Normen en richtlijnen

BIJLAGE II
Projectnaam
Meerjaren onderhoudsplan Soest
Opdrachtgever
Gemeente Soest
Projectnummer
T1113FA1
Contactpersoon
Dhr. M. Ahlers
Documentnummer
T1113FA1_20131211
Auteur(s)
Ing. B. Waninge
Datum
22 april 2014
Vrijgave
Ing. J. Ebbeng
Normen en richtlijnen
Behoefte en capaciteitsbepalingen diverse sporten
1.1
Normen en richtlijnen
Voor elke sport zijn door de bijbehorende bond richtlijnen en/of normen vastgesteld diegehanteerd
worden voor het bepalen van de capaciteit. In onderstaande paragraven zijn per sport de bestaande
normen en richtlijnen opgesomd.
1.1.1
Voetbal
1.1.1.1 Nieuwe richtlijn KNVB
Eind 2012 heeft de KNVB een nieuwe richtlijn gepresenteerd voor het bepalen van het aantal benodigde
velden en kleedkamers. Deze richtlijn is in nauwe samenwerking met de Vereniging Sport en Gemeenten
(VSG) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) tot stand gekomen.
Tot 2012 werden door de betrokken partijen afwijkende normen en richtlijnen gehanteerd. Deze
oude richtlijnen zijn komen te vervallen. De nieuwe richtlijn geldt bij een wijziging van de situatie
of het aanpassen van het aantal velden en/of kleedkamers. Voor de nieuwe richtlijn geldt dat het geen
eenzijdig besluit betreft, maar voor betreffende vereniging passend moet worden gemaakt
(maatwerk). De uitkomsten vormen de basis voor een te nemen besluit en moeten worden
getoetst aan de lokale omstandigheden en eventuele beleidsuitgangspunten van de gemeente. Het
benodigd aantal wedstrijdvelden wordt bepaald aan de hand van de omvang van de betreffende
vereniging en de tijd die benodigd is om de wedstrijden op een goede manier te kunnen inroosteren.
Voor het bepalen van het type en aantal teams per vereniging van de voetbalverenigingen is gebruik
gemaakt van www.voetbal.nl. Op deze website staan alle amateurvoetbalverenigingen van Nederland
geregistreerd en staan o.a. de wedstrijdschema’s vermeldt. Daarnaast is van elke vereniging in de
interviews het type en aantal teams opgevraagd. De gegevens uit de interviews wijken op detailniveau af
van hetgeen vermeldt staat op voetbal.nl. Omdat de website uitgaat van de geregistreerde gegevens
(KNVB), zijn deze gegevens als leidend beschouwd.
Voor de capaciteit van de overige verenigingen (sporten) zijn de gegevens gebruikt uit de interviews.
1.1.1.2 Berekening natuurgrasvelden
Voor het aantal benodigde natuurgrasvelden wordt de belastingscoëfficiënt bepaald. De
belastingscoëfficiënt wordt gehanteerd om een indicatie te kunnen geven van de schade die
ontstaat door bespeling van een grassportveld. Er is een groot verschil tussen de speelschade die
optreedt als gevolg van een seniorenwedstrijd en een pupillenwedstrijd. Een seniorenteam (normteam)
is vastgesteld op een belastingscoëfficiënt van 1,0. Aan de hand van onderzoek is bepaald welke
speelschade de overige teams veroorzaken aan grassportvelden. Hierbij een seniorenteam als
referentieniveau gehanteerd. In tabel 1 is de belastingscoëfficiënt per competitieteam weergegeven.
