themanummer over theologie - Remonstrantse Broederschap

remonstrants maandblad jaargang 25 nr. 9 oktober 2014
Theologie
‘Mensen hebben in de loop van vele eeuwen prachtige dingen over God gezegd
en geschreven. [...] Maar mensen hebben ook de meest vreselijke dingen over God
beweerd en, misschien nog wel erger, in naam van God afschuwelijke dingen
over mensen gezegd.’
thema
van
de xxxxx
redac tie
Theologie
Aan het eind van de zomer verlieten duizenden Goddeeltjes het Landelijk Bureau; we hopen dat u ze inmiddels
met plezier gelezen hebt. Als vervolg op deze bijzondere
actie doen we deze maand een themanummer over
theologie. (Niet dat ‘het spreken over God’, wat theologie
eigenlijk is, afwezig zou zijn in het bespreken van de
vele thema’s die in dit blad aan de orde komen ...). We
vroegen de rooms-katholieke theoloog Frank Bosman
een recensie te schrijven van de Goddeeltjes. Albert Klok
schreef deze keer de overweging: hij gaat in op de vraag
of spreken over God wel mogelijk is. In ieder geval heeft
hij bezwaren tegen de term ‘godgeleerdheid’, objectieve
kennis over God verwerven is onmogelijk. Christa
Anbeek schreef een uitgebreid artikel waarin zij haar
plannen voor het uitwerken van haar theologie uiteenzet.
Het zal gaan over tragiek, schoonheid, spel en overgave.
En zij heeft ons nodig voor het gesprek. De leden van de
Arminiusgemeente spraken met elkaar over de recente
constatering dat de nieuwste generatie christelijke jongeren een stuk conservatiever is dan de vorige. Gold dat ook
voor hen? In ieder geval zijn zij flink kritisch naar wat je
‘dogmatische vrijzinnigheid’ zou kunnen noemen. Chris
Doude van Troostwijk schreef een boek over degene
die voor veel vrijzinnigen een grote inspiratiebron was,
zowel door zijn werk als door zijn theologie van ‘eerbied
voor alle leven’. Voor AdRem vatte hij de essentie samen
van het denken van Albert Schweitzer, dat je ‘mystiek
optimisme’ kunt noemen. In dit nummer verder een
bespreking van het boek Zo zou je kunnen geloven, van
VU-theoloog Maarten Wisse, waarmee hij bijna de prijs
voor het beste theologische boek van het jaar won.
Ondanks alle theologiseren blijft het soms lastig uit te
leggen waarom je gelooft: lees de Miniatuur van Jan
Berkvens!
•
Bert Dicou
Hoofdredacteur
Het volgende nummer van AdRem
verschijnt op 7 november 2014.
in dit nummer onder meer:
3 Korte berichten
12 IARF in Birmingham
4 Een nieuw jaar als hoogleraar
13Hemelpoorttrilogie
6 Rituele zin & onzin 9
14Jonge Remonstranten over
7 Overweging
theologie en kerk-zijn
8 Zo zou je kunnen geloven
16Schweitzer
9Miniatuur
18 Zij was een echte mystica
10 De Goddeeltjes
20 Het gezicht van...
colofon Redactie: Bert Dicou (hoofdredacteur), Joan van Esveld, Vanessa van Koppen-Enters, Michel Peters (eindredacteur) en Carolien Sieverink. Redactieadres: AdRem, p/a
Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030 2316970, [email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@­remonstranten.org, of via boven­
staand redactie­adres. NL 45 INGB 0004088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 32,50 euro per jaar voor nietremonstranten. Advertentiewerving: Michel Peters, 06 27 62 55 88, [email protected], tarieven op aanvraag verkrijgbaar. Uitgave: Boekencentrum Uitgevers
Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande
toestemming van de redactie.
korte bericht en
Mensen
Twee personen zijn de landelijke organisatie komen
versterken per 1 september 2014, namelijk Tom Harkema en Jaap Marinus. Tom Harkema (Sneek, 31 maart
1957) zal als freelancer werkzaam zijn als technisch
coördinator ledenwerving. Hij studeerde VWO en HEAO
commerciële economie en heeft een
langjarige ervaring op het gebied van
(commercieel) management, o.a. bij
dagblad Trouw en bij uitgeverij Kok ten
Have. Hij was verantwoordelijk voor
diverse reclamecampagnes en leidde
de marketing en verkoop van de boekenuitgeverijen waarvoor hij werkte.
Tom Harkema is sinds kort vriend van
de Remonstranten en betrokken bij de
Geertekerk. Jaap Marinus (Stadskanaal, 20 juli 1983) gaat onderzoeken
op wat voor wijze jongere generaties
betrokken kunnen worden bij de Remonstranten. Hij komt hiervoor gedurende 4 maanden in dienst van de
Remonstrantse Broederschap voor 0,6 fte. Jaap is nieuw
bij de Remonstranten. Hij studeerde eerst technische
bedrijfskunde aan de Hanzehogeschool in Groningen.
In 2012 studeerde hij af als theoloog aan de Christelijke
Hogeschool Ede. Jaap is gevraagd om mee te werken aan
dit onderzoek omdat hij goed is ingevoerd in het kerkelijke jeugd- en jongerenwerk met name in die kerken die
hier succesvol in zijn. Hij is van huis uit betrokken bij de
Baptisten. Het Arminius Instituut wil o.a. een stimulerende werkomgeving bieden aan predikanten en pastoraal werkenden door: samenbundeling van studieactiviteiten (o.a.
studieverloven), het delen van studie-onderwerpen en/of
het gezamenlijk uitwerken van resultaten in seminars en
publicaties. Ook wil het ruimte bieden aan samenwerking
van geïnteresseerde onderzoekers (wetenschappelijke
staf, remonstrantse predikanten en andere academici) uit
binnen- en buitenland.
Raad van Kerken presenteert
digitale oecumene-scan
De Raad van Kerken heeft een digitale scan ontwikkeld
waarmee plaatselijke kerken hun oecumenische ontwikkeling kunnen verkennen. In tien minuten tot een
kwartier vult de bezoeker van de website 25 vragen in.
Op basis daarvan volgt er een rapportcijfer voor de plaatselijke oecumene, compleet met een beoordeling van de
situatie en suggesties voor verdere stroomlijning van de
samenwerking.
De oecumene-scan is te vinden op www.raadvankerken.nl;
links boven staan de woorden ‘Doe de oecumene-scan’.
Wie daarop klikt, komt vanzelf in het programma.
Spiritualiteit van de
Verdraagzaamheid
In het vorige nummer van AdRem trof u al een aankondiging aan van het nieuwe boek van Tom Mikkers ‘Het
voelt echt goed. Spiritualiteit van de verdraagzaamheid’.
U kunt het via ons bestellen via [email protected]
of tel. 030 2316970, prijs €8,95. Wij laten u weten dat er
nu ook een Facebookpagina is met de titel ‘Spiritualiteit
van de verdraagzaamheid’ met meer informatie over het
thema. Zie https://www.facebook.com/spiritualiteitvande
verdraagzaamheid?ref=ts&fref=ts
Arminius Instituut
van start gegaan
Per 1 september 2014 is dr. Bert Dicou, remonstrants
predikant van de doopsgezinde-remonstrantse gemeente
Hoorn, benoemd tot directeur van het Arminius Instituut. Zijn aanstelling omvat 0,3 fte en is voor twee jaar.
Dr. Dicou zal functioneren als de ‘bouwpastor’ die het
Arminius Instituut gaat opzetten, in
nauwe samenwerking met de wetenschappelijke staf van het Seminarium
(prof. dr. Christa Anbeek en rector dr.
Tjaard Barnard), ondersteund door de
wetenschappelijk coördinator,
drs. Elza Kuijk.
jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 3
thema Theol ogie
Bijna een jaar geleden sprak ik mijn oratie Aan de
E en
als hoogleraar
nieu w
remonstrantse
jaar
theologie
Contrastervaringen De begrensdheid van onze macht
manifesteert zich in wat ik contrastervaringen noem, of
ook wel ervaringen van kwetsbaarheid. Dit zijn ervaringen die onze alledaagse geordende werkelijkheid op z’n
kop zetten. Er zijn twee soorten: ervaringen van eenheid
en van fragmentatie. De ervaringen van eenheid gaan
vaak gepaard met schoonheid, verrukking, boven jezelf
uitgetild worden, meegenomen worden door iets buiten
jezelf, gevoelens van harmonie en geluk. Mensen doen
deze ervaringen bijvoorbeeld op in de natuur, luisterend
naar muziek, kijkend naar een kind… De ervaringen
van fragmentatie zijn anders van klank en kleur, ze gaan
gepaard met het gevoel op jezelf teruggeworpen te worden,
stilgezet te worden, buiten de wereld te vallen die maar
doordraait, vervreemding, verbijstering, onzekerheid,
soms schuld… Deze ervaringen gaan vaak samen met verlies: verlies van een baan, gezondheid, een geliefde, verlies
van vertrouwen omdat iemand je iets ergs aandoet, verlies
van jezelf. De filosofe Judith Butler wijst erop dat ook de
ervaring van geweld zo’n fragmenterende contrastervaring
kan zijn.
Door contrastervaringen, zowel de positieve als de negatieve, wordt een onbekende wereld voelbaar en zichtbaar.
De wereld zoals we dachten dat die was blijkt anders te
zijn. Groter, mooier, verrukkelijker, maar ook vreemder,
angstiger, onbetrouwbaarder.
Het bijzondere aan die contrastervaringen is dat de
positieve en de negatieve, die ik hier uit elkaar trek, in
werkelijkheid dicht bij elkaar liggen. Mensen doen bijna
nooit maar één van de twee op. De ervaring van schoonheid gaat niet zelden gepaard met een diep besef dat we
dit niet kunnen vasthouden. En het getroffen worden
4 adrem remonstrants maandblad
heidenen overgeleverd uit en aanvaardde daarmee
het ambt van hoogleraar remonstrantse theologie.
In mijn inaugurele rede stel ik een theologisch
programma voor dat bestaat uit gesprekken over
kwetsbaarheid. Kwetsbaarheid is de term waarmee
ik de ‘condition humaine’ aanduid. Kwetsbaarheid
staat voor het gegeven dat wij ons leven, en zelfs
breder het leven, niet totaal onder controle hebben. De beheersing van het menselijk bestaan
kent, ondanks alle wetenschappelijke kennis,
technologische vermogens, gezonde leefstijlen en
intelligente overwegingen, zijn grenzen.
door pijn om een (dreigend) verlies gaat vaak gepaard
met een diep gevoeld besef van hoe kostbaar datgene was
dat nu (bijna) voorbij is. Lange tijd was het onderstaande
gedichtje van de Japanse dichteres Akiko Yosano (18781942) een van mijn lievelingsteksten.
