Japanse dichteres Akiko Yosano (18781942) een van mijn lievelingsteksten. In het gevoel dat de dag dichterbij is, waarop ik ergens naar toe terugkom, zijn de dingen van de wereld mij meer nabij. Vier gesprekken In mijn oratie stel ik voor om vier gesprekken over contrastervaringen te voeren. In kwetsbaarheid en in het onbekende dat zich daarin aandient kunnen namelijk schatten verborgen liggen. Het eerste gesprek voer je met jezelf: waar in je eigen leven spelen contrastervaringen? Wat wordt zichtbaar? Welke schoonheid, welke pijn, welke ontdekkingen? Het tweede gesprek is in kleine groepen met elkaar kwetsbare ervaringen delen. Het derde gesprek is de eerste twee tegen het licht houden van wat populair is in onze huidige samenleving: succes, beheersing, actief zijn, controle hebben, technisch kunnen, genieten, gelukkig zijn, gezond, niet oud, niet afhankelijk, alles zelf beschikken. Welk licht werpen kwetsbare ervaringen op deze waarden? Welke andere, complementaire waarden worden zichtbaar? Is afhankelijkheid echt zo’n grote ramp als we daarnaast solidariteit en verbondenheid als essentieel voor het bestaan benoemen? Het vierde gesprek is het gesprek met allerlei levensbeschouwelijke tradities, waarbij levensbeschouwing heel breed wordt opgevat, ook kunst, literatuur en filosofie vallen eronder. Wat hebben mensen door de eeuwen heen tot expressie gebracht als het gaat om schoonheid, verrukking, fragiliteit en verbijstering? ‘In het gevoel dat de dag dichterbij is, waarop ik ergens naar toe terugkom, zijn de dingen van de wereld mij meer nabij.’ Acht centrale vragen ontleen ik uit de christelijke theologie om te kunnen antwoorden op de vraag: Hoe geven we vorm aan datgene wat aan onze grip ontsnapt? Een jaar verder Inmiddels ben ik een jaar verder. Op veel plaatsen heb ik lezingen gegeven, maar belangrijker, ik ben met degenen die naar zo’n lezing kwamen in gesprek gegaan. Vaak merkte ik onwennigheid, maar ook enthousiasme. Veel mensen willen graag in gesprek gaan over hun ervaringen met kwetsbaarheid, maar ook werd ik gewaarschuwd: het is nog niet zo eenvoudig. Juist als je kwetsbaar bent, word je gemakkelijk opnieuw geraakt – en bovendien zijn mensen je gezeur gauw zat. Hoe voorkom je dat je alleen maar armer wordt en vervreemder raakt van met elkaar in gesprek gaan? Anderen vroegen naar de volgorde van de gesprekken: kunnen we dat maatschappelijk debat niet voorop zetten? Is het niet belangrijk dat daar op ervaringen gefundeerde andere geluiden gaan klinken? Over de verbinding met verschillende religieuze tradities, waarbij ik christendom, boeddhisme en humanisme vaak in één adem noem werd vreemd genoeg bijna nooit moeilijk gedaan. Kennelijk wordt het logisch gevonden dat dit toch nog altijd vindplaatsen van wijsheid kunnen zijn. Volgorde Al met al ben ik door de vele gesprekken verder gaan denken. Er begint zich een spoor af te tekenen waarvan ik hoop dit de komende tijd in gesprek met velen verder uit te kunnen gaan werken. Opnieuw lopen de lijnen langs die vier al genoemde gesprekken, maar nu in een andere volgorde. In eerste plaats de verbinding met de tradities. Onze eigen verhalen krijgen betekenis door ze te verbinden met andere verhalen, uit andere tijden en culturen, waarvan mensen gezegd hebben: kijk dit gaat ergens over. Daarom zijn ze in de bijbel of in andere zorgvuldig bewaarde geschriften terecht gekomen. Hierbij kunnen de Goddeeltjes wellicht behulpzaam zijn. Het treffende van deze serie boekjes is dat de menselijkheid voorop staat, maar wel geordend aan de hand van belangrijke thema’s uit de christelijke traditie. Een tweede verdienste is de diversiteit van de boekjes. ‘Typisch remonstrants’, dacht ik eerst – er is nauwelijks samenhang tussen de boekjes te ontdekken. Maar niets is minder waar, het is juist de diversiteit die de boekjes samen remonstrants maken. Geen enkele theoloog schrijft een ander voor hoe hij denken, geloven of schrijven moet. Tegelijkertijd zijn de boekjes half werk. De andere helft zal door de lezers moeten worden geschreven. De eigen verhalen dienen eraan gekoppeld te worden, anders kan er geen sprake zijn van enige theologie of geloofsleer. De verbinding met de tradities loopt overigens niet alleen via verhalen, onze religieuze tradities zijn veel rijker, en juist hier zie ik een grote uitdaging. Juist omdat tradities rituelen hebben, kunst, muziek, gemeenschapszin, stilte, aanwijzingen over hoe je goed kunt leven, zijn ze zo waardevol. De verbinding van onze eigen ervaringen jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 5 met deze bronnen kunnen van enorme betekenis zijn en levenszin en levensplezier scheppen, zelfs te midden van tragiek. Hier begint het gesprek met onze samenleving – we hebben heel wat te melden. Maar eerst nog het tweede gesprek. Het tweede gesprek betreft het spreken in kleine groepen over wat ons beweegt, wat ons ooit open maakte, een onbekende wereld deed binnentreden. Meer en meer ben ik ervan overtuigd geraakt dat dit gesprek niet zomaar kan plaatsvinden. Je kunt het niet organiseren in een stationshal en ook niet op de markt. Er zijn kleine, lokale gemeenschappen nodig die randvoorwaarden creëren. Mensen die met elkaar afspraken maken, een band met elkaar aan willen gaan. Die bereid zijn om het wapentuig en stoerheid en succesverhalen af te leggen om met elkaar een ander avontuur aan te gaan. Je hoeft daar niet gelovig voor te zijn, het enige dat nodig is, is een zeker vertrouwen in het onbekende. Het komend seizoen ga ik een masterclass geven aan predikanten. We gaan met elkaar oefenen en puzzelen hoe dergelijke levenskunstgesprekken het best vorm kunnen worden gegeven. In de loop van het jaar melden we ons dan bij u. Dan het gesprek met mezelf. Voor mijn theologisch denken ligt er de komende tijd de uitdaging om de nabijheid van tragiek en schoonheid verder te doordenken – en twee andere begrippen die daarbij horen zijn ‘spelen’ en ‘overgave’. Veel meer kan ik er nog niet over schrijven, soms heeft het denken tijd nodig. Bovendien heb ik u nodig om mij op weg te helpen. Gelukkig staan er voor het komende najaar en voorjaar weer heel wat lezingen gepland, waarbij ik met u in gesprek kan gaan over waar die twee in uw leven aan elkaar raakten en hoe spel en overgave een weg zichtbaar maakten. Dan het laatste gesprek: het gesprek met de samenleving. Misschien is dit gesprek wel het eenvoudigst, bovendien zijn sommige remonstranten er supergoed in: laten zien wat we in huis hebben. Ergens in het najaar start er een campagne waarmee we onszelf op de kaart van gelovig en ongelovig Nederland willen zetten. Sommigen denken dat dit niets met theologie te maken heeft, maar dat lijkt mij niet waar. Delen van de overvloed die jezelf gekregen hebt en anderen geven waar je zelf gelukkig van wordt - veel ingewikkelder is de blijde boodschap niet. Daar kunnen we niet moeilijk over doen! • Christa Anbeek Hoogleraar remonstrantse theologie aan het Remonstrants Seminarium & Rituele zin o nzin 9 Gaven en gebeden 2 Avondmaal is geen gelukkig woord vanwege de eenzijdige associatie met het ‘laatste avondmaal’ en de daarbij horende inzettingswoorden. ‘Vreugdemaal’ werd door collega van Hille geïntroduceerd. Zijns inziens hoort er bij uitstek op hoogtijdagen gegeten en gedronken te worden. Als tegenwicht begrijpelijk, maar toch ook eenzijdig. Want aan elke tafel kleurt de stemming mee met het moment. Jammer dat eucharistie zo uitheems klinkt. Want dat Griekse woord geeft wel precies weer waar het om gaat, nl. dat je met brood en wijn in je handen een toast uitbrengt op de Eeuwige, een zegen of dankzegging uitspreekt over het ons geschonken leven. Lechajiem in het Hebreeuws, ‘daar ga je’ in Mokum. Dat kan als volgt: ‘Gezegend zijt Gij om de levensmoed van zo velen die ons in geloof en vertrouwen voorgaan; mensen die als Abraham nieuwe paden durven gaan, mensen die als Jezus hun leven als brood, hun liefde als wijn delen met wie in nood zijn ...’