Praktijknetwerken: Irrigatie als sleutel voor opbrengstverhoging Vroegtijdige slijtage gewassen door beregening Door J.A. Booij (PPO) Bijeenkomstverslag 26 Februari 2014 werd er een bijeenkomst gehouden op proefboerderij ’t Kompas. Er waren circa 15 telers uit het gebied aanwezig, ondanks het prachtige weer. Tijdens de bijeenkomst werd informatie gegeven over de meerwaarde van beregening (kennis). De resultaten uit proeven van afgelopen jaar werden besproken en de plannen voor komende zomer werden nader toegelicht. Met de suggesties en ideeën die tijdens de discussie naar voren kwamen zijn de plannen voor komend seizoen verbeterd. Presentaties: 1 Introductie met informatie over het praktijknetwerk en resultaten uit de proeven bij de heer Beuling door Klaas Wijnholds (PPO) 2 Analyse bodemprofiel bij de proeven door Jan van Berkum (Aequator) 3 Informatie over bodembevochting en het middel Transformer door Aaldrik Venhuizen (Agrifirm) 4 Vooruitblik op de plannen voor 2014 door Klaas Wijnholds (PPO) Onderstaand een kort verslag van de presentaties en de ontstane discussie. Presentaties en discussie Literatuur In de vorige bijeenkomst is toegezegd dat beschikbare literatuur over het onderwerp irrigatie op een rij zal worden gezet. Het is echter niet duidelijk op welke aspecten van irrigatie het literatuuronderzoek zich moet richten. Er zijn handboeken beschikbaar waarin alle aspecten van irrigatie aan de orde komen. PPO zal samen met deelnemers aan het netwerk tot een afbakening komen voor literatuuronderzoek over problematiek zoals die specifiek in het veenkoloniale gebied speelt. Voor de volgende bijeenkomst wordt een lijst met onderwerpen voorbereid waarover informatie uit de literatuur wordt verzameld. De informatie wordt gebruikt bij de ontwikkeling van een beslisboom voor beregening op veenkoloniale grond. In de discussie komen een aantal zaken naar voren die specifiek zijn voor beregeningsproblematiek in het gebied. David van der Schans noemt dat er in het algemeen van wordt uitgegaan dat voor elk gewas een specifiek waterverbruik efficiëntie geldt. Deze zogenaamde transpiratie coëfficiënt geeft het vochtgebruik per kg droge stof van een gewas. Onderzoek laat zien dat de waterverbruik coëfficiënt van maïs ongeveer 170 liter per kg droge stof (bovengronds) is. Bij bieten bedraagt het 220 liter per kilo droge stof (biet + loof) en bij graan 240 liter per kg droge stof (bovengronds). Bij gras is het ongeveer 300 liter per kg droge stof bovengronds (excl. zode) en luzerne 400 – 700 liter per kg droge stof bovengronds gemaaid. De enorme variatie bij luzerne wordt veroorzaakt doordat luzerne in het eerste jaar veel ondergrondse massa produceert die niet wordt meegeteld bij de droge stof productie. Beuling merkt op dat er Duitse onderzoeken zijn geweest waaruit blijkt dat er ‘luxe consumptie’ van water optreedt bij sommige gewassen. Op het perceel bij Beuling is totaal 176 mm beregend. Terwijl de aardappelopbrengst slechts 3,5 ton product/ha hoger was dan op het onberegende deel van het perceel. Bij een waterverbruik coëfficiënt voor aardappel van 300 liter per kg droge stof en een droge stofgehalte van aardappel van 20% heeft het gewas ca. 30 mm meer verdampt op het beregende deel dan op het onberegende deel. Beuling vraagt zich af of door luxe consumptie de verdamping niet veel hoger kan zijn geweest terwijl de productie is achtergebleven. Vragen die bij de waarnemingen van de velden in 2013 moeten worden beantwoord zijn: In hoeverre is de hoeveelheid beregening nodig geweest t.o.v. luxe consumptie? Wat is er met de overmaat aan water gebeurd? Hoe ziet de vochtbalans van het perceel er uit? Vocht komt bij de plantenwortels door neerslag, beregening en capillaire opstijging vanuit het grondwater. Het water verdwijnt uit de bewortelde bodemlagen door verdamping van water vanaf het vochtige grondoppervlak en oppervlakkige afstroming bij een groot neerslag overschot, opname door de plant (transpiratie en verdamping), wegzijging van overmaat aan water naar het grondwater (en afvoer via de drains) Onder zeer warme omstandigheden met temperaturen van meer dan 30˚C gaat het gewas extra verdampen om extra te koelen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Postbus 430, 8200 AK Lelystad Contact: [email protected] T +31 (0)320 291218 www.wageningenur.nl/ppo Dit project is mogelijk gemaakt door de EU en het Ministerie van Economische zaken. Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland Initiatiefnemers (namens een groep Veenkoloniale akkerbouwers): Akkerbouwbedrijf Tolner (Grolloo), Mts. Hoekman (Odoorner-veen), en Akkerbouwbedrijf Speelman (1e Exloermond) 2013 was niet echt een droog jaar. Uit de bodemkartering bleek dat op de proefplots bij Beuling de capillaire opstijging vanuit de ondergrond (grondwaterstand van 1.30 m onder maaiveld) naar de bouwvoor voldoende is om aan de vraag van het gewas (verdamping) te kunnen voldoen. Vroegtijdige Slijtage Vroegtijdige slijtage is waargenomen op percelen die gedeeltelijk werden beregend. Het gewas op het beregende deel van het perceel takelde aan het einde van het groeiseizoen harder af dan op het onberegende deel. De oorzaak van het eerder versleten raken van het gewas zou een beregeningseffect zijn. In de literatuur is vroegtijdige slijtage niet als zodanig benoemd. Ook is het fenomeen onbekend bij ervaring met beregening in andere gebieden. In 2013 had het gewas bij Beuling meer loof op het beregende deel dan op het onberegende deel. Op het droge deel stond minder loof. Er was geen verschil in het tijdstip van afsterving tussen het beregende en onberegende plot. “vroegtijdige slijtage trad in 2013 niet op. Om na te gaan wat er precies gebeurd bij vroegtijdige slijtage is het nodig gewassen op de beregende en onberegende delen van het perceel zo gauw met beregenen wordt begonnen te monitoren. Zowel vochtgehalte in de grond als de concentratie van nutriënten in het loof en de loofmassa moeten regelmatig worden gemeten. Alleen op deze manier kan er een verklaring worden gevonden voor het ontstaan van slijtage. Water-afstotendheid bodem Als zandgrond droog is, neemt het moeilijk water op. Het water rolt over de grond naar lage plekken, verzamelt zich daar en zakt langzaam weg. Als gevolg hiervan blijven sommige plekken droog en is er op andere plekken een overmaat aan water dat wegzijgt en naar het grondwater zakt. Hierdoor is er voor een deel van de planten ondanks beregening toch onvoldoende vocht beschikbaar. Een ander gevolg van droogte is de slechtere benutting en verlies van nutriënten. In droge zones in de bouwvoor kunnen voedingsstoffen niet worden opgenomen met als gevolg verlies van opbrengst en kwaliteit van gewassen In de ideale situatie infiltreert het water in de bodem op de plek waar het valt, zodat er overal evenveel bodemvocht beschikbaar is voor opname door het gewas. Dit is op zandpercelen niet het geval. Voornamelijk delen in de aardappelrug blijven droog ondanks beregening. Transformer Transformer Is van natuurlijke producten gemaakt: citrusschillen en uitvloeiers. Het is een milieuvriendelijk product. Het werkt als een oppervlakte actieve stof (uitvloeier) en zorgt ervoor dat water sneller in de grond trekt. Hierdoor infiltreert beregeningswater in de bodem op de plek waar het terechtkomt en wordt oppervlakkige afstroming beperkt. Vragen bij het product zijn: Wat is de werking van het middel in combinatie met bodemherbiciden?( --> onderzoeken) Op een filmpje is duidelijk te zien dat water op behandelde grond sneller wordt opgenomen dan op onbehandelde grond. In het algemeen zien we dat bij beregening (of regenbui) op een droge grond de rug het vocht langs de stengel loodrecht naar beneden stroomt. Tussen stengels/planten is het droog. Het middel transformer, een bevochtiger, zorgt voor bredere waaier van vocht. Mogelijke toepassing van transformer: Bij druppelirrigatie op ruggen. Door bij de loofdoding water mee te geven wordt voorkomen dat de bodem waterafstotend wordt. Dit heeft als voordeel dat water beter door de bodem kan draineren, het perceel daardoor minder nat is in het najaar en er meer rooibare dagen beschikbaar zijn. Middel met de pivot meegeven (bemesting eventueel ook) of met de veldspuit of waterkanon. Transformer verbruik: 10L/ha dosering op matig tot sterk waterafstotende gronden. Op zeer sterk waterafstotende gronden 5L/ha extra. Werking van het middel is ca. 4 maanden. Proefplannen De proeven van vorig jaar bij Beuling herhalen, echter nu op meerdere plekken/percelen verspreid over het gebied. Bijvoorbeeld bij Hoekman en Beuling (aardappelen, verschillende gronden). Bartelds heeft graan onder een pivot. Proeven wel en niet beregenen, wel en geen transformer (ook in overleg met Agrifirm). Wederom waarnemingen doen d.m.v. bladmonitoring en door meten van vochtgehalte van de bodem: meten met Dacom sensor, hoe betrouwbaar is de Dacom sensor? Betrouwbaarheid van de sensor wordt voornamelijk bepaald door de locatie van de sensor.(in de rug, in het spoor, tussen de planten of direct naast de plant, etc.). En gaan we sturen op de gegevens van de Dacom-sensor (beslissingsondersteunend systeem) of bepalen we zelf het moment van beregening? Voorstel om bodemvocht op verschillende dieptes op een betrouwbaarder manier te bepalen: grond drogen in een droogstoof of magnetron. Eerst moeten de kosten voor aanleg van verschillende proeven/demo’s zichtbaar gemaakt worden/ begroot, voordat we keuzes maken voor 2014. Ideaal zou een proefaanleg zijn voor meerdere jaren bij verschillende gewassen (suikerbiet, graan en aardappel), financiering voor vinden! Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Postbus 430, 8200 AK Lelystad Contact: [email protected] T +31 (0)320 291218 www.wageningenur.nl/ppo Dit project is mogelijk gemaakt door de EU en het Ministerie van Economische zaken. Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland Initiatiefnemers (namens een groep Veenkoloniale akkerbouwers): Akkerbouwbedrijf Tolner (Grolloo), Mts. Hoekman (Odoorner-veen), en Akkerbouwbedrijf Speelman (1e Exloermond)
© Copyright 2024 ExpyDoc