In het gevoel dat de dag dichterbij is,
waarop ik ergens naar toe terugkom,
zijn de dingen van de wereld mij meer nabij.
Vier gesprekken In mijn oratie stel ik voor om
vier gesprekken over contrastervaringen te voeren. In
kwetsbaarheid en in het onbekende dat zich daarin
aandient kunnen namelijk schatten verborgen liggen.
Het eerste gesprek voer je met jezelf: waar in je eigen
leven spelen contrastervaringen? Wat wordt zichtbaar?
Welke schoonheid, welke pijn, welke ontdekkingen? Het
tweede gesprek is in kleine groepen met elkaar kwetsbare
ervaringen delen. Het derde gesprek is de eerste twee tegen het licht houden van wat populair is in onze huidige
samenleving: succes, beheersing, actief zijn, controle
hebben, technisch kunnen, genieten, gelukkig zijn,
gezond, niet oud, niet afhankelijk, alles zelf beschikken.
Welk licht werpen kwetsbare ervaringen op deze waarden? Welke andere, complementaire waarden worden
zichtbaar? Is afhankelijkheid echt zo’n grote ramp als
we daarnaast solidariteit en verbondenheid als essentieel
voor het bestaan benoemen? Het vierde gesprek is het gesprek met allerlei levensbeschouwelijke tradities, waarbij
levensbeschouwing heel breed wordt opgevat, ook kunst,
literatuur en filosofie vallen eronder. Wat hebben mensen
door de eeuwen heen tot expressie gebracht als het gaat
om schoonheid, verrukking, fragiliteit en verbijstering?
‘In het gevoel dat de dag dichterbij is, waarop ik ergens naar toe terugkom,
zijn de dingen van de wereld mij meer nabij.’
Acht centrale vragen ontleen ik uit de christelijke theologie om te kunnen antwoorden op de vraag: Hoe geven we
vorm aan datgene wat aan onze grip ontsnapt?
Een jaar verder Inmiddels ben ik een jaar verder. Op
veel plaatsen heb ik lezingen gegeven, maar belangrijker,
ik ben met degenen die naar zo’n lezing kwamen in
gesprek gegaan. Vaak merkte ik onwennigheid, maar
ook enthousiasme. Veel mensen willen graag in gesprek
gaan over hun ervaringen met kwetsbaarheid, maar ook
werd ik gewaarschuwd: het is nog niet zo eenvoudig.
Juist als je kwetsbaar bent, word je gemakkelijk opnieuw
geraakt – en bovendien zijn mensen je gezeur gauw
zat. Hoe voorkom je dat je alleen maar armer wordt
en vervreemder raakt van met elkaar in gesprek gaan?
Anderen vroegen naar de volgorde van de gesprekken:
kunnen we dat maatschappelijk debat niet voorop zetten?
Is het niet belangrijk dat daar op ervaringen gefundeerde
andere geluiden gaan klinken? Over de verbinding met
verschillende religieuze tradities, waarbij ik christendom,
boeddhisme en humanisme vaak in één adem noem
werd vreemd genoeg bijna nooit moeilijk gedaan. Kennelijk wordt het logisch gevonden dat dit toch nog altijd
vindplaatsen van wijsheid kunnen zijn.
Volgorde Al met al ben ik door de vele gesprekken
verder gaan denken. Er begint zich een spoor af te tekenen waarvan ik hoop dit de komende tijd in gesprek met
velen verder uit te kunnen gaan werken. Opnieuw lopen
de lijnen langs die vier al genoemde gesprekken, maar
nu in een andere volgorde. In eerste plaats de verbinding
met de tradities. Onze eigen verhalen krijgen betekenis
door ze te verbinden met andere verhalen, uit andere
tijden en culturen, waarvan mensen gezegd hebben:
kijk dit gaat ergens over. Daarom zijn ze in de bijbel
of in andere zorgvuldig bewaarde geschriften terecht
gekomen. Hierbij kunnen de Goddeeltjes wellicht behulpzaam zijn. Het treffende van deze serie boekjes is dat
de menselijkheid voorop staat, maar wel geordend aan de
hand van belangrijke thema’s uit de christelijke traditie.
Een tweede verdienste is de diversiteit van de boekjes.
‘Typisch remonstrants’, dacht ik eerst – er is nauwelijks
samenhang tussen de boekjes te ontdekken. Maar niets is
minder waar, het is juist de diversiteit die de boekjes samen remonstrants maken. Geen enkele theoloog schrijft
een ander voor hoe hij denken, geloven of schrijven moet.
Tegelijkertijd zijn de boekjes half werk. De andere helft
zal door de lezers moeten worden geschreven. De eigen
verhalen dienen eraan gekoppeld te worden, anders kan
er geen sprake zijn van enige theologie of geloofsleer.
De verbinding met de tradities loopt overigens niet alleen
via verhalen, onze religieuze tradities zijn veel rijker, en
juist hier zie ik een grote uitdaging. Juist omdat tradities
rituelen hebben, kunst, muziek, gemeenschapszin,
stilte, aanwijzingen over hoe je goed kunt leven, zijn ze
zo waardevol. De verbinding van onze eigen ervaringen
jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 5
met deze bronnen kunnen van enorme betekenis zijn en
levenszin en levensplezier scheppen, zelfs te midden van
tragiek. Hier begint het gesprek met onze samenleving –
we hebben heel wat te melden. Maar eerst nog het tweede
gesprek.
Het tweede gesprek betreft het spreken in kleine groepen
over wat ons beweegt, wat ons ooit open maakte, een
onbekende wereld deed binnentreden. Meer en meer ben
ik ervan overtuigd geraakt dat dit gesprek niet zomaar
kan plaatsvinden. Je kunt het niet organiseren in een
stationshal en ook niet op de markt. Er zijn kleine, lokale
gemeenschappen nodig die randvoorwaarden creëren.
Mensen die met elkaar afspraken maken, een band met
elkaar aan willen gaan. Die bereid zijn om het wapentuig
en stoerheid en succesverhalen af te leggen om met
elkaar een ander avontuur aan te gaan. Je hoeft daar niet
gelovig voor te zijn, het enige dat nodig is, is een zeker
vertrouwen in het onbekende. Het komend seizoen ga
ik een masterclass geven aan predikanten. We gaan met
elkaar oefenen en puzzelen hoe dergelijke levenskunstgesprekken het best vorm kunnen worden gegeven. In
de loop van het jaar melden we ons dan bij u.
Dan het gesprek met mezelf. Voor mijn theologisch denken ligt er de komende tijd de uitdaging om de nabijheid
van tragiek en schoonheid verder te doordenken – en
twee andere begrippen die daarbij horen zijn ‘spelen’ en
‘overgave’. Veel meer kan ik er nog niet over schrijven,
soms heeft het denken tijd nodig. Bovendien heb ik u
nodig om mij op weg te helpen. Gelukkig staan er voor
het komende najaar en voorjaar weer heel wat lezingen
gepland, waarbij ik met u in gesprek kan gaan over waar
die twee in uw leven aan elkaar raakten en hoe spel en
overgave een weg zichtbaar maakten.
Dan het laatste gesprek: het gesprek met de samenleving.
Misschien is dit gesprek wel het eenvoudigst, bovendien
zijn sommige remonstranten er supergoed in: laten zien
wat we in huis hebben. Ergens in het najaar start er een
campagne waarmee we onszelf op de kaart van gelovig en
ongelovig Nederland willen zetten. Sommigen denken
dat dit niets met theologie te maken heeft, maar dat lijkt
mij niet waar. Delen van de overvloed die jezelf gekregen
hebt en anderen geven waar je zelf gelukkig van wordt
- veel ingewikkelder is de blijde boodschap niet. Daar
kunnen we niet moeilijk over doen!
•
Christa Anbeek
Hoogleraar remonstrantse theologie
aan het Remonstrants Seminarium
&
Rituele zin o nzin 9
Gaven en gebeden 2
Avondmaal is geen gelukkig woord vanwege de eenzijdige associatie met het ‘laatste avondmaal’ en de daarbij
horende inzettingswoorden. ‘Vreugdemaal’ werd door
collega van Hille geïntroduceerd. Zijns inziens hoort
er bij uitstek op hoogtijdagen gegeten en gedronken te
worden. Als tegenwicht begrijpelijk, maar toch ook eenzijdig. Want aan elke tafel kleurt de stemming mee met
het moment. Jammer dat eucharistie zo uitheems klinkt.
Want dat Griekse woord geeft wel precies weer waar het
om gaat, nl. dat je met brood en wijn in je handen een
toast uitbrengt op de Eeuwige, een zegen of dankzegging
uitspreekt over het ons geschonken leven. Lechajiem in
het Hebreeuws, ‘daar ga je’ in Mokum. Dat kan als volgt:
‘Gezegend zijt Gij om de levensmoed van zo velen die ons
in geloof en vertrouwen voorgaan; mensen die als Abraham
nieuwe paden durven gaan, mensen die als Jezus hun leven
als brood, hun liefde als wijn delen met wie in nood zijn ...’.
Laat ook boven een maaltijdviering het kopje ‘gaven en
gebeden’ maar gewoon staan. Daar gaat het immers om:
onder dankzegging gaven delen. Kernvraag daarbij is wel:
ervaren wij ons leven nog als een zegen om God dank6 adrem remonstrants maandblad
baar voor te zijn? (Hoe) valt dat in onze tijd overtuigend
te verwoorden?
Met tien tot twintig deelnemers is het niet onlogisch om
tijdens die gesproken of gezongen tafelzegen aan tafel te
zitten, met meer mensen kun je beter in één wijde kring
rond de tafel staan. In het laatste geval ontaardt het aan
elkaar doorgeven van brood en wijn, hoe mooi ook als
gedachte, meestal in onwennig gehannes. Laat uitdelers
de kring rondgaan en daarbij geen stommetje spelen: bij
het brood ‘de vrede van Christus zij met u’, bij de wijn ‘de
liefde van God’ of een andere vredeswens is toch niet te
veel gevraagd? Sommige momenten van de dienst vrágen
om stilte, nu is muziek of wisselzang met een refrein van
de gemeente aangewezen. Mettertijd meer hierover op in
mijn blog hieronder.