KYBYS |BIJAGE II|Normen en richtlijnen| Normen en richtlijnen
1
Tabel 1: belastingscoëfficiënt per competitieteam (voetbal)
Competitieteam
Belastingcoëfficiënt
Competitieteam
HEREN
Heren Senioren
A- junioren
B- junioren
C- junioren
D- pupillen
D- pupillen 9-tal
D- pupillen 7-tal
E- pupillen 9-tal
E- pupillen 7-tal
F- pupillen 7-tal
Minipupillen 4-tal
Senioren 45+
Senioren 35+
Veteranen
Belastingcoëfficiënt
DAMES
1,0
1,0
0,75
0,75
0,50
0,43
0,35
0,43
0,35
0,25
0,15
0,70
0,70
1,0
Senioren
A- junioren
B- junioren
C- junioren
C- junioren 7-tal
D- pupillen
D- pupillen 9-tal
D- pupillen 7-tal
E- pupillen 9-tal
E- pupillen 7-tal
F- pupillen 7-tal
Minipupillen 4-tal
Senioren 45+
Senioren 35+
Veteranen
G-teams
1,0
1,0
0,75
0,75
0,48
0,50
0,43
0,35
0,43
0,35
0,25
0,15
0,70
0,70
1,0
0,75
Voor natuurgraswedstrijdvelden wordt door de KNVB de volgende (cultuurtechnische) richtlijn
aangehouden: 7 normteams per wedstrijdveld op zaterdag of zondag. Voor een volledig weekend wordt
een cultuurtechnische belastingsrichtlijn van 9 normteams per wedstrijdveld aangehouden. Aanvullend
wordt op basis van het speelschema getoetst aan de benodigde bruto en netto speeltijd
(organisatorisch). Indien een vereniging de beschikking heeft over kunstgras of Wetra-velden zal in
de praktijk de organisatorische richtlijnen maatgevend zijn voor de betreffende vereniging. Tevens is er
een (advies) maximale belasting van natuur- en kunstgras wedstrijdvelden opgenomen als richtlijn.
Deze maximale belasting is in tabel 2 weergegeven. Voor de natuurgrasvelden en de WeTravelden
geldt dat de maximale bespeling wordt bepaald door de cultuurtechnische belastbaarheid, terwijl voor
de kunstgrasvelden de beschikbare tijd de beperkende factor is (uitgaande van 40 weken/jaar).
Tabel 2: maximale belasting per type veld
Type veld
Wedstrijdveld
Natuurgras
WeTra (ook stergrazo)
WeTra (grassmaster)
Kunstgras
Trainingsveld
Natuurgras
WeTra (ook stergrazo)
WeTra (grassmaster)
Kunstgras
Maximale belasting in uren
250
250
250
560*
800
150**
550**
880*
* Voor kunstgrasveld is de factor tijd de per beperkende factor. In een volledig wedstrijdweekend (zaterdag en
zondag) is het gebruikelijk dat in totaal 14 uur beschikbaar is voor wedstrijden. Uitgaande van 40 wedstrijdweken is
de maximale belasting 560 uur. Voor de maximale trainingsbelasting is uitgegaan van vijf avonden van 4 uur en de
woensdagmiddagen met 2 uur trainingen gedurende 40 weken. Opgemerkt moet worden dat in de
KYBYS |BIJAGE II|Normen en richtlijnen| Normen en richtlijnen
2
garantieverklaringen bij kunstgrasvelden tegenwoordig een maximale bespeling wordt gehanteerd van 1200 uur per
veld per jaar.
** Restcapaciteit
1.1.1.3 Indicatieve berekening benodigde trainingsvelden
De indicatieve trainingsuren worden op basis van de omvang van de vereniging berekend.
Opgemerkt moet worden dat het een indicatie betreft. In de berekening is uitgegaan van een
trainingsbelasting van 55 uur per normteam per jaar. Uitgaande van 40 weken komt dit neer op
gemiddeld 1,4 uur per week. Bij de berekening zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:


Beschikbaarheid van een kwalitatief goed, volwaardig (verlicht) trainingsveld;
Minimaal 25 spelers, twee elftallen of vier zeventallen per training per veld.
De daadwerkelijke trainingsbelasting is afhankelijk van het niveau en ambitie van de vereniging (1 e elftal
traint wellicht vaker, maar lagere elftallen wellicht minder) en lokale omstandigheden.
