kwaliteiten. Stuk voor stuk waren ze zeer, soms zelfs jaloersmakend getalenteerd. Waarom bleef mijn agenda zich dan nog wel vullen? Volgens mij had het een praktische oorzaak: ik had een specialisme. Ik schreef programma’s voor jonge kinderen, peuters en kleuters. Hoewel ik dit een heel leuk publiek vind was het nooit een bewuste keuze. Ik werk (typ ik nu niet zonder trots) al jaren voor Sesamstraat. Op basis van mijn bijdragen aan deze kinderklassieker kreeg ik de kans om te schrijven voor andere jeugdprogramma’s. Ik bleek het prettig te vinden om te werken in opdracht. Zo ontmoette ik ook andere specialisten, creatieve vaklui als Tingue Dongelmans, Bas van Peijpe, Tjeerd Posthuma of de Vlaming Jimmy Simons. Door de jaren heen ontstond er een informele pool van jeugdschrijvers die elkaar ook attenderen op nieuw opdrachtwerk. Hierdoor slaagde ik erin om een stabiele carrière op te bouwen. Dankzij mijn werk als ‘opdracht-matroos’ kon ik zo nu en dan experimenteren met eigen initiatieven of andere genres. Tegenwoordig draait het om variatie: door veel verschillende dingen te doen spreid je de risico’s Was jeugddrama dan zo’n vetpot? Lang niet altijd. Wordt een programma gemaakt met behulp van een fonds of rechtstreeks voor de NPO, dan is de betaling vaak goed tot redelijk tot goed. Werken voor een producent of een commerciële partij is financieel vaak veel minder aantrekkelijk. De tarieven schommelen enorm, van ‘ok’ tot bedragen die nog het meest weg hebben van een vrijwilligersvergoeding. Maar tot vorig jaar hadden veel jeugdschrijvers één voordeel. Alle scenarioschrijvers ontvingen kabelgelden. Kabelmaatschappijen betaalden voor de doorgifte van programma’s, óók voor herhalingen. Kinderprogramma’s – met name de dagelijkse – worden over het algemeen vaker herhaald dan regulier televisiedrama, soms zelfs op dezelfde dag. Wie veel werk had, ontving dus ook een redelijke vergoeding aan de achterdeur. Daardoor gingen jeugdschrijvers soms akkoord met een lager honorarium. Een aantal producenten gebruikten dit gegeven zelfs in onderhandelingen: “Dat honorarium lijkt misschien laag, maar de kabelrechten maken straks alles weer goed”. Rechten werden salaris. Maar nu? Sinds vorig jaar weigeren kabelmaatschappijen om nog langer rechten af te dragen. De organisatie die de rechten voor scenarioschrijvers beheert, de LIRA, probeert deze situatie via de rechtbank weer recht te trekken. Dat kan naar verluidt nog jaren duren. Het wegvallen van de kabelgelden komt hard aan. Veel (jeugd)scenaristen, met name degenen die in opdracht werken, lopen hierdoor een groot percentage van hun jaarinkomen mis. Dit verlies is in het huidige tijdsgewricht nauwelijks te compenseren. Honoraria voor sommige programma’s blijven al jaren op hetzelfde, vaak lage niveau. Met omroepbezuinigingen op komst zal deze situatie niet snel verbeteren. De nieuwe NFA, zonder T SCENARIO Te veel afgestudeerde scenaristen van de filmacademie vallen tussen wal en schip. Wat moet daar veranderen? Door Jacqueline Epskamp Sinds 1 september 2012 heeft de filmacademie een nieuwe directeur, de voormalige televisieman Bart Römer. Een van zijn eerste daden was het verwijderen van de T uit de tenaamstelling van de NFTA (Nederlandse Film - en Televisieacademie). Het is nu officieel NFA. Nu hoeven we hem dat niet persoonlijk aan te rekenen – hij voerde een door één van zijn voorgangers voorgenomen beleidsmaatregel uit – maar het illustreert wel de eeuwige spagaat tussen ‘kunstacademie’ en ‘beroepsopleiding’. Sinds jaar en dag gaat de filmacademie liever voor de Kunst met een grote K, de arthouse film, dan voor ambachtelijkheid waarmee televisie nog vaak geassocieerd wordt. Voor de scenarioafdeling van de NFA houdt dit onder meer in dat de opleiding prioriteit geeft aan de ‘stem’ van de schrijver: het vinden, ontwikkelen en behouden van In tegendeel: er dreigen bij de publieke omroep veel jeugdprogramma’s weg te vallen. Formats worden aangepast, zodat ze goedkoper geproduceerd kunnen worden. Dat het kabinet zijn vizier nu verschuift in de richting van de zzp’er is nog een extra complicatie. Juist de mix van honoraria, rechten en zelfstandigenaftrek maakt een bestaan als eenpitter haalbaar. In Nederland zijn er zo’n zestig scenarioschrijvers die regelmatig schrijven voor de jeugd. Waarschijnlijk zullen een aantal van die collega’s het vak verlaten. Of zij nog bij een bank of in het onderwijs terecht kunnen is in deze tijd nog maar de vraag. Uiteraard geldt deze problematiek grotendeels ook voor alle andere scenarioschrijvers. Ik besef dat een specialisatie niet langer stabiliteit biedt. Integendeel: dat mijn agenda (op dit moment) nog steeds gevuld is, heeft te maken dat ik de laatste jaren vaker andere dingen doe. Ik schrijf veel theater, werk ook voor jongeren en volwassenen, doe journalistiek werk. Tegenwoordig draait het opeens om variatie: door veel