•
Henk van Waveren
Zin of onzin? Ik hoor het graag via
henkvanwaveren.wordpress.com of
[email protected]
overweging
t o leran t ie h o udt o p
waar g e l oo f m i s bruikt wordt
Mijn naam
heb ik jou nooit willen noemen.
Te gemakkelijk zou je daarmee
jezelf kunnen verheffen.
Jij had mijn naam niet nodig.
Ik werd voor jou
de God Zonder Naam.
En je gaf me vele namen.
Je noemde mij een jaloerse God
die geen andere goden naast zich duldt,
maar je bedoelde slechts dat jij geen
andere goden kunt verdragen dan jouw eigen god.
Mijn naam?
Ik heb geen naam
en ik heb alle namen
die jij maar kunt bedenken.
Noem mij Wodan, noem mij Odin,
noem mij Krishna, noem mij Vishnu,
Noem mij Amon, Zeus, Jupiter,
noem mij Allah, noem mij God.
De enige god die ik niet naast mij duld
is de afgod die jij van mij maakt.
Albert Klok (2014, nog niet eerder gepubliceerd)
Theologie is de wetenschap die zich bezig houdt met
de kennis over God, kortweg: Godgeleerdheid. Ik heb
dat altijd een nogal aanmatigende benaming gevonden.
Ik zal mijzelf dan ook niet heel snel theoloog noemen.
Immers, het onderwerp van de theologische studie,
God, is per definitie onkenbaar.
Dit werd prachtig verwoord door Marijke de Bruijne,
in een lied (uit: Liederen voor de toekomst, Kok 2005):
Geen taal die Jou beschrijft,
geen lied dat Jou bezingt,
geen kennis groot genoeg,
die tot de kern doordringt
van wie Jij bent, mijn God…
Een God, die geen naam wil hebben, alleen de aanduiding ‘ik ben er’ of ‘ik zal er zijn’ (Exodus 3). Een God die
niet in de storm is, niet in de aardbeving, niet in het vuur
(1 Koningen 19)… een God die wij alleen kennen uit de
verhalen die mensen erover vertellen, want ‘al het spreken over boven, komt van beneden’, zoals Harry Kuitert
het formuleerde. Daarmee wordt duidelijk, dat theologie
niet zozeer Godgeleerdheid is, maar vooral kennis van
wat mensen over God zeggen.
Mensen hebben in de loop van vele eeuwen prachtige
dingen over God gezegd en geschreven. Bijvoorbeeld
‘Wonderlijk zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te
boven (Psalm 139:6). Of die mooie versregel van Huub
Oosterhuis: ‘Zo vriendelijk en veilig als het licht, zoals
een mantel om mij heen geslagen, zo is mijn God…’
(Nieuw Liedboek, lied 221). Prachtige woorden van verwondering, geborgenheid en troost.
Maar mensen hebben ook de meest vreselijke dingen
over God beweerd en, misschien nog wel erger, in naam
van God afschuwelijke dingen over mensen gezegd. Dat
dezelfde God die in de tien woorden zei ‘Gij zult niet
doden’ ook zou hebben gezegd: ‘Wie gemeenschap heeft
met een dier, moet ter dood gebracht worden’ (Exodus
22,18). En dat is maar één voorbeeld. Met een beetje zoeken kunt u in de bijbel nog talloze andere regels vinden
die bij overtreding met de dood bestraft moeten worden.
Een strafmaat dus, die God door mensen in de mond
wordt gelegd.
Goed, dat was lang geleden, toen de bijbel vorm kreeg,
zou je denken. Maar nog tot op de dag van vandaag, zijn
er mensen die – ongeacht met welke naam zij hun God
aanroepen en ongeacht of zij zich baseren op de Bijbel, de
Koran, of op andere heilige boeken – zich op hun God beroepen, om andere mensen te verjagen, te onderdrukken
en zelfs te doden. Het is om moedeloos van te worden.
Remonstranten hebben geen eigen eenduidige theologie,
hield Tjaard Barnard, de rector van het Remonstants
Seminarium, zijn collega-predikanten onlangs voor: ‘De
kwaliteit van remonstrants theologiseren zit niet in de
eenheid daarvan (die er niet is), maar in het ruimte laten
aan andere benaderingen.’ Die boodschap zou wel veel
meer naar buiten gebracht mogen worden; ruimte voor
verschillende benaderingen van geloof zou, niet alleen
binnen de eigen kring van de Remonstranten, maar
wereldwijd onder gelovigen en niet- of andersgelovigen
vanzelfsprekend moeten zijn. Met, wat mij betreft, één
restrictie; de tolerantie houdt op waar geloof misbruikt
wordt om anderen te beschadigen.
•
Albert Klok
Predikant te Meppel, Hoogeveen en Emmen
jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 7
thema Theol ogie / boekbespreking
ZO
zou je kunnen
geloven
Zo zou je kunnen geloven, dat is de uitnodigende titel van het boek van Maarten Wisse dat werd genomineerd voor de Theologie Publicatieprijs in de laatste Nacht van de Theologie. Het viel net buiten de prijzen,
en was dus bijna ‘Beste boek 2014’. De titel suggereert een combinatie van visie en bescheidenheid. De
auteur staat klaar om ons te laten delen in zijn visie op wat geloven kan zijn. Maar hij biedt het allereerst
aan als mogelijkheid, niet als dé manier waarop je het geloof behoort te beleven.
Maarten Wisse, Zo zou je kunnen geloven. Franeker 2013.
Prijs € 14,95. ISBN 9789051944655
Betekenisverlies Zijn visie
presenteert hij overigens pas in
het tweede deel van het boek.
In het eerste deel geeft Wisse
een uitvoerige beschrijving van
de vier wijzen van protestants
geloven die je zou kunnen
onderscheiden in Nederland.
Van elk somt hij de kenmerken
op en benoemt hij de kracht en de zwakte. Geloven, zegt
hij, is altijd een kwestie van betekenis geven. De tijden
veranderen, en in elk tijdperk wordt er, voortbouwend
op het vroegere, opnieuw betekenis gegeven aan wat is
overgeleverd. Geloven is een dynamisch proces, waarin
telkens nieuwe betekenissen ontwikkeld worden – en dus
ook oude betekenissen verloren gaan. Kenmerkend voor
ons tijdperk en ons deel van de wereld is dat het niet goed
gaat met dit proces. Er is sprake van een hoge mate van
betekenisverlies, zonder dat de kerken erin slagen nieuwe
betekenis te ontsluieren, althans op zo’n manier dat het
aanspreekt. Van de vier hoofdstromen van nu wordt het
betekenisverlies gedetailleerd beschreven. Op zo’n manier dat het pijn doet voor de betrokkenen. Althans, bij de
beschrijving van de moderne wijze van geloven (waartoe
de Remonstranten behoren, maar tegenwoordig ook
een groot deel van de PKN) komt zijn analyse hard aan.
Gelukkig beschrijft hij even gedetailleerd de in zijn ogen
zeker aanwezige sterke kanten van het moderne geloven,
maar je krijgt het gevoel dat het in zijn ogen volstrekt te
verwachten was dat juist bij deze variant grote groepen
mensen de kerk zouden verlaten en nog zullen verlaten.
Deze variant verkeert in diepe crisis.
Noodzakelijkheid? In zijn ogen komt dat door een
gebrek aan radicaliteit of liever gezegd een gebrek aan
noodzakelijkheid. Geen modern gelovige zal zeggen dat
het noodzakelijk is om christen te zijn, of zal dat zelfs
zelf zo ervaren. Hier is het niet zo dat je leven ervan
8 adrem remonstrants maandblad
afhangt. Dat heeft ermee te maken dat deze variant sterk
naar buiten is gericht: een boodschap van hoop voor de
wereld, verbondenheid, gerechtigheid verstaan als recht
doen en kritisch zijn op allerlei vormen van maatschappelijk onrecht. Daar hoef je niet per se lid van een kerk
voor te zijn, zegt Wisse. Ook het godsbeeld leidt niet tot
een intensief persoonlijk geloofsleven. De moderne God
wordt vooral met liefde geassocieerd, er wordt volstrekt
niet getwijfeld aan Gods bereidheid om te vergeven. ‘Het
licht staat bij God altijd op groen’. Aan de genade hoeft
niet getwijfeld. Als dat zo is, is er eigenlijk geen reden
meer om je zo heel erg met dat geloof bezig te houden.
Ook de rol van Jezus is dan onduidelijk. Een goed mens,
maar er zijn wel meer goede mensen. En een voorbeeld?
Ja, maar dan geen voorbeeld om na te volgen, want wie
kan zo leven als Jezus deed, wie is evenzeer bereid het lijden op zich te nemen? Natuurlijk is er dan nog de sterke
kant van de positieve boodschap en de doorgaans krachtige maatschappelijke vertaling van het evangelie, maar
dat wordt dan weer gecommuniceerd in uiterst ouderwetse kerkdiensten. Verder betekenisverlies is er doordat
modern gelovigen wel heel creatief omgaan met de oude
geloofswoorden en die vooral esthetiserend verstaan. De
religieuze taal en de klassieke liturgie gebruiken ze, en
ze genieten ervan, zonder de betekenis ervan heel erg
serieus te nemen. Voorbeeld: de muziek van Bach.
Heel opmerkelijk vind ik wat Wisse aan het slot van deze
analyse schrijft: dat juist het betekenisverlies bij deze variant van het protestantse christendom hem aan het hart
gaat. Hij is oorspronkelijk afkomstig uit de bevindelijkgereformeerde hoek, maar voelt beslist affiniteit met de
moderne vorm van geloven. Vandaar: ‘dat wat je hard
aanpakt, daarmee voel je je verwant’. Ik kan overigens
van harte instemmen met zijn conclusie, dat het een
goed streven is het mooie uit deze traditie te bewaren,
‘niet door het krampachtig vast te houden, maar door het
voortdurend opnieuw te doordenken en te vernieuwen’.
Een mooie taak ook voor de remonstrantse theologie.