1.1.1.4 Richtlijn kleedkamers vanaf 1 december 2012
Aan de hand van de behoeftebepaling en het aantal benodigde wedstrijdvelden wordt aanvullend
het theoretisch benodigde aantal kleedkamers berekend. Opgemerkt moet worden dat ook het
benodigde aantal kleedkamers indicatief en afgestemd moet worden op de lokale omstandigheden. Sinds
november 2012 hanteren de KNVB/VNG en VSG gezamenlijk een nieuwe richtlijn. Deze richtlijn
dient te worden gehanteerd bij nieuwe situaties en/of bij herinrichting van sportaccommodaties. De
nieuwe richtlijn voor het bepalen van de hoeveelheid kleedkamers is afhankelijk van de samenstelling
van de betreffende vereniging. De richtlijn betreft:



Bij alleen senioren: twee kleedkamers per benodigd wedstijdveld en twee teamlockers per
kleedkamer;
Bij senioren/junioren/pupillen: twee kleedkamers per benodigd wedstrijdveld en twee
teamlockers per kleedkamer en 50% van de kleedkamers in een grotere maatvoering (24 m 2 in
plaats van 15 m 2 ).
Bij één benodigd wedstrijdveld: en senioren/junioren/pupillen: drie kleedkamers en twee
teamlockers en twee van de kleedkamers in een grotere maatvoering.
Bovenstaande richtlijn moet getoetst worden aan de lokale omstandigheden en geldt voor nieuwe
situaties of bij aanpassing of herinrichting van een sportpark. Indien een vereniging bijvoorbeeld over veel
gemengde teams beschikt, kunnen meer kleedkamers wenselijk zijn. In deze rapportage is de bestaande
situatie getoetst aan de nieuwe richtlijn.
1.1.2
Korfbal
1.1.2.1 Natuurgrasvelden
Voor het aantal benodigde natuurgrasvelden wordt de belastingscoëfficiënt bepaald. De
belastingscoëfficiënt wordt gehanteerd om een indicatie te kunnen geven van de schade die
ontstaat door bespeling van een grassportveld. Er is een groot verschil tussen de speelschade die
optreedt als gevolg van een seniorenwedstrijd en een pupillenwedstrijd. Een seniorenteam (normteam)
is vastgesteld op een belastingscoëfficiënt van 1,0. Aan de hand van onderzoek is bepaald welke
speelschade de overige teams veroorzaken aan grassportvelden. Hierbij een seniorenteam als
referentieniveau gehanteerd. In tabel 3 is de belastingscoëfficiënt per competitieteam weergegeven.
KYBYS |BIJAGE II|Normen en richtlijnen| Normen en richtlijnen
3
Tabel 3: belastingscoëfficiënt per competitieteam (korfbal)
Competitieteam
Belastingcoëfficiënt
Senioren
Junioren
Aspiranten
Pupillen en welpen
1,0
1,0
0,625
0,4
Als uitgangspunt voor de capaciteitsberekening wordt
natuurgras wedstrijdveld (afmetingen 64x49 m) per weekend.
gehanteerd:
zes normteams
per
1.1.2.2 Trainingsvelden
Voor trainingsvelden gelden de afmetingen van een speelveld, waarbij rekening moet worden gehouden
met de bespelingsschade rond de korven. Als planningsnorm wordt gehanteerd dat per drie benodigde
wedstrijdvelden, één volwaardig trainingsveld aanwezig moet zijn.
1.1.2.3 Kunstgrasvelden
Een kunstgrasveld kent geen beperking ten aanzien van de cultuurtechnische belasting. Het
inplannen van de wedstrijden en trainingen gelden als beperkende factor (organisatorisch). De
planningsnorm voor kunstgrasvelden is voor verenigingen die uitsluitend op zaterdag spelen tien
normteams per veld en voor verenigingen die op zaterdag en zondag spelen achttien normteams.
Kunstgrasvelden
worden
tevens voor trainingen gebruikt. Hiervoor geldt geen aanvullende
planningsnorm.
1.1.2.4 Kleedkamers
Het KNKV hanteert een richtlijn van minimaal vier kleedkamers per vereniging.
