De nieuwe NFA, zonder T - Jacqueline Epskamp

kwaliteiten. Stuk voor stuk waren ze zeer,
soms zelfs jaloersmakend getalenteerd.
Waarom bleef mijn agenda zich dan nog wel
vullen? Volgens mij had het een praktische
oorzaak: ik had een specialisme. Ik schreef
programma’s voor jonge kinderen, peuters
en kleuters. Hoewel ik dit een heel leuk
publiek vind was het nooit een bewuste
keuze. Ik werk (typ ik nu niet zonder trots)
al jaren voor Sesamstraat. Op basis van
mijn bijdragen aan deze kinderklassieker
kreeg ik de kans om te schrijven voor andere
jeugdprogramma’s. Ik bleek het prettig
te vinden om te werken in opdracht. Zo
ontmoette ik ook andere specialisten,
creatieve vaklui als Tingue Dongelmans,
Bas van Peijpe, Tjeerd Posthuma of de
Vlaming Jimmy Simons. Door de jaren
heen ontstond er een informele pool van
jeugdschrijvers die elkaar ook attenderen
op nieuw opdrachtwerk.
Hierdoor slaagde ik erin om een stabiele
carrière op te bouwen. Dankzij mijn werk
als ‘opdracht-matroos’ kon ik zo nu en dan
experimenteren met eigen initiatieven of
andere genres.
Tegenwoordig
draait het om
variatie: door
veel verschillende
dingen te doen
spreid je de risico’s
Was jeugddrama dan zo’n vetpot? Lang
niet altijd. Wordt een programma gemaakt
met behulp van een fonds of rechtstreeks
voor de NPO, dan is de betaling vaak goed
tot redelijk tot goed. Werken voor een
producent of een commerciële partij is
financieel vaak veel minder aantrekkelijk. De tarieven schommelen enorm, van
‘ok’ tot bedragen die nog het meest weg
hebben van een vrijwilligersvergoeding.
Maar tot vorig jaar hadden veel jeugdschrijvers één voordeel. Alle scenarioschrijvers
ontvingen kabelgelden.
Kabelmaatschappijen betaalden voor de
doorgifte van programma’s, óók voor herhalingen. Kinderprogramma’s – met name
de dagelijkse – worden over het algemeen
vaker herhaald dan regulier televisiedrama,
soms zelfs op dezelfde dag. Wie veel werk
had, ontving dus ook een redelijke vergoeding aan de achterdeur. Daardoor gingen
jeugdschrijvers soms akkoord met een
lager honorarium. Een aantal producenten
gebruikten dit gegeven zelfs in onderhandelingen: “Dat honorarium lijkt misschien
laag, maar de kabelrechten maken straks
alles weer goed”. Rechten werden salaris.
Maar nu? Sinds vorig jaar weigeren kabelmaatschappijen om nog langer rechten af te
dragen. De organisatie die de rechten voor
scenarioschrijvers beheert, de LIRA, probeert deze situatie via de rechtbank weer
recht te trekken. Dat kan naar verluidt nog
jaren duren.
Het wegvallen van de kabelgelden komt
hard aan. Veel (jeugd)scenaristen, met
name degenen die in opdracht werken,
lopen hierdoor een groot percentage van
hun jaarinkomen mis. Dit verlies is in het
huidige tijdsgewricht nauwelijks te compenseren. Honoraria voor sommige programma’s blijven al jaren op hetzelfde, vaak
lage niveau. Met omroepbezuinigingen op
komst zal deze situatie niet snel verbeteren.
De nieuwe NFA, zonder T
SCENARIO Te veel afgestudeerde scenaristen van de
filmacademie vallen tussen wal en schip. Wat moet
daar veranderen? Door Jacqueline Epskamp
Sinds 1 september 2012 heeft de filmacademie een nieuwe directeur, de voormalige televisieman Bart Römer. Een van
zijn eerste daden was het verwijderen van
de T uit de tenaamstelling van de NFTA
(Nederlandse Film - en Televisieacademie).
Het is nu officieel NFA. Nu hoeven we hem
dat niet persoonlijk aan te rekenen – hij
voerde een door één van zijn voorgangers
voorgenomen beleidsmaatregel uit – maar
het illustreert wel de eeuwige spagaat
tussen ‘kunstacademie’ en ‘beroepsopleiding’. Sinds jaar en dag gaat de
filmacademie liever voor de Kunst met
een grote K, de arthouse film, dan voor
ambachtelijkheid waarmee televisie nog
vaak geassocieerd wordt.
Voor de scenarioafdeling van de NFA houdt
dit onder meer in dat de opleiding prioriteit
geeft aan de ‘stem’ van de schrijver: het
vinden, ontwikkelen en behouden van
In tegendeel: er dreigen bij de publieke
omroep veel jeugdprogramma’s weg te
vallen. Formats worden aangepast, zodat ze
goedkoper geproduceerd kunnen worden.
Dat het kabinet zijn vizier nu verschuift in
de richting van de zzp’er is nog een extra
complicatie. Juist de mix van honoraria,
rechten en zelfstandigenaftrek maakt een
bestaan als eenpitter haalbaar.
In Nederland zijn er zo’n zestig scenarioschrijvers die regelmatig schrijven voor
de jeugd. Waarschijnlijk zullen een aantal van die collega’s het vak verlaten. Of
zij nog bij een bank of in het onderwijs
terecht kunnen is in deze tijd nog maar
de vraag. Uiteraard geldt deze problematiek grotendeels ook voor alle andere
scenarioschrijvers.
Ik besef dat een specialisatie niet langer
stabiliteit biedt. Integendeel: dat mijn
agenda (op dit moment) nog steeds gevuld
is, heeft te maken dat ik de laatste jaren
vaker andere dingen doe. Ik schrijf veel
theater, werk ook voor jongeren en
volwassenen, doe journalistiek werk.