Genade De invulling die Wisse er vervolgens zelf aan
geeft, in het tweede deel van het boek, is boeiend. Zijn definitie van geloven is aansprekend genoeg: ‘je omdraaien
naar het goede’. ‘Het christelijk geloof gaat over het
goede, over gerechtigheid, over hoe dat eruitziet .. en over
hoe je het kunt bereiken’. Maar zijn volgende vaststelling
is wel heel radicaal: dat hier de noodzakelijkheid van
het geloof in God naar voren komt, omdat de mens uit
zichzelf totaal niet tot deze wending in staat is. Met instemming citeert hij de klassieke belijdenis dat de mens
‘in zonde ontvangen en geboren is’. Het kwaad zit diep
in de mens verankerd, ‘wedergeboren worden’ en genade
zijn onmisbaar om tot het goede te kunnen komen. Ik
vermoed dat dit weinig Remonstranten zal aanspreken.
Toch is zijn inzet positief te waarderen. Hij biedt het
nadrukkelijk aan als zijn eigen weg, en nodigt anderen
uit eveneens actief betekenis te gaan geven. Ook voor de
remonstrantse theologie is het goed de menselijke feilbaarheid en de algemeen zichtbare neiging tot het kwaad
te doordenken. Ligt hier misschien niet een verbinding
met Anbeeks notie van de kwetsbaarheid als kenmerkend
menselijk gegeven?
Wat mij verder aanspreekt is zijn, verrassende, overtuiging dat de essentie van het christelijk geloof beter dan in
de systematische doordenking ervan is te beleven in de
‘zonder woorden sprekende’ rituelen van paaswake, doop
en avondmaal.
De andere varianten die Wisse beschrijft zijn het traditionele, het evangelicale en het buitenkerkelijke christendom. Vooral die laatste is voor ons interessant, alleen
al vanwege de campagne die dit jaar gevoerd wordt. Het
gaat hier om mensen die ergens nog wel een kerkelijke
achtergrond hebben, maar er niets meer mee doen.
Terwijl zij nog wel geïnspireerd worden door een aantal
christelijke noties als schuld en vergeving, geleid worden
in je leven en een geloof in het hiernamaals. Treffend laat
Wisse zien hoe deze sfeer is terug te vinden in de songs
van Marco Borsato. Deze buitenkerkelijke variant van het
protestantse christendom is momenteel de grootste van de
vier! Zeker dus een groep om mee rekening te houden. •
Bert Dicou
Predikant in de doopsgezinde-remonstrantse
gemeente Hoorn
miniatuur
In de verdediging
Uitkijkend over de mooie Caribische zee, vanaf mijn
balkon op Saba, probeer ik een collega-slash-vriendin uit te
leggen waarom ik het zo belangrijk vind dat geloof bestaat.
En dat er binnen die groep van gelovigen Remonstranten
bestaan. Ik weet niet hoe het met u gesteld is, maar ik moet
me met grote regelmaat min of meer verantwoorden voor
deze overtuiging. Ik heb altijd gedacht dat je belijdenis
moest doen om aan jezelf uit te leggen waarom je gelooft,
en misschien nog een beetje aan je mede-Remonstranten.
Maar tegenwoordig denk ik steeds vaker dat ik continu
belijdenis moet afleggen aan mensen die helemaal niet
geloven en eigenlijk vinden dat ik dat ook maar niet zou
moeten doen. Toen mijn toenmalige relatie werd ingezegend – ja door
mijn moeder en Ries Kassens – hield ik mijn eveneens
toenmalige schoonvader scherp in de gaten: Hij had er
niets mee, met die kerk, en nou had iemand zijn zoon ook
nog eens het hol van de leeuw, of eigenlijk dus het van het
lam, in gesleept. Om in de analogie te blijven: een wolf in
schaapskleren – of eigenlijk meer andersom: een schaap
in wolfskleren. Maar dat terzijde: hij hield zich gedeisd
en hield zich later toch tamelijk respectvol op de vlakte.
Dat laatste, dat respectvolle, lijkt tegenwoordig wel weg.
Ik moet me verdedigen, dat is nog tot daar aan toe, maar
vaker word ik verbaal aangevallen: Waar is dat geloof nou
toch voor nodig? Het maakt zoveel kapot en de gebeurte-
nissen van het leven vieren of herdenken kan toch prima
zonder het geloof? Als ik dan ook nog zeg dat ik overweeg
om theologie te gaan studeren is het hek van kritiek werkelijk van de dam. Het probleem is: de aanvallers hebben gelijk. Het geloof
sluit mensen uit, maakt ze stuk en ontkent hun zijn in
het diepste van hun wezen. Alleen, dat is niet mijn geloof.
Mijn geloof is juist een omarmend, verwelkomend, troostend en misschien zelfs wel verklarend geloof. Dus ik heb
óók gelijk. Op het balkon aan de Caribische zee probeer ik mijn
vriendin uit te leggen dat het geloof meer is dan geloven in
een al dan niet bestaande entiteit, dat het ook een traditie is
waar we van kunnen leren, dingen mee kunnen verklaren
en er mensen mee kunnen troosten. Het gaat er niet in, de
wijn gelukkig wel. Bij mij ook, dus na enige tijd besluiten
we wijselijk de wijn te volgen en een andere gespreksrichting in te gaan. We lachen en kletsen onszelf naar veiliger
vaarwater en dat is goed zo. Maar het blijft me toch bezig
houden: hoe kan ik uitleggen dat er verschillen in geloven
bestaan, dat het niet meteen om een entiteit hoeft te gaan
en dat het ook omarmend en liefdevol kan zijn? Wie het
weet, mag het zeggen.
•
Jan Berkvens
Gemeentelid Oude Wetering
jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 9
thema Theol ogie / boekbespreking
In 2012 bereikte een internationaal team van wetenschappers een belangrijke natuurkundige doorbraak. In
de Large Hadron Collider van CERN (op de grens van Frankrijk en Zwitserland), een onderaardse superversneller van piepkleine deeltjes, vonden ze bewijs voor het bestaan van het Higgs-boson. Dit boson moest
wel bestaan volgens de moderne natuurwetenschap, maar niemand had het duveltje op zijn staart kunnen
trappen. Maar nu dus wel. Omdat bijna niemand, leken als we zijn op het gebied van fysica, precies kon
begrijpen waar het eigenlijk om ging, werd het deeltje in de media al snel het ‘goddeeltje’ genoemd.
De
goddeeltjes
Enerzijds is dit een verwijzing naar het ongelofelijke
niveau van specialisme dat je moet hebben om hier zinvol
over te kunnen praten. Anderzijds legt de term ‘goddeeltje’
bloot dat wij laat-moderne mensen met grote eerbied en
zelfs ontzag over de complexheid van de werkelijkheid
spreken en denken. Het is een soort magisch geloof in de
wetenschap, met de superfysici als moderne hogepriesters
en orakels in één. Het boson kan niet aantonen dat God
bestaat noch dat Hij niet bestaat, maar in ons onderbewustzijn spelen hele andere processen: die van verbazing,
verwondering, ontzag voor de grootsheid van ons universum. Dat de Remonstrantse Broederschap besloot om haar
boekenserie ook Goddeeltjes te noemen, is dan natuurlijk
ook niet toevallig zo. Bert Dicou, eindredacteur van de
serie, formuleert het zo: ‘Ook theologen zijn op zoek naar
wat fundamenteel is voor het bestaan. Altijd gericht op de
grenzen van wat we kunnen weten, en daaraan voorbij’.
Die laatste toevoeging is mijns inziens de crux van het
verhaal. Theologen zijn, net als filosofen, schrijvers en
kunstenaars, in staat om voorbij de grenzen van het weten
te gaan. En precies over die grens heen, begint geloven.
‘Wij beseffen’ Uitgangspunt voor de zes boekjes is de
geloofsbelijdenis van de Remonstrantse Broederschap uit
2006. Gewend als ik ben aan het traditionele Credo van
Nicea-Constantinopel, klinkt deze versie uit 2006 mij
onbekend in de oren. De Remonstranten beginnen niet
met ‘ik geloof’, maar met ‘wij beseffen en ervaren.’ God
(‘de Eeuwige’) en Jezus (‘een van de Geest vervulde mens’)
komen ruimschoots aan bod, maar het accent ligt op de
gelovigen in het hier en nu: ‘Wij geloven dat wij zelf, zo
zwak en feilbaar als wij zijn, geroepen worden om met
Christus en allen die geloven verbonden, kerk te zijn in het
teken van de hoop’.
Deze antropocentrische insteek, van beneden naar
boven, vanuit de menselijke ervaring van elke dag naar
het eeuwige dat ons mensen overstijgt, is ook duidelijk
leidend voor de zes bijdragen, geschreven door de ‘kanonnen’ van de Nederlandse Remonstranten: Christiane
Berkvens, Foeke Knoppers, Bert Dicou, Koen Holtzapffel, Peter Nissen en Christa Anbeek. De remonstrantse
traditie is ook een traditie die intellectualiteit zeker niet
schuwt, hetgeen naar voren komt in het gegeven dat vijf
10 adrem remonstrants maandblad
van de zes schrijvers gepromoveerd zijn, en de helft een
hoogleraarstitel draagt. Toch wil het schrijverscollectief
niet ‘uitsluitend voer zijn voor doorgewinterde kerkmensen, maar ook voor lezers zonder veel kennis van het
christelijk geloof.’ Goddeeltjes wil niet evangeliseren, is
niet missionair van doel of inhoud en valt zeker niet in
het in kerkelijke kringen zo populaire genre van de apologetiek [verdediging van het geloof ]. In de Goddeeltjes geen
pleidooi voor de waarheid van de christelijke traditie,
noch een voor de redelijkheid van het christelijk geloof.
Mens Het deeltje ‘mens’ is van de hand van Christiane
Berkvens en heeft als poëtische ondertitel ‘wat ben je
mooi en ingewikkeld’. Berkvens combineert op natuurlijke wijze persoonlijke anekdotes (over Zuid-Europese
mannen die uit beleefdheid ruzie met elkaar krijgen),
Bijbelteksten (‘het is niet goed dat de mens alleen blijft)
en gedichten (‘De liefde is ver, je kunt op haar wachten /
Verwacht je haar niet meer, daar is ze!’). ‘Goddeeltjes
liggen op straat’, schrijft ze tot tweemaal toe. En eigenlijk
geldt dat voor alle deeltjes. De auteurs brengen geloof,
theologie en cultuur bij elkaar, alsof dat vanzelfsprekend is.
‘Mooiweergodsdienst’ Dat leidt echter niet tot een
soort unbearable lightness of being, zoals de Engelsen dat
zo mooi uitdrukken. Maar al te vaak leidt een dergelijke
lichtvoetige benadering van religie tot een nietszeggende
vaagheid en het beleefd uitwisselen van obligate gemeenplaatsen. Zo zegt Dicou in het deeltje ‘Jezus’: ‘Het christendom is geen mooiweergodsdienst die met een grote mate
van vrijblijvendheid wijsheden over liefde verkondigt.’