1.1.3
Hockey
Voor het bepalen van het aantal benodigde hockeyvelden is uitsluitend gekeken naar het aantal
benodigde kunstgrasvelden. In de gemeente Soest zijn namelijk geen natuurgras hockeyvelden
aanwezig.
1.1.3.1 Kunstgrasvelden
Voor het aantal benodigde kunstgras hockeyvelden wordt het teamequivalent bepaald. Dit equivalent
geeft het benodigd deel van een speelveld aan. In tabel 4 is het equivalent per competitieteam
weergegeven.
Tabel 4: belastingscoëfficiënt per competitieteam (korfbal)
Competitieteam
Teamequivalent
Senioren (heren/dames)
Jongens A, B, C en 11D
Meisjes A, B, C en 11D
Jongens & meisjes 8D/E
Jongens & meisjes 6E
Jongens & meisjes F
Veteranen
G-teams
1,0
1,0
1,0
0,5
0,25
0,13
1,0
0,75
Voor hockey wordt een planningsnorm aangehouden van negen normteams per kunststofwedstrijdveld
op de weekenddag dat er het meeste gebruik van wordt gemaakt. Omdat kunstgrasvelden
geen bespelingsbeperking kennen en derhalve de organisatorisch inpassing bepalend is, wordt
de trainingsbehoefte in de berekeningen buiten beschouwing gelaten.
KYBYS |BIJAGE II|Normen en richtlijnen| Normen en richtlijnen
4
1.1.3.2 Kleedkamers
De KNHB hanteert een richtlijn van minimaal twee kleedkamers per benodigd veld. Bij kunstgrasvelden
wordt aanbevolen grotere kleedkamers te realiseren (van ca. 25 m2) of twee extra kleedkamers per veld
aan te houden.
1.1.4
Honk- en softbal
1.1.4.1 Natuurgrasvelden
Zowel voor honk- als voor softbalvelden geldt dat de cultuurtechnische belasting op de met gras
begroeide delen niet maatgevend is voor de hoeveelheid af te werken wedstrijden. Dit heeft in hoofdzaak
te maken met de met gravel verharde looppaden op de speelvelden. Het inplannen van de wedstrijden en
trainingen gelden als beperkende factor (organisatorisch).
Voor honkbal moet wel rekening worden gehouden met het feit dat van de derde klasse tot en met de
hoofdklasse verlening kan plaats vinden (wedstrijdduur meer dan twee uur). Eerste- en hoofdklassen
spelen daarbij ook vaak twee wedstrijden per weekend. Een heren seniorenteam onder de eerste klasse
(normteam) is vastgesteld op een belastingscoëfficiënt van 1,0. In tabel 5 is de gebruikscoëfficiënt
bepaald voor honkbalvelden.
Tabel 5: gebruikscoëfficiënt per competitieteam (honkbal)
Competitiewedstrijd
Gebruikscoëfficiënt
Heren: Hoofd- en eerste klasse
Heren: overige senioren
Junioren topsport
Junioren
2,0
1,0
1,5
1,0
Als uitgangspunt voor de capaciteitsberekening wordt gehanteerd acht normteams per wedstrijdhonkbalveld
Voor softbal geldt eveneens dat er in de hogere klassen twee wedstrijden per weekend kunnen
plaatsvinden. Een heren seniorenteam onder de hoofdklasse (normteam) is vastgesteld op een
belastingscoëfficiënt van 1,0. In tabel 6 is de gebruikscoëfficiënt bepaald voor softbalvelden. Omdat er
ook een jeugdhonkbalteam aanwezig is, kan deze ook gebruik maken van de softbalaccommodatie.