Tegenwoordig draait het opeens om variatie: door veel verschillende dingen te
doen spreid je de risico’s. Even afkloppen,
maar ik kan nog altijd boodschappen doen.
Alleen niet meer bij die buurtsuper, want
juist die moest z’n deuren sluiten...
Marc Veerkamp is scenarioschrijver en voorzitter
van de werkgroep Jeugd van het Netwerk
Scenarioschrijvers.
autonomie, oftewel de meest individuele
expressie van het meest individuele … enz.
Voor de regie-afdeling geldt iets dergelijks,
en daardoor is sinds jaar en dag het genre
van de academische mini-arthouse film
leidend. Films buiten dit genre zijn ver in
de minderheid en worden niet aangemoedigd. Dit begint al in het toelatingsbeleid,
dat selecteert op ‘studenten die wat in hun
mars hebben’, de artistieke types. Naar
studenten die roepen een ‘vette’ film te
willen maken of (help!) ‘iets commercieels’, wordt sinds jaar en dag wat meewarig gekeken.
Film biedt een breed spectrum, maar televisie ook en tegenwoordig al helemaal. Het
is daar waar momenteel veel vernieuwing
en experiment plaatsvindt. Maar hoewel
in het curriculum alle hoeken en gaten van
de kunstzinnige film worden verkend, is
Mediafonds oktober 2013 609 – cultuur en media 23
Gouden Kalf-winnaar
One Night Stand III:
Den Helder (2008)
er weinig ruimte voor televisiedrama. In
2003, het jaar dat ik begon als (parttime)
docent, stond alleen het schrijven van een
single play van 40 minuten (later 50) op
het programma. Sindsdien is dit uitgebreid
met het klassikaal opzetten van een serie.
Verder kan de student in het vierde jaar nu
behalve voor het schrijven van een speelfilm als afstudeerwerk ook kiezen voor het
schrijven van een seriebijbel. Er zijn nog
wat korte workshops en dergelijke. Echt
veel is het niet in verhouding tot arthouse.
Die focus op de kunstzinnige film lijkt
zich voort te gaan zetten. Dat is deels zeer
positief: er komt meer aandacht voor ideeontwikkeling, zelfonderzoek et cetera. Er
is ook verbreding. Vakken als interactief
vertellen, story environment en schrijven
voor (computer)animatie hebben een
vaste plek in het curriculum gekregen. Het
Deltaplan voor talentontwikkeling biedt
goede kansen aan recent afgestudeerden
scenaristen en de scenarioafdeling speelt
daarop al een aantal jaren in door de studenten een Kortje, een One Night Stand en
een artistieke speelfilm/Oversteek te laten
schrijven om daarmee na de academie
meteen de boer op te kunnen. Zeker niet
zonder succes. Meerdere oud-studenten
ontvingen niet zelden al kort na hun afstuderen veel lof en prijzen, zoals het Gouden
Kalf voor de One Night Stand Den Helder
van Maartje Pompe van Meerdervoort
en de One Night Stand Vast van Bastiaan
Tichler. Scenaristen als Rogier de Blok
en Bastiaan Kroeger gingen voor hun
Oversteek vruchtbare samenwerkingen
aan met respectievelijk David Verbeek en
Martijn Smits. Maar slechts een enkeling
krijgt de kans het volledige Deltaplan te
volgen en niet zelden wordt het daarna
pas écht moeilijk om voet aan de grond te
krijgen. Intussen glijden er onderweg steeds
meer oud-studenten van de piramide af.
Die laten soms wanhopige geluiden horen
over zwarte gaten en de moderne varianten
daarvan. Natuurlijk hoop je als docent dat
de echt grote talenten alle kansen om zich te
ontwikkelen zullen kunnen benutten, maar
Naar studenten die
roepen een ‘vette’
film te willen
maken wordt
meewarig gekeken
de opleiding heeft ook een zekere algemene
verantwoordelijkheid, naar alle studenten.
Film bestrijkt een groot terrein. Het idee
van het weglaten van de T is dat televisiemaken een deelverzameling is van filmmaken. Maar dan moet de opleiding het
hele spectrum ook volwaardig bieden.
Voldoende aandacht voor arthouse, maar
ook voor genrefilms, grote publieksfilms,
24 609 – cultuur en media oktober 2013 Mediafonds
mainstream én progressief televisiedrama. Met te veel nadruk op arthouse
lopen te veel studenten het risico tussen
wal en schip te vallen. Het volume van de
Nederlandse arthouse film is zeer klein en
het valt niet mee om daar blijvend een plek
in te verwerven, laat staan je brood mee te
verdienen. Bovendien is de kans dat je als
scenarist van arthouse films een regisseur
vindt met wie je een geslaagde meerjarige
samenwerking aan kan gaan, minimaal.
Er is momenteel een overschot aan (aankomende) arthouse-scenaristen, en aan de
andere kant een tekort aan ‘all round’ scenaristen. Producenten zoeken zich suf naar
schrijvers die uitdagende, spraakmakende
televisieseries, telefilms, boekadaptaties,
thrillers, komedies, etc. kunnen schrijven.
Het verschil met arthouse is helemaal niet
zo groot. De hier en daar onder scenaristen
levende angst dat ‘commerciële’ producenten ‘invullers’ zouden zoeken, is ongegrond. Alle producenten willen bij voorkeur werken met zelfstandige, bevlogen,
eigenzinnige en creatieve mensen. Daar
floreert de film – met of zonder T – alleen
maar bij.
Jacqueline Epskamp is scenarioschrijver en docent
Scenario op de NFA.