De nekdraaier

Lesbrief 5 -De nekdraaier (1/4)
De nekdraaier
Korte omschrijving aflevering
Ga vandaag mee met Otto naar een boshuisje: daar
Voorbereiding
zijn drie kerkuilen. Welke twee uilen gaan er samen
> Vooraf kijken van aflevering;
in het huisje wonen? De leerlingen ontdekken dat
> verzamelen materiaal;
de nekdraaier een uil is, een uil kan zijn nek bijna
> klaarleggen van het materiaal.
helemaal rond draaien! Uilen kiezen zelf hun mannetje
of vrouwtje uit, zij blijven de rest van hun leven bij
elkaar.
Materiaal
Werkles
> Scharen
> Lijm
> Verf
> Kwasten
> 3 lege rolletjes wc-papier per
leerling
Lesdoelen
> Stokje per leerling
> Leerlingen leren wat de specifieke kenmerken
> Bijlage als voorbeeld
van een uil zijn;
> leerlingen leren deze kenmerken na te maken
en zelf een uil te knutselen.
> Lint
> Bijlage met daarop de losse
onderdelen om uit te knippen
Kleine kring
> Eierkoeken
Lesinhoud
De leerlingen gaan met twee opdrachten aan het werk. Aan de
hand van de specifieke kenmerken van de uil gaan leerlingen
hun eigen uil knutselen. Daarnaast gaan ze nadenken over wat
zintuigen zijn en of wie die zelf ook hebben.
Bladzijde 1
Lesbrief 5 -De nekdraaier (2/4)
Inleiding (15 minuten)
Bekijk samen met de leerlingen de aflevering.
Bespreek vooraf wat de nekdraaier zou kunnen zijn
Kijkvraag
Waaraan herken je een uil?
en geef ze de kijkvraag mee.
Kern
Werkles
De opdracht wordt in de hoek uitgevoerd, begeleiding
> Hoe helpen onze zintuigen ons tijdens het eten?
van de leerkracht is wenselijk. In de bijlage vindt u
> wat zijn eigenlijk zintuigen en werken die van ons
een afbeelding van het werkje dat de leerlingen
gaan maken.
net zo goed als die van de uil?
> de leerlingen krijgen een eierkoek en gaan na
welke zintuigen zij nodig hebben bij het eten van
Het werkje bestaat uit losse onderdelen die
uitgeknipt en geschilderd moeten worden. Nadat
de onderdelen geschilderd en gedroogd zijn kan het
werkje worden afgerond door ze op elkaar te plakken.
de eierkoek, ze ruiken, zien en proeven;
> moeten ze goed kunnen horen om de eierkoek te
vinden?
> lukt het hen om met hun handen en mond de
eierkoek te eten of zouden ze een snavel en
klauwen nodig hebben?
Kleine kring
Leerlingen gaan gericht kijken naar de ogen, oren,
Grote kring
poten en snavel van de uil.
Bespreek klassikaal de les na. Laat de leerlingen
vertellen wat ze hebben gedaan en hoe ze het
Het ziet er allemaal heel anders uit dan onze ogen,
ervaren hebben. Kun je een uil makkelijk herkennen?
oren, handen en mond. Waarom is dit anders? De
Hebben wij net zulke goede zintuigen als een uil?
zintuigen van de uil helpen hem heel goed bij het
vinden van eten. Ook heeft de uil net wat ander
gereedschap, in plaats van handen heeft hij klauwen
en in plaats van een mond om mee te kauwen heeft
hij een snavel om mee te pikken.
Een uil kan heel goed:
> Kijken in het donker en van grote hoogte;
> horen bij veel wind;
> zijn prooi vastgrijpen;
> zijn prooi opeten door te pikken.
Bladzijde 2
Lesbrief 5 -De nekdraaier (3/4)
Liedje
Geen trouwauto hoeft ze rond te rijden.
Nooit hoeft de bruid een bruidsjurk aan.
Ze hoeven geen bruiloftstaart te snijden,
of op huwelijksreis te gaan.
Het mannetje hoeft geen ring te geven.
Nee hoor, dat vind een uil niet raar.
Uilen blijven voor het leven
trouw aan elkaar.
Uilen blijven voor het leven
trouw aan elkaar.
Voorbeeld uil
Bladzijde 3
Lesbrief 5 -De nekdraaier (4/4)
Bijlage - Gezicht uil
Bijlage - Kuif uil
Bijlage - Klauwen uil
Bladzijde 4