Tabel 6: gebruikscoëfficiënt per competitieteam (softbal en jeugdhonkbal)
Competitiewedstrijd
Softbal
Dames: hoofdklasse, eerste en tweede
klasse
Heren: hoofdklasse
Aspiranten en pupillen A-klasse
Senioren regionaal
Aspiranten en pupillen regionaal
Honkbal (jeugd)
Aspiranten eerste en tweede klasse
Pupillen eerste en tweede klasse
Aspiranten en pupillen overige klassen
Peanuts en dergelijke
KYBYS |BIJAGE II|Normen en richtlijnen| Normen en richtlijnen
Gebruikscoëfficiënt
2,0
2,0
1,5
1,0
1,0
2,0
2,0
1,0
0,5
5
Als uitgangspunt voor de capaciteitsberekening wordt gehanteerd tien normteams per wedstrijdsoftbalveld. Omdat de organisatorische inpassing bepalend is, wordt de trainingsbehoefte in de
berekeningen buiten beschouwing gelaten.
1.1.4.2 Kleedkamers
Het vademecum van de Honk- en softbalbond stelt de volgende eisen aan de kleedruimten, uitgaande
van nieuwe aanleg:
Per wedstrijdveld dienen twee kleedkamers beschikbaar te zijn;
Een kleedkamer dient plaats te bieden aan 20 personen, uitgaande van een totaal oppervlak
van 25 m2 per kleedruimte.
1.1.5
Handbal
1.1.5.1 Kunstgrasvelden
Voor de kunstgras handbalvelden geldt dat deze geen (cultuurtechnische) beperking kennen aangaande
de bespelingsintensiteit. De beperkende factor voor het aantal teams per handbalveld is uitsluitend
organisatorisch van aard.
De afwerking van de wedstrijden vindt veelal plaats op de zaterdagen door de jeugdteams (tot en met de
A-jeugd) en op de zondagen door de seniorenteams. Als uitgangspunt voor de capaciteitsberekening geldt
dat op de zaterdagen (de jeugdteams) tien teams per veld gehanteerd moeten worden waarbij de E en F
teams als half team worden gerekend.
Voor de zondagen (senioren) geldt eveneens dat er een planningsnorm van tien teams per veld
gehanteerd worden.
Omdat kunstgrasvelden geen bespelingsbeperking kennen en derhalve de organisatorisch inpassing
bepalend is, wordt de trainingsbehoefte in de berekeningen buiten beschouwing gelaten.
1.1.5.2 Kleedkamers
Het NHV hanteert een richtlijn van 4 kleedkamers per speelveld. Een kleedkamer dient ten minste een
oppervlakte van 15 m2 te hebben
1.1.6
Tennis
1.1.6.1 Gravelbanen
Tennisbanen van gravel kennen geen cultuurtechnische beperking. Voor de gravelbanen geldt, net als
voor kunstgrasbanen, dat de beperkende factor organisatorisch is. De KNLTB heeft hiertoe een norm vast
gesteld van 50-70 spelers per baan. Indien een groot aantal spelers dat de banen gebruikt alleen ’s
avonds van de banen gebruik maakt kan grens van 50 spelers per baan worden aangehouden. Wanneer
een groter deel ook overdag kan spelen en/of wanneer er voldoende verlichting aanwezig is op de
tennisbanen kan een aantal van 70 respectievelijk 90 spelers per baan worden gehanteerd.
1.1.6.2 Kleedkamers
Bij tennisaccommodaties wordt gerekend met oppervlakten kleedruimten in minimaal twee aparte
kleedkamers (dames en heren). Het oppervlak aan kleedruimten hangt samen met het aantal aanwezige
tennisbannen, zoals is onderstaand is weergegeven:
Tot en met 2 banen
minimaal 6 m2 kleedruimte;
Tot en met 4 banen
minimaal 8 m2 kleedruimte;
Tot en met 7 banen
minimaal 14 m2 kleedruimte;
Tot en met 8 banen
minimaal 16 m2 kleedruimte;
1.1.7
Jeu de Boules
1.1.7.1 Jeu de boule banen
Bij een jeu de boule baan wordt als goede afmeting aangehouden 3 m. x 13 m. Een afwijkende
maatvoering is toegestaan, zolang jeu de boule goed gespeeld kan blijven worden.