verschillende dingen te doen spreid je de risico’s. Even afkloppen, maar ik kan nog altijd boodschappen doen. Alleen niet meer bij die buurtsuper, want juist die moest z’n deuren sluiten... Marc Veerkamp is scenarioschrijver en voorzitter van de werkgroep Jeugd van het Netwerk Scenarioschrijvers. autonomie, oftewel de meest individuele expressie van het meest individuele … enz. Voor de regie-afdeling geldt iets dergelijks, en daardoor is sinds jaar en dag het genre van de academische mini-arthouse film leidend. Films buiten dit genre zijn ver in de minderheid en worden niet aangemoedigd. Dit begint al in het toelatingsbeleid, dat selecteert op ‘studenten die wat in hun mars hebben’, de artistieke types. Naar studenten die roepen een ‘vette’ film te willen maken of (help!) ‘iets commercieels’, wordt sinds jaar en dag wat meewarig gekeken. Film biedt een breed spectrum, maar televisie ook en tegenwoordig al helemaal. Het is daar waar momenteel veel vernieuwing en experiment plaatsvindt. Maar hoewel in het curriculum alle hoeken en gaten van de kunstzinnige film worden verkend, is Mediafonds oktober 2013 609 – cultuur en media 23 Gouden Kalf-winnaar One Night Stand III: Den Helder (2008) er weinig ruimte voor televisiedrama. In 2003, het jaar dat ik begon als (parttime) docent, stond alleen het schrijven van een single play van 40 minuten (later 50) op het programma. Sindsdien is dit uitgebreid met het klassikaal opzetten van een serie. Verder kan de student in het vierde jaar nu behalve voor het schrijven van een speelfilm als afstudeerwerk ook kiezen voor het schrijven van een seriebijbel. Er zijn nog wat korte workshops en dergelijke. Echt veel is het niet in verhouding tot arthouse. Die focus op de kunstzinnige film lijkt zich voort te gaan zetten. Dat is deels zeer positief: er komt meer aandacht voor ideeontwikkeling, zelfonderzoek et cetera. Er is ook verbreding. Vakken als interactief vertellen, story environment en schrijven voor (computer)animatie hebben een vaste plek in het curriculum gekregen. Het Deltaplan voor talentontwikkeling biedt goede kansen aan recent afgestudeerden scenaristen en de scenarioafdeling speelt daarop al een aantal jaren in door de studenten een Kortje, een One Night Stand en een artistieke speelfilm/Oversteek te laten schrijven om daarmee na de academie meteen de boer op te kunnen. Zeker niet zonder succes. Meerdere oud-studenten ontvingen niet zelden al kort na hun afstuderen veel lof en prijzen, zoals het Gouden Kalf voor de One Night Stand Den Helder van Maartje Pompe van Meerdervoort en de One Night Stand Vast van Bastiaan Tichler. Scenaristen als Rogier de Blok en Bastiaan Kroeger gingen voor hun Oversteek vruchtbare samenwerkingen aan met respectievelijk David Verbeek en Martijn Smits. Maar slechts een enkeling krijgt de kans het volledige Deltaplan te volgen en niet zelden wordt het daarna pas écht moeilijk om voet aan de grond te krijgen. Intussen glijden er onderweg steeds meer oud-studenten van de piramide af. Die laten soms wanhopige geluiden horen over zwarte gaten en de moderne varianten daarvan. Natuurlijk hoop je als docent dat de echt grote talenten alle kansen om zich te ontwikkelen zullen kunnen benutten, maar Naar studenten die roepen een ‘vette’ film te willen maken wordt meewarig gekeken de opleiding heeft ook een zekere algemene verantwoordelijkheid, naar alle studenten. Film bestrijkt een groot terrein. Het idee van het weglaten van de T is dat televisiemaken een deelverzameling is van filmmaken. Maar dan moet de opleiding het hele spectrum ook volwaardig bieden. Voldoende aandacht voor arthouse, maar ook voor genrefilms, grote publieksfilms, 24 609 – cultuur en media oktober 2013 Mediafonds mainstream én progressief televisiedrama. Met te veel nadruk op arthouse lopen te veel studenten het risico tussen wal en schip te vallen. Het volume van de Nederlandse arthouse film is zeer klein en het valt niet mee om daar blijvend een plek in te verwerven, laat staan je brood mee te verdienen. Bovendien is de kans dat je als scenarist van arthouse films een regisseur vindt met wie je een geslaagde meerjarige samenwerking aan kan gaan, minimaal. Er is momenteel een overschot aan (aankomende) arthouse-scenaristen, en aan de andere kant een tekort aan ‘all round’ scenaristen. Producenten zoeken zich suf naar schrijvers die uitdagende, spraakmakende televisieseries, telefilms, boekadaptaties, thrillers, komedies, etc. kunnen schrijven. Het verschil met arthouse is helemaal niet zo groot. De hier en daar onder scenaristen levende angst dat ‘commerciële’ producenten ‘invullers’ zouden zoeken, is ongegrond. Alle producenten willen bij voorkeur werken met zelfstandige, bevlogen, eigenzinnige en creatieve mensen. Daar floreert de film – met of zonder T – alleen maar bij. Jacqueline Epskamp is scenarioschrijver en docent Scenario op de NFA.
© Copyright 2024 ExpyDoc