De zes Goddeeltjes tenderen gelukkig ook niet naar een
soort onchristelijk cultuurpessimisme dat je soms in
de christelijke kerken aantreft. ‘Een blik buitenslands
relativeert het vaak wat tobberige spreken over God in
Nederland, vooral in kerkelijk verband,’ stelt Holtzapffel
in zijn deeltje over ‘God. Voorbijgegaan maar niet voorbij.’
‘Vele malen immers werd God dood verklaard, en toch
is hij er nog steeds. Op duizend en één manier wordt
God ervaren en gedacht, geëerd en gediend.’ Samen
met de Canadese filosoof Charles Taylor (Een seculiere
tijd) constateert Holtzapffel dat onze wereld weliswaar
is geseculariseerd, maar ‘dat het geloof in God toch is
blijven bestaan, niet als zekerheid, maar wel als serieus te
nemen mogelijkheid.’
Niet ‘zomaar een dak’ ‘Kerk’ is een begrip dat in onze
moderne tijd, ondanks zijn blijvende gevoeligheid voor het
religieuze, erg problematisch is geworden. De geïnstitutionaliseerde godsdienst heeft enorm terrein prijs moeten
geven. Peter Nissen, auteur van het Goddeeltje over de kerk,
is een exponent van deze beweging. ‘Ik wil niet flauw zijn
en de schuld van de vervreemding [van de r.k.-kerk] alleen
aan de logheid van het instituut geven,’ maar hij ‘kon niet
langer geloven dat het Gods wil is dat de kerk alleen maar
door ongehuwde mannen wordt geleid.’ Eerder zoekt de
van rooms-katholiek tot remonstrants predikant geworden
Nissen de invulling van ‘kerk’ in de horizontale gemeenschap. ‘Zo maar een dak boven wat hoofden / deur die naar
stilte openstaat,’ citeert hij de dichter Huub Oosterhuis.
Nissen zoekt echter naar het evenwicht, want even later
schrijft hij: ‘Tegelijkertijd wil de Remonstrantse Broederschap wel echt kerk zijn en niet zomaar een vereniging, een
toevallige club geestverwanten. Zij weet zich uitgedaagd,
bij elkaar geroepen, met een doel: getuigen van de hoop op
de toekomst.’ Nissen wijst op een oude christelijke wijsheid
dat in de verkondiging van Jezus twee werelden samenvallen. ‘De toekomst van het koninkrijk is al aanwezig in het
heden.’ Een hoopvolle opmerking.
De sintels van de Geest Over het wezen van de
kerkelijke gemeenschap gaat ook Foeke Knoppers door in
zijn Goddeeltje over Gods Geest. Hij sluit aan bij de Duitse
theoloog Freidrich Schleiermacher die voor godsdiensten
het begrip ‘sintel’ gebruikt. Knoppers: ‘In sintels smeult
een vuur dat ooit gevlamd heeft, maar dat altijd weer kan
oplaaien.’ Dat oplaaien van het oude vuur is precies de
kwaliteit die Knoppers met de Geest verbindt. ‘Wij [Remonstranten] zijn steeds scherper gaan zien dat de Geest
een universeel fenomeen is, een herscheppende energie
die mensen creatief en toekomstgericht maakt.’
De serie Goddeeltjes is een aangename en laagdrempelige
kennismaking met de traditie, spiritualiteit en theologie
van de Remonstrantse Broederschap. Soms overvalt de
lezer echter een gevoel van een te grote tevredenheid en
harmonie. Het beeld van de schurende God die denkpatronen doorbreekt en hinderlijk ons denken in de weg loopt,
steekt niet vaak zijn hoofd om de hoek. Maar dat staat het
genieten van deze serie zeker niet in de weg. De deeltjes
ademen een cultuuroptimistische sfeer uit, een theologie
die voortdurend zoekt naar een verbinding tussen traditie
en het leven van elke dag. En dat smaakt naar meer.
•
Dr. Frank G. Bosman
Cultuurtheoloog aan de Katholieke Universiteit Tilburg
jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 11
godsdienst vrijheid
On t m o e t ing cen t raal bij 34 s t e w ereldc o ngres
IARF in Birmingham
Vanaf de oprichting in 1900 zijn de Remonstranten actief betrokken geweest bij de International Association
for Religious Freedom, de oudste interreligieuze wereldorganisatie. Eind augustus was er vanuit Nederland
een sterke delegatie aanwezig om het thema: Challenges for Religious Freedom in the Digital Era te bespreken. Naast vertegenwoordiging vanuit de Remonstranten en Vrijzinnigen Nederland (NPB) was het bestuur
van IARF/NLG aanwezig, evenals enthousiaste jongeren van het Apostolisch Genootschap en vanuit AISA
Nederland (Soefi’s).
Karen Armstrong sprak tijdens de opening van het
congres over de actualiteit en noodzaak van compassie
als zuurdesem tussen de grote religieuze en levensbeschouwelijke tradities. Er werd gedebateerd over: Media
and Responsibility, Minority Rights and digital media en
over Heritage of Freedom, core business van de IARF. De
IARF zette met dit congres een statement neer in de
keuze van de speeches, en in het aannemen van een Peace
Declaration waarin de politieke acties van IS sterk zijn
veroordeeld. Dit dwingt respect af voor een wereldorganisatie die zeer kwetsbaar is geworden.
Wytske Dijkstra nieuwe president IARF Drs. Wytske
Dijkstra is gekozen tot nieuwe president van de IARF
voor een periode van vier jaar. Wytske is landelijk lid bij
de Remonstranten. Zij volgt als eerste vrouwelijke president Rev. Mitsuo Miyake uit Japan op. Met Wytske wordt
een traditie van grote betrokkenheid vanuit vrijzinnig
Nederland gecontinueerd. Het nieuwe bestuur heeft o.a.
tot taak een volgend wereldcongres voor te bereiden.
Bij de diverse chapters (afdelingen) zoals India en Japan
– maar ook dichter bij huis – worden tussentijds eigen
initiatieven verwacht. Het Nederlandse chapter lijkt nieuwe
inspiratie te krijgen door actieve deelname aan het inter­
religieuze gesprek bij lokale platforms. Hierin was Birmingham zeer inspirerend voor de Nederlandse delegatie.
Het is belangrijk om te blijven werken
aan verdraagzaamheid tussen mensen
van verschillende religieuze tradities
Bijzondere ontmoetingen Verzameld binnen het
Religious Freedom Youth Network (RFYN) waren er ook
enkele bijeenkomsten gepland voor jongvolwassenen. De
ontbijtzaal van het hostel deed dienst als geïmproviseerde
ontmoetingsplek. Jongeren uit India vertelden over hun
projecten om wederzijds respect te kweken in het multireligieuze India. Ze organiseren uitwisselingen tussen
studenten, geven ‘peer to peer’ – onderwijs over mensenrechten en leiden andere jongeren op hetzelfde te doen.
Zo breidt hun beweging zich steeds verder uit. Twee
jongeren uit Israël vertelden over hun ontmoetingsgroepen voor Palestijnen en Israëli’s. Voor de Nederlandse
jongeren was het een inspirerende eerste kennismaking.
Leonie: ‘We realiseren ons opnieuw hoeveel vrijheid wij
in Nederland genieten. We moeten dit niet te snel voor
12 Wytske Dijkstra
boekbespreking
B arbara V eenman ’ s
Hemelpoor ttrilog ie
‘De nieuwe J.K. Rowling’ kopte laatst het AD bij de presentatie van Sam, deel 2 van Barbara Veenman’s hemelpoorttrilogie. De vergelijking klonk al bij deel 1: Raaf. De
Rotterdamse remonstrantse schrijfster voelt zich erdoor
gevleid, zegt ze, maar ze heeft haar eigen fantasie. Haar
boeken lezen als een trein. Volwassenen én jongeren
brengen er aangename, spannende uren mee door. Zo
verging het mij. Ik heb ze verslonden. Een eerste trilogie,
over de tijden van de farao’s, werd zeer goed ontvangen.
Met de Hemelpoorttrilogie zal het niet anders zijn. De
auteur, die tien boeken op haar naam heeft staan, heeft
een vlotte, humoristische stijl, laat haar fantasie de vrije
loop (Bij Sam en Raaf vliegen monsters en engelen je om
de oren), beschrijft haarfijn de belevingswereld van Nederlandse scholieren (en hun ouders) en aarzelt niet serieuze onderwerpen aan de orde te stellen. Dat maakt haar
lief nemen. Ook hier is het belangrijk om te blijven werken aan verdraagzaamheid tussen mensen van verschillende religieuze tradities. Binnen het RFYN zouden wij
als Nederlandse jongeren ook internationale projecten
kunnen ondersteunen. We hebben hiervoor al een eerste
afspraak gemaakt. Wie mee wil denken is welkom om
aan te haken.
In Birmingham bleek de persoonlijke ontmoeting minstens zo belangrijk als de zorgvuldige keuzes die waren
gemaakt m.b.t. de sprekers. Tina: ‘Naast de vele vaak verrassende gesprekken blijft mij zeker de grote gastvrijheid
tijdens het bezoek aan de enorme Green Lane Mosque
bij. Dat geldt ook voor de Civic Association behorend tot
boeken zo levendig en authentiek. Dat is niet verwonderlijk: op de school waar ze docent levensbeschouwing en
culturele vorming is, herkennen leerlingen zichzelf in de
personages!
Raaf vertelt het verhaal van de zestienjarige Lilly. Na
de dood van haar moeder, verlaat ze de stad om met
haar vader, een verstrooide professor, in de provincie te
komen wonen. De eerste schooldag blijkt ze niet de enige
nieuwe leerling te zijn. Een eigenaardige jongen, Raaf, is
er ook voor het eerst. Met hem beleeft Lilly gedenkwaardige avonturen. Hij beschermt haar tegen onbekende,
vreemde monsters die haar naar het leven staan. Waarom
is onbekend. Als Raaf na een nacht haar kamer uitvliegt,
blijven alleen een paar witte veren over. Raaf is een
engel, en engelen die verliefd raken op een mensenkind
verliezen hun engelenvermogens! Toch blijft Raaf, in de
schaduw, Lilly beschermen.