. Laat ook boven een maaltijdviering het kopje ‘gaven en gebeden’ maar gewoon staan. Daar gaat het immers om: onder dankzegging gaven delen. Kernvraag daarbij is wel: ervaren wij ons leven nog als een zegen om God dank6 adrem remonstrants maandblad baar voor te zijn? (Hoe) valt dat in onze tijd overtuigend te verwoorden? Met tien tot twintig deelnemers is het niet onlogisch om tijdens die gesproken of gezongen tafelzegen aan tafel te zitten, met meer mensen kun je beter in één wijde kring rond de tafel staan. In het laatste geval ontaardt het aan elkaar doorgeven van brood en wijn, hoe mooi ook als gedachte, meestal in onwennig gehannes. Laat uitdelers de kring rondgaan en daarbij geen stommetje spelen: bij het brood ‘de vrede van Christus zij met u’, bij de wijn ‘de liefde van God’ of een andere vredeswens is toch niet te veel gevraagd? Sommige momenten van de dienst vrágen om stilte, nu is muziek of wisselzang met een refrein van de gemeente aangewezen. Mettertijd meer hierover op in mijn blog hieronder. • Henk van Waveren Zin of onzin? Ik hoor het graag via henkvanwaveren.wordpress.com of [email protected] overweging t o leran t ie h o udt o p waar g e l oo f m i s bruikt wordt Mijn naam heb ik jou nooit willen noemen. Te gemakkelijk zou je daarmee jezelf kunnen verheffen. Jij had mijn naam niet nodig. Ik werd voor jou de God Zonder Naam. En je gaf me vele namen. Je noemde mij een jaloerse God die geen andere goden naast zich duldt, maar je bedoelde slechts dat jij geen andere goden kunt verdragen dan jouw eigen god. Mijn naam? Ik heb geen naam en ik heb alle namen die jij maar kunt bedenken. Noem mij Wodan, noem mij Odin, noem mij Krishna, noem mij Vishnu, Noem mij Amon, Zeus, Jupiter, noem mij Allah, noem mij God. De enige god die ik niet naast mij duld is de afgod die jij van mij maakt. Albert Klok (2014, nog niet eerder gepubliceerd) Theologie is de wetenschap die zich bezig houdt met de kennis over God, kortweg: Godgeleerdheid. Ik heb dat altijd een nogal aanmatigende benaming gevonden. Ik zal mijzelf dan ook niet heel snel theoloog noemen. Immers, het onderwerp van de theologische studie, God, is per definitie onkenbaar. Dit werd prachtig verwoord door Marijke de Bruijne, in een lied (uit: Liederen voor de toekomst, Kok 2005): Geen taal die Jou beschrijft, geen lied dat Jou bezingt, geen kennis groot genoeg, die tot de kern doordringt van wie Jij bent, mijn God… Een God, die geen naam wil hebben, alleen de aanduiding ‘ik ben er’ of ‘ik zal er zijn’ (Exodus 3). Een God die niet in de storm is, niet in de aardbeving, niet in het vuur (1 Koningen 19)… een God die wij alleen kennen uit de verhalen die mensen erover vertellen, want ‘al het spreken over boven, komt van beneden’, zoals Harry Kuitert het formuleerde. Daarmee wordt duidelijk, dat theologie niet zozeer Godgeleerdheid is, maar vooral kennis van wat mensen over God zeggen. Mensen hebben in de loop van vele eeuwen prachtige dingen over God gezegd en geschreven. Bijvoorbeeld ‘Wonderlijk zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven (Psalm 139:6). Of die mooie versregel van Huub Oosterhuis: ‘Zo vriendelijk en veilig als het licht, zoals een mantel om mij heen geslagen, zo is mijn God…’ (Nieuw Liedboek, lied 221). Prachtige woorden van verwondering, geborgenheid en troost. Maar mensen hebben ook de meest vreselijke dingen over God beweerd en, misschien nog wel erger, in naam van God afschuwelijke dingen over mensen gezegd. Dat dezelfde God die in de tien woorden zei ‘Gij zult niet doden’ ook zou hebben gezegd: ‘Wie gemeenschap heeft met een dier, moet ter dood gebracht worden’ (Exodus 22,18). En dat is maar één voorbeeld. Met een beetje zoeken kunt u in de bijbel nog talloze andere regels vinden die bij overtreding met de dood bestraft moeten worden. Een strafmaat dus, die God door mensen in de mond wordt gelegd. Goed, dat was lang geleden, toen de bijbel vorm kreeg, zou je denken. Maar nog tot op de dag van vandaag, zijn er mensen die – ongeacht met welke naam zij hun God aanroepen en ongeacht of zij zich baseren op de Bijbel, de Koran, of op andere heilige boeken – zich op hun God beroepen, om andere mensen te verjagen, te onderdrukken en zelfs te doden. Het is om moedeloos van te worden. Remonstranten hebben geen eigen eenduidige theologie, hield Tjaard Barnard, de rector van het Remonstants Seminarium, zijn collega-predikanten onlangs voor: ‘De kwaliteit van remonstrants theologiseren zit niet in de eenheid daarvan (die er niet is), maar in het ruimte laten aan andere benaderingen.’ Die boodschap zou wel veel meer naar buiten gebracht mogen worden; ruimte voor verschillende benaderingen van geloof zou, niet alleen binnen de eigen kring van de Remonstranten, maar wereldwijd onder gelovigen en niet- of andersgelovigen vanzelfsprekend moeten zijn. Met, wat mij betreft, één restrictie; de tolerantie houdt op waar geloof misbruikt wordt om anderen te beschadigen. • Albert Klok Predikant te Meppel, Hoogeveen en Emmen jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 7 thema Theol ogie / boekbespreking ZO zou je kunnen geloven Zo zou je kunnen geloven, dat is de uitnodigende titel van het boek van Maarten Wisse dat werd genomineerd voor de Theologie Publicatieprijs in de laatste Nacht van de Theologie. Het viel net buiten de prijzen, en was dus bijna ‘Beste boek 2014’. De titel suggereert een combinatie van visie en bescheidenheid. De auteur staat klaar om ons te laten delen in zijn visie op wat geloven kan zijn. Maar hij biedt het allereerst aan als mogelijkheid, niet als dé manier waarop je het geloof behoort te beleven. Maarten Wisse, Zo zou je kunnen geloven. Franeker 2013. Prijs € 14,95. ISBN 9789051944655 Betekenisverlies Zijn visie presenteert hij overigens pas in het tweede deel van het boek. In het eerste deel geeft Wisse een uitvoerige beschrijving van de vier wijzen van protestants geloven die je zou kunnen onderscheiden in Nederland. Van elk somt hij de kenmerken op en benoemt hij de kracht en de zwakte. Geloven, zegt hij, is altijd een kwestie van betekenis geven. De tijden veranderen, en in elk tijdperk wordt er, voortbouwend op het vroegere, opnieuw betekenis gegeven aan wat is overgeleverd. Geloven is een dynamisch proces, waarin telkens nieuwe betekenissen ontwikkeld worden – en dus ook oude betekenissen verloren gaan. Kenmerkend voor ons tijdperk en ons deel van de wereld is dat het niet goed gaat met dit proces. Er is sprake van een hoge mate van betekenisverlies, zonder dat de kerken erin slagen nieuwe betekenis te ontsluieren, althans op zo’n manier dat het aanspreekt. Van de vier hoofdstromen van nu wordt het betekenisverlies gedetailleerd beschreven. Op zo’n manier dat het pijn doet voor de betrokkenen. Althans, bij de beschrijving van de moderne wijze van geloven (waartoe de Remonstranten behoren, maar tegenwoordig ook een groot deel van de PKN) komt zijn analyse hard aan. Gelukkig beschrijft hij even gedetailleerd de in zijn ogen zeker aanwezige sterke kanten van het moderne geloven, maar je krijgt het gevoel dat het in zijn ogen volstrekt te verwachten was dat juist bij deze variant grote groepen mensen de kerk zouden verlaten en nog zullen verlaten. Deze variant verkeert in diepe crisis. Noodzakelijkheid? In zijn ogen komt dat door een gebrek aan radicaliteit of liever gezegd een gebrek aan noodzakelijkheid. Geen modern gelovige zal zeggen dat het noodzakelijk is om christen te zijn, of zal dat zelfs zelf zo ervaren. Hier is het niet zo dat je leven ervan 8 adrem remonstrants maandblad afhangt. Dat heeft ermee te maken dat deze variant sterk naar buiten is gericht: een boodschap van hoop voor de wereld, verbondenheid, gerechtigheid verstaan als recht doen en kritisch zijn op allerlei vormen van maatschappelijk onrecht. Daar hoef je niet per se lid van een kerk voor te zijn, zegt Wisse. Ook het godsbeeld leidt niet tot een intensief persoonlijk