BEER IS ZOEK OEFENING 1 – Samen door het Luikje (20 min)

BEER IS ZOEK
Lessuggesties
U heeft met uw leerlingen gekeken naar de Meespeelvoorstelling Beer
is zoek. Hieronder vindt u een aantal verwerkingssuggesties.
OEFENING 1 – Samen
door het Luikje (20
min)
Introductie: Kringgesprek
Start de les op de stoelen of op de grond in een kring. Vraag wat de
kinderen van het stuk vonden. Bijvoorbeeld:
 Wat vonden jullie de leukste/spannendste wereld achter het
luikje? En waarom?
 Zijn jullie ook wel eens je beer of knuffel kwijtgeraakt? Wat
deed je toen?
Vraag vervolgens aan de kinderen of zij misschien ook een beer
hebben. Of een andere knuffel waar ze altijd mee slapen. Misschien
slapen zij wel altijd met een tractor. Of met Thomas de trein. Dat kan
natuurlijk ook. Er volgt een gesprek: Stel je eens voor dat jouw
lievelingsknuffel door een geheim luikje in jouw kamer zou gaan.
Waar denk je dan dat ie terecht zou komen? Misschien zou jouw dikke
beer wel in een land gemaakt van snoep terecht komen. Of, als het een
ijsbeer is, misschien wel op de Noordpool, waar het altijd sneeuwt en
vriest.
Geleide fantasie
De oefening bestaat uit een twee- of drietal (afhankelijk van de tijd en
aandacht) geleide fantasieopdrachten, waarbij u samen met de
kinderen door “het luikje” gaat en ze in een hele andere wereld terecht
1 van 4
1 van 4
skvr.nl/onderwijs
komen. Gebruik de ideeën van de kinderen! Daarna begeleidt u hen op
hun tocht door de verschillende 'landen'. U kunt hierin steeds aangeven
wat de kinderen zien/ruiken/horen/proeven. Ze zien bijvoorbeeld een
boom waar lolly's aan groeien. Die kunnen ze samen gaan plukken. Of
ze horen iets kraken in het bos en moeten heel voorzichtig sluipen.
Misschien is het wel een wild dier dat hen besluipt en moeten ze zich
verschuilen.
 Het verhaal hoeft niet logisch te zijn. Het is immers een
Watjemaarwiltland. Daar kan ALLES gebeuren.
 Als de kinderen veel fantasie hebben initiatiefrijk zijn, kun je
hen ook zelf met ideeën laten komen tijdens de tocht.
 Zorg voor handelingen (rollen, klimmen, sluipen, springen,
reiken, eten etc.). Dat werkt het beste.
OEFENING 2 –
Standbeelden (15 min)
Introductie: Kringgesprek
Bespreek met de kinderen in een kring welke rollen ze allemaal
hebben gezien in het toneelstuk en bespreek wat en hoe ze deden.
 het kind dat Beer kwijt was
 de brutale, stoere Meeuw
 de oude, slaperige Boom
 het vrolijke, gekke Spinnetje
 de grote, vriendelijke Reus
 de haastige, snelle Mier
 de lieve, domme Beer
2 van 4
2 van 4
skvr.nl/onderw
ijs
Standbeelden
We gaan nu een standbeeld maken van alle mensen en dieren die we in
het toneelstuk gezien hebben. Dit doe je met je lijf. Maar ook met je
gezicht. Hoe staat iemand die bijvoorbeeld heel erg stoer is? We doen
het even met zijn allen. En hoe kijkt ie erbij? Trek allemaal maar even
je stoerste gezicht. Als u nu in uw handen klapt, veranderen we
allemaal in een standbeeld en kunnen we dus niet meer bewegen.
Het beste werkt het als u zelf ook meedoet. De kinderen die niets
kunnen verzinnen, kunnen u dan na doen.
Nu gaan we een spel doen. Alle kinderen lopen kris kras door elkaar
zonder elkaar aan te raken. Op uw teken (een klap) veranderen ze in
standbeelden. Ze moeten dan zo stil mogelijk staan. Als u nog een keer
klapt, mogen ze weer lopen.
Als dat goed gaat, spreekt u steeds van te voren af welk van de rollen
die de kinderen net geoefend hebben, ze als eerste gaan zijn. Alle
kinderen lopen weer rond en op uw teken veranderen ze in een van de
rollen (Boom, Meeuw, Reus etc.). Loop even rond om alle
standbeelden goed te bekijken. Geef complimentjes en hier en daar
eventueel een tip en op het volgende teken komen de standbeelden tot
leven.
OEFENING 3 – Ik doe ZO!
(10 min)
Introductie
De kinderen staan in de kring met voldoende ruimte om zich te
bewegen.
Vertel dat ieder mens en elk dier anders is. De ene vliegt, de ander
kruipt of glijdt en weer een ander heeft altijd slaap of juist altijd haast.
Wat doe jij? Noem allemaal maar eens een ding op dat jij heel vaak en
graag doet: bijvoorbeeld voetballen, of dansen, of touwtje springen, of
3 van 4
3 van 4
skvr.nl/onderw
ijs
eten, of slapen. Noem eerst zelf iets en vervolgens gaat de vraag de
kring rond. Alle kinderen bedenken bij dat wat ze graag doen een
beweging. Dat mag er 1 zijn, maar als je bijvoorbeeld van dansen
houdt, mogen dat er ook best 3 of 4 achter elkaar zijn.
Spel
Zeg: "Ik ben …. en ik doe ZO". Vervolgens maakt u de beweging die
daarbij past. Bijvoorbeeld: bij dansles doet u een paar danspassen, bij
koken gooit u een pannenkoek in de lucht etc. De kinderen doen u dan
allemaal (tegelijkertijd) na, (dus inclusief de naam). Daarna is degene
links van u aan de beurt. Alle kinderen doen hem of haar weer na. Zo
gaat het de hele kring rond.
4 van 4
4 van 4
skvr.nl/onderw
ijs