In deel 2, Sam, blijkt het gevaar niet geweken. Brullende
monsters jagen Lilly de stuipen op het lijf. Hoewel haar
vrienden haar proberen te helpen, moet ze het gevaar
alleen trotseren. Telkens meent ze Raaf te zien, in de
gedaante van een magere jongen die het steeds op een lopen zet. En inderdaad, hij is het! Zijn vleugels is hij kwijt,
maar niet al zijn krachten. En die zet hij in, om Lilly en
haar vrienden te redden van de Leviathan zelf. Op deel 3,
Lilly, zal ik tot volgend jaar moeten wachten!
•
Christiane Berkvens-Stevelinck
Barbara M. Veenman, Sam.
Deel 2 van de Hemelpoorttrilogie.
Uitgeverij Conserve, april 2014.
Prijs € 17,99. ISBN 9789054293590.
de Sikhs, waar we te gast waren. Hun toewijding aan het
leven, aan elkaar en aan het mysterie ontroerde mij.’
De IARF blijft een belangrijk wereldwijd vrijzinnig
netwerk. Sterk in haar status en lange geschiedenis.
Eigen aan de traditie van de Remonstranten. Laten we er
zuinig op zijn en lokaal zoeken naar die platforms waar
het interreligieuze gesprek, gevoerd vanuit vrijheid en
verdraagzaamheid, het zuurdesem kan zijn ook tussen de
verschillende generaties. Tina: ‘Vooruit kijken, zo leer ik
van mijn kinderen, is denken in mogelijkheden. Dat slaat
ook op nieuwe kansen voor de IARF in Nederland.’
•
Tina Geels Voorzitter Dutch Chapter IARF
Leonie van Staveren Afgevaardigde Remonstranten
jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 13
thema Theol ogie
J o nge rem o ns t ran t en
Over theologie en kerk-zijn
In een themanummer over theologie mag de stem van de jongeren niet ontbreken. De meeste remonstrantse
jongeren zijn aangesloten bij een plaatselijke gemeente en daarnaast actief bij Arminius, de landelijke jongeren­
gemeente. Tijdens het startweekend van Arminius spraken de Arminianen over hun visie op kerk-zijn. Hier zijn
hun persoonlijke ervaringen en antwoorden op vragen over vrijzinnigheid binnen en buiten de kerkmuren.
Een deel van de jonge remonstranten tijdens hun startweekend op 29-31 augustus van dit jaar.
Vrijzinnig of conservatief? “Het lijkt alsof onze generatie minder moeite heeft met conservatievere taal en
conservatievere geloofsbeelden. We zijn niet, zoals soms
bij oudere generaties, met kerkelijke trauma’s weggelopen bij andere kerken. Dat geeft ons een open blik.”
“Voor mij zijn de Remonstranten dé kerk, het is de place
to be, omdat ik hier echt de ruimte heb om al mijn vragen
te stellen. Soms vind ik wel dat er te veel antwoord wordt
gegeven vanaf de preekstoel. Dat zou dan het vrijzinnige antwoord zijn, maar het is dogmatisch vrijzinnig.
Bepaalde antwoorden, woorden en thema’s zijn taboe bij
de remonstranten. Terwijl ik denk: ‘als je echt vrijzinnig
bent...’ Ik kan bijvoorbeeld niet heel gemakkelijk iets met
14 adrem remonstrants maandblad
het woord opstanding, maar ik vind het wel interessant
om eens na te denken over het concept opstanding, zonder dat er meteen wordt gezegd: ‘Remonstranten doen
daar niet aan.’ Ik zal nooit klakkeloos geloven. Maar dat
wil niet zeggen dat er onderwerpen zijn waar ik met een
boog omheen loop en waarvan ik denk: ‘Remonstranten
hebben dat gelukkig achter zich gelaten.’ Ik vind het belangrijk om goed na te denken in plaats van bij voorbaat
alle dogma’s af te schaffen.”
“Ik vind het een uitdaging om over ingewikkelde thema’s
na te denken. Ik ben bijvoorbeeld niet met het concept
van de hel opgevoed. Maar het idee bestaat, hoe kun je
dat dan uitleggen? Hoe raakt dat aan mijn leven? Het
is een overgeleverd begrip met wijde betekenis. Het
heeft ooit antwoord gegeven op levensvragen, zou het
dan ook antwoord kunnen geven op mijn vragen?” “Een
conservatiever geloofsgesprek geeft je bagage van het
oude christendom. Wat voor mij juist het leuke is aan
de Remonstranten is dat je de hele bagage niet nodig
hebt. Je kunt ook geloven zonder cryptische termen als
verzoening, God en opstanding. Als een woord veel uitleg
nodig heeft en je om de betekenis heen moet cirkelen,
kun je het wat mij betreft beter niet gebruiken. Spreek in
normale woorden, zoals wij het dagelijks leven ervaren.
Het is onzin om heel ingewikkeld te beginnen en dan
heel hard je best te moeten doen om simpel te worden, je
kunt beter simpel beginnen.”
Welke thema’s spreken aan? “Ik vind niet dat je per
se overal over moet spreken, maar ik vind het wel een
uitdaging om een tekst te lezen waarvan je weet dat het
schuurt. Juist dat daagt enorm uit. Want voor de teksten
die je juist bevestigen in je ideeën, alhoewel dat soms
leuk is, kom ik niet naar de kerk.”
Wat ik zelf heel sterk ervaar is
dat mensen vaak, zodra ze me
in het vizier krijgen, iets hebben
van: ‘Wauw een jongere!’
“Maar het moet niet een soort zelfkastijding worden. We
gaan niet alleen maar teksten lezen waar we niets mee
kunnen. De wrijving om de wrijving opzoeken is niet de
bedoeling, het gaat erom te groeien van die wrijving.”
“Wat ik zo fijn vind is dat ik niet altijd wat moet met de
verhalen, het mag soms intellectueel blijven. We hebben
nog heel veel andere boeken waar ook veel goede dingen
in staan, het is goed dat daar ook uit gelezen wordt. Ik
vind het leuk om teksten te horen die me inspireren.”
is, voordat je komt waar je wilt zijn. Toch is dat vaak niet
waar ik wil zijn, want soms zijn thema’s gewoon moeilijk.
Maak er iets alledaags van, of lees die tekst gewoon niet.”
“Ik kan me echt ergeren aan preken die beginnen met:
‘We lezen nooit zo vaak uit dit boek.’ En: ‘Wij remonstranten…’ Dan word ik meteen in een hokje geduwd en
heb je mij eigenlijk al meteen tegen. Dat is toch geen
vrijzinnige en open manier van kijken naar teksten en
christelijke thema’s?”
“Soms lijkt het wel het tv-spel Jeopardy. Je hebt alleen
het antwoord en dan moet de vraag er nog bij worden
bedacht. We krijgen een brok traditie en dan gaan we
bedenken op welke levensvragen het antwoord geeft
en waar het raakt aan ons leven. Terwijl je zou moeten
beginnen met de vraag uit ons leven en daar dan het antwoord bij zoeken. Als je zo redeneert krijg je in plaats van
een leesrooster ook een themarooster. Het is dan wel de
uitdaging om niet bij de standaardteksten uit te komen.
Het mogen ook best teksten uit een andere traditie zijn.”
Bestaan kerkmuren? “Ik ga over kerkmuren heen.
Ik kerk regelmatig bij een PKN-gemeente bij mij in de
buurt en ik zie niet zo veel verschillen tussen de plaatselijke remonstrantse gemeente en die gemeente. Ik vind
Arminius een leuke groep, maar voor een plaatselijke
gemeente zoek ik een plek waar ik me thuis voel en dat
is toevallig een PKN - gemeente. Ik vind het geen taboe
om naar een andere kerk te gaan dan de remonstrantse.
Maar ik vind wel dat de Remonstranten zich soms te veel
profileren als anders dan de rest, als dé vrijzinnigheid.
Ik mis de nuancering, de PKN is allang niet meer alleen
maar orthodox.”
“Twintig, dertig jaar geleden heerste het idee dat alle kerken één moesten worden. Volgens mij is het goed dat dat
niet is gebeurd. Ik vind het belangrijk dat er een keuze
is. Zolang je respect hebt voor elkaar is het prima. Elke
lokale kerk is anders en dat is belangrijk. Je moet in alle
vrijheid kunnen zoeken in je woonplaats naar een kerk
die bij je past, ongeacht de naam die de kerk draagt.”
Geeft vrijzinnigheid ook gemeenschap? “We leven
raties hebben vaak allerlei dingen achter zich gelaten
en hebben een strijd gestreden die niet mijn strijd is
geweest. Ze geven andere antwoorden op vragen. En ze
stellen ook andere vragen. Ik voel daar dus niet altijd
aansluiting.”
“Wat ik zelf heel sterk ervaar is dat mensen vaak, zodra ze
me in het vizier krijgen, iets hebben van: ‘Wauw een jongere!’ Het is zo’n dominant etiket, terwijl ik mezelf veel
meer voel dan alleen jong. Ik ben allereerst volwaardig
kerklid. En daarnaast zijn een heleboel dingen, bijvoorbeeld beroep of interesses, waarmee je met andere Remonstranten op gelijkwaardig niveau staat. Maar vooral
die leeftijdsverhouding wordt benadrukt, dat is jammer.”
in een tijd waarin we alles kunnen. Je kunt vandaag
bedrijfskunde gaan doen, halverwege de studie bedenken
dat je liever gaat reizen en bij terugkomst besluiten
theologie te gaan studeren. We hebben alle mogelijkheden nu. Het leven is door de oneindige opties onzeker
geworden: want wat is het goede pad? Het is aantrekkelijk
wanneer er een kerk is die duidelijk houvast geeft en veel
gemeenschapszin geeft. Bij de remonstranten is dat vaak
niet zo, het is vaak toch vrijblijvend.”
“Als de vrijzinnigen een gemeenschap willen hebben, dan
moet die vrijblijvendheid eruit. Je hebt mensen nodig die
elke week in de kerk zitten, die in de kerkenraad willen
zitten, die activiteiten willen ondersteunen. Vrijzinnigheid en gemeenschap is een hele lastige combinatie. Als
je meer patronen geeft, zal dat zeker helpen.”
Over wat er van de kansel klinkt “Vaak wordt een
preek begonnen met: ‘wij Remonstranten doen dat niet.’
Je moet je dan eerst een weg banen door alles wat iets niet
Carolien Sieverink & Leonie van Staveren
Carolien is redactielid van AdRem
Leonie is student aan het Seminarium
Jong zijn in een vergrijsde kerk? “De oudere gene-
•
jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 15
thema Theol ogie
M ys t iek o p t imisme
Schweitzer
‘Jezus is goed … ’, fluisterde me eens een vrijzinnig predikant in het oor. Ik meende hem te begrijpen.
