Naar de vragen en antwoorden

VRAGEN EN ANTWOORDEN JEUGDZORG
Jeugdhulp
VRAAG: Hoe wordt vanaf 2015 de zorg voor mijn kind geregeld?
ANTWOORD: In plaats van de provincies, zorgverzekeraars en het Rijk krijgen vanaf 2015 de
gemeenten geld om de zorg voor jeugdigen te regelen. Hiervoor maken gemeenten afspraken met
zorgaanbieders. De gemeente Bunnik gaat niet zelf de zorg uitvoeren, maar dit wordt uitgevoerd door
(semi-) professionals.
VRAAG: Krijgt mijn kind vanaf 1 januari 2015 dezelfde zorg die het nu krijgt?
ANTWOORD: Als uw kind een zorgtraject heeft dat doorloopt na 31 december 2014, dan kan uw kind
dit traject blijven volgen. Hiervoor zijn afspraken gemaakt met zorgaanbieders.
VRAAG: Heb ik straks een keuze uit het zorgaanbod? Of bepaalt de gemeente dat?
ANTWOORD: Er zal altijd sprake zijn van een bepaalde mate van keuzevrijheid. Dat kan per zorgvorm
en gemeente wel verschillen.
VRAAG: Wordt er straks met beide ouders samengewerkt? Wordt er straks naar het kind
geluisterd?
ANTWOORD: Ja. Als het mogelijk is dan wordt met beide ouders samengewerkt als zij betrokken zijn
bij de opvoeding van het kind. Het uitgangspunt van de gemeente is te praten mét u - en indien
mogelijk uw kind - in plaats van te praten óver u.
VRAAG: Wordt er straks naar het kind geluisterd?
ANTWOORD: Ja. We willen uw kind zien en horen, want alleen dan kan er passende ondersteuning of
hulp worden geboden. Ook hierbij is het uitgangspunt van de gemeente om te praten mét u - en indien
mogelijk uw kind - in plaats van te praten óver u.
VRAAG: Waar kan ik terecht met vragen over jeugdzorg?
ANTWOORD: U kunt vanaf 1 januari 2015 met al uw vragen terecht bij uw lokale team. Als u vragen
heeft over uw huidige zorgaanbod dan kunt u terecht bij de hulpverlener of de instelling waarmee u
contact heeft.
Gemeente
VRAAG: Waarom gaat jeugdzorg naar de gemeente?
ANTWOORD: Ouders en kinderen hebben soms ondersteuning nodig bij opvoeden en opgroeien en
kunnen hiervoor terecht bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het CJG valt al jaren onder de
verantwoordelijkheid van de gemeente, net als de preventieve taken van de jeugdgezondheidszorg,
zoals het bezoek aan het consultatiebureau en de schoolarts. Maar soms is voor een gezin meer hulp
nodig, bijvoorbeeld bij een kind met ernstige gedragsproblemen. Vanaf 1 januari 2015 worden ook de
zwaardere vormen van zorg voor jeugd door de gemeente georganiseerd. Dat staat in de nieuwe
Jeugdwet. De gemeente wordt dan verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp, inclusief
specialistische hulp zoals geestelijke gezondheidszorg voor jeugd, hulp voor jeugd met een
verstandelijke beperking en crisisopvang. De jeugdhulp wordt door professionals uitgevoerd, de
gemeente koopt deze zorg in of neemt professionals in dienst.
VRAAG: Wat wordt straks de rol van het college van Burgemeester en Wethouders?
ANTWOORD: Het gemeentebestuur wordt verantwoordelijk voor de veiligheid van kinderen in hun
gemeente. Gemeenten zullen in een calamiteitenprotocol opnemen hoe omgegaan moet worden met
een mogelijke crisissituatie.
Privacy
VRAAG: Wanneer jeugdzorgtaken overgaan naar gemeenten, is mijn privacy wel voldoende
gewaarborgd?
ANTWOORD: Privacybescherming is niet in het geding bij de overgang van jeugd-GGZ taken naar de
gemeente.