geloofsleven. De moderne God wordt vooral met liefde geassocieerd, er wordt volstrekt niet getwijfeld aan Gods bereidheid om te vergeven. ‘Het licht staat bij God altijd op groen’. Aan de genade hoeft niet getwijfeld. Als dat zo is, is er eigenlijk geen reden meer om je zo heel erg met dat geloof bezig te houden. Ook de rol van Jezus is dan onduidelijk. Een goed mens, maar er zijn wel meer goede mensen. En een voorbeeld? Ja, maar dan geen voorbeeld om na te volgen, want wie kan zo leven als Jezus deed, wie is evenzeer bereid het lijden op zich te nemen? Natuurlijk is er dan nog de sterke kant van de positieve boodschap en de doorgaans krachtige maatschappelijke vertaling van het evangelie, maar dat wordt dan weer gecommuniceerd in uiterst ouderwetse kerkdiensten. Verder betekenisverlies is er doordat modern gelovigen wel heel creatief omgaan met de oude geloofswoorden en die vooral esthetiserend verstaan. De religieuze taal en de klassieke liturgie gebruiken ze, en ze genieten ervan, zonder de betekenis ervan heel erg serieus te nemen. Voorbeeld: de muziek van Bach. Heel opmerkelijk vind ik wat Wisse aan het slot van deze analyse schrijft: dat juist het betekenisverlies bij deze variant van het protestantse christendom hem aan het hart gaat. Hij is oorspronkelijk afkomstig uit de bevindelijkgereformeerde hoek, maar voelt beslist affiniteit met de moderne vorm van geloven. Vandaar: ‘dat wat je hard aanpakt, daarmee voel je je verwant’. Ik kan overigens van harte instemmen met zijn conclusie, dat het een goed streven is het mooie uit deze traditie te bewaren, ‘niet door het krampachtig vast te houden, maar door het voortdurend opnieuw te doordenken en te vernieuwen’. Een mooie taak ook voor de remonstrantse theologie. Genade De invulling die Wisse er vervolgens zelf aan geeft, in het tweede deel van het boek, is boeiend. Zijn definitie van geloven is aansprekend genoeg: ‘je omdraaien naar het goede’. ‘Het christelijk geloof gaat over het goede, over gerechtigheid, over hoe dat eruitziet .. en over hoe je het kunt bereiken’. Maar zijn volgende vaststelling is wel heel radicaal: dat hier de noodzakelijkheid van het geloof in God naar voren komt, omdat de mens uit zichzelf totaal niet tot deze wending in staat is. Met instemming citeert hij de klassieke belijdenis dat de mens ‘in zonde ontvangen en geboren is’. Het kwaad zit diep in de mens verankerd, ‘wedergeboren worden’ en genade zijn onmisbaar om tot het goede te kunnen komen. Ik vermoed dat dit weinig Remonstranten zal aanspreken. Toch is zijn inzet positief te waarderen. Hij biedt het nadrukkelijk aan als zijn eigen weg, en nodigt anderen uit eveneens actief betekenis te gaan geven. Ook voor de remonstrantse theologie is het goed de menselijke feilbaarheid en de algemeen zichtbare neiging tot het kwaad te doordenken. Ligt hier misschien niet een verbinding met Anbeeks notie van de kwetsbaarheid als kenmerkend menselijk gegeven? Wat mij verder aanspreekt is zijn, verrassende, overtuiging dat de essentie van het christelijk geloof beter dan in de systematische doordenking ervan is te beleven in de ‘zonder woorden sprekende’ rituelen van paaswake, doop en avondmaal. De andere varianten die Wisse beschrijft zijn het traditionele, het evangelicale en het buitenkerkelijke christendom. Vooral die laatste is voor ons interessant, alleen al vanwege de campagne die dit jaar gevoerd wordt. Het gaat hier om mensen die ergens nog wel een kerkelijke achtergrond hebben, maar er niets meer mee doen. Terwijl zij nog wel geïnspireerd worden door een aantal christelijke noties als schuld en vergeving, geleid worden in je leven en een geloof in het hiernamaals. Treffend laat Wisse zien hoe deze sfeer is terug te vinden in de songs van Marco Borsato. Deze buitenkerkelijke variant van het protestantse christendom is momenteel de grootste van de vier! Zeker dus een groep om mee rekening te houden. • Bert Dicou Predikant in de doopsgezinde-remonstrantse gemeente Hoorn miniatuur In de verdediging Uitkijkend over de mooie Caribische zee, vanaf mijn balkon op Saba, probeer ik een collega-slash-vriendin uit te leggen waarom ik het zo belangrijk vind dat geloof bestaat. En dat er binnen die groep van gelovigen Remonstranten bestaan. Ik weet niet hoe het met u gesteld is, maar ik moet me met grote regelmaat min of meer verantwoorden voor deze overtuiging. Ik heb altijd gedacht dat je belijdenis moest doen om aan jezelf uit te leggen waarom je gelooft, en misschien nog een beetje aan je mede-Remonstranten. Maar tegenwoordig denk ik steeds vaker dat ik continu belijdenis moet afleggen aan mensen die helemaal niet geloven en eigenlijk vinden dat ik dat ook maar niet zou moeten doen. Toen mijn toenmalige relatie werd ingezegend – ja door mijn moeder en Ries Kassens – hield ik mijn eveneens toenmalige schoonvader scherp in de gaten: Hij had er niets mee, met die kerk, en nou had iemand zijn zoon ook nog eens het hol van de leeuw, of eigenlijk dus het van het lam, in gesleept. Om in de analogie te blijven: een wolf in schaapskleren – of eigenlijk meer andersom: een schaap in wolfskleren. Maar dat terzijde: hij hield zich gedeisd en hield zich later toch tamelijk respectvol op de vlakte. Dat laatste, dat respectvolle, lijkt tegenwoordig wel weg. Ik moet me verdedigen, dat is nog tot daar aan toe, maar vaker word ik verbaal aangevallen: Waar is dat geloof nou toch voor nodig? Het maakt zoveel kapot en de gebeurte- nissen van het leven vieren of herdenken kan toch prima zonder het geloof? Als ik dan ook nog zeg dat ik overweeg om theologie te gaan studeren is het hek van kritiek werkelijk van de dam. Het probleem is: de aanvallers hebben gelijk. Het geloof sluit mensen uit, maakt ze stuk en ontkent hun zijn in het diepste van hun wezen. Alleen, dat is niet mijn geloof. Mijn geloof is juist een omarmend, verwelkomend, troostend en misschien zelfs wel verklarend geloof. Dus ik heb óók gelijk. Op het balkon aan de Caribische zee probeer ik mijn vriendin uit te leggen dat het geloof meer is dan geloven in een al dan niet bestaande entiteit, dat het ook een traditie is waar we van kunnen leren, dingen mee kunnen verklaren en er mensen mee kunnen troosten. Het gaat er niet in, de wijn gelukkig wel. Bij mij ook, dus na enige tijd besluiten we wijselijk de wijn te volgen en een andere gespreksrichting in te gaan. We lachen en kletsen onszelf naar veiliger vaarwater en dat is goed zo. Maar het blijft me toch bezig houden: hoe kan ik uitleggen dat er verschillen in geloven bestaan, dat het niet meteen om een entiteit hoeft te gaan en dat het ook omarmend en liefdevol kan zijn? Wie het weet, mag het zeggen. • Jan Berkvens Gemeentelid Oude Wetering jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 9 thema Theol ogie / boekbespreking In 2012 bereikte een internationaal team van wetenschappers een belangrijke natuurkundige doorbraak. In de Large Hadron Collider van CERN (op de grens van Frankrijk en Zwitserland), een onderaardse superversneller van piepkleine deeltjes, vonden ze bewijs voor het bestaan van het Higgs-boson. Dit boson moest wel bestaan volgens de moderne natuurwetenschap, maar niemand had het duveltje op zijn staart kunnen trappen. Maar nu dus wel. Omdat bijna niemand, leken als we zijn op het gebied van fysica, precies kon begrijpen waar het eigenlijk om ging, werd het deeltje in de media al snel het ‘goddeeltje’ genoemd. De goddeeltjes Enerzijds is dit een verwijzing naar het ongelofelijke niveau van specialisme dat je moet hebben om hier zinvol over te kunnen praten. Anderzijds legt de term ‘goddeeltje’ bloot dat wij laat-moderne mensen met grote eerbied en zelfs ontzag over de complexheid van de werkelijkheid spreken en denken. Het is een soort magisch geloof in de wetenschap, met de superfysici als moderne hogepriesters en orakels in één. Het boson kan niet aantonen dat God bestaat noch dat Hij niet bestaat, maar in ons onderbewustzijn spelen hele andere processen: die van verbazing, verwondering, ontzag voor de grootsheid van ons universum. Dat de Remonstrantse Broederschap besloot om haar boekenserie ook Goddeeltjes te noemen, is dan natuurlijk ook niet toevallig zo. Bert Dicou, eindredacteur van de serie, formuleert het zo: ‘Ook theologen zijn op zoek naar wat fundamenteel is voor het bestaan. Altijd gericht op de grenzen van wat we kunnen weten, en daaraan voorbij’. Die laatste toevoeging is mijns inziens de crux van het verhaal. Theologen zijn, net als filosofen, schrijvers en kunstenaars, in staat om voorbij de grenzen van het weten te gaan. En precies over die grens heen, begint geloven. ‘Wij beseffen’ Uitgangspunt voor de zes boekjes is de geloofsbelijdenis van de Remonstrantse Broederschap uit 2006. Gewend als ik ben aan het traditionele Credo van Nicea-Constantinopel, klinkt deze versie uit 2006 mij onbekend in de oren. De Remonstranten beginnen niet met ‘ik geloof’, maar met ‘wij beseffen en ervaren.’ God (‘de Eeuwige’) en Jezus (‘een van de Geest vervulde mens’) komen ruimschoots aan bod, maar het accent ligt op de gelovigen in het hier en nu: ‘Wij geloven dat wij zelf, zo zwak en feilbaar als wij zijn, geroepen worden om met Christus en allen die geloven verbonden, kerk te zijn in het teken van de hoop’. Deze antropocentrische insteek, van beneden naar boven, vanuit de menselijke ervaring van elke dag naar het eeuwige dat ons mensen overstijgt, is ook duidelijk leidend voor de zes bijdragen, geschreven door de ‘kanonnen’ van de Nederlandse Remonstranten: Christiane Berkvens, Foeke Knoppers, Bert Dicou, Koen Holtzapffel, Peter Nissen en Christa Anbeek. De remonstrantse traditie is ook een traditie die intellectualiteit zeker niet schuwt, hetgeen naar voren komt in het gegeven dat vijf 10 adrem remonstrants maandblad van de zes schrijvers gepromoveerd zijn, en de helft een hoogleraarstitel draagt. Toch wil het schrijverscollectief niet ‘uitsluitend voer zijn voor doorgewinterde kerkmensen, maar ook voor lezers zonder veel kennis van het christelijk geloof.’ Goddeeltjes wil niet evangeliseren, is niet missionair van doel of inhoud en valt zeker niet in het in kerkelijke kringen zo populaire genre van de apologetiek [verdediging van het geloof ]. In de Goddeeltjes geen pleidooi voor de waarheid van de christelijke traditie, noch een voor de redelijkheid van het christelijk geloof. Mens Het deeltje ‘mens’ is van de hand van Christiane Berkvens en heeft als poëtische ondertitel ‘wat ben je mooi en ingewikkeld’. Berkvens combineert op natuurlijke wijze persoonlijke anekdotes (over Zuid-Europese mannen die uit beleefdheid ruzie met elkaar krijgen), Bijbelteksten (‘het is niet goed dat de mens alleen blijft) en gedichten (‘De liefde is ver, je kunt op haar wachten / Verwacht je haar niet meer, daar is ze!’). ‘Goddeeltjes liggen op straat’, schrijft ze tot tweemaal toe. En eigenlijk geldt dat voor alle deeltjes. De auteurs brengen geloof, theologie en cultuur bij elkaar, alsof dat vanzelfsprekend is. ‘Mooiweergodsdienst’ Dat leidt echter niet tot een soort unbearable lightness of being, zoals de Engelsen dat zo mooi uitdrukken. Maar al te vaak leidt een dergelijke lichtvoetige benadering van religie tot een nietszeggende vaagheid en het beleefd uitwisselen van obligate gemeenplaatsen. Zo zegt Dicou in het deeltje ‘Jezus’: ‘Het christendom is geen mooiweergodsdienst die met een grote mate van vrijblijvendheid wijsheden over liefde verkondigt.’ De zes Goddeeltjes tenderen gelukkig ook niet naar een soort onchristelijk cultuurpessimisme dat je soms in de christelijke kerken aantreft. ‘Een blik buitenslands relativeert het vaak wat tobberige spreken over God in Nederland, vooral in kerkelijk verband,’ stelt Holtzapffel in zijn deeltje over ‘God. Voorbijgegaan maar niet voorbij.’ ‘Vele malen immers werd God dood verklaard, en toch is hij er nog steeds. Op duizend en één manier wordt God ervaren en gedacht, geëerd en gediend.’ Samen met de Canadese filosoof Charles Taylor (Een seculiere tijd) constateert Holtzapffel dat onze wereld weliswaar is geseculariseerd, maar ‘dat het geloof in God toch is blijven bestaan, niet als zekerheid, maar wel als serieus te nemen mogelijkheid.’ Niet ‘zomaar een dak’ ‘Kerk’ is een begrip dat in onze moderne tijd, ondanks zijn blijvende gevoeligheid voor het religieuze, erg problematisch is geworden. De geïnstitutionaliseerde godsdienst heeft enorm terrein prijs moeten geven. Peter Nissen, auteur van het Goddeeltje over de kerk, is een exponent van deze beweging. ‘Ik wil niet flauw zijn en de schuld van de vervreemding [van de r.k.-kerk] alleen aan de logheid van het instituut geven,’ maar hij ‘kon niet langer geloven dat het Gods wil is dat de kerk alleen maar door ongehuwde mannen wordt geleid.’ Eerder zoekt de van rooms-katholiek tot remonstrants predikant geworden Nissen de invulling van ‘kerk’ in de horizontale gemeenschap. ‘Zo maar een dak boven wat hoofden / deur die naar stilte openstaat,’ citeert hij de dichter Huub Oosterhuis. Nissen zoekt echter naar het evenwicht, want even later schrijft hij: ‘Tegelijkertijd wil de Remonstrantse Broederschap wel echt kerk zijn en niet zomaar een vereniging, een toevallige club geestverwanten. Zij weet zich uitgedaagd, bij elkaar geroepen, met een doel: getuigen van de hoop op de toekomst.’ Nissen wijst op een oude christelijke wijsheid dat in de verkondiging van Jezus twee werelden samenvallen. ‘De toekomst van het koninkrijk is al aanwezig in het heden.’ Een hoopvolle opmerking. De sintels van de Geest Over het wezen van de kerkelijke gemeenschap gaat ook Foeke Knoppers door in zijn Goddeeltje over Gods Geest. Hij sluit aan bij de Duitse theoloog Freidrich Schleiermacher die voor godsdiensten het begrip ‘sintel’ gebruikt. Knoppers: ‘In sintels smeult een vuur dat ooit gevlamd heeft, maar dat altijd weer kan oplaaien.’ Dat oplaaien van het oude vuur is precies de kwaliteit die Knoppers met de Geest verbindt. ‘Wij [Remonstranten] zijn steeds scherper gaan zien dat de Geest een universeel fenomeen is, een herscheppende energie die mensen creatief en toekomstgericht maakt.’ De serie Goddeeltjes is een aangename en laagdrempelige kennismaking met de traditie, spiritualiteit en theologie van de Remonstrantse Broederschap. Soms overvalt de lezer echter een gevoel van een te grote tevredenheid en harmonie. Het beeld van de schurende God die denkpatronen doorbreekt en hinderlijk ons denken in de weg loopt, steekt niet vaak zijn hoofd om de hoek. Maar dat staat het genieten van deze serie zeker niet in de weg. De deeltjes ademen een cultuuroptimistische sfeer uit, een theologie die voortdurend zoekt naar een verbinding tussen traditie en het leven van elke dag. En dat smaakt naar meer. • Dr. Frank G. Bosman Cultuurtheoloog aan de Katholieke Universiteit Tilburg jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 11 godsdienst vrijheid On t m o e t ing cen t raal bij 34 s t e w ereldc o ngres IARF in Birmingham Vanaf de oprichting in 1900 zijn de Remonstranten actief betrokken geweest bij de International Association for Religious Freedom, de oudste interreligieuze wereldorganisatie. Eind augustus was er vanuit Nederland een sterke delegatie aanwezig om het thema: Challenges for Religious Freedom in the Digital Era te bespreken. Naast vertegenwoordiging vanuit de Remonstranten en Vrijzinnigen Nederland (NPB) was het bestuur van IARF/NLG aanwezig, evenals enthousiaste jongeren van het Apostolisch Genootschap en vanuit AISA Nederland (Soefi’s). Karen Armstrong sprak tijdens de opening van het congres over de actualiteit en noodzaak van compassie als zuurdesem tussen de grote religieuze en levensbeschouwelijke tradities. Er werd gedebateerd over: Media and Responsibility, Minority Rights and digital media en over Heritage of Freedom, core business van de IARF. De IARF zette met dit congres een statement neer in de keuze van de speeches, en in het