KYBYS |BIJAGE II|Normen en richtlijnen| Normen en richtlijnen
6
Door NOC*NSF en de Nederlands Jeu de Boules Bond zijn de volgende richtlijnen opgesteld m.b.t. het
aantal jeu de boule banen op verenigingsniveau:
Op een baan kunnen maximaal zes boulers spelen. Voor goede trainingsactiviteiten wordt vaak met
tweetallen tegen elkaar gespeeld, zodat er vier spelers op een baan spelen;
Gemiddeld is 60% á 70% van het aantal verenigingsleden actief spelend;
Een vereniging heeft voor 75% van het actief aantal spelende leden banen nodig.
Voor de planning van het aantal jeu de boules banen kan een richtlijn/norm worden aangehouden van
één jeu de boule baan per twaalf leden.
1.1.8
Handboog schieten
1.1.8.1 Handboogbanen
De Nederlandse Handboog Bond (NHB) maakt onderscheidt in de verschillende accommodaties door deze
een status toe te kennen. Dit zijn:
A-status – Geschikt voor internationale wedstrijden en trainingen;
B-status – Boven provinciale accommodaties, geschikt voor (inter)nationale wedstrijden en trainingen;
C-status – geschikt voor regionale wedstrijden en traingingen;
D-status – middels geringe tijdelijke aanpassingen geschikt voor regionale wedstrijden en trainingen.
De afmeting van een handboogbaan:
die alleen geschikt is voor schieten op 18 m. betreft minimaal 29 m. (incl. afstand tussen schietlijn en
wachtlijn (3 m.) en de wachtruimte (8 m)). Uitgegaan wordt van 2 m2 per sporter en een maximum
van 4 sporters per baan.
die geschikt is voor schieten op 18 m. en 25 m. betreft minimaal 36 m. (incl. afstand tussen schietlijn
en wachtlijn (1 m.) en de wachtruimte (10 m)). Uitgegaan wordt van 2 m2 per sporter en een
maximum van 5 sporters per baan.
De minimale binnenhoogte bedraagt 2,80 m. De afstand van de baanassen onderling bedragen 1,0 m.
Voor officiele wedstrijden mag een minimum afstand worden gehanteerd van 0,80 m.
M.b.t. het gebruik en planning bestaan hieromtrent geen richtlijnen, m.u.v. het maximaal aantal spelers
per baan per wedstrijd, zijnde vier tot vijf spelers afhankelijk van het type wedstrijd.
1.1.8.2 Kleedruimten
Voor Handboogaccommodaties is het wenselijk dat er twee kleedruimten beschikbaar te zijn (dames en
heren). Per wedstrijdbaan dient minimaal 2 m2 kleedruimte beschikbaar te zijn.
Voor A- en B-accommodaties is bovenstaande een norm. Voor de overige accommodaties dient
bovenstaande te worden gelezen als richtlijn.
1.1.9
Atletiekbaan
Voor atletiekbanen wordt onderscheidt gemaakt in type accommodaties. Deze zijn als volgt
onderverdeelt:
A-accommodatie - Internationaal wedstrijd en training
B-accommodatie - Nationaal wedstrijden en trainingen
C- accommodatie - Overige wedstrijd en training
D- accommodatie - Training electie van disciplines
Concrete richtlijnen voor het aantal leden per type accommodatie zijn niet omschreven in een norm of
richtlijn. Wel wordt voor een ‘normaal standaard baanatletiekaccommodatie’ (kunststofbaan met zes
rondbanen en acht sprintlanen) een leden aantal tot 1000 leden als toereikend wordt beschouwd.
KYBYS |BIJAGE II|Normen en richtlijnen| Normen en richtlijnen
7
1.1.9.1 Kleedruimten
Elke aanwezige kleed- wasruimte dient minimaal 30 m2 te zijn. Voor het aantal kleedruimte wordt door
de AU per type accommodatie andere eisen gesteld. Deze zijn:
A-accommodatie - minimaal 4 st.
B-accommodatie - minimaal 4 st.
C- accommodatie - minimaal 2 tot 4 st.
D- accommodatie - minimaal 2 st.
KYBYS |BIJAGE II|Normen en richtlijnen| Normen en richtlijnen
8