Voor vrijzinnigen is Jezus een ethische icoon. Mijn predikheer zweeg en vervolgde op geheimzinnige
toon: ‘… maar Schweitzer is beter.’ Tja, voor sommige vrijzinnig gelovenden is Schweitzer een halve
heilige. En het moet gezegd, met zijn engagement in Lambarene én met zijn theologie van de consequente eschatologie, lijkt hij alle kenmerken van vrijzinnigheid te belichamen: modernistische Bijbelkritiek, tot ethiek teruggebracht geloof en interreligieuze openheid.
En toch … Nadat ik het tijdens zijn leven en postuum
gepubliceerde werk had doorgespit, op zoek naar zijn
filosofie, doemde er een ander Schweitzer-beeld bij me
op. Ik geloof dat je Schweitzer moet karakteriseren als
een ‘vrijzinnig piëtist’. Een Jezus-freak, en dan één van
het hypervrijzinnige soort.
Eerbied voor het leven! Theologisch en filosofisch gezien is Schweitzer de onplaatsbare. Soeverein in de door
hem zelf gecreëerde en door anderen uit ergernis of verering voortgezette ‘splendid isolation’, heeft hij eigenlijk
maar één woord voor de wereld: Eerbied voor het Leven!
Het woord is principe en appèl tegelijk. Als principe geeft
het antwoord op de wijsgerige vraag, hoe het toch mogelijk is dat mensen überhaupt aan ethiek doen, zich voor
anderen, ja voor alle vormen van leven inzetten. Dat is
mogelijk, legt Schweitzer uit, omdat het leven als zodanig
doortrokken is van de wil tot leven, van de wil lang, goed
en intens te leven. Die levenswil, die conatus essendi, om
met Spinoza te spreken, is het universele in elk levende
individu. Het leven is hem intrinsiek heilig. Alleen de
mens is zich daarvan echter ook bewust. Daarom, meent
Schweitzer, is dit intrinsieke levensprincipe voor de mens
tegelijk een appèl. Niet alleen het eigen, maar alle leven
dient beschermd, bevorderd en verbeterd te worden.
Optimisme is natuurlijk Dat op de filosofische
houdbaarheid van de stelling nogal wat af te dingen valt,
is niet het onderwerp van deze bijdrage. Belangrijker is
de spirituele consequentie van dit appelerende principe:
het ‘mystieke optimisme’. Een optimist is iemand die
ja zegt tegen het leven en de wereld. Net als Schweitzer
zal hij het gemopper van een Schopenhauer het zwijgen
opleggen en het tragische levensélan van Nietzsche tot
het zijne maken. Hij ontvlucht het leven niet vanwege
zinloosheid, onrecht en onvoltooibaarheid. In tegendeel,
16 adrem remonstrants maandblad
zonder ontkenning van het lijden, gaat hij er juist vol op
in. Schweitzer noemt dit optimisme ten diepste natuurlijk. Immers, het leven zelf wil niet anders dan leven!
Zo bezien zijn planten en dieren als vanzelfsprekend
‘optimistisch’. Zelfmoordgedachten uit pessimistische
vertwijfeling kennen ze niet. Maar voor een mens staat
de verleidingsdeur naar het onnatuurlijke pessimisme
altijd open. Hij moet daarom bewust tot het levensbeamende optimisme besluiten. Dat is zijn diepste ethische
opdracht. Het aan het leven inherente optimistische
principe wordt voor hem tot ethische uitdaging.
En nu de mystiek van het optimisme. Schweitzer staat
nogal argwanend tegenover de mystiek. Zo veroordeelt
hij de mystiek van het hindoeïsme. Als het er al tot
ethisch engagement komt, zoals in de ahimsa-ethiek
die doden en interveniëren in ander leven verbiedt, dan
heeft dat geen grond in het leven zelf. Het dient volgens
Schweitzer slechts het zuiver houden van de mensenziel
die, besmet met dood en minderwaardig leven, immers
nooit aan de incarnatiekringloop kan ontsnappen. Op de
achtergrond van deze Hindoe-ethiek ziet Schweitzer een
pessimistische mystiek van wereldvlucht en levensontsnapping staan. En dat is, vreest hij, exemplarisch voor
het leeuwendeel van de mystiek. Is eenmaal het mystieke
liefdesideaal, de unio mystica, de vereniging van de ziel
met god, tot stand gebracht, dan smachten de zielen naar
wereldverlating: voor even in de mystieke ervaring, voor
eeuwig na de dood. En toch noemt Schweitzer zijn eigen
levensethiek wel degelijk ook mystiek. Maar dan optimistisch. Van nature zoekt het leven de vereniging van het
leven met zichzelf omwille van zichzelf. De unio mystica
is hier een antwoord op de conatus vivendi: leven zoekt
vereniging en solidariteit met een ander, met alle leven op
aarde. Levensethiek wordt zo automatisch optimistische
levensmystiek.
I don’t know what your destiny
will be, but one thing I know:
the ones among you who will be
really happy are those who have
sought and found how to serve.
Albert Schweizer, 1875
de vrij z innige J e z us - freak
Mystiek vraagt motivering Naar eigen zeggen ontdekte Schweitzer zijn ethisch-mystieke principe Eerbied voor
het Leven in het najaar van 1915, toen hij, reeds werkzaam
als tropenarts in Lambarene, langzaam de Ogowe-rivier
opklom naar een patiënt. Een ethische denkopenbaring!
Inhoudelijk belangrijk, maar existentieel niet beslissend.
Hij had immers zijn universitaire en artistieke schepen
al achter zich verbrand om zich met zijn vrouw Hélène
Bresslau, met gevaar voor eigen leven, praktisch in te zetten voor de aan malaria, elephantiasis en lepra lijdende
Gabonese bevolking. Sterker nog, reeds in 1896, op een
Pinksterzondag, had hij al het besluit genomen om tot
zijn dertigste aan zijn liefhebberijen en talenten voorrang
te geven. Daarna wilde hij zich concreet gaan inzetten
voor lijdende medemensen.
Zijn concrete ethische besluit had hij al genomen voordat hij het ethische principe Eerbied voor het Leven had
ontdekt. Het was een antwoord geweest op zijn Bijbelse
leeservaringen. Zo was hij geraakt door simpele roepingswoorden ‘jij volg mij!’ uit het evangelie. (Mt. 4:19)
Alsof Jezus zich tot hem persoonlijk richtte! Roeping van
Wil tot wil, over de eeuwen heen, zou hij later schrijven.
Merkwaardig, deze hyperkritische vrijzinnige, kent een
verborgen omgang met zijn Heer. Ook dat is een aspect
van zijn mystiek. Het maakt hem tot een christelijke
piëtist van het klaarste water! In Schweitzer’s Eerbied voor
het Leven! zit het Jij volg mij! verstopt.
Alle grote veranderingen in de wereld, meent Schweitzer
in één van zijn schetsen, komen tot stand door het woord
van sterke individuen. Dat geeft te denken. Inderdaad:
dat wat ons ten diepste ethisch in beweging zet, wat ons
letterlijk motiveert, is niet een principe. Het is een door
iemand tot iemand gesproken woord. Ook al geven we
het naar inhoud en vorm appèlkarakter, het principe
Eerbied voor het Leven zal geen mens moreel bewegen.
Het hangt er maar net vanaf, wie het appèl lanceert.
Mystiek komt van elders De mystiek kent, net als
elke andere vorm van liefde, een merkwaardige dialectiek.
Tegelijkertijd zijn eenheid en afstand verondersteld. Maar
de afstand, eerder dan de eenheid. In de liefde vind ik de
ander niet als gegeven object van mijn begeerte, maar ontdek ik mijzelf als geroepene. De A/ander legt een beslag
op mij, geeft mij zijn ja, en vraagt van mij een ja-woord
retour. En keer op keer moet ik dat eenmaal gegeven
woord bevestigen met mijn ja-woorden en ja-daden. ‘Ik wil
jou liefhebben’, roept de A/ander. Het is aan mij om die
liefdeswil te herhalen als de mijne: ‘ik jou ook.’ Zijn Wil de
mijne. Wilsmystiek. Mystiek van navolging.
Te vaak wordt in het denken over mystiek het oerappèl vergeten, het uniek gesproken woord dat als enige motiveert
om naar de ander toe in beweging te komen. Te gemakkelijk wordt mystiek dan gereduceerd tot een kwestie van
Zijns-vereniging. Maar mystiek is een beweging, waartoe
een ander jou in gang zet. Aan het mystieke verlangen,
gaat de ethische oproep vooraf. Mystiek optimisme betekent het vertrouwen koesteren dat ’t (in) het leven om dit
leven gaat. Het betekent ook vertrouwen op anderen als gebiedende voorbeelden, als autoriteiten die je tot het leven
brengen. Vertrouwen in het van mens tot mens getrokken
spoor. Vertrouwen in de vrijheid. Het mystieke initiatief
komt altijd van een ander.
•
Chris Doude van Troostwijk
Als filosoof-theoloog werkzaam aan de Katholieke Academie
van het Centre Jean XXlll en aan de Protestantse Theologische
Faculteit in Straatsburg. Hij publiceerde onlangs: Leven met Albert Schweitzer. Pleidooi voor mystiek optimisme.
(Meinema), prijs € 14,50, ISBN 9789021143491.
jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 17
thema Theol ogie
Ooit had dit blad de wereldprimeur. In het Paas­
nummer van 1981 werd een gebed uit de dagboeken van Etty Hillesum (1914-1943) opgenomen
met een korte introductie van Geurt Gaarlandt,
‘Zij was
toenmalig redactielid van het Remonstrants Weekblad. Een deel van haar dagboeknotities zou hij
kort daarna uitgeven. Later volgden ook de brieven onder de titel Het denkende hart van de barak.
Waar publicatie eerder op weerstand was gestuit,
zag Gaarlandt Etty’s uitzonderlijke spiritualiteit en
grootse schrijverschap. Dit jaar is het honderd jaar
geleden dat zij werd geboren en wordt zij uitgebreid herdacht. Reden genoeg voor een gesprek
met diegene die haar destijds ‘ontdekte’.
Etty Hillesum werd in Middelburg geboren en overleed in
Auschwitz. Dat zijn de uiterlijke feiten, maar wie was zij
eigenlijk?