aannemen van een Peace Declaration waarin de politieke acties van IS sterk zijn veroordeeld. Dit dwingt respect af voor een wereldorganisatie die zeer kwetsbaar is geworden. Wytske Dijkstra nieuwe president IARF Drs. Wytske Dijkstra is gekozen tot nieuwe president van de IARF voor een periode van vier jaar. Wytske is landelijk lid bij de Remonstranten. Zij volgt als eerste vrouwelijke president Rev. Mitsuo Miyake uit Japan op. Met Wytske wordt een traditie van grote betrokkenheid vanuit vrijzinnig Nederland gecontinueerd. Het nieuwe bestuur heeft o.a. tot taak een volgend wereldcongres voor te bereiden. Bij de diverse chapters (afdelingen) zoals India en Japan – maar ook dichter bij huis – worden tussentijds eigen initiatieven verwacht. Het Nederlandse chapter lijkt nieuwe inspiratie te krijgen door actieve deelname aan het inter religieuze gesprek bij lokale platforms. Hierin was Birmingham zeer inspirerend voor de Nederlandse delegatie. Het is belangrijk om te blijven werken aan verdraagzaamheid tussen mensen van verschillende religieuze tradities Bijzondere ontmoetingen Verzameld binnen het Religious Freedom Youth Network (RFYN) waren er ook enkele bijeenkomsten gepland voor jongvolwassenen. De ontbijtzaal van het hostel deed dienst als geïmproviseerde ontmoetingsplek. Jongeren uit India vertelden over hun projecten om wederzijds respect te kweken in het multireligieuze India. Ze organiseren uitwisselingen tussen studenten, geven ‘peer to peer’ – onderwijs over mensenrechten en leiden andere jongeren op hetzelfde te doen. Zo breidt hun beweging zich steeds verder uit. Twee jongeren uit Israël vertelden over hun ontmoetingsgroepen voor Palestijnen en Israëli’s. Voor de Nederlandse jongeren was het een inspirerende eerste kennismaking. Leonie: ‘We realiseren ons opnieuw hoeveel vrijheid wij in Nederland genieten. We moeten dit niet te snel voor 12 Wytske Dijkstra boekbespreking B arbara V eenman ’ s Hemelpoor ttrilog ie ‘De nieuwe J.K. Rowling’ kopte laatst het AD bij de presentatie van Sam, deel 2 van Barbara Veenman’s hemelpoorttrilogie. De vergelijking klonk al bij deel 1: Raaf. De Rotterdamse remonstrantse schrijfster voelt zich erdoor gevleid, zegt ze, maar ze heeft haar eigen fantasie. Haar boeken lezen als een trein. Volwassenen én jongeren brengen er aangename, spannende uren mee door. Zo verging het mij. Ik heb ze verslonden. Een eerste trilogie, over de tijden van de farao’s, werd zeer goed ontvangen. Met de Hemelpoorttrilogie zal het niet anders zijn. De auteur, die tien boeken op haar naam heeft staan, heeft een vlotte, humoristische stijl, laat haar fantasie de vrije loop (Bij Sam en Raaf vliegen monsters en engelen je om de oren), beschrijft haarfijn de belevingswereld van Nederlandse scholieren (en hun ouders) en aarzelt niet serieuze onderwerpen aan de orde te stellen. Dat maakt haar lief nemen. Ook hier is het belangrijk om te blijven werken aan verdraagzaamheid tussen mensen van verschillende religieuze tradities. Binnen het RFYN zouden wij als Nederlandse jongeren ook internationale projecten kunnen ondersteunen. We hebben hiervoor al een eerste afspraak gemaakt. Wie mee wil denken is welkom om aan te haken. In Birmingham bleek de persoonlijke ontmoeting minstens zo belangrijk als de zorgvuldige keuzes die waren gemaakt m.b.t. de sprekers. Tina: ‘Naast de vele vaak verrassende gesprekken blijft mij zeker de grote gastvrijheid tijdens het bezoek aan de enorme Green Lane Mosque bij. Dat geldt ook voor de Civic Association behorend tot boeken zo levendig en authentiek. Dat is niet verwonderlijk: op de school waar ze docent levensbeschouwing en culturele vorming is, herkennen leerlingen zichzelf in de personages! Raaf vertelt het verhaal van de zestienjarige Lilly. Na de dood van haar moeder, verlaat ze de stad om met haar vader, een verstrooide professor, in de provincie te komen wonen. De eerste schooldag blijkt ze niet de enige nieuwe leerling te zijn. Een eigenaardige jongen, Raaf, is er ook voor het eerst. Met hem beleeft Lilly gedenkwaardige avonturen. Hij beschermt haar tegen onbekende, vreemde monsters die haar naar het leven staan. Waarom is onbekend. Als Raaf na een nacht haar kamer uitvliegt, blijven alleen een paar witte veren over. Raaf is een engel, en engelen die verliefd raken op een mensenkind verliezen hun engelenvermogens! Toch blijft Raaf, in de schaduw, Lilly beschermen. In deel 2, Sam, blijkt het gevaar niet geweken. Brullende monsters jagen Lilly de stuipen op het lijf. Hoewel haar vrienden haar proberen te helpen, moet ze het gevaar alleen trotseren. Telkens meent ze Raaf te zien, in de gedaante van een magere jongen die het steeds op een lopen zet. En inderdaad, hij is het! Zijn vleugels is hij kwijt, maar niet al zijn krachten. En die zet hij in, om Lilly en haar vrienden te redden van de Leviathan zelf. Op deel 3, Lilly, zal ik tot volgend jaar moeten wachten! • Christiane Berkvens-Stevelinck Barbara M. Veenman, Sam. Deel 2 van de Hemelpoorttrilogie. Uitgeverij Conserve, april 2014. Prijs € 17,99. ISBN 9789054293590. de Sikhs, waar we te gast waren. Hun toewijding aan het leven, aan elkaar en aan het mysterie ontroerde mij.’ De IARF blijft een belangrijk wereldwijd vrijzinnig netwerk. Sterk in haar status en lange geschiedenis. Eigen aan de traditie van de Remonstranten. Laten we er zuinig op zijn en lokaal zoeken naar die platforms waar het interreligieuze gesprek, gevoerd vanuit vrijheid en verdraagzaamheid, het zuurdesem kan zijn ook tussen de verschillende generaties. Tina: ‘Vooruit kijken, zo leer ik van mijn kinderen, is denken in mogelijkheden. Dat slaat ook op nieuwe kansen voor de IARF in Nederland.’ • Tina Geels Voorzitter Dutch Chapter IARF Leonie van Staveren Afgevaardigde Remonstranten jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 13 thema Theol ogie J o nge rem o ns t ran t en Over theologie en kerk-zijn In een themanummer over theologie mag de stem van de jongeren niet ontbreken. De meeste remonstrantse jongeren zijn aangesloten bij een plaatselijke gemeente en daarnaast actief bij Arminius, de landelijke jongeren gemeente. Tijdens het startweekend van Arminius spraken de Arminianen over hun visie op kerk-zijn. Hier zijn hun persoonlijke ervaringen en antwoorden op vragen over vrijzinnigheid binnen en buiten de kerkmuren. Een deel van de jonge remonstranten tijdens hun startweekend op 29-31 augustus van dit jaar. Vrijzinnig of conservatief? “Het lijkt alsof onze generatie minder moeite heeft met conservatievere taal en conservatievere geloofsbeelden. We zijn niet, zoals soms bij oudere generaties, met kerkelijke trauma’s weggelopen bij andere kerken. Dat geeft ons een open blik.” “Voor mij zijn de Remonstranten dé kerk, het is de place to be, omdat ik hier echt de ruimte heb om al mijn vragen te stellen. Soms vind ik wel dat er te veel antwoord wordt gegeven vanaf de preekstoel. Dat zou dan het vrijzinnige antwoord zijn, maar het is dogmatisch vrijzinnig. Bepaalde antwoorden, woorden en thema’s zijn taboe bij de remonstranten. Terwijl ik denk: ‘als je echt vrijzinnig bent...’ Ik kan bijvoorbeeld niet heel gemakkelijk iets met 14 adrem remonstrants maandblad het woord opstanding, maar ik vind het wel interessant om eens na te denken over het concept opstanding, zonder dat er meteen wordt gezegd: ‘Remonstranten doen daar niet aan.’ Ik zal nooit klakkeloos geloven. Maar dat wil niet zeggen dat er onderwerpen zijn waar ik met een boog omheen loop en waarvan ik denk: ‘Remonstranten hebben dat gelukkig achter zich gelaten.’ Ik vind het belangrijk om goed na te denken in plaats van bij voorbaat alle dogma’s af te schaffen.” “Ik vind het een uitdaging om over ingewikkelde thema’s na te denken. Ik ben bijvoorbeeld niet met het concept van de hel opgevoed. Maar het idee bestaat, hoe kun je dat dan uitleggen? Hoe raakt dat aan mijn leven? Het is een overgeleverd begrip met wijde betekenis. Het heeft ooit antwoord gegeven op levensvragen, zou het dan ook antwoord kunnen geven op mijn vragen?” “Een conservatiever geloofsgesprek geeft je bagage van het oude christendom. Wat voor mij juist het leuke is aan de Remonstranten is dat je de hele bagage niet nodig hebt. Je kunt ook geloven zonder cryptische termen als verzoening, God en opstanding. Als een woord veel uitleg nodig heeft en je om de betekenis heen moet cirkelen, kun je het wat mij betreft beter niet gebruiken. Spreek in normale woorden, zoals wij het dagelijks leven ervaren. Het is onzin om heel ingewikkeld te beginnen en dan heel hard je best te moeten doen om simpel te worden, je kunt beter simpel beginnen.” Welke thema’s spreken aan? “Ik vind niet dat je per se overal over moet spreken, maar ik vind het wel een uitdaging om een tekst te lezen waarvan je weet dat het schuurt. Juist dat daagt enorm uit. Want voor de teksten die je juist bevestigen in je ideeën, alhoewel dat soms leuk is, kom ik niet naar de kerk.” Wat ik zelf heel sterk ervaar is dat mensen vaak, zodra ze me in het vizier krijgen, iets hebben van: ‘Wauw een jongere!’ “Maar het moet niet een soort zelfkastijding worden. We gaan niet alleen maar teksten lezen waar we niets mee kunnen. De wrijving om de wrijving opzoeken is niet de bedoeling, het gaat erom te groeien van die wrijving.” “Wat ik zo fijn vind is dat ik niet altijd wat moet met de verhalen, het mag soms intellectueel blijven. We hebben nog heel veel andere boeken waar ook veel goede dingen in staan, het is goed dat daar ook uit gelezen wordt. Ik vind het leuk om teksten te horen die me inspireren.” is, voordat je komt waar je wilt zijn. Toch is dat vaak niet waar ik wil zijn, want soms zijn thema’s gewoon moeilijk. Maak er iets alledaags van, of lees die tekst gewoon niet.” “Ik kan me echt ergeren aan preken die beginnen met: ‘We lezen nooit zo vaak uit dit boek.’ En: ‘Wij remonstranten…’ Dan word ik meteen in een hokje geduwd en heb je mij eigenlijk al meteen tegen. Dat is toch geen vrijzinnige en open manier van kijken naar teksten en christelijke thema’s?” “Soms lijkt het wel het tv-spel Jeopardy. Je hebt alleen het antwoord en dan moet de vraag er nog bij worden bedacht. We krijgen een brok traditie en dan gaan we bedenken op welke levensvragen het antwoord geeft en waar het raakt aan ons leven. Terwijl je zou moeten beginnen met de vraag uit ons leven en daar dan het antwoord bij zoeken. Als je zo redeneert krijg je in plaats van een leesrooster ook een themarooster. Het is dan wel de uitdaging om niet bij de standaardteksten uit te komen. Het mogen ook best teksten uit een andere traditie zijn.” Bestaan kerkmuren? “Ik ga over kerkmuren heen. Ik kerk regelmatig bij een PKN-gemeente bij mij in de buurt en ik zie niet zo veel verschillen tussen de plaatselijke remonstrantse gemeente en die gemeente. Ik vind Arminius een leuke groep, maar voor een plaatselijke gemeente zoek ik een plek waar ik me thuis voel en dat is toevallig een PKN - gemeente. Ik vind het geen taboe om naar een andere kerk te gaan dan de remonstrantse. Maar ik vind wel dat de Remonstranten zich soms te veel profileren als anders dan de rest, als dé vrijzinnigheid. Ik mis de nuancering, de PKN is allang niet meer alleen maar orthodox.” “Twintig, dertig jaar geleden heerste het idee dat alle kerken één moesten worden. Volgens mij is het goed dat dat niet is gebeurd. Ik vind het belangrijk dat er een keuze is. Zolang je respect hebt voor elkaar is het prima. Elke lokale kerk is anders en dat is belangrijk. Je moet in alle vrijheid kunnen zoeken in je woonplaats naar een kerk die bij je past, ongeacht de naam die de kerk draagt.” Geeft vrijzinnigheid ook gemeenschap? “We leven raties hebben vaak allerlei dingen achter zich gelaten en hebben een strijd gestreden die niet mijn strijd is geweest. Ze geven andere antwoorden op vragen. En ze stellen ook andere vragen. Ik voel daar dus niet altijd aansluiting.” “Wat ik zelf heel sterk ervaar is dat mensen vaak, zodra ze me in het vizier krijgen, iets hebben van: ‘Wauw een jongere!’ Het is zo’n dominant etiket, terwijl ik mezelf veel meer voel dan alleen jong. Ik ben allereerst volwaardig kerklid. En daarnaast zijn een heleboel dingen, bijvoorbeeld beroep of interesses, waarmee je met andere Remonstranten op gelijkwaardig niveau staat. Maar vooral die leeftijdsverhouding wordt benadrukt, dat is jammer.” in een tijd waarin we alles kunnen. Je kunt vandaag bedrijfskunde gaan doen, halverwege de studie bedenken dat je liever gaat reizen en bij terugkomst besluiten theologie te gaan studeren. We hebben alle mogelijkheden nu. Het leven is door de oneindige opties onzeker geworden: want wat is het goede pad? Het is aantrekkelijk wanneer er een kerk is die duidelijk houvast geeft en veel gemeenschapszin geeft. Bij de remonstranten is dat vaak niet zo, het is vaak toch vrijblijvend.” “Als de vrijzinnigen een gemeenschap willen hebben, dan moet die vrijblijvendheid eruit. Je hebt mensen nodig die elke week in de kerk zitten, die in de kerkenraad willen zitten, die activiteiten willen ondersteunen. Vrijzinnigheid en gemeenschap is een hele lastige combinatie. Als je meer patronen geeft, zal dat zeker helpen.” Over wat er van de kansel klinkt “Vaak wordt een preek begonnen met: ‘wij Remonstranten doen dat niet.’ Je moet je dan eerst een weg banen door alles wat iets niet Carolien Sieverink & Leonie van Staveren Carolien is redactielid van AdRem Leonie is student aan het Seminarium Jong zijn in een vergrijsde kerk? “De oudere gene- • jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 15 thema Theol ogie M ys t iek o p t imisme Schweitzer ‘Jezus is goed … ’, fluisterde me eens een vrijzinnig predikant in het oor. Ik meende hem te begrijpen. Voor vrijzinnigen is Jezus een ethische icoon. Mijn predikheer zweeg en vervolgde op geheimzinnige toon: ‘… maar Schweitzer is beter.’ Tja, voor sommige vrijzinnig gelovenden is Schweitzer een halve heilige. En het moet gezegd, met zijn engagement in Lambarene én met zijn theologie van de consequente eschatologie, lijkt hij alle kenmerken van vrijzinnigheid te belichamen: modernistische Bijbelkritiek, tot ethiek teruggebracht geloof en interreligieuze openheid. En toch … Nadat ik het tijdens zijn leven en postuum gepubliceerde werk had doorgespit, op zoek naar zijn filosofie, doemde er een ander Schweitzer-beeld bij me op. Ik geloof dat je Schweitzer moet karakteriseren als een ‘vrijzinnig piëtist’. Een Jezus-freak, en dan één van het hypervrijzinnige soort. Eerbied voor het leven! Theologisch en filosofisch gezien is Schweitzer de onplaatsbare. Soeverein in de door hem zelf gecreëerde en door anderen uit ergernis of verering voortgezette ‘splendid isolation’, heeft hij eigenlijk maar één woord voor de wereld: Eerbied voor het Leven! Het woord is principe en appèl tegelijk. Als principe geeft het antwoord op de wijsgerige vraag, hoe het toch mogelijk is dat mensen überhaupt aan ethiek doen, zich voor anderen, ja voor alle vormen van leven inzetten. Dat is mogelijk, legt Schweitzer uit, omdat het leven als zodanig doortrokken is van de wil tot leven, van de wil lang, goed en intens te leven. Die levenswil, die conatus essendi, om met Spinoza te spreken, is het universele in elk levende individu. Het leven is hem intrinsiek heilig. Alleen de mens is zich daarvan echter ook bewust. Daarom, meent Schweitzer, is dit intrinsieke levensprincipe voor de mens tegelijk een appèl. Niet alleen het eigen, maar alle leven dient beschermd, bevorderd en verbeterd te worden. Optimisme is natuurlijk Dat op de filosofische houdbaarheid van de stelling nogal wat af te dingen valt, is niet het onderwerp van deze bijdrage. Belangrijker is de spirituele consequentie van dit appelerende principe: het ‘mystieke optimisme’. Een optimist is iemand die ja zegt tegen het leven en de wereld. Net als Schweitzer zal hij het gemopper van een Schopenhauer het zwijgen opleggen en het tragische