Buiten de behandelaar, kan niemand een dossier inzien, zolang de ouders hiervoor geen
nadrukkelijke toestemming hebben gegeven. Zolang dat niet het geval is, blijft het dossier gesloten
voor derden.
Pleegzorg
VRAAG: Hoe wordt pleegzorg straks geregeld?
ANTWOORD: Er zijn verschillende soorten pleegzorg, zoals vakantiepleegzorg, weekendpleegzorg,
dagpleegzorg, pleegzorg in crisissituaties en pleegzorg voor langere tijd. Voor pleegzorg is altijd een
indicatie van Bureau Jeugdzorg nodig. Eigen familie en bekenden kunnen een kind ook opgevangen;
dit heet netwerkpleegzorg.
VRAAG: Hoe is het nu geregeld en door welke partijen?
ANTWOORD: Na de indicatie van Bureau Jeugdzorg gaat de pleegzorgaanbieder op zoek naar een
pleeggezin. Is dat gevonden, dan komt er een contract met de pleegouders waarin afspraken staan
over de opvoeding en de verzorging van het kind. Daarvoor krijgen pleegouders een pleegvergoeding.
VRAAG: Wat vraagt dit van de gemeente per 1 januari 2015?
ANTWOORD: Met de komst van de nieuwe Jeugdwet worden de gemeenten verantwoordelijk voor
alle vormen van jeugdhulp, waaronder de pleegzorg. Vanaf dat moment zullen de gemeenten zorg
gaan dragen voor de uitvoering van pleegzorg.
De veranderingen in de jeugdhulp brengen met zich mee dat gemeenten een zorgplicht hebben: de
jeugdhulpplicht. Voor de pleegzorg betekent deze jeugdhulpplicht dat de gemeenten verantwoordelijk
zijn voor een toereikend en passend aanbod van pleegzorg.
Crisis
VRAAG: Wat moet ik doen in een crisissituatie?
ANTWOORD: In geval van crisis kunt u per 1 januari 2015 contact opnemen met het AMHK
(algemeen meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld). Het AMHK biedt crisisinterventie voor
jeugd, volwassenen en bij tijdelijke huisverboden.
Regionaal Topteam
VRAAG: Wat is een regionaal topteam?
ANTWOORD: Een regionaal topteam is een team van specialisten met uiteenlopende expertise, dat
de lokale gebiedsteams ondersteunt bij het stellen van diagnoses en de toeleiding naar de juiste
behandeling bij jeugdproblematiek. We doen dit regionaal, omdat het topteam expertise heeft die, o.a.
gezien de kosten, niet in de lokale gebiedsteams ingebed kan worden.
VRAAG: Welke professionals zitten er in een regionaal topteam?
ANTWOORD: Op dit moment wordt gedacht aan de volgende expertise die deel moet uitmaken van
het regionaal topteam.
- Opgroei- en opvoedingsproblemen
- Psychische problemen en stoornissen
- Opvoedingssituaties waardoor jeugdigen mogelijk in hun ontwikkeling worden bedreigd
- Somatische aandoeningen
- Lichamelijke of verstandelijke beperkingen
- Aanvullende expertise rondom het jonge kind (0-7 jaar)
Qua professionele bezetting kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een gedragswetenschapper, een
kinderpsycholoog en een jeugdarts
VRAAG: Hoe kan ik contact opnemen met het regionaal topteam?
ANTWOORD: Dat is nu nog niet bekend. Taken en de werkwijze worden werkende weg duidelijk.
Deze worden door het topteam met ondersteuning van de kerngroep uitgewerkt in een protocol van
handelen.
SAVE
VRAAG: Wat is SAVE?
ANTWOORD: SAVE heeft tot doel de huidige taken van Bureau Jeugdzorg Utrecht op het gebied van
drang en dwang (namelijk het AMK, Spoedeisende Zorg, onderzoek van zorgmeldingen,
jeugdbescherming en jeugdreclassering) door te ontwikkelen. Dit alles gericht op de nieuwe rol van
Bureau Jeugdzorg Utrecht per 2015. Binnen SAVE werken de William Schrikker Groep, de Raad voor
de Kinderbescherming Midden Nederland en Bureau Jeugdzorg Utrecht samen. Ook wordt er nauw
samengewerkt met de Eigen Kracht Centrale. SAVE staat voor SAmenwerken aan VEiligheid.