Gaarlandt: ‘Oervraag: wie is iemand? Nooit gemakkelijk
te beantwoorden. Etty Hillesum kennen we alleen uit
een aantal getuigenissen van vrienden en vriendinnen,
en natuurlijk uit haar dagboeken en brieven. Ik heb altijd
de opmerking van de Franse president Mitterand over
haar een mooie typering gevonden: ‘een onverschrokken
vrouw’. Onverschrokken, zij liet zich niet afschrikken,
niet door zichzelf, niet door anderen, niet door de ergste
vijand. Maar dat wil nog niet zeggen dat zij niet af en
toe bang was, wanhopig, zwak, terneergeslagen. Maar
ze was iemand met een geweldige veerkracht. In kamp
Westerbork waren er mensen die over haar spraken als
een ‘lichtende figuur’’.
En hoe kwam jijzelf met haar werk in aanraking?
‘Eind 1979 kreeg ik contact met Klaas Smelik, die mij
vroeg of ik als uitgever eens wilde kijken naar een manuscript dat zijn familie sinds 1947 onder haar hoede had, en
waarmee men in de jaren vijftig, zestig en zeventig alle
grote uitgeverijen benaderd had. Ik legde het stapeltje
papier dat ik in handen kreeg een tijdje weg, onbeholpen
blaadjes, met verroeste paperclips bij elkaar gehouden en
op een gehandicapte typemachine uitgetikt. Uit beleefdheid begon ik er een keer in te lezen. Om het niet meer
weg te leggen. Smelik vroeg ik om meer tekst. Ik kreeg
tien cahiers, in een fijnzinnig handschrift, dat golfde over
de bladzijden, en waarin zelden of nooit iets was doorgehaald, of verbeterd. De dagboeken van een schrijfster,
een document van een uitzonderlijk talent, wist ik. Maar
ik moest een selectie eruit maken, het was een veel te dik
18 adrem remonstrants maandblad
manuscript, het risico was veel te groot dat een boek van
600 bladzijden van een onbekende vrouw zou mislukken
en geen lezers zou vinden. En zo publiceerde ik in 1981
Het verstoorde leven, een boek dat sinds de dag van verschijnen nooit meer uit de aandacht van een grote groep
mensen over de hele wereld is verdwenen’.
Ze maakt in haar werk een ontwikkeling door,
kun je die schetsen?
‘Ze begint haar dagboek met op te schrijven hoe vastgelopen ze zich voelt, ongelukkig, benauwd, en hoe
I n t ervie w me t ui tgever en schrijver
Geurt Gaar l andt over E tt y H i l l e s u m
een echte mystica’
bang ze is voor wat ze van plan is: ‘het geremde gemoed
prijsgeven op een onnozel stuk lijntjespapier’. En haar
laatste woorden in het laatste cahier dat is overgeleverd
luiden: ‘Men zou een pleister op vele wonden willen zijn’.
In anderhalf jaar tijd en negen dagboeken verder, voltrok
zich in Etty’s leven een radicale verandering, vernieuwing
of bewustwording. Sem Dresden heeft het mooi gezegd:
‘Het innerlijk leven is haar eerste vaderland’. Tegen alle
terreur van haar tijd in gaf ze al schrijvend stem aan een
levenshouding die je alleen maar als volkomen humaan
en altruïstisch kan duiden’.
In haar godsdienstige beleving was ze onconventioneel. Ze
was geen lid van synagoge of kerk, had haar eigen religieuze
ritme. In welke opzichten was zij daarmee haar tijd vooruit?
‘Etty’s godsgeloof heeft in de anderhalf jaar waarin ze
haar dagboeken schreef een steeds bewustere en steeds
intensievere en alles omvattende dimensie gekregen. Een
combinatie van mystiek en nuchterheid, van christendom
en filosofie, zij geloofde in een God diep in haar, een
hulpeloze die je moest helpen. Haar omgang met God
was ook in sommige opzichten te vergelijken met de
omgang met een geliefde. In haar niets verhullende beschrijvingen van God was ze haar tijd misschien vooruit,
maar misschien is het ook wel de taal die van alle tijden
is, je kunt je voorstellen dat mensen in de vroege middeleeuwen haar ook begrepen zouden hebben. Sommigen
hebben haar ‘de ultieme ietsist’ genoemd, maar dat lijkt
mij niet terecht. De kracht die zij in zichzelf ontwaart is
haar niet ‘iets’, maar juist alles. Zij was een echte mystica.
Overigens mondt haar zo lyrisch en literair beschreven
God uit in een bijna woordloos zich ten dienste stellen
van haar mede kampgenoten’.
Hoe, tenslotte, zou je haar blijvende inspiratie willen
omschrijven?
‘Ik heb het gevoel dat Etty’s geschriften nog heel lang
gelezen zullen worden, haar innerlijk leven heeft ze op
een bovenpersoonlijk plan getild, in de beschrijvingen
van haar gevoelens en gedachten heeft ze de grondtoon
van de menselijke ervaring weten te vangen. Door haar
tijdloze en modeloze manier van schrijven kan haar stem
misschien wel honderden jaren meegaan’.
•
Antje van der Hoek
Remonstrants predikant in Haarlem
In Deventer is het Etty Hillesum Centrum gevestigd.
In het kader van ‘100 jaar Etty Hillesum’ organiseert
het centrum verschillende aktiviteiten. Eén daarvan is
een fototentoonstelling van het IJssellandschap rond
het Hillesum-monument bij de IJsselkade. Foto’s zijn
van de hand van Wicher Naberman, gecombineerd
met teksten van Etty Hillesum. Tot eind oktober zijn
ze te zien. Zie ook: www.ettyhillesumcentrum.nl en
www.100jaarettyhillesum.nl
jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 19
het gezicht van...
Sytske Scheltema
Over ongebaande wegen gesproken. Sytske Scheltema (1946) is een mens van intuïtieve keuzes die daarmee vaak het avontuur aangaat en niet bang is om in het diepe te springen. Ze deed niet wat er van een
meisje in haar milieu werd verwacht, en maakte ongebruikelijke keuzes in haar leven. Zonder ervaring in de
horeca nam zij samen met haar echtgenoot bijvoorbeeld het gerenommeerde (sinds 1891), maar in verval
geraakte Utrechtse besloten restaurant ‘Huize Molenaar’ over en maakte het weer tot een succes.
Zakelijk Hun beider wens tot
het redden van het pand voor
het nageslacht en een goed
rentmeester zijn, waren voor
hen belangrijk en dit kon Sytske,
thuiswerkend, combineren met
de opvoeding van 3 kinderen.
Nu regelt zij, als vrijwilligster, al
weer acht jaar de externe verhuur
van de Utrechtse Geertekerk. De
meeste voldoening haalt zij uit
het zien dat deze kerk een
ontmoetingsplek is voor
zoveel mogelijk mensen,
die kunnen genieten van
dit prachtige gebouw,
van de stilte, de ruimte,
het woord of de klank.
Daarnaast geniet zij
van de mogelijkheid
om mensen, die
het even of langer
niet redden op de
arbeidsmarkt, hier
in de kerk, een beetje
in de luwte, de kans te bieden hun
talenten te ontplooien. Zij vindt dit een belangrijke
taak voor een kerkgemeenschap.
Pelgrimage Om de wens van Janneke Chardon
mogelijk te maken, nam zij vorig jaar ook intuïtief de uitnodiging van Janneke aan om de Sint Olaf pelgrimstocht
te lopen en haar 75ste verjaardag op 17 augustus 2014
in Trondheim te vieren. En zo liep Sytske deze zomer
met twee vriendinnen en Janneke met haar vriendin
ruim driehonderd kilometer van Østersund (Zw) naar
Trondheim (N). ‘Ik heb genoten van het golvende landschap met eindeloze korenvelden, van de bloemen, van
de bessen, van het reflectieve karakter van de wandeling
en bovenal van elkaars gezelschap. Het ritme tijdens
onze tocht was heel prettig; vijf weken met elkaar ‘zijn’,
al wandelend, kamperend in een klein tentje; we waren
20 adrem remonstrants maandblad
als reisgenoten elkaars spiegel (Levinas).’ ‘Je komt jezelf
tegen op zo’n tocht. En dat is ook de bedoeling. Pelgrimeren was voor mij een reis door het landschap van mijn
leven. Het verdriet vanwege het vroege overlijden van
mijn vader kwam naar boven( nog steeds verdriet van een
vierjarige) en een, nog nooit eerder gevoeld, verdriet over
mijn familiare slechthorendheid.’
Geloof ‘Ik kom uit een oud remonstrants nest, opgegroeid in Groningen; tot zeker drie generaties terug
waren er van beide kanten familieleden kerkenraadsleden
en één predikant. Na mijn middelbare school ging ik in
1967 in Engeland ergotherapie studeren. Toen ik na vier
jaar terug kwam was ik geïnteresseerd in psychiatrie en
werkte ik een paar jaar als ergotherapeut in de Van der
Hoeven Kliniek in Utrecht. Mijn toekomstige echtgenoot
woonde boven Huize Molenaar. Toen juffrouw Molenaar
in 1973 met de zaak moest stoppen hebben we het pand
gekocht met behulp van vrienden, het langzamerhand
in oude luister hersteld en in 1974 weer geopend. Zelf
woonden wij in het achterhuis (waar tot 1985 geen keuken met warm water was!). Na mijn scheiding in 1991
was ik alleen verantwoordelijk voor het bedrijf, nu niet
meer als dure hobby, maar als noodzakelijk middel van
bestaan. Na een ernstig auto-ongeluk in 2000 met daardoor een whiplash werd ik volledig afgekeurd voor werk
(door onvoldoende creativiteit en accuratesse) en kwam
ik in de WAO terecht. Achteraf bleek die afkeuring een
zegen; het werk voor het restaurant was voor mij te zwaar
geworden. Mijn oudste zoon heeft de zaak gelukkig willen overnemen. Hij is op mijn schouders gaan staan en
is nu ook exploitant van Paushuize en beoogd exploitant
van de Geertekerk.’
De Weg ‘Ik beweeg mij tussen het remonstrantse en
de christelijke kabbalistische traditie. Ik voel me geleid op
de weg van mijn leven, ‘de weg kiest mij, ik kies niet de
weg’, maar daarbinnen ben ik verantwoordelijk voor mijn
antwoord, mijn keuzes daarop en dat vereist een ‘actieve
ontvankelijkheid’. Ik ben dankbaar voor het leven.’ •
Michel Peters