levensélan van Nietzsche tot het zijne maken. Hij ontvlucht het leven niet vanwege zinloosheid, onrecht en onvoltooibaarheid. In tegendeel, 16 adrem remonstrants maandblad zonder ontkenning van het lijden, gaat hij er juist vol op in. Schweitzer noemt dit optimisme ten diepste natuurlijk. Immers, het leven zelf wil niet anders dan leven! Zo bezien zijn planten en dieren als vanzelfsprekend ‘optimistisch’. Zelfmoordgedachten uit pessimistische vertwijfeling kennen ze niet. Maar voor een mens staat de verleidingsdeur naar het onnatuurlijke pessimisme altijd open. Hij moet daarom bewust tot het levensbeamende optimisme besluiten. Dat is zijn diepste ethische opdracht. Het aan het leven inherente optimistische principe wordt voor hem tot ethische uitdaging. En nu de mystiek van het optimisme. Schweitzer staat nogal argwanend tegenover de mystiek. Zo veroordeelt hij de mystiek van het hindoeïsme. Als het er al tot ethisch engagement komt, zoals in de ahimsa-ethiek die doden en interveniëren in ander leven verbiedt, dan heeft dat geen grond in het leven zelf. Het dient volgens Schweitzer slechts het zuiver houden van de mensenziel die, besmet met dood en minderwaardig leven, immers nooit aan de incarnatiekringloop kan ontsnappen. Op de achtergrond van deze Hindoe-ethiek ziet Schweitzer een pessimistische mystiek van wereldvlucht en levensontsnapping staan. En dat is, vreest hij, exemplarisch voor het leeuwendeel van de mystiek. Is eenmaal het mystieke liefdesideaal, de unio mystica, de vereniging van de ziel met god, tot stand gebracht, dan smachten de zielen naar wereldverlating: voor even in de mystieke ervaring, voor eeuwig na de dood. En toch noemt Schweitzer zijn eigen levensethiek wel degelijk ook mystiek. Maar dan optimistisch. Van nature zoekt het leven de vereniging van het leven met zichzelf omwille van zichzelf. De unio mystica is hier een antwoord op de conatus vivendi: leven zoekt vereniging en solidariteit met een ander, met alle leven op aarde. Levensethiek wordt zo automatisch optimistische levensmystiek. I don’t know what your destiny will be, but one thing I know: the ones among you who will be really happy are those who have sought and found how to serve. Albert Schweizer, 1875 de vrij z innige J e z us - freak Mystiek vraagt motivering Naar eigen zeggen ontdekte Schweitzer zijn ethisch-mystieke principe Eerbied voor het Leven in het najaar van 1915, toen hij, reeds werkzaam als tropenarts in Lambarene, langzaam de Ogowe-rivier opklom naar een patiënt. Een ethische denkopenbaring! Inhoudelijk belangrijk, maar existentieel niet beslissend. Hij had immers zijn universitaire en artistieke schepen al achter zich verbrand om zich met zijn vrouw Hélène Bresslau, met gevaar voor eigen leven, praktisch in te zetten voor de aan malaria, elephantiasis en lepra lijdende Gabonese bevolking. Sterker nog, reeds in 1896, op een Pinksterzondag, had hij al het besluit genomen om tot zijn dertigste aan zijn liefhebberijen en talenten voorrang te geven. Daarna wilde hij zich concreet gaan inzetten voor lijdende medemensen. Zijn concrete ethische besluit had hij al genomen voordat hij het ethische principe Eerbied voor het Leven had ontdekt. Het was een antwoord geweest op zijn Bijbelse leeservaringen. Zo was hij geraakt door simpele roepingswoorden ‘jij volg mij!’ uit het evangelie. (Mt. 4:19) Alsof Jezus zich tot hem persoonlijk richtte! Roeping van Wil tot wil, over de eeuwen heen, zou hij later schrijven. Merkwaardig, deze hyperkritische vrijzinnige, kent een verborgen omgang met zijn Heer. Ook dat is een aspect van zijn mystiek. Het maakt hem tot een christelijke piëtist van het klaarste water! In Schweitzer’s Eerbied voor het Leven! zit het Jij volg mij! verstopt. Alle grote veranderingen in de wereld, meent Schweitzer in één van zijn schetsen, komen tot stand door het woord van sterke individuen. Dat geeft te denken. Inderdaad: dat wat ons ten diepste ethisch in beweging zet, wat ons letterlijk motiveert, is niet een principe. Het is een door iemand tot iemand gesproken woord. Ook al geven we het naar inhoud en vorm appèlkarakter, het principe Eerbied voor het Leven zal geen mens moreel bewegen. Het hangt er maar net vanaf, wie het appèl lanceert. Mystiek komt van elders De mystiek kent, net als elke andere vorm van liefde, een merkwaardige dialectiek. Tegelijkertijd zijn eenheid en afstand verondersteld. Maar de afstand, eerder dan de eenheid. In de liefde vind ik de ander niet als gegeven object van mijn begeerte, maar ontdek ik mijzelf als geroepene. De A/ander legt een beslag op mij, geeft mij zijn ja, en vraagt van mij een ja-woord retour. En keer op keer moet ik dat eenmaal gegeven woord bevestigen met mijn ja-woorden en ja-daden. ‘Ik wil jou liefhebben’, roept de A/ander. Het is aan mij om die liefdeswil te herhalen als de mijne: ‘ik jou ook.’ Zijn Wil de mijne. Wilsmystiek. Mystiek van navolging. Te vaak wordt in het denken over mystiek het oerappèl vergeten, het uniek gesproken woord dat als enige motiveert om naar de ander toe in beweging te komen. Te gemakkelijk wordt mystiek dan gereduceerd tot een kwestie van Zijns-vereniging. Maar mystiek is een beweging, waartoe een ander jou in gang zet. Aan het mystieke verlangen, gaat de ethische oproep vooraf. Mystiek optimisme betekent het vertrouwen koesteren dat ’t (in) het leven om dit leven gaat. Het betekent ook vertrouwen op anderen als gebiedende voorbeelden, als autoriteiten die je tot het leven brengen. Vertrouwen in het van mens tot mens getrokken spoor. Vertrouwen in de vrijheid. Het mystieke initiatief komt altijd van een ander. • Chris Doude van Troostwijk Als filosoof-theoloog werkzaam aan de Katholieke Academie van het Centre Jean XXlll en aan de Protestantse Theologische Faculteit in Straatsburg. Hij publiceerde onlangs: Leven met Albert Schweitzer. Pleidooi voor mystiek optimisme. (Meinema), prijs € 14,50, ISBN 9789021143491. jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 17 thema Theol ogie Ooit had dit blad de wereldprimeur. In het Paas nummer van 1981 werd een gebed uit de dagboeken van Etty Hillesum (1914-1943) opgenomen met een korte introductie van Geurt Gaarlandt, ‘Zij was toenmalig redactielid van het Remonstrants Weekblad. Een deel van haar dagboeknotities zou hij kort daarna uitgeven. Later volgden ook de brieven onder de titel Het denkende hart van de barak. Waar publicatie eerder op weerstand was gestuit, zag Gaarlandt Etty’s uitzonderlijke spiritualiteit en grootse schrijverschap. Dit jaar is het honderd jaar geleden dat zij werd geboren en wordt zij uitgebreid herdacht. Reden genoeg voor een gesprek met diegene die haar destijds ‘ontdekte’. Etty Hillesum werd in Middelburg geboren en overleed in Auschwitz. Dat zijn de uiterlijke feiten, maar wie was zij eigenlijk? Gaarlandt: ‘Oervraag: wie is iemand? Nooit gemakkelijk te beantwoorden. Etty Hillesum kennen we alleen uit een aantal getuigenissen van vrienden en vriendinnen, en natuurlijk uit haar dagboeken en brieven. Ik heb altijd de opmerking van de Franse president Mitterand over haar een mooie typering gevonden: ‘een onverschrokken vrouw’. Onverschrokken, zij liet zich niet afschrikken, niet door zichzelf, niet door anderen, niet door de ergste vijand. Maar dat wil nog niet zeggen dat zij niet af en toe bang was, wanhopig, zwak, terneergeslagen. Maar ze was iemand met een geweldige veerkracht. In kamp Westerbork waren er mensen die over haar spraken als een ‘lichtende figuur’’. En hoe kwam jijzelf met haar werk in aanraking? ‘Eind 1979 kreeg ik contact met Klaas Smelik, die mij vroeg of ik als uitgever eens wilde kijken naar een manuscript dat zijn familie sinds 1947 onder haar hoede had, en waarmee men in de jaren vijftig, zestig en zeventig alle grote uitgeverijen benaderd had. Ik legde het stapeltje papier dat ik in handen kreeg een tijdje weg, onbeholpen blaadjes, met verroeste paperclips bij elkaar gehouden en op een