VRAAG: Wat is een SAVEteam?
ANTWOORD: Een SAVEteam is een team dat speciaal is opgeleid voor het bewaken van de
veiligheid van het kind. Het SAVEteam sluit aan bij het gebiedsteam vanuit veiligheidsperspectief,
maar alleen daar waar nodig. Een gebiedsteam kan langdurig betrokken zijn bij een gezin, maar een
SAVEteam niet. Een SAVEteam sluit tijdelijk aan en zo kort mogelijk.
VRAAG: Welke professionals zitten er in een SAVEteam?
ANTWOORD: Een SAVEteam wordt aangevoerd door een gedragswetenschapper. Verder zijn alle
disciplines (uit vrijwillig kader, jeugdbescherming en reclassering) in het SAVEteam vertegenwoordigd.
De medewerkers van het team zijn allemaal all round opgeleid, speciaal gericht op het bewaken van
de veiligheid van het kind.
VRAAG: Hoe werkt SAVE?
ANTWOORD: De werkwijze van SAVE is gericht op oplossingsgericht samenwerken in de buurt.
Daarom werkt een SAVEteam nauw samen met de lokale gebiedsteams. Zo wordt sneller en beter
gereageerd, wanneer de veiligheid van een kind wordt bedreigd of wanneer een kind het criminele
pad op gaat. Als een gebiedsteam vragen of zorgen heeft over de veiligheid van een kind, kan het
SAVEteam ingeschakeld worden voor advies. Een SAVE- medewerker kan ook mee gaan naar een
gezin om aan te geven wat de bodemeisen van veiligheid in de specifieke gezinssituatie zijn en hoe
de veiligheid kan worden geborgd zonder dat het hoeft te komen tot het opleggen van een maatregel.
Een SAVEteam neemt een casus niet over, maar het sluit aan bij het lokale gebiedsteam. Daardoor
blijft de regie en besluitvorming bij de jeugdige, het gezin en het netwerk liggen. Een SAVEteam doet
wat nodig is, met zo min mogelijk professionals. Het team doet wat werkt, vanuit professionele ruimte
met zo licht mogelijke hulp. Doordat de zorg door minder professionals wordt uitgevoerd, is de zorg
niet alleen overzichtelijker en beter voor het gezin maar wordt jeugdbescherming ook efficiënter
uitgevoerd. Een SAVEteam biedt hulp op maat: nooit zwaarder, langer of intensiever dan nodig is.
VRAAG: Hoe kan ik contact opnemen met het SAVEteam?
ANTWOORD: Contact opnemen met het SAVEteam kan via het lokale gebiedsteam.
ZZp-ers/vrijgevestigde professionals
VRAAG: Hoe ziet het inkoopproces door gemeenten ten aanzien van ZZp’ers en
vrijgevestigden eruit?
ANTWOORD: De komende maanden zullen gemeenten afspraken gaan maken ten aanzien van de
inkoop van de zorg. De inkoop van het zorgaanbod van vrijgevestigden zal, in ieder geval voor 2015,
regionaal worden gefaciliteerd. Vrijgevestigden kunnen, net als andere zorgaanbieders, deelnemen
aan het inkoopproces. Hiervoor worden op regionaal niveau vertegenwoordigers van aanbieders
uitgenodigd, ook van vrijgevestigden. Wij raden u daarom aan om u op lokaal en regionaal niveau te
verenigen, zodat u ook een stem kunt hebben in het inkoopproces.
Evidence based hulp
VRAAG: Klopt het dat er vanuit het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) een beweging gaande is
om alleen evidence based-hulp aan te bieden. Is die beweging idd gaande binnen het NJI?