gehandicapte typemachine uitgetikt. Uit beleefdheid begon ik er een keer in te lezen. Om het niet meer weg te leggen. Smelik vroeg ik om meer tekst. Ik kreeg tien cahiers, in een fijnzinnig handschrift, dat golfde over de bladzijden, en waarin zelden of nooit iets was doorgehaald, of verbeterd. De dagboeken van een schrijfster, een document van een uitzonderlijk talent, wist ik. Maar ik moest een selectie eruit maken, het was een veel te dik 18 adrem remonstrants maandblad manuscript, het risico was veel te groot dat een boek van 600 bladzijden van een onbekende vrouw zou mislukken en geen lezers zou vinden. En zo publiceerde ik in 1981 Het verstoorde leven, een boek dat sinds de dag van verschijnen nooit meer uit de aandacht van een grote groep mensen over de hele wereld is verdwenen’. Ze maakt in haar werk een ontwikkeling door, kun je die schetsen? ‘Ze begint haar dagboek met op te schrijven hoe vastgelopen ze zich voelt, ongelukkig, benauwd, en hoe I n t ervie w me t ui tgever en schrijver Geurt Gaar l andt over E tt y H i l l e s u m een echte mystica’ bang ze is voor wat ze van plan is: ‘het geremde gemoed prijsgeven op een onnozel stuk lijntjespapier’. En haar laatste woorden in het laatste cahier dat is overgeleverd luiden: ‘Men zou een pleister op vele wonden willen zijn’. In anderhalf jaar tijd en negen dagboeken verder, voltrok zich in Etty’s leven een radicale verandering, vernieuwing of bewustwording. Sem Dresden heeft het mooi gezegd: ‘Het innerlijk leven is haar eerste vaderland’. Tegen alle terreur van haar tijd in gaf ze al schrijvend stem aan een levenshouding die je alleen maar als volkomen humaan en altruïstisch kan duiden’. In haar godsdienstige beleving was ze onconventioneel. Ze was geen lid van synagoge of kerk, had haar eigen religieuze ritme. In welke opzichten was zij daarmee haar tijd vooruit? ‘Etty’s godsgeloof heeft in de anderhalf jaar waarin ze haar dagboeken schreef een steeds bewustere en steeds intensievere en alles omvattende dimensie gekregen. Een combinatie van mystiek en nuchterheid, van christendom en filosofie, zij geloofde in een God diep in haar, een hulpeloze die je moest helpen. Haar omgang met God was ook in sommige opzichten te vergelijken met de omgang met een geliefde. In haar niets verhullende beschrijvingen van God was ze haar tijd misschien vooruit, maar misschien is het ook wel de taal die van alle tijden is, je kunt je voorstellen dat mensen in de vroege middeleeuwen haar ook begrepen zouden hebben. Sommigen hebben haar ‘de ultieme ietsist’ genoemd, maar dat lijkt mij niet terecht. De kracht die zij in zichzelf ontwaart is haar niet ‘iets’, maar juist alles. Zij was een echte mystica. Overigens mondt haar zo lyrisch en literair beschreven God uit in een bijna woordloos zich ten dienste stellen van haar mede kampgenoten’. Hoe, tenslotte, zou je haar blijvende inspiratie willen omschrijven? ‘Ik heb het gevoel dat Etty’s geschriften nog heel lang gelezen zullen worden, haar innerlijk leven heeft ze op een bovenpersoonlijk plan getild, in de beschrijvingen van haar gevoelens en gedachten heeft ze de grondtoon van de menselijke ervaring weten te vangen. Door haar tijdloze en modeloze manier van schrijven kan haar stem misschien wel honderden jaren meegaan’. • Antje van der Hoek Remonstrants predikant in Haarlem In Deventer is het Etty Hillesum Centrum gevestigd. In het kader van ‘100 jaar Etty Hillesum’ organiseert het centrum verschillende aktiviteiten. Eén daarvan is een fototentoonstelling van het IJssellandschap rond het Hillesum-monument bij de IJsselkade. Foto’s zijn van de hand van Wicher Naberman, gecombineerd met teksten van Etty Hillesum. Tot eind oktober zijn ze te zien. Zie ook: www.ettyhillesumcentrum.nl en www.100jaarettyhillesum.nl jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 19 het gezicht van... Sytske Scheltema Over ongebaande wegen gesproken. Sytske Scheltema (1946) is een mens van intuïtieve keuzes die daarmee vaak het avontuur aangaat en niet bang is om in het diepe te springen. Ze deed niet wat er van een meisje in haar milieu werd verwacht, en maakte ongebruikelijke keuzes in haar leven. Zonder ervaring in de horeca nam zij samen met haar echtgenoot bijvoorbeeld het gerenommeerde (sinds 1891), maar in verval geraakte Utrechtse besloten restaurant ‘Huize Molenaar’ over en maakte het weer tot een succes. Zakelijk Hun beider wens tot het redden van het pand voor het nageslacht en een goed rentmeester zijn, waren voor hen belangrijk en dit kon Sytske, thuiswerkend, combineren met de opvoeding van 3 kinderen. Nu regelt zij, als vrijwilligster, al weer acht jaar de externe verhuur van de Utrechtse Geertekerk. De meeste voldoening haalt zij uit het zien dat deze kerk een ontmoetingsplek is voor zoveel mogelijk mensen, die kunnen genieten van dit prachtige gebouw, van de stilte, de ruimte, het woord of de klank. Daarnaast geniet zij van de mogelijkheid om mensen, die het even of langer niet redden op de arbeidsmarkt, hier in de kerk, een beetje in de luwte, de kans te bieden hun talenten te ontplooien. Zij vindt dit een belangrijke taak voor een kerkgemeenschap. Pelgrimage Om de wens van Janneke Chardon mogelijk te maken, nam zij vorig jaar ook intuïtief de uitnodiging van Janneke aan om de Sint Olaf pelgrimstocht te lopen en haar 75ste verjaardag op 17 augustus 2014 in Trondheim te vieren. En zo liep Sytske deze zomer met twee vriendinnen en Janneke met haar vriendin ruim driehonderd kilometer van Østersund (Zw) naar Trondheim (N). ‘Ik heb genoten van het golvende landschap met eindeloze korenvelden, van de bloemen, van de bessen, van het reflectieve karakter van de wandeling en bovenal van elkaars gezelschap. Het ritme tijdens onze tocht was heel prettig; vijf weken met elkaar ‘zijn’, al wandelend, kamperend in een klein tentje; we waren 20 adrem remonstrants maandblad als reisgenoten elkaars spiegel (Levinas).’ ‘Je komt jezelf tegen op zo’n tocht. En dat is ook de bedoeling. Pelgrimeren was voor mij een reis door het landschap van mijn leven. Het verdriet vanwege het vroege overlijden van mijn vader kwam naar boven( nog steeds verdriet van een vierjarige) en een, nog nooit eerder gevoeld, verdriet over mijn familiare slechthorendheid.’ Geloof ‘Ik kom uit een oud remonstrants nest, opgegroeid in Groningen; tot zeker drie generaties terug waren er van beide kanten familieleden kerkenraadsleden en één predikant. Na mijn middelbare school ging ik in 1967 in Engeland ergotherapie studeren. Toen ik na vier jaar terug kwam was ik geïnteresseerd in psychiatrie en werkte ik een paar jaar als ergotherapeut in de Van der Hoeven Kliniek in Utrecht. Mijn toekomstige echtgenoot woonde boven Huize Molenaar. Toen juffrouw Molenaar in 1973 met de zaak moest stoppen hebben we het pand gekocht met behulp van vrienden, het langzamerhand in oude luister hersteld en in 1974 weer geopend. Zelf woonden wij in het achterhuis (waar tot 1985 geen keuken met warm water was!). Na mijn scheiding in 1991 was ik alleen verantwoordelijk voor het bedrijf, nu niet meer als dure hobby, maar als noodzakelijk middel van bestaan. Na een ernstig auto-ongeluk in 2000 met daardoor een whiplash werd ik volledig afgekeurd voor werk (door onvoldoende creativiteit en accuratesse) en kwam ik in de WAO terecht. Achteraf bleek die afkeuring een zegen; het werk voor het restaurant was voor mij te zwaar geworden. Mijn oudste zoon heeft de zaak gelukkig willen overnemen. Hij is op mijn schouders gaan staan en is nu ook exploitant van Paushuize en beoogd exploitant van de Geertekerk.’ De Weg ‘Ik beweeg mij tussen het remonstrantse en de christelijke kabbalistische traditie. Ik voel me geleid op de weg van mijn leven, ‘de weg kiest mij, ik kies niet de weg’, maar daarbinnen ben ik verantwoordelijk voor mijn antwoord, mijn keuzes daarop en dat vereist een ‘actieve ontvankelijkheid’. Ik ben dankbaar voor het leven.’ • Michel Peters
© Copyright 2024 ExpyDoc