Wanneer is hulp evidence based? Wat zijn de voorwaarden?
ANTWOORD: Het NJi biedt uiteraard geen hulp aan, maar geeft vanuit haar expertise wel advies over
de best mogelijke hulp aan zorginstellingen en gemeenten. Deze best mogelijke hulp is bij voorkeur
evidence-based. Evidence-based wil zeggen dat het om hulp gaat die bestaat uit een optimale mix
van
1. wetenschappelijke kennis over wat werkzaam is bij een bepaald probleem,
2. deskundigheid en ervaring van de praktijkwerker over wat werkzaam is bij een bepaald probleem
of bij ouders/kinderen
3. voorkeuren, wensen en ervaringsdeskundigheid van ouders en kinderen.
Het NJi adviseert om alle hulp zoveel mogelijk te laten bestaan uit een optimale mix van deze drie
onderdelen. Bij sommige problemen is er al veel kennis vanuit wetenschappelijk onderzoek over wat
het beste werkt. Bij andere problemen is er nog veel minder kennis. De mix kan er daarom
verschillend uitzien, maar bevat altijd alle drie de elementen.
Een hulpverlener die evidence-based werkt, benut wetenschappelijke kennis, zijn eigen kennis en die
van de cliënt om zo de best mogelijke hulp te verlenen. Bovendien onderzoekt een dergelijke
hulpverlener of zijn hulp leidt tot de beoogde resultaten en stelt zijn hulp waar nodig bij.
De reden dat het NJi dit adviseert is, omdat we vinden dat ouders en kinderen recht hebben op de
best mogelijke zorg (op basis van de mix van 3) en dat het belangrijk is dat zorg zo (kosten-)effectief
mogelijk wordt uitgevoerd. Zo weten we bijvoorbeeld dat bij evidence-based opvoedondersteuning de
hulp weliswaar niet tot betere resultaten leidt dan bij een niet-evidencebased variant, maar dat het wel
goedkoper is, omdat er minder sessies nodig zijn. Dit is niet alleen belangrijk voor de financier, maar
ook voor ouders en kinderen, omdat de hulp daarmee minder belastend voor hen is.
VRAAG: Wat betekent dit voor zorgorganisaties? Wat betekent dit voor zzp-ers?
ANTWOORD: Op de Databank Effectieve Jeugdinterventies kunnen zorgorganisaties en zzp-ers
interventies vinden waarvan op basis van onderzoek is aangetoond dat zij effectief of veelbelovend
zijn, of waarvan in ieder geval is aangetoond dat ze effectief zouden kunnen zijn op basis van theorie
(dan moet het onderzoek nog plaatsvinden).
Daarnaast heeft het NJi kennis over wat werkt in de zorg verzameld.
VRAAG: Zorgorganisaties, gemeenten en zzp-ers kunnen deze informatie benutten om de best
mogelijke zorg te verlenen aan ouders en kinderen. Betekent dit dat gemeenten kunnen
verlangen van zorgorganisaties en zzp-ers dat hun hulp alleen nog maar kan bestaan uit
interventies in de Databank Effectieve Jeugdinterventies?
ANTWOORD: Het antwoord hierop is ‘Nee’.
Ten eerste zijn niet voor alle problemen interventies opgenomen variërend van preventie tot lichte of
zelfs intensieve hulp. Dit betekent dat er vanuit de praktijk initiatieven zijn ontwikkeld om invulling te
geven aan deze zorg.
Ten tweede is het belangrijk om je te realiseren dat er steeds nieuwe inzichten komen vanuit
onderzoek of vanuit de praktijk. Evidencebased werken is daarom niet statisch maar betekent een
voortdurende doorontwikkeling van zorg. Er moet dan ook ruimte voor nieuwe initiatieven zijn.
Het is in beide gevallen wel belangrijk om zorgorganisaties en zzp-ers te stimuleren te beschrijven wat
ze doen en te onderzoeken of wat ze doen effectief is en bij voorkeur zelfs effectiever dan wat in het
verleden of door